Brief regering : Afbakening doelgroep wetsvoorstel screening kennisveiligheid
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1175
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2025
In de voortgangsbrief kennisveiligheid van 24 oktober jl.1 heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de uitkomsten van de adviezen
van het College voor de Rechten van de Mens en de Landsadvocaat inzake de doelgroepafbakening
van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid. Met deze brief geef ik daar, mede
namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Minister van Economische
Zaken (EZ), gevolg aan.
Voor het wetsvoorstel screening kennisveiligheid was het voornemen om onderzoekers
en (master)studenten uit derde landen2 te screenen voorafgaand aan en met het oog op een verblijfsrechtelijke procedure. Deze doelgroep leek proportioneel en doelmatig
in het licht van dreigingsanalyses.3 Echter, de voornoemde adviezen geven aanleiding om dit voornemen te herzien. Ik licht
dit hieronder toe. Kort gezegd, het maken van een onderscheid op basis van nationaliteit
kan niet worden toegepast om de doelgroep van de screening af te bakenen.
Aanleiding
Vanuit het oogpunt van het voorkomen van discriminatie en het borgen van rechtszekerheid,
rechtsgelijkheid en voorspelbaarheid is het noodzakelijk dat de juridische houdbaarheid
van de voorgenomen doelgroepafbakening boven alle twijfel is verheven. Duidelijkheid
hierover is nodig voordat ik het wetsvoorstel ga publiceren voor openbare (internet)consultatie.
Mijn ambtsvoorganger heeft daarom aan het College voor de Rechten van de Mens (hierna:
het College) advies gevraagd over de voorgenomen doelgroepafbakening. Dit advies gaf
niet op alle elementen, specifiek ten aanzien van de uitleg van het Unierecht, volledig
uitsluitsel. Daarom heb ik besloten om over die elementen nader advies te vragen aan
de Landsadvocaat. Inmiddels heb ik het advies van de Landsadvocaat ontvangen en bestudeerd.
In deze brief zet ik uiteen wat er uit deze adviezen volgt en wat hiervan de gevolgen
zijn voor het wetsvoorstel screening kennisveiligheid.
Adviezen
Leidend in de screening kennisveiligheid is een naar risico’s gedifferentieerde aanpak,
onder meer gebaseerd op het dreigingsbeeld statelijke actoren (DBSA I en II). De voorgenomen
doelgroep van het wetsvoorstel bestond uit derdelanders, in dit geval onderzoekers
en (master)studenten, die voornemens zijn om op grond van de nationale regelgeving
gebaseerd op het Unierecht4 een verblijfsvergunning met het doel onderzoek of studie aan te vragen. Omdat op
grond van het Unierecht en de verblijfsrechtelijke procedure onderscheid wordt gemaakt
tussen Unieburgers en derdelanders die naar Nederland willen komen voor het doen van
onderzoek of om te studeren, heb ik aan het College de vraag voorgelegd of hierom
het discriminatieverbod niet van toepassing is en dus het onderscheid tussen Unieburgers
en derdelanders niet gerechtvaardigd hoeft te worden.
Het College heeft in het advies – kort gezegd – aangegeven te twijfelen of het Unie-
en vreemdelingenrecht een basis biedt voor de voorgestelde screening voorafgaand aan en met het oog op de verblijfsrechtelijke procedure. De Landsadvocaat trekt in de second opinion dezelfde conclusie. Het advies biedt daarmee de gewenste duidelijkheid over de juridische
houdbaarheid van de voorgenomen doelgroepafbakening. Na zorgvuldige bestudering van
het advies van de Landsadvocaat ben ik, samen met de Minister van JenV, tot de conclusie
gekomen dat de voorgenomen doelgroepafbakening juridisch gezien te kwetsbaar is, en
daarom niet kan worden doorgezet in deze vorm. De risicogerichte aanpak gaat hiermee
niet verloren. Deze verplaatst zich naar het screeningsproces zelf. In de systematiek
van risicobeoordelingen vindt straks differentiatie plaats op basis van risicofactoren
die voor kennisveiligheid zullen worden vastgesteld. Bij de uitvoering wordt het non-discriminatiebeginsel
in acht genomen.
Gevolgen voor het wetsvoorstel screening kennisveiligheid
De adviezen van het College en de Landsadvocaat hebben ertoe geleid dat ik de voorgenomen
keuze over de doelgroepafbakening moet herzien. Mijn nieuwe voornemen is om de doelgroep
aan te passen naar het screenen van onderzoekers en (master)studenten die toegang
kunnen krijgen tot sensitieve kennis of technologie op een Nederlandse kennisinstelling,
ongeacht nationaliteit of verblijfsrecht.
Met deze variant wordt geen onderscheid meer gemaakt op basis van nationaliteit of
verblijfsrecht. Hiermee bestaat niet langer het risico op (indirecte) discriminatie.
Ook worden hiermee risico’s voor de nationale veiligheid door omzeiling van de screeningsplicht
verminderd, doordat alle onderzoekers en (master)studenten, waaronder Unieburgers
en Nederlanders, onder de doelgroep komen te vallen. Het is dan bijvoorbeeld niet
meer mogelijk dat personen binnenkomen via een andere EU-lidstaat en vervolgens in
Nederland ongecontroleerd toegang krijgen tot sensitieve kennis of technologie bij
Nederlandse kennisinstellingen.
Tegelijkertijd zorgt de meer risicogerichte afbakening van sensitieve technologieën
ervoor dat niet meer automatisch hele vakgroepen en afdelingen onder de reikwijdte
van het wetsvoorstel gaan vallen, maar dit bijvoorbeeld op het niveau van projecten
en onderzoekslijnen bepaald kan worden.
Deze aanpassingen hebben gevolgen voor de uitvoeringsopgave. Daarom breng ik de komende
periode samen met de beoogd uitvoerder Justis en met het kennisveld de consequenties
voor de uitvoeringsopgave in kaart, om de administratieve lasten zo beperkt mogelijk
te kunnen houden. Ik heb hierbij bijzondere aandacht voor de effectiviteit, de proportionaliteit
en de uitvoerbaarheid. Eventuele financiële gevolgen van de aanpassing worden de komende
tijd in kaart gebracht en verwerkt in het wetsvoorstel en bij Voorjaarsnota 2025 conform
de begrotingsregels ingepast op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap.
De uitkomsten van de adviezen van het College en de Landsadvocaat worden de komende
periode verwerkt in het wetsvoorstel. Ik streef echter nog steeds, zoals ook eerder
aan uw Kamer medegedeeld, naar het publiceren van het wetsvoorstel voor de openbare
consultatie in de eerste helft van 2025.5 Daarbij zal ik ook de adviezen van het College en van de Landsadvocaat openbaar maken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.