Brief regering : Beleidsreactie op onderzoek naar controle van digitale gegevensdragers
29 270 Reclasseringsbeleid
Nr. 160
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2025
Hierbij bied ik u het bijgevoegde onderzoeksrapport aan inzake controle van digitale
gegevensdragers en mijn reactie hierop. Dit onderzoek is in opdracht van het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Datacentrum (WODC) uitgevoerd door Hooghiemstra & Partners, Pro Facto,
en de Rijksuniversiteit Groningen.
Achtergrond
In zaken waarin sprake is geweest van het downloaden van materiaal van seksuele uitbuiting
van kinderen, wordt in een groeiend aantal gevallen1 een controle van digitale gegevensdragers2 als bijzondere voorwaarde opgelegd. In het verleden werd de reclassering bij het
controleren van digitale gegevensdragers ondersteund door de politie. Een (digitaal)
specialist van de politie ging dan mee op huisbezoek en controleerde gegevensdragers
met een softwareprogramma.3 De afspraak tussen politie en reclassering was dat maximaal 50 controles per jaar
zouden plaatsvinden. In de afgelopen jaren ontstonden toenemende uitvoeringsproblemen
en juridische bezwaren bij de betrokken partijen over de uitvoering van de controles.
In de zomer van 2023 zag de politie weinig tot geen ruimte meer om deze bijstand nog
te verlenen, en sindsdien voert de politie geen controles op digitale gegevensdragers
meer uit binnen het reclasseringstoezicht. Hierover is uw Kamer geïnformeerd bij brief
van 9 februari 20244. Medio 2024 is de reclassering gestart met een eigen controle van digitale gegevensdragers,
waarbij beoogd wordt de controle op een manier uit te voeren die recht doet aan de
bedoeling van de bijzondere voorwaarde en die past binnen de doelstelling van het
toezicht en de taak van de reclassering.
Bevindingen onderzoek
Naar aanleiding van de gesignaleerde knelpunten en wensen tot verbetering, is besloten
in opdracht van het WODC een onderzoek uit te laten voeren om de oude werkwijze (die
tot medio 2023 gold) te evalueren, en te bekijken hoe de controles in de toekomst
het beste kunnen worden vormgegeven.
In het onderzoeksrapport wordt aangegeven dat de risicogerichte selectie die in het
kader van de oude werkwijze werd gehanteerd ertoe leidde dat slechts de groep gecontroleerd
werd die hoogstwaarschijnlijk opnieuw een strafbaar feit had gepleegd. Volgens de
onderzoekers zou een brede benadering beter passen bij het doel en de essentie van
de bijzondere voorwaarde. Dus een werkwijze waarbij alle cliënten aan wie de bijzondere
voorwaarde is opgelegd worden gecontroleerd, ongeacht of er (sterke) signalen zijn
dat de cliënt de fout is ingegaan. Hiervoor zullen volgens de onderzoekers de nodige
capaciteit en middelen moeten worden vrijgemaakt.
De wijze waarop het softwareprogramma bij de oude werkwijze werd ingezet is volgens
de onderzoekers minder geschikt voor de taak van de reclassering. Er werd gebruik
gemaakt van de mogelijkheid van een softwareprogramma om afbeeldingen op gegevensdragers
te vergelijken met een database van uit eerder politieonderzoek bekende versleutelde
bestanden van seksuele uitbuiting van kinderen, en daarmee lag de focus op opsporing
van strafbaar materiaal. Dit levert spanning op met de taak van de reclassering. Tevens
zette de oude werkwijze de werkalliantie5 tussen de reclasseringswerker en de cliënt onder druk. Deze mogelijkheid van het
softwareprogramma kan daarom beter worden uitgeschakeld, volgens de onderzoekers.
De controle zou zich wat hen betreft moeten richten op risicovol gedrag en gedragsverandering
van de cliënten die de bijzondere voorwaarde hebben opgelegd gekregen. Gelet op het
feit dat een handmatige controle een veel grotere inbreuk oplevert op de persoonlijke
levenssfeer van de cliënt, moet de controle door middel van een geautomatiseerd softwareprogramma
plaatsvinden.
De onderzoekers concluderen dat de controle een ingrijpende maatregel is die een inbreuk
maakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de cliënt.
Dit omdat het softwareprogramma grote hoeveelheden en potentieel zeer gevoelige gegevens
verwerkt, waaronder soms bijzondere categorieën van persoonsgegevens. Het verdient
daarom voorkeur om voor een dergelijke inbreuk een specifieke rechtsgrondslag op te
nemen in een wet in formele zin. De wet biedt op dit moment een meer algemene grondslag
voor het controleren van digitale gegevensdragers.
De onderzoekers hebben beoordeeld of er bij de oude werkwijze sprake was van schending
van het nemo tenetur-beginsel. Dit betreft het recht van een verdachte om niet mee
te hoeven werken aan diens eigen veroordeling. De onderzoekers concludeerden dat dit
beginsel met deze werkwijze niet werd geschonden.
De onderzoekers hebben ook de mogelijkheden beoordeeld tot uitbreiding van deze controle
naar andere online delicten. Zij bevelen aan de reclassering de ruimte te geven om
de komende jaren de controle van digitale gegevensdragers bij de huidige doelgroep
te monitoren en te evalueren. Als uit evaluatie blijkt dat de controle goed verloopt,
voldoende capaciteit kan worden vrijgemaakt om de controle toe te passen bij een ander
online delict, en de uitbreiding voor het type delict werkbaar en effectief wordt
geacht, kunnen afspraken worden gemaakt met de ketenpartners over uitbreiding van
de controles naar andere delicten.
Reactie op aanbevelingen
De aanbevelingen uit het onderzoek sluiten aan bij de wijze waarop de reclassering
nu zelf de controle van gegevensdragers aan het inrichten is.
Het gaat om een nieuwe werkwijze die nog in ontwikkeling is. Ik zal dit proces de
komende periode zorgvuldig monitoren. Op dit moment is er nog sprake van een tijdelijke
werkwijze om eerste ervaringen op te doen met het zelf (zonder bijstand van de politie)
controleren van gegevensdragers. In de loop van 2025 verwacht de reclassering een
structurele controle uitgewerkt te hebben. Conform de aanbeveling uit het onderzoek
zal deze controle gericht zijn op signalen van risicovol online gedrag. De software
die door de reclassering wordt gebruikt kan zoeken in de mappenstructuur, browsergeschiedenis
en de lokale archieven op bepaalde woorden. Ook kan worden beoordeeld of betrokkene
probeert om het eigen gedrag op internet te verhullen, bijvoorbeeld door een TOR browser
te gebruiken. Wanneer er risicovol gedrag wordt geconstateerd gaat de reclassering
hierover het gesprek aan met betrokkene. Wordt er ook een daadwerkelijke overtreding
van bijzondere voorwaarden geconstateerd, dan brengt de reclassering – via het CJIB
– een advies uit aan het OM. Het OM besluit (bij een voorwaardelijke straf) vervolgens
of een vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel wordt ingediend
bij de rechter.
Indien er uit de controle informatie naar voren komt die wijzen op acuut gevaar, treedt
de reclassering altijd in contact met de politie.
De ambitie is om bij alle toezichten waarin sprake is van deze bijzondere voorwaarden
een tot drie maal per jaar een controle op de naleving ervan te kunnen uitvoeren.
Hiervoor zijn ook middelen beschikbaar. Deze frequentie acht ik in principe een verbetering
ten opzichte van de voormalige werkwijze waarbij de politie slechts steekproefsgewijs
optrad. Wanneer het voorstel van de reclassering voor een toekomstbestendige controle
van gegevensdragers gereed zal zijn (naar verwachting medio dit jaar) zal ik beoordelen
of hiermee de door de rechter opgelegde bijzondere voorwaarden afdoende kunnen worden
gecontroleerd.
Zoals ook uit de in het onderzoek genoemde jurisprudentie naar voren komt, is de controle
van digitale gegevensdragers binnen de kaders van de huidige wet- en regelgeving mogelijk.
Zodra helder is hoe de structurele controle er uiteindelijk uit zal komen te zien,
zal worden bekeken op welke wijze het beste opvolging kan worden gegeven aan de aanbeveling
om een specifieke rechtsgrondslag voor de controle van gegevensdragers in een wet
in formele zin op te nemen.
Met de onderzoekers constateer ik dat er ook op andere terreinen uitdagingen liggen
waar het gaat om het houden van toezicht op online gedrag, bijvoorbeeld ten aanzien
van extremisme en terrorisme. Ik ben voornemens actief de mogelijkheden te blijven
verkennen in hoeverre de uitbreiding naar andere online delicten op termijn mogelijk
zal zijn.
Tot slot
Ik heb er vertrouwen in dat met de waardevolle aanbevelingen uit dit onderzoek een
goede controle van digitale gegevensdragers zal kunnen worden vormgegeven die helpt
om gedragsverandering te bewerkstelligen bij daders van online seksueel kindermisbruik
en recidive van deze vreselijke misdrijven te voorkomen. Dit onderwerp gaat mij zeer
aan het hart. Seksuele uitbuiting van kinderen is volstrekt onacceptabel en moet maximaal
worden bestreden. Daar zal ik mij hard voor maken, daar kunt u van op aan.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
I. Coenradie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid