Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de actuele stand van zaken inzake ongewenste buitenlandse inmenging en beïnvloeding
30 821 Nationale Veiligheid
Nr. 258 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken
en de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, over de actuele stand van zaken over het beleid inzake ongewenste buitenlandse
inmenging en beïnvloeding.
Voor een overzicht van de stand van zaken van het kabinetsbeleid over ongewenste buitenlandse
inmenging (OBI) verwijs ik u naar de Kamerbrief van 17 oktober jl.1 Die brief definieert het huidige kabinetsbeleid aan de hand van vijf actielijnen.
Daarnaast wordt in die brief ingegaan op de ongewenste invloed die statelijke actoren
kunnen uitoefenen op het informele onderwijs in Nederland en wordt de laatste stand
van zaken weergegeven rond de aanpak van ongewenste buitenlandse financiering. In
aanvulling vindt u hieronder de laatste stand van zaken.
Stand van zaken
Voorafgaand aan het commissiedebat buitenlandse inmenging en beïnvloeding op 6 februari
aanstaande, vind ik het allereerst belangrijk om te benoemen dat statelijke inmenging
een verzamelnaam is voor allerlei manieren waarop buitenlandse overheden zich proberen
te bemoeien met of te mengen in de gang van zaken in Nederland. Onder statelijke inmenging
valt elke activiteit die de democratische rechtsorde ondermijnt en die wordt ondernomen
door een buitenlandse overheid of proxy namens een buitenlandse overheid. Het gaat
om een breed palet aan activiteiten van andere landen, gericht tegen verschillende
soorten doelwitten, zoals overheidsinstanties, media en wetenschappelijke instituties,
maar ook individuen zoals politici, bestuurders, journalisten en andere burgers.2
Het kabinet vindt alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging (of: statelijke
inmenging) volstrekt onacceptabel. Burgers in Nederland moeten in vrijheid kunnen
leven en hun eigen keuzes maken, zonder door autoriteiten van derde landen in die
keuzes te worden beperkt. Sinds 2018 hanteert het kabinet een integrale aanpak om
dit tegen te gaan. Tijdens het commissiedebat op 6 februari aanstaande staat deze
aanpak centraal. Specifiek spreken we over ongewenste inmenging en beïnvloeding vanuit
het buitenland gericht tegen personen en organisaties die deel uitmaken van in Nederland
verblijvende diasporagemeenschappen. Op 17 oktober jl. hebben de AIVD en NCTV een
fenomeenanalyse hierover gepubliceerd.3
Daarnaast staat in zowel het hoofdlijnenakkoord als regeerprogramma dat het kabinet
werkt aan wettelijk toezicht op informeel onderwijs om daarin de ruimte voor onwenselijke
en excessieve elementen te beperken.4 De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft uw Kamer per
brief op 12 november jl. geïnformeerd over de start van de internetconsultatie van
het conceptwetsvoorstel rondom toezicht op informeel onderwijs.5 Op dit moment worden de reacties van de internetconsultatie, die tot en met 7 januari
jl. liep, verwerkt. Ook heeft mijn collega uw Kamer op 21 januari jl. per brief geïnformeerd
over hoe andere landen met dit vraagstuk omgaan.6 Conform de toezegging aan het Lid Paternotte (D66) wordt in deze brief het beleid
rondom informeel onderwijs in een aantal specifieke landen, waaronder Frankrijk, Duitsland
en Denemarken, uitgelicht. Uiteraard kent elk land zijn eigen stelsel en juridische
kaders. Ondanks deze verschillen wordt de zorg van ondemocratische invloeden binnen
het informeel onderwijs gedeeld. Landen werken daarom aan beleid of een vorm van toezicht,
passend bij hun specifieke context.
Ook gaat het kabinet onwenselijke beïnvloeding vanuit het buitenland tegen met een
wetsvoorstel dat ongewenste buitenlandse financiering van onder meer Nederlandse verengingen,
stichtingen, kerkgenootschappen of informele organisaties tegengaat.7 Het wetsvoorstel transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties
(Wtmo) is hierop gericht. Naar verwachting zal de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel
voorafgaand aan het commissiedebat «buitenlandse inmenging en beïnvloeding» van 6 februari
plaatsvinden.
Recente ontwikkelingen in landen om ons heen laten zien dat statelijke actoren het
vertrouwen in de democratische rechtsstaat in toenemende mate proberen te ondermijnen.
Op verzoek van uw Kamer heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV), uw Kamer op 14 januari
jl. geïnformeerd over maatregelen tegen ongewenste buitenlandse beïnvloeding in onze
democratie.8
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft, in het kader van
het weerbaarheidsspoor van de OBI-aanpak, onderzoek laten uitvoeren naar de beschermende-
en risicofactoren ten aanzien van verschillende vormen van diasporabeleid. Dit onderzoek
is uitgevoerd door Labyrinth Onderzoek & Advies (met medewerking van Verwey-Jonker
instituut). Namens mijn collega van SZW is het rapport als bijlage meegestuurd. Daarnaast
heeft SZW contact met verschillende gemeenschappen. Het Ministerie van SZW gaat zorgvuldig
om met organisaties waarmee het contact heeft, in het bijzonder wanneer er gesproken
wordt over maatschappelijke spanningen of zorgen als gevolg van ongewenste buitenlandse
inmenging. In dit kader wordt binnenkort een vertrouwelijk stuk ter inzage aangeboden
aan uw Kamer. Om veiligheidsredenen is openbaarmaking hiervan niet wenselijk.
Ook heeft Instituut Clingendael eind vorig jaar het tweede deel van het onderzoek
naar het Turks diasporabeleid gepubliceerd. Dit onderzoek bouwt voort op het eerste
deel en kijkt nader naar het Turkse diasporabeleid in Nederland en de impact op de
Turks-Nederlandse gemeenschappen.9 Momenteel wordt nog gewerkt aan een appreciatie op de onderzoeksresultaten en aanbevelingen,
deze wordt binnenkort met uw Kamer gedeeld.
Ten slotte verwijs ik graag naar de Kamerbrief van 6 december 2024 over de aanpak
om de maatschappijbrede weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen te verhogen.
In deze brief staat hoe onder meer bepaalde statelijke actoren in toenemende mate
de nationale veiligheidsbelangen van het Koninkrijk bedreigen met bijvoorbeeld hybride
aanvallen, zoals cyberoperaties, spionage en sabotage. En wat het kabinet aan extra
stappen wil zetten om de weerbaarheid van onze maatschappij te verhogen tegen deze
vormen van statelijke inmenging of (heimelijke) beïnvloeding in het huidige geopolitieke
klimaat. Hierover is een debat met uw Kamer voorzien op 10 april aanstaande. Tevens
wordt – conform het regeerprogramma – de huidige aanpak tegen statelijke dreigingen,
waaronder inmenging en (heimelijke) beïnvloeding, doorontwikkeld.10
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid