Brief regering : Banenafspraak bij de overheid
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 336
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2025
Tijdens het commissiedebat Participatiewet van 16 januari jl. heeft een aantal leden
van uw Kamer vragen gesteld over de banenafspraak bij de overheid. In deze brief beantwoord
ik deze vragen en zoals toegezegd kunnen we hier nader over spreken tijdens de wetsbehandeling
vereenvoudiging banenafspraak.
Uw vragen waren met name gericht op de uitvoering van de banenafspraak bij de overheid.
Waarom haalt de overheid de doelstelling niet? En welke maatregelen worden daarbij
genomen om het aantal banen bij de overheid te bevorderen? Op deze aspecten ga ik
in deze brief achtereenvolgens in. Tot slot ga ik in deze brief kort in op de cao
aan de slag.
Allereerst wil ik benadrukken dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft bij het realiseren
van banen voor mensen met een arbeidsbeperking. De Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (BZK) zet zich als coördinerend bewindspersoon voor de overheid
ervoor in dat de overheid banen blijft realiseren voor mensen die tot de doelgroep
banenafspraak behoren en informeert u periodiek over de stand van zaken. Op 13 december
20241 heeft de Minister van BZK uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de verschillende
overheidssectoren en het Rijk. Ik blijf hierover in gesprek met de Minister van BZK,
juist vanwege onze voorbeeldfunctie. Ik stuur u deze brief dan ook mede namens de
Minister van BZK.
Doelstelling overheidssectoren en reflectie op behaalde resultaten
De overheid heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan het realiseren van zoveel mogelijk
banen voor mensen die tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Deze inspanningen
hebben geleid tot extra banen en een gestage toename van het aantal vaste dienstverbanden
dat de overheid de afgelopen jaren heeft gerealiseerd. Vanuit het Rijk zijn bijvoorbeeld
meer dan duizend banen via Binnenwerk2 gerealiseerd. Deze banen zijn onder andere op het gebied van gebouwassistentie, archiefbewerking
en bos- en natuurbeheer (in samenwerking met Staatsbosbeheer) gerealiseerd.
Er zijn verschillende overheidssectoren die veel banen realiseren. Bijvoorbeeld binnen
gemeenten (realisatie: 120 procent), provincies (realisatie: 86 procent) en het Rijk
(realisatie: 80 procent). Gemeenten hebben t/m 2023 ruim 6.300 banen gerealiseerd
en zijn daarmee koploper binnen de overheidssectoren. Bij deze spreek ik mijn waardering
uit voor alle gemeenten die veel mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben.
De overheid blijft ondanks deze waardevolle inspanningen vanaf het begin van de banenafspraak
achter bij het realiseren van het aantal banen dat is afgesproken. Uw Kamer heeft
mij gevraagd om hierop te reflecteren. De overheid heeft een voorbeeldfunctie en is
verantwoordelijk voor het realiseren van de aantallen. Dat is en blijft zo. Ik betreur
daarom dat het nog niet is gelukt. Hierover blijf ik in gesprek met de Minister van
BZK als coördinerend bewindspersoon. Tegelijkertijd is er ook een aantal redenen aan
te wijzen waarom de resultaten bij de overheid achterblijven. Zo zijn er diverse knelpunten,
die per organisatie binnen de overheid verschillen.
Een belangrijk knelpunt is de aard van de werkzaamheden en de wettelijke eisen waaraan
personeel dient te voldoen. Bijvoorbeeld binnen het onderwijs moet het overgrote deel
van het personeel over een lesbevoegdheid beschikken. Mensen uit de doelgroep banenafspraak
zijn doorgaans niet lesbevoegd. Uit de laatste cijfers3 die door de Minister van BZK naar uw Kamer zijn verzonden blijkt dat het primair
onderwijs slechts 22% van de doelstelling gerealiseerd heeft. Maar als het quotumpercentage
voor de overheid in het primair onderwijs alleen zou worden toegepast op de ondersteunende
functies (waar geen lesbevoegdheid voor nodig is) dan zou 83% van de doelstelling
zijn gerealiseerd.
Binnen het Rijk zijn er daarnaast verschillende werkprocessen waar plaatsingen zelden
mogelijk zijn, omdat de specifieke werkomstandigheden dit nauwelijks toelaten. Bijvoorbeeld
bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, waar medewerkers te maken hebben met veiligheidsrisico’s
in de omgang met gedetineerden. Daarnaast zijn er binnen de overheid veel kennisgedreven
werkzaamheden en is het creëren van banen met meer praktische werkzaamheden een uitdaging,
ook omdat deze werkzaamheden veelal zijn uitbesteed aan de markt. Hoewel er nog veel
mensen binnen de banenafspraak niet aan het werk zijn zien we dat de kwaliteiten en
talenten van deze mensen niet altijd goed aansluiten bij de beschikbare banen. Toch
is het bij het Rijk gelukt om in 2023 ruim 80 procent van de doelstelling te realiseren.
Een forse verbetering ten opzichte van eerdere jaren. Hier is door alle departementen
hard aan gewerkt. Ik zie graag dat deze stijgende trend zich doorzet. Daarom blijf
ik in gesprek met mijn collega’s in het kabinet om te zorgen dat dit percentage nog
verder omhoog gaat.
De afgelopen jaren zijn er veel banen gerealiseerd in de samenwerking tussen de markt-
en overheidssector. Door middel van gerichte inkoop en SROI-verplichtingen worden
veel banen gerealiseerd binnen de banenafspraak. Deze banen worden gefinancierd door
de overheid maar tellen mee bij de markt vanwege het huidige onderscheid tussen markt
en overheid binnen de banenafspraak. Onderzoek wijst uit dat het hier gaat om een
substantieel aantal banen4.
Door het onderscheid tussen markt en overheid op te heffen kunnen er naar verwachting
nog meer banen worden gerealiseerd binnen deze samenwerking. Het gaat er niet meer
om wáár iemand werkt maar dát iemand werkt. Dat meer mensen met een arbeidsbeperking
aan het werk zijn en gaan is tenslotte het overkoepelende doel van de banenafspraak.
Dit laat onverlet dat de overheid ook verantwoordelijk blijft voor het zelf in dienst
nemen van voldoende mensen uit de doelgroep banenafspraak. Daarom is een van de maatregelen
in het wetsvoorstel banenafspraak om het onderscheid tussen markt en overheid op te
heffen. Het kabinet blijft ook na het opheffen van het onderscheid apart monitoren
voor beide sectoren. Nadrukkelijk betekent opheffing niet dat de overheid de inzet
of ambities terugschroeft. Ik ga graag met Uw Kamer in gesprek over het opheffen van
het onderscheid.
Tot slot, is de afgesproken doelstelling voor de overheid ambitieuzer dan voor de
markt: de overheidssector is goed voor minder dan 15 procent van het totaal aantal
verloonde uren in Nederland en neemt 20 procent van het totale target voor haar rekening
(namelijk 25.000 van de 125.000). Als we kijken naar het aandeel werkgevers dat mensen
met een arbeidsbeperking in dienst heeft dan blijkt uit het SCP-rapport5 dat van de ondervraagde werkgevers bij de overheid 58,8 procent mensen met een arbeidsbeperking
in dienst heeft. Voor alle ondervraagde werkgevers is dit percentage 18,3 procent.
Ondanks de genoemde uitdagingen moet en blijft de overheid zich inzetten voor het
realiseren van extra banen voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren.
Daarom ga ik hierna in op een aantal maatregelen.
Maatregelen overheidssectoren
Door de onderlinge verschillen tussen sectoren en organisaties binnen de overheid
is het uitdagend om één set aan maatregelen voor te schrijven die de banenafspraak
bij de overheid verder gaat brengen. Daarom worden per sector binnen de overheid verschillende
maatregelen ingezet om meer banen te realiseren voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak
behoren.
Een voorbeeld hiervan is de inzet voor de sector Rijk. Jaarlijks wordt u door de Minister
van BZK geïnformeerd over de voortgang van de banenafspraak bij de sector Rijk. De
laatste brief dateert van 13 december 20246. Om een extra impuls te geven aan de Banenafspraak binnen het Rijk, zijn eind 2022
aanvullend twee maatregelen aangekondigd. Dit gaat om centrale financiering en het
opbouwen van een Netwerkorganisatie met focus op Social Return. In 2023 is bij een
aantal ministeries gebleken dat door met een centraal budget te werken, het realiseren
van banen verder op gang kan worden gebracht. De centrale financieringsconstructie
houdt namelijk in dat organisatieonderdelen van een ministerie naar rato van hun eigen
opgave een bijdrage leveren aan een centrale financiering binnen het eigen ministerie.
Het voordeel hiervan is dat de middelen geoormerkt zijn en op een centrale plek efficiënt
kan worden gekeken waar nog banen gerealiseerd kunnen worden vanuit het centrale budget.
Bovendien kunnen organisatieonderdelen die relatief minder mogelijkheden hebben om
in de eigen organisatie banen te realiseren zo ook bijdragen aan de centrale opgave.
Ook de Netwerkorganisatie is inmiddels van start gegaan. De rijksoverheid heeft jaarlijks
namelijk minimaal 130 miljoen aan Social Return-verplichtingen uitstaan bij leveranciers.
Het doel is om met een gebundelde leveranciersaanpak de impact te vergroten als het
gaat om de maatschappelijke opgave om de afstand tot de arbeidsmarkt voor onder andere
mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren te verkleinen.
In de voortgangsbrief Banenafspraak Rijk7 is eind 2023 een hernieuwde focus voor de banenafspraak binnen het Rijk aangekondigd.
De hernieuwde focus ziet toe op drie thema’s. Ten eerste gaat het om het inrichten
van een adequate begeleidingsstructuur voor mensen uit de doelgroep banenafspraak
die aan de slag gaan bij de overheid. Dit onder meer door het breder aanstellen van
interne jobcoaches. Ten tweede bestaat de hernieuwde focus uit het inventariseren
van kansrijke domeinen in samenwerking met Binnenwerk. Dit door onder andere intensief
gesprekken te voeren met grote overheidswerkgevers om te komen tot werkzaamheden die
op grote schaal door Binnenwerk kunnen worden uitgevoerd. Tot slot betreft de hernieuwde
focus het aanscherpen van de kwaliteit en duurzaamheid van de gerealiseerde banen.
Zoals afgesproken in het bestuurlijk akkoord in 2019 benoemen de overheidssectoren
jaarlijks in hun werkagenda’s concrete acties en plannen om banen te realiseren voor
de doelgroep banenafspraak. Recente maatregelen zijn bijvoorbeeld een routekaart voor
het primair onderwijs, het opnemen van de inzet en voortgang op de banenafspraak in
de jaarverslagen in het primair en voorgezet onderwijs, het delen van ervaringen en
goede voorbeelden tussen sectoren via dossierhoudersoverleggen, en de bestuurlijke
gesprekken die afgelopen jaar hebben plaatsgevonden met alle overheidssectoren.
De Minister van BZK is op dit moment bezig met het organiseren van een bestuurlijke
bijeenkomst met alle overheidssectoren om het belang van de banenafspraak opnieuw
onder de aandacht te brengen, goede voorbeelden te delen en zo nieuwe energie te creëren
voor het realiseren van meer banen. Deze bijeenkomst zal naar verwachting nog voor
de zomer plaatsvinden.
Cao aan de Slag
Hoewel het Rijk geen onderdeel is van de cao onderhandelingen, volg ik het proces
aandachtig. De afgelopen periode heb ik daarom regelmatig overleg gevoerd met de VNG
en Cedris over ontwikkelingen rondom de cao.
Voor zover bij mij bekend, zijn de cao-partijen nog met elkaar in gesprek over de
toekomst van de cao Aan de slag. In mijn rol voer ik daarnaast gesprekken met de VNG
over de bredere financiering van beschut werk. Deze besprekingen gaan niet alleen
over de cao Aan de slag, maar ook over de andere factoren die van invloed zijn op
de betaalbaarheid van beschut werk. Uiteraard zal ik uw Kamer wanneer van toepassing
informeren.
Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat werk ontzettend belangrijk is. Juist ook
voor mensen met een arbeidsbeperking. De opgave voor de komende tijd is groot, maar
met vereende inzet van alle partijen ben ik ervan overtuigd dat er nog meer banen
voor mensen met een arbeidsbeperking worden gerealiseerd. Het wetsvoorstel banenafspraak
waar wij volgende week over zullen spreken is een eerste stap in het verbeteren van
de banenafspraak. Tegelijkertijd werk ik met alle betrokken partijen aan een toekomstvisie
voor de banenafspraak waar we de meer fundamentele vraagstukken voor de banenafspraak
behandelen. Ik informeer u hier voor de zomer verder over.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid