Brief regering : Kabinetsreactie op ABN AMRO-rapport 'Onbeperkt potentieel voor flexibele werkgevers'
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 331
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2025
Het kabinet streeft naar een arbeidsmarkt waar iedereen de kans krijgt mee te doen.
Het is daarom onverteerbaar dat er nog te veel mensen met een beperking aan de kant
staan. Iedereen verdient een plek op de arbeidsmarkt. Zowel voor mensen met een beperking,
als voor onze samenleving als geheel is dit enorm belangrijk. Werk biedt mensen een
inkomen, sociale contacten en zingeving. Het gaat ten koste van onze welvaart als
we hier niet op inzetten. Bovendien is werk een plek waar we elkaar ontmoeten, hoezeer
we buiten werk ook van elkaar verschillen.
In het rapport «Onbeperkt potentieel voor flexibele werkgevers» stelde ABN AMRO onlangs
dat ongeveer 600.000 mensen met een beperking onnodig langs de zijlijn staan.1 De bank roept werkgevers op om flexibeler te kijken naar mensen, en iedereen een
kans te gunnen binnen hun bedrijf. Ook vraagt de bank aandacht voor mensen die niet
tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Het kabinet onderschrijft de oproep
van ABN AMRO en de noodzaak om goed te kijken naar welke mensen wel en welke mensen
niet tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Het kabinet werkt daarom aan een
stapsgewijze verbreding van de doelgroep banenafspraak. In de procedurevergadering
van 5 november 2024 verzocht uw vaste commissie van SZW het kabinet om een reactie
op dit rapport. Ook bied ik u in deze brief de jaarlijkse UWV-rapportage over de duurzaamheid
van dienstverbanden binnen de banenafspraak aan.
Reactie op «onbeperkt potentieel voor flexibele werkgevers»
In het rapport van ABN AMRO komen twee herkenbare signalen aan de orde: niet alle
mensen met een beperking vallen onder de banenafspraak, en een groot deel van de mensen
die wel onder de banenafspraak vallen is nog niet aan het werk.
Wat betreft dat eerste: de huidige banenafspraak richt zich op mensen die niet zelfstandig
het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Het gaat hier dus om een specifieke
groep. Op dit moment staan iets meer dan 270.000 mensen in het doelgroepregister banenafspraak.
Zij hebben een ondersteuningsbehoefte, waar het instrumentarium van de banenafspraak
in voorziet.
Bijvoorbeeld het compenseren van extra begeleiding middels het loonkostenvoordeel
banenafspraak, en het dekken van financiële risico’s bij uitval middels de structurele
no-riskpolis.
Recent heeft uw Kamer de motie aangenomen van het lid Rikkers-Oosterkamp om meer mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen door de doelgroep van de
banenafspraak te verbreden (Kamerstuk 36 600 XV, nr. 70). Dit is in lijn met concrete stappen die het kabinet al zet. Met het wetsvoorstel
vereenvoudigde banenafspraak dat momenteel in uw kamer aanhangig is, voegen we twee
groepen mensen toe aan de banenafspraak. Het gaat om mensen met een Wajong-uitkering
die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en bij een reguliere werkgever werken, en
mensen met een IVA-uitkering die werken met loondispensatie. Bij beide groepen gaat
het om mensen die niet zelfstandig het WML kunnen verdienen, maar vanwege hun indicatie
tot op heden nog geen toegang tot de banenafspraak hebben. Daarnaast werk ik aan wetgeving
om vergelijkbare mensen in de WW en WIA toe te voegen aan de doelgroep banenafspraak.
Ook zal ik in dit wetsvoorstel opnemen dat loonkostensubsidie toegankelijk wordt voor
deze groepen. Tegelijkertijd werk ik samen met sociale partners, gemeenten, UWV en
IederIn aan een toekomstvisie op de banenafspraak. Daarin staat de ondersteuningsbehoefte
van mensen meer centraal. In dat proces ligt ook het bredere vraagstuk van de afbakening
van de doelgroep banenafspraak op tafel. Ik ga over deze stappen graag met uw Kamer
in debat.
Overigens is opname in het doelgroepregister banenafspraak niet de enige manier waarop
mensen ondersteuning kunnen krijgen bij het vinden en behouden van werk. Ook voor
mensen die wel zelfstandig het WML kunnen verdienen, is in bepaalde situaties ondersteuning
mogelijk door UWV of gemeenten. Deze ondersteuning is nu vaak nog afhankelijk van
het al dan niet ontvangen van een uitkering en/of het behoren tot een specifieke subgroep.
Om die reden werkt het kabinet samen met sociale partners, uitvoerders en vertegenwoordigers
van de doelgroep aan verschillende ontwikkelingen die bijdragen aan een betere arbeidsmarktpositie
voor mensen met een beperking. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de herziening van de
Participatiewet en de verbeteringen van de arbeidsmarktinfrastructuur. Ook wordt gewerkt
aan oplossingen om de arbeidsmarktkansen van mensen met een arbeidsbeperking te verbeteren
naar aanleiding van het OCTAS-rapport; uw Kamer wordt daar binnenkort in een aparte
brief over geïnformeerd.
Daarnaast is een aanzienlijk deel van de mensen die wel in het doelgroepregister staan,
nog niet aan het werk. ABN AMRO verwijst naar het onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie
naar deze doelgroep. In de brief met de resultaten van de banenafspraak over 2023
is het onderzoek van de Arbeidsinspectie inclusief kabinetsreactie met uw Kamer gedeeld.2 Daarbij zijn verschillende acties aangekondigd die het kabinet onderneemt om deze
doelgroep beter in beeld te krijgen en te kijken welke mogelijke stappen naar werk
gezet kunnen worden. Uw Kamer wordt in het voorjaar van 2025 verder geïnformeerd over
de stand van zaken op dit vlak.
In de huidige banenafspraak zitten bovendien een aantal knelpunten die ik wil oplossen
met het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak. Het loonkostenvoordeel banenafspraak
wordt structureel, en het wordt voor werkgevers eenvoudiger om dat aan te vragen.
Daarnaast vervangen we de huidige quotumheffing (die niet uitvoerbaar is) door een
werkende quotumregeling, en heffen we op termijn het onderscheid tussen de sectoren
markt en overheid op zodat meer kansen benut kunnen worden in het gezamenlijk creëren
van extra banen.
Er staan ook inspirerende voorbeelden in het rapport van ABN AMRO hoe werkgevers nog
meer impact kunnen maken. Bijvoorbeeld door van leveranciers te eisen dat zij mensen
met een beperking in dienst hebben. Grote dienstverleners als ABN AMRO hebben zo indirect
de middelen om meer mensen met een beperking aan het werk helpen. Als overheid proberen
we hier het goede voorbeeld in te geven, onder andere binnen de netwerkorganisatie
social return. Met het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid, zoals
wordt voorgesteld in het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak, creëren we nog
meer kansen om ook via dergelijke routes extra banen te realiseren voor mensen met
een beperking.
Ook noemt ABN AMRO voorbeelden van werkgevers die zonder publieke ondersteuning mensen
met een beperking in dienst nemen, en dit tot een succes weten te maken. Het is mooi
om te zien hoe werkgevers daarin zelf hun verantwoordelijkheid nemen, en bewijzen
dat iedereen er beter van wordt: de werknemer, de werkgever, en de maatschappij als
geheel. Het spreekt daarbij voor zich dat waar nodig publieke ondersteuning goed toegankelijk
moet zijn.
Hoewel het kabinet ook vindt dat zoveel mogelijk mensen met een beperking mee moeten
kunnen doen op de arbeidsmarkt, lijkt het door ABN AMRO voorgestelde aantal van 600.000
mensen een ruime inschatting. Hierin zijn ook mensen meegerekend die niet tot de beroepsbevolking
behoren (mensen die niet direct beschikbaar zijn voor werk). Dat kunnen mensen met
een beperking zijn die willen werken, en dat met de juiste ondersteuning ook zouden
kunnen. Maar dit gaat ook om mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Voor
hen is dagbesteding of vrijwilligerswerk soms het beste. Dat laat onverlet dat het
kabinet het belangrijk vindt dat mensen uit deze doelgroep die aan het werk willen,
daar ook de juiste ondersteuning bij kunnen krijgen. Dat doen we onder andere door
de banenafspraak en de Participatiewet te verbeteren.
Tot slot merkt het kabinet op dat de CBS-data die ABN AMRO gebruikt uitgaat van een
ruime definitie van «beperking», namelijk alle mensen met een chronische lichamelijke,
zintuigelijke of psychische aandoening ongeacht eventuele belemmeringen die ze als
gevolg van hun aandoening ervaren. Dat betreft ruim de helft van alle Nederlanders.
We weten ook dat niet iedereen uit die groep ondersteuning nodig heeft om te kunnen
werken. Daarom is het belangrijk goed te onderzoeken welke ondersteuningsbehoefte
mensen met een beperking hebben, en in welke mate nog niet in die ondersteuningsbehoefte
wordt voorzien. In de uitwerking van de toekomstvisie op de banenafspraak breng ik
dit preciezer in kaart met diverse (vertegenwoordigers van) mensen met een beperking,
sociale partners, gemeenten en UWV.
Daarbij onderzoeken we welke andere doelgroepen in de toekomst onder de banenafspraak
moeten vallen, of hoe we op een andere manier de baankansen van mensen met een ondersteuningsbehoefte
kunnen verbeteren. Hierover informeer ik uw Kamer in het voorjaar van 2025.
Onderzoek duurzaamheid dienstverbanden banenafspraak
UWV onderzoekt jaarlijks de duurzaamheid van het werk in de banenafspraak. Het onderzoek
kijkt naar een aantal aspecten waarmee de duurzaamheid van werk kan worden gemeten,
zoals het aandeel vaste contracten en het baanbehoud van mensen. Uit het onderzoek
blijkt dat de duurzaamheid van het werk de afgelopen jaren stabiel is gebleven.
Tegelijkertijd blijkt dat het werk van mensen uit de doelgroep banenafspraak minder
duurzaam is dan het werk van andere groepen op de arbeidsmarkt. Mensen uit de doelgroep
banenafspraak werken bijvoorbeeld vaker in een tijdelijk dienstverband. Ik herken
dit beeld en blijf dit goed volgen. Daarom ben ik voornemens het loonkostenvoordeel
dat beschikbaar is voor de doelgroep banenafspraak structureel te maken, als onderdeel
van het Wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak. Hiermee beoog ik de duurzaamheid
van werk voor mensen uit de banenafspraak te vergroten. Werkgevers die iemand uit
de banenafspraak in dienst hebben ontvangen zo dit loonkostenvoordeel voor onbeperkte
tijd, in plaats van voor drie jaar.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid