Brief regering : Onderzoeksrapport ''Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO-III)''
28 973 Toekomst veehouderij
Nr. 259 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN LANDBOUW, VISSERIJ,
VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2025
Hierbij informeren wij u over de uitkomsten van een langlopend onderzoek «Veehouderij
en gezondheid omwonenden» (VGO-III) uitgevoerd door het RIVM in samenwerking met UU-IRAS,
NIVEL en WUR1. Over de voortgang van het onderzoek is uw Kamer tussentijds geïnformeerd.2, 3 Het onderzoek is nu afgerond en het eindrapport wordt met deze brief aan uw Kamer
verstuurd en het wordt op de website van het RIVM gepubliceerd (https://www.rivm.nl/publicaties/VGO-III). Dit rapport omvat een actualisatie van de epidemiologische studies naar het verhoogd
risico op longontstekingen bij mensen die in de buurt wonen van geitenhouderijen.
Verder is in verschillende studies uitgebreid onderzoek verricht naar de mogelijke
oorzaak van longontstekingen in de buurt van geitenhouderijen.
Aanleiding voor het onderzoek en huidig beleid
Eerdere epidemiologische studies (IVG en VGO I-II, van 2007–2013) lieten onder meer
zien dat longontsteking meer voorkwam in Noord-Brabant en Limburg met een hoge dichtheid
aan veehouderij dan in gebieden met een lage dichtheid aan veehouderij. Er werd een
verband gevonden tussen longontsteking en wonen binnen 2 kilometer van een geitenhouderij.
Dit was aanleiding voor het starten van het VGO-III-onderzoek naar geitenhouderijen.
Daarbij speelde ook het oordeel van de Gezondheidsraad in 20184 een rol, dat concludeerde dat het VGO-onderzoek en andere internationale onderzoeken
(sterke) aanwijzingen opleverden over de gezondheidsrisico’s rond veehouderijen, maar
dat de gegevensbasis te beperkt was om van algemeen aanvaarde inzichten te kunnen
spreken.
Sinds het verschijnen van de eerste onderzoeken heeft het merendeel van de provincies
uit voorzorg een moratorium ingesteld in afwachting van verder onderzoek naar het
verband en de oorzaak van het verhoogd risico op longontstekingen in de buurt van
geitenhouderijen. Dat betekent dat er in deze provincies (9) een verbod geldt op nieuwvestiging
(en uitbreiding) van geitenhouderijen. De precieze invulling van het moratorium verschilt
per provincie.
VGO-III onderzoek
Het doel van het VGO-III onderzoek was om een bredere kennisbasis te verkrijgen over
het verband tussen longontsteking en wonen in de buurt van geitenhouderijen. Tevens
was een doel van het VGO-III onderzoek om een oorzakelijk verband aan te tonen teneinde
de mogelijke oorzaak van de longontsteking te achterhalen. In VGO-III is ook gekeken
naar de mogelijke associatie tussen longontstekingen en het wonen in de buurt van
pluimveehouderijen. De onderzoeksresultaten ondersteunen deze eerder waargenomen associatie
niet.
Voor beantwoording van de eerste vraag zijn de eerder uitgevoerde analyses van huisartsengegevens
geactualiseerd en behalve in Noord-Brabant en Limburg, ook uitgevoerd in andere provincies
(in Utrecht, Gelderland, en Overijssel). Deze studies omvatten grote populaties huisartsenpatiënten
(meer dan 150.000) over meerdere jaren.
Het onderzoek naar de mogelijke oorzaak bestond uit verschillende deelstudies: naar
de ziekteverwekkers bij patiënten met een longontsteking, omwonenden van geitenhouderijen
en geitenhouders. Daarnaast is er naar bedrijfskenmerken gekeken en onderzocht welke
mogelijke ziekteverwekkers zich waar en wanneer bij bedrijven bevinden. Tot slot zijn
er metingen in de buitenlucht gedaan. In de patiëntenstudie waarin gezocht is naar
de specifieke oorzaak van de longontstekingen zijn in totaal 108 patiënten geïncludeerd
in plaats van de beoogde 600–800. Dat betekent dat er minder gegevens zijn verzameld
over de precieze ziekteverwekker dan vooraf werd beoogd. Oorzaak hiervoor was de COVID-19-pandemie.
Kern onderzoeksresultaten VGO-III
De epidemiologische studies die in VGO-III zijn uitgevoerd, ondersteunen een continue
associatie tussen het vaker voorkomen van longontsteking en het wonen in veehouderij-dichte
gebieden. In VGO-III is opnieuw een verhoogd risico op longontsteking bij omwonenden
binnen een straal van 2 km van geitenhouderijen gevonden, zowel in de reeds eerder
onderzochte provincies Noord-Brabant en Limburg, als in Gelderland, Utrecht en Overijssel.
Daarmee is een consistent, aantoonbaar verband gevonden – onderzoekers gebruiken zowel
de term verband als associatie – in 11 opeenvolgende jaren tussen het wonen in de
nabijheid van een geitenhouderij en een verhoogd risico op het oplopen van een longontsteking.
Dit effect blijkt niet maand- of seizoensgebonden, maar is het hele jaar door aanwezig.
Het verband is daarmee aangetoond. De specifieke oorzaak voor het verhoogde risico
op longonsteking voor mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen is
niet gevonden. Het onderzoek naar de oorzaak heeft een lijst van kandidaat-ziekteverwekkers
opgeleverd die voorkomen op geitenhouderijen, die zich kunnen verspreiden via de lucht
naar omwonenden en bij deze mensen mogelijk longontsteking kunnen veroorzaken. Het
betreft een selectie van 23 verschillende (soorten) bacteriën waarvan bekend is dat
ze bij mensen een longontsteking kunnen veroorzaken en bij geitenbedrijven in de stallucht
voorkomen. Daarnaast komen deze bacteriën voor bij patiënten, omwonenden, geitenhouders
en/of in de buitenlucht rondom deze bedrijven. Veel van de bacteriën in de stallucht
zijn afkomstig uit de stalmest en het strooisel waar de geiten in de stal op lopen.
Van een deel van de bacteriën in de lucht was niet te achterhalen van welke bron dit
afkomstig was. De onderzoekers geven aan dat, ondanks dat er een robuuste continue
associatie is gevonden tussen longontstekingen en het wonen in de nabijheid van geitenhouderijen,
de gehanteerde methode van resultaten-synthese geen oorzakelijk verband aantoont,
ook niet voor de hoogst geprioriteerde micro-organismen. In het rapport wordt namelijk
aangegeven dat het moeilijk te bewijzen is dat de longontstekingen bij mensen rondom
geitenhouderijen direct worden veroorzaakt door de bacteriën uit de geitenstallen.
Wel zijn de gevonden bacteriën een mogelijke verklaring voor het feit dat de longontstekingen
vaker voorkomen. Dat komt doordat ze zowel bij mensen, in de geitenstallen als in
de omgeving zijn gevonden.
Er is ook gekeken naar andere mogelijke oorzaken. Dat virussen, schimmels of blootstelling
aan niet-infectieuze verontreiniging van de lucht (fijnstof of endotoxinen) de oorzaak
zouden zijn voor de longontstekingen, is onwaarschijnlijk, zo blijkt uit het onderzoek.
Effect op gezondheid
Er is een verhoogde kans5 op longontsteking voor omwonenden binnen een straal van 2 km van geitenbedrijven
gevonden ten opzichte van mensen die verder van een geitenbedrijf wonen. Hoe dichter
de mensen bij de geitenhouderij wonen, hoe duidelijker het effect.
De onderzoekers hebben op verzoek berekend dat dit betekent dat onder de ca. 1,5 miljoen
mensen die wonen binnen een straal van 2 km van geitenhouderijen naar schatting 1.200–6.600
extra longontstekingen per jaar voorkomen. Geschat wordt, op basis van voor Nederland
bekende cijfers over longontstekingen, dat dit resulteert in ongeveer 100–600 extra
ziekenhuisopnamen en 20–100 extra sterfgevallen per jaar.
Duiding en vervolgproces
De gezondheidsrisico’s die uit het VGO-III rapport blijken, nemen we heel serieus.
Voor het nemen van een besluit over een vervolgaanpak is verdere duiding nodig van
het gezondheidseffect. Daarom vragen we de Gezondheidsraad (GR) om advies hierover6. Tegelijk met het verzenden van deze brief wordt de adviesvraag aan de Gezondheidsraad
voorgelegd. De adviesvraag is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Op basis van de resultaten van VGO-III en het advies van de Gezondheidsraad gaan wij
ons beraden op verdere stappen. Hierbij zullen we in de komende periode nauw samen
optrekken met andere relevante betrokken partijen, zoals we dat ook in de afgelopen
jaren hebben gedaan rondom het lopende onderzoek. Allereerst met de mede-overheden,
vanwege hun rol als bevoegd gezag in het ruimtelijk beleid en mede met het oog op
de door de provincies ingestelde moratoria. Het komen tot een goed bestuurlijk proces
en zo mogelijk bestuurlijke afspraken vinden we van bijzonder belang. Hierbij doen
we een appèl op de provincies om de moratoria vooralsnog te handhaven totdat het Gezondheidsraadadvies
gereed is. Ook relevante partijen zoals LTO, de GGD-en het Longfonds zullen wij in
de komende periode bij het vervolgproces betrekken.
Het Gezondheidsraadadvies verwachten wij eind van dit jaar. Op basis daarvan zullen
wij uw Kamer informeren over het vervolg.
Tot slot
We realiseren ons dat uw Kamer deze brief en het onderzoeksrapport pas kort voor het
Commissiedebat Zoönosen en Dierziekten van 6 februari ontvangt. Graag beantwoorden
we in dit commissiedebat uw eerste vragen. Mocht u diepgaander op het onderzoek en
de resultaten willen ingaan, dan bieden wij u graag een technische briefing aan.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Agema
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Indieners
-
Indiener
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur