Brief regering : Herziening pachtregelgeving
27 924 Pachtbeleid
Nr. 88
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2024
Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over mijn voornemens ten aanzien van de
herziening van de pachtregelgeving. In eerdere brieven1 aan uw Kamer is al aangegeven dat bij de herziening van de regelgeving wordt ingezet
op het stimuleren van langjarige pacht en het ontmoedigen van kortlopende pacht. De
vier veldpartijen; de Bond van pachters en eigen grondgebruikers (BLHB), LTO Nederland,
het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK), en de Federatie Particulier Grondbezit
(FPG) hebben sinds januari 20232 gewerkt aan voorstellen voor deze herziening. Dit is verwoord in de notitie «Transitie
in de pacht, Voorstellen voor wijziging in de pachtwetgeving», die ik hierbij met
de bijbehorende aanbiedingsbrief vanuit hen aan uw Kamer zend. In diezelfde notitie
is ook een voorstel gedaan om onderzoek te laten verrichten naar de pachtprijsgebieden
in relatie tot de variatie in grondsoorten. Wageningen Economic Research (WEcR) heeft
in opdracht van mijn ministerie hiernaar onderzoek gedaan. Het betreffende rapport
wordt meegezonden met deze Kamerbrief.
In deze Kamerbrief ga ik in op de huidige situatie rondom de pacht en de ontwikkelingen
die zich hebben voorgedaan in relatie tot de veldpartijen. Hierna geef ik mijn standpunt
op hoofdlijnen van betreffende notitie van de veldpartijen en informeer ik u over
de uitkomsten van het onderzoek dat is uitgevoerd door WEcR. Tenslotte ga ik in op
de te nemen vervolgstappen.
Probleemanalyse
Grond is een essentiële productiefactor voor de landbouw. De pacht van landbouwgrond
is voor agrarische ondernemers, naast het hebben van eigen grond, een van de mogelijkheden
om over grond te beschikken en daarmee hun bedrijfsactiviteiten uit te voeren. Voor
verpachters, zowel agrariërs als particuliere grondbezitters, biedt de pachtwetgeving
de mogelijkheid om grond voor een goede prijs te verpachten. Voor jonge agrariërs
is pacht een belangrijk financieringsinstrument om hun bedrijf geleidelijk op te bouwen
en te investeren in een toekomst met perspectief.
In Nederland wordt circa eenderde van de landbouwgrond via pacht aan agrarische ondernemers
ter beschikking gesteld. Meer dan de helft van dit areaal is uitgegeven via reguliere
langlopende pachtovereenkomsten. Sinds de introductie van de geliberaliseerde kortlopende
pacht in 2007 is er een trend ontstaan waarbij vrijwel alle nieuwe pachtovereenkomsten
worden afgesloten met een kortlopende looptijd. Ik constateer dat in de reguliere
langlopende pachtcontracten de verpachter in de praktijk veelal geen sturingsmogelijkheden
heeft en grond vaak generaties lang niet meer beschikbaar komt voor de eigenaar. Voor
de pachters zijn deze overeenkomsten enerzijds aantrekkelijk, omdat zij de pachter
de zekerheid bieden over gronden te kunnen beschikken. Anderzijds bestaat er ook onzekerheid
voor pachters bij de huidige geliberaliseerde pachtovereenkomsten. Onzeker is namelijk
of zij ook na beëindiging van de pachtovereenkomst over de betreffende grond kunnen
blijven beschikken. Doordat er geen zekerheid is, zijn pachters met kortlopende overeenkomsten
minder snel geneigd om te investeren in innovaties en verduurzaming om hun bedrijf
daarmee verder te ontwikkelen en hun verdienvermogen zeker te stellen. Dit terwijl
er maatschappelijk de nodige opgaven kunnen ontstaan op het terrein van voedselproductie,
goed bodembeheer waarvoor investeringen soms nodig zijn.
De langlopende contracten ten aanzien van het gebruik van landbouwgrond die nog wél
worden afgesloten zijn steeds vaker erfpachtcontracten. Op erfpacht is de pachtregelgeving
niet van toepassing. Daarmee staat de huidige situatie op gespannen voet met het doel
van de pachtregelgeving en maakt de pachtregelgeving in de praktijk – in ieder geval
voor langlopende contracten – minder relevant. De gesignaleerde verschuiving van reguliere
pachtcontracten naar erfpachtcontracten is over het algemeen gezien niet in het belang
van de pachters, omdat zij op grond van pachtregelgeving bepaalde bescherming genieten
die niet wordt genoten als er sprake is van erfpacht. De huidige pachtregelgeving
sluit dus niet meer aan bij de behoeften in de samenleving en van de landbouwsector.
Veldpartijen
De veldpartijen hebben met hun notitie voorstellen gedaan die meer aansluiten bij
de wensen en belangen van de verschillende partijen. Ze zijn daarin heel ver gekomen
en de eerste voorstellen zijn met de aanbieding van een eerste concept notitie destijds
aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gepresenteerd met daarbij
de mededeling dat nog niet over alle onderdelen overeenstemming was bereikt. Begin
dit jaar bleek in een tweetal brieven van respectievelijk, FPG enerzijds en de overige
drie veldpartijen anderzijds, dat over de nieuwe pachtvorm duurzaam langlopende pacht
en kortlopende pacht tussen de veldpartijen nog geen overeenstemming kon worden bereikt.
In afwachting van een definitieve overeenstemming over de notitie heeft er afgelopen
tijd regelmatig overleg plaatsgevonden tussen de veldpartijen en het ministerie. Hieruit
bleek dat de samenhang tussen de looptijd van duurzaam langlopende pacht en kortlopende
pacht in het bijzonder gevoelig lag bij de partijen. In oktober van dit jaar bleek
dat er definitief geen overeenstemming zou komen. Daarop is besloten om de notitie
met de tot dan toe ontwikkelde voorstellen alsnog eind oktober jl. aan mijn ministerie
aan te bieden. Daarmee is de notitie weliswaar niet afgerond maar bevat deze volgens
de veldpartijen wel bouwstenen voor wijziging van de pachtregelgeving.
Ik vind het spijtig dat partijen er uiteindelijk onderling niet volledig uitgekomen
zijn. Wel vind ik het bemoedigend dat alle veldpartijen aangeven dat in essentie de
belangen van de agrarische ondernemers, verpachters en financiële instellingen gelijk
op lopen en dat zij allen een groot belang hechten aan toekomstbestendige agrarische
bedrijven.
Het staat voor mij buiten kijf dat de herziening van de pachtregelgeving zijn beslag
moet krijgen. Ik heb goed gehoord dat veel partijen de onderlinge overeenkomsten benoemen,
maar dat voor het zetten van de stap richting definitieve wetgeving regie van de rijksoverheid
noodzakelijk is. Dat is in lijn met de ambitie die ik zelf op dit thema heb. Ik heb
dat ook benoemd in het bestuurlijk overleg dat ik op 27 november 2024 met de veldpartijen
had. Ik heb in dat overleg ook op hoofdlijnen gereageerd op de onderdelen van de voorstellen
zoals die er toen lagen. Vanzelfsprekend neem ik uitvoeringsorganisaties, verpachters
en pachters mee in het proces om hen in staat te stellen zich zo goed mogelijk voor
te bereiden op deze herziening, zonder in te boeten op de regisserende rol van de
rijksoverheid.
In het vervolg van deze brief zal ik over de nu voorliggende voorstellen een eerste
standpunt innemen. Voor de komende maanden ben ik van plan om in een aantal sessies
met deskundigen en relevante belanghebbenden vanuit de juridische, economische en
wetenschappelijke wereld de voorstellen en resterende onderwerpen verder te concretiseren
en om te zetten in conceptwetteksten. Hierop ga ik in aan het einde van mijn Kamerbrief.
Standpuntbepaling over de voorstellen van de veldpartijen
De veldpartijen hebben op basis van een aantal door hen gesignaleerde knelpunten in
het pachtstelsel over de volle breedte van de pachtregelgeving voorstellen ontwikkeld
ten aanzien van de pachtvormen, pachtprijzen, bedrijfsmatigheid van de pacht, duurzaamheid
en overige onderwerpen. De voorstellen gaan op hoofdlijnen over een omkering van de
pachtprijsbepaling. Hierbij wordt kortlopende pacht onaantrekkelijker gemaakt voor
de verpachter door de pachtprijs te maximeren gebaseerd op de regionorm, terwijl partijen
bij langlopende pacht vrij zijn bij het bepalen van de pachtprijs. Uitgangspunt van
de herziening van de pachtregelgeving is dat deze aansluit op de huidige maatschappelijke
doelen zo dat er ruimte komt om deze ook in pachtcontracten op te nemen. Pacht blijft
daarmee in de toekomst een belangrijk financieringsinstrument voor enerzijds de agrarische
ondernemer om een zo goed mogelijk inkomen te verwerven en anderzijds voor de verpachter
van de grond om ook in de toekomst een goed rendement uit de grond te kunnen blijven
halen. Dit uitgangspunt deel ik met de veldpartijen. Hierdoor kan ik ook op hoofdlijnen
instemmen met de diverse voorstellen in de notitie.
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de voorgestelde hoofdstructuur voor pachtvormen
van de veldpartijen. Onder de tabel zal ik per onderdeel mijn standpunt weergeven.
Hoofdstructuur pachtvormen voorstel veldpartijen
Pachtvorm
Toepassingsgebied
Looptijd
Rechten Continuatie/ Indeplaatsstelling
Pachtprijs en herziening
Reguliere pacht (huidig)
Hoeves, gebouwen, los land
Minimaal 12 jaar voor hoeves, 6 jaar voor los land
Indeplaatsstellings- en continuatierecht.
Introductie agrarische bedrijfsmatigheidstoets bij bereiken AOW
Prijs bepaald door de regionorm
Reguliere pacht (nieuw)
Hoeves, gebouwen, los land
Minimaal 12 jaar voor hoeves, 6 jaar voor los land
Indeplaatsstellings- en continuatierecht.
Introductie agrarische bedrijfsmatigheidstoets bij bereiken AOW
Prijs is vrij, gekoppeld aan agrarische indexering of verander-percentage
Duurzame langlopende pacht (nieuw)
Hoeves, gebouwen, los land
Minimaal 18 jaar
Indeplaatsstellingsrecht.
geen continuatierecht
Vrijere pachtprijs vrij te bepalen (nadere uitwerking)
Kortlopende pacht (voorheen geliberaliseerde pacht)
Hoeves, gebouwen, los land
Maximaal 6 jaar aaneengesloten
Geen continuatie- of indeplaatsstellingsrecht
Pachtprijs voor los land bepaald aan de hand van regionorm;
Prijs vrij voor hoeves en gebouwen
Teeltpacht
Alleen los land, voor hoogrenderende gewassen met korte teeltcyclus
Maximaal 2 jaar (teeltperiode)
Geen continuatie- of indeplaatsstellingsrecht
Prijs vrij te bepalen, zonder toetsing door grondkamer
Natuurpacht (ter vervanging Reservaat-pacht)
Alleen grond met bestemming en inrichting natuur
Minimaal 6 jaar
Pachtprijs gekoppeld aan de regionorm
Pachtvormen
De veldpartijen constateren dat het huidige pachtstelsel niet meer aan de eisen van
de moderne landbouwsector voldoet. Het stelsel biedt onvoldoende flexibiliteit voor
zowel pachter als verpachter wat leidt tot belemmeringen in de bedrijfsontwikkeling.
De kern van de tekortkomingen is dat de reguliere pacht te veel regels kent en te
veel werkt in het nadeel van de verpachter en de geliberaliseerde pacht te weinig
regels kent en te veel in het nadeel is van de pachter. Daarnaast ervaren de veldpartijen
te weinig flexibiliteit in de verschillende pachtvormen. Om hieraan tegemoet te komen
worden nieuwe pachtvormen geïntroduceerd en zijn voorstellen geformuleerd om bestaande
pachtvormen te wijzigen.
Reguliere pacht en nieuwe reguliere pacht
In de notitie wordt door de veldpartijen voor de reguliere pacht een onderscheid gemaakt
tussen bestaande reguliere pachtovereenkomsten en nieuwe pachtovereenkomsten. Voor
de bestaande reguliere pacht wordt door de veldpartijen voorgesteld om deze voor de
wettelijke duur ongewijzigd te laten. Dit betekent dat de pachtprijs voor deze contracten
jaarlijks wordt bepaald op basis van de regionorm in het Pachtprijzenbesluit 2007.
Nieuw is de voorwaarde dat bij continuatie van de pachtovereenkomst er bij het bereiken
van de AOW-leeftijd door de pachter moet worden aangetoond dat er sprake is van een
bedrijfsmatige agrarische bedrijfsvoering. Hiervoor zou een agrarische bedrijfsmatigheidstoets
moeten worden uitgevoerd. Wanneer geen sprake meer is van een bedrijfsmatige agrarische
bedrijfsvoering (bijv. bij werk buitenshuis of pensioen) wordt het pachtcontract beëindigd.
Ik kan mij vinden in deze benadering en hecht een groot belang aan de zekerheid voor
boeren om langdurig over grond te kunnen beschikken. Het behoud van het continuatie-
en indeplaatsstellingrecht geeft familiebedrijven de zekerheid van bedrijfsopvolging
door een of meerdere familieleden.
Voor nieuw af te sluiten reguliere pachtovereenkomsten wordt door de veldpartijen
voorgesteld de voorwaarden grotendeels identiek te laten aan de voorwaarden van de
bestaande contracten. Dit betekent dat de looptijd tenminste 12 jaar is voor hoeves
en 6 jaar voor los land, maar – anders dan bij de huidige reguliere contracten – de
aanvang-pachtprijs wordt overgelaten aan de markt. Hierbij stellen de veldpartijen
voor om de prijs te koppelen aan het veranderpercentage van los land of een nieuw
te ontwikkelen agrarische index.
Omdat ik in de praktijk zie dat er nauwelijks meer nieuwe reguliere pachtcontracten
worden afgesloten, aangezien dit voor verpachters betekent dat ze voor een langere
periode de zeggenschap over hun grond kwijt zijn, sta ik positief tegenover het voorstel.
Met de aangepaste pachtvorm waarin zowel het continuatierecht als het indeplaatsstellingsrecht
behouden blijft, maar waaraan een vrije marktprijs wordt gekoppeld, wordt langjarige
pacht waarschijnlijk aantrekkelijker voor verpachters. Aan deze pachtvorm wil ik bij
het bereiken van de AOW-leeftijd een bedrijfsmatigheidstoets koppelen. Het voorstel
om de prijs te koppelen aan het veranderpercentage of de hiervoor genoemde agrarische
index beraad ik mij nog. Ik streef ernaar om deze systematiek zo eenvoudig mogelijk
te houden en dit waar mogelijk te laten aansluiten bij de systematiek in het bestaande
Pachtprijzenbesluit 2007.
De veldpartijen stellen voor om bij bestaande en nieuwe reguliere pachtcontracten
een toets op agrarische bedrijfsmatigheid voor pachters verplicht te stellen bij het
bereiken van de AOW-leeftijd. Ik wil dit in overweging nemen omdat dit er toe kan
leiden dat grond eerder beschikbaar komt voor jonge landbouwers en zij-instromers.
Er zijn in de jurisprudentie nu al overwegingen ontstaan om te bepalen of er nog sprake
is van bedrijfsmatige landbouw. Hierbij gaat het om:
1. de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
2. de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
3. het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
4. de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouw heeft.
Ik zal deze overwegingen meenemen in mijn onderzoek op welke manier deze toets het
beste vormgegeven kan worden.
Duurzame langlopende pacht
Als een geheel nieuwe pachtvorm naast de reguliere pacht wordt de duurzame langlopende
pacht («loopbaanpacht») door de veldpartijen voorgesteld. Deze pachtvorm kan worden
aangegaan voor de duur van 18 jaar voor zowel opstallen als los land. Dit is anders
dan bij reguliere pacht waarbij de looptijd voor opstallen en los land respectievelijk
minimaal 12 jaar en 6 jaar bedraagt. Ook is er hierbij geen sprake van continuatierecht
waardoor de pachtovereenkomst na 18 jaar wordt beëindigd. Hierover kunnen tussen pachter
en verpachter wel andere afspraken worden gemaakt bij overgang van de pachtovereenkomst
naar een volgende generatie. Evenals bij de reguliere pacht wordt bij het bereiken
van de AOW-leeftijd aan deze pachtvorm een toets op bedrijfsmatigheid verbonden. Voor
het bepalen van de pachtprijs worden drie opties voorgesteld waarbij de pachtprijs
in beginsel vrijer en daarmee mogelijk hoger kan zijn. Het betreft een mogelijkheid
om de prijs te bepalen op basis van een hoger percentage van de geldende regionorm,
het recht om mee te delen in de meerwaarde van de grond na afloop van de pachtovereenkomst
en de keus om het bepalen van de hoogte van de pachtprijs aan de partijen zelf over
te laten. Wel zou deze pachtprijs getoetst moet worden aan redelijkheid en billijkheid.
Wat bij deze pachtvorm als redelijk en billijk moet worden beschouwd zou volgens de
veldpartijen nog wel verder uitgewerkt moeten worden.
Ik sta positief tegenover de introductie van deze nieuwe pachtvorm waar de tekortkomingen
tussen reguliere pacht en geliberaliseerde pacht in balans worden gebracht waarbij
duurzame langlopende pacht een langere duur kent dan geliberaliseerde pacht en minder
bescherming dat reguliere pacht. Wel wil ik over de voorgestelde looptijd van 18 jaar
en de manier waarop de prijs tot stand komt verder nadenken. De duurzame langlopende
pacht sluit aan bij mijn uitgangspunt dat meer zekerheid wordt geboden aan zowel de
pachter als de verpachter. De pachter krijgt meer zekerheid op een continuering van
zijn bedrijfsvoering omdat deze langer over de grond kan beschikken. Het biedt de
verpachter ook meer zekerheid omdat hij of zij voor langere tijd afspraken kan maken
over het gebruik van de grond door de pachter. Bovendien biedt het mogelijkheden om
goed bodembeheer te stimuleren doordat partijen voor langere tijd afspraken kunnen
maken over het verbeteren van de biodiversiteit en de waterkwaliteit.
Kortlopende pacht (voorheen geliberaliseerde pacht)
De veldpartijen stellen voor om ook een vorm van korte pacht met een maximale looptijd
van 6 jaar in het toekomstige pachtstelsel op te nemen om daarmee verpachters en pachters
de nodige flexibiliteit te bieden. Anders dan bij de huidige geliberaliseerde pacht
die alleen voor los land geldt, zou de kortlopende pacht voor zowel opstallen als
los land mogelijk moeten zijn. Ook zou verlenging op objectniveau (perceel) niet mogelijk
moeten zijn en zou ter voorkoming hiervan een controle- en sanctiesysteem moeten worden
opgezet. Verder zou het afsluiten van deze pachtvorm moeten worden ontmoedigd door
de pachtprijs te koppelen aan de regionorm in het toekomstige pachtprijssysteem. De
pachtprijs zou dan 10% lager dan de betreffende regionorm moeten worden gesteld.
De veldpartijen geven met dit voorstel voor kortlopende pacht een goede aanzet om
kortlopende pacht te ontmoedigen. Ik overweeg de maximale looptijd van 6 jaar over
te nemen, maar wil verder onderzoeken of een eenmalige verlenging naar maximaal 12
jaar mogelijk is. De pachter krijgt hiermee meer zekerheid op continuatie terwijl
het de verpachter de mogelijkheid geeft de pachtovereenkomst na 6 jaar toch te beeïndiging.
Zowel het inrichten van een controle- en sanctiesysteem als het eventueel verlagen
met 10% van de pachtprijs vereisen een nader onderzoek en afweging. Daarnaast merk
ik op dat de bestaande praktijk tot beeïndiging van een kortlopende contract ten aanzien
van bestemmingswijziging van de verpachte grond mogelijk moet blijven.
De duur van kortlopende pacht en duurzame langlopende pacht zijn een kernpunt in de
discussie tussen de veldpartijen. Tijdens het bestuurlijk overleg is een nieuw voorstel
aan mij voorgelegd dat in essentie kortlopende pacht ontmoedigd door te kijken naar
de prijsbepaling. Het voorstel houdt in dat kortlopende pacht oneindig kan worden
verlengd, maar dat de prijsbepaling progressief is en gekoppeld aan de duur van een
contract. Een overeenkomst van één jaar kent hierbij een lagere gemaximaliseerde prijs
dan een overeenkomst van 6 jaar. Ik wil dit voorstel verder uitwerken en voorleggen
aan deskundigen om een gedegen afweging hierover te kunnen maken.
Teeltpacht
Teeltpacht is een reeds bestaande pachtvorm. Teeltpachtovereenkomsten worden gesloten
voor hoogrenderende gewassen zoals pootaardappelen, lelies en andere bollen met een
looptijd van maximaal twee jaar. Wat kwalificeert als hoogrenderende gewassen dient
door middel van een algemene maatregel van bestuur (AMvB) te worden vastgesteld. Er
is volgens het voorstel geen verlenging mogelijk van de overeenkomst. De pachtprijs
wordt momenteel bepaald door de markt en kan volgens de veldpartijen ongewijzigd blijven.
De veldpartijen stellen voor om de teeltpachtovereenkomsten voortaan niet meer ter
registratie voor te leggen aan de grondkamer.
Ik kan mij vinden in de voorstellen met betrekking tot de teeltpachtovereenkomsten
en het wettelijk verankeren van de typen hoogrenderende gewassen omdat deze aansluiten
bij de huidige praktijk, die ik ten opzichte van de huidige regelgeving ongewijzigd
wil laten. De veldpartijen stellen voor de pachtcontracten niet meer ter registratie
voor te leggen aan de grondkamer. Deze mogelijkheid wil ik nog bezien. De grondkamer
registreert immers de teeltpachtovereenkomsten wanneer deze worden voorgelegd waarmee
eveneens kan worden gecontroleerd of er geen sprake is van verlenging.
Natuurpacht (voorheen reservaatpacht)
Deze pachtvorm kan worden ingezet voor gronden in gebieden met de functie natuur en
voor grond die is ingericht voor natuur met agrarisch medegebruik. Voor gemaakte afspraken
tussen pachter en verpachter met betrekking tot behoud van natuur en landschap wordt
onderzocht of de beheersvergoeding vanuit het Subsidiestelsel Natuur en Landschap
(SNL-regeling) hiervoor beschikbaar kan worden gesteld. De looptijd van contracten
is tenminste 6 jaar, wat aansluit bij de SNL-regeling. De prijs is gebonden aan de
regionorm. De kortlopende geliberaliseerde pacht die nu wordt ingezet zou volgens
de veldpartijen niet meer mogelijk moeten zijn.
Ik sta sympathiek tegenover dit voorstel, maar wil wel eerst nagaan wat de consequenties
ten opzichte van de huidige geliberaliseerde pachtovereenkomsten zijn in het geval
dat grond die ingericht is voor natuur met agrarisch medegebruik in de pachtovereenkomst
wordt opgenomen. Het voorstel vereist aanpassing van de vergoedingssystematiek en
heeft daardoor gevolgen voor het beheer door terreinbeherende organisaties (TBO’s).
Dit kan ook de gemaakte afspraken raken die destijds met provincies zijn gemaakt in
het kader van het Natuurpact3. Om deze reden wil ik eerst met hen in gesprek om over de mogelijke gevolgen van
deze aanpassing te bespreken. Daarbij betrek ik wel mijn uitgangspunt dat de uitvoerder
van het beheer in beginsel de vergoeding moet ontvangen.
Pachtprijzen en pachtprijssystematiek
De hoogte van de pachtprijs van een pachtovereenkomst is afhankelijk van de pachtvorm
en is hierboven al beschreven. Aanvullend daarop zijn voorstellen ontwikkeld ten aanzien
van de pachtprijs van woningen en gebouwen. De veldpartijen geven aan dat de huidige
puntentelling, die destijds voor woningen van het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening is overgenomen niet meer aansluit bij een moderne verduurzaamde
woning. Ook zou geen onderscheid meer moeten worden gemaakt tussen overeenkomsten
van vóór 1 september 2007 en na 1 september 2007. Ik vind het begrijpelijk dat de
toegepaste puntentelling moet worden aangepast en gemoderniseerd. Momenteel treden
de nieuwe pachtprijzen voor woningen en gebouwen jaarlijks per 1 juli in werking.
Met de inwerkingtreding per 1 juli 2024 van de nieuwe huurwetgeving, waarbij de jaarlijkse
huurprijs per 1 januari wordt aangepast, zal de datum daarmee in lijn moeten worden
gebracht. Voor een nadere uitwerking hiervan wil ik eerst in overleg treden met de
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Ik zal uw Kamer te zijner tijd
van de uitkomsten op de hoogte stellen.
Voor de bepaling van de maximaal toelaatbare pachtprijs voor bedrijfsgebouwen wordt
onder meer voorgesteld om een rekentool te ontwikkelen, waarbij meer rekening kan
worden gehouden met de specifieke kenmerken van de betreffende bedrijfsgebouwen. Jaarlijks
wordt door WEcR de hoogte van de pachtnormen vastgesteld waaronder die voor het onderdeel
gebouwen. Met WEcR wil ik nagaan in hoeverre de berekening van de maximaal toelaatbare
pachtprijzen voor bedrijfsgebouwen kan worden aangepast en of een rekentool hierbij
behulpzaam kan zijn.
De veldpartijen beschrijven dat er bij de huidige regionormen voor los land soms inconsistenties
bestaan tussen de werkelijke grondbeloning en de gemiddelde regionale grondbeloning,
omdat de huidige methodologie niet expliciet rekening houdt met variaties in bijvoorbeeld
bodemsoort, grondgebruik en waterstanden. Dit kan leiden tot een te hoge of te lage
pachtprijs voor specifieke percelen binnen een pachtregio. Zij stellen daarom voor
om de regionormen te differentiëren op basis van grondsoort en bodemgeschiktheidsklassen.
Dit zou het daadwerkelijke opbrengend vermogen van de grond beter weerspiegelen. Op
basis van dit voorstel heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
WEcR de opdracht gegeven om te onderzoeken hoe de huidige pachtprijzensystematiek
beter kan aansluiten op de praktijk waar de nadruk ligt op de verschillende bodemsoorten
in de vaststelling van de regionormen. Het rapport van WEcR geeft aan dat het binnen
de huidige pachtprijssystematiek niet mogelijk is om op die wijze te differentiëren
naar de verschillende criteria. Als alternatief stelt WEcR een herziening van de gebiedsindeling
van pachtregio’s voor, die mogelijkheden biedt om de variatie in grondbeloning te
verkleinen en de homogeniteit binnen pachtprijsgebieden te verbeteren. Dit is een
aanzienlijke wijziging waarover ik eerst in gesprek wil gaan met belanghebbenden en
deskundigen.
De veldpartijen constateren verder dat de jaarlijkse regionormen in de afgelopen jaren
veel aanzienlijke schommelingen kende. De veldpartijen stellen voor om de jaarlijkse
pachtprijsnormen te dempen en de normen voor meerdere jaren vast te stellen. Het voorstel
zal ik bestuderen in mijn verdere afweging voor de herziening van het pachtprijzenbesluit.
Bedrijfsmatigheid pacht
De veldpartijen constateren dat pachtgrond niet altijd bedrijfsmatig wordt gebruikt.
Dit leidt tot situaties waarbij landbouwgrond hobby-matig of zelfs voor niet-agrarische
doeleinden wordt gebruikt. Voor een verpachter is het beëindigen van het pachtcontract
vaak niet mogelijk, omdat deze zoals bij reguliere pachtovereenkomsten automatisch
van rechtswege wordt verlengd. Bij bedrijfsopvolging maar ook bij bedrijfsbeëindiging
(pensionering, werken buitenshuis e.d.) zou volgens de veldpartijen een toets op bedrijfsmatigheid
verplicht moeten worden gesteld waarbij wordt aangetoond dat nog steeds sprake is
van een agrarische bedrijfsvoering. In de huidige pachtregelgeving is de verplichting
opgenomen dat de landbouw weliswaar bedrijfsmatig moet worden uitgevoerd, maar in
de jurisprudentie wordt het begrip ruimer geïnterpreteerd dan de veldpartijen zouden
willen. De veldpartijen bepleiten daarom een striktere formulering van deze verplichting
en een verruiming van de mogelijkheid voor de verpachter om het pachtcontract te kunnen
ontbinden.
Zoals ik bij mijn inzet op de verschillende pachtvormen al heb aangegeven, ben ik
voornemens wat in het kader van de pachtregelgeving als bedrijfsmatig kan worden beschouwd
bij de verdere uitwerking van de herziening aan te passen.
Duurzaamheid en pacht
De veldpartijen zijn van mening dat pacht in beginsel verduurzaming van de bedrijfsvoering
niet in de weg mag staan en dat verpachters en pachters de mogelijkheid moeten krijgen
om hierover bindende afspraken in hun pachtovereenkomst te maken. Verduurzaming zou
niet alleen voor pachtgronden wenselijk moeten zijn, maar voor alle gronden, ook de
gronden in onverpachte staat, zodat generiek overheidsbeleid volgens de veldpartijen
als basis zou moeten dienen voor de beoogde verduurzaming in de landbouw.
Ik sta sympathiek tegenover het voorstel om in toekomstige regelgeving een mogelijkheid
op te nemen dat verpachter en pachter op vrijwillige basis hierover bindende afspraken
kunnen maken. Het verplicht stellen van duurzaamheidsafspraken in pachtovereenkomsten
vind ik vanuit juridisch oogpunt niet wenselijk. Dit zou een inperking betekenen van
het eigendomsrecht van de verpachter en rechtsongelijkheid tot gevolg hebben omdat
slechts een derde van de landbouwgrond in Nederland is verpacht.
In lijn met de motie van het lid Bromet4 vind ik het belangrijk dat biologische grond zoveel mogelijk biologisch blijft bij
het afsluiten van nieuwe overeenkomsten. Ik wil in navolging van de brief van de toenmalige
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties5 met de Rijksvastgoedbedrijf vervolgstappen zetten in het geven van een voordeel aan
agrariërs die beschikken over een duurzaamheidscertificaat via een vermenigvuldigingsfactor.
Daarmee wordt in lijn met het actieplan «Groei van biologische productie en consumptie»6, ingezet op vergroting van het biologische landbouwareaal. Ook met Staatsbosbeheer
wil ik hierover afspraken maken.
Vervolg
De veldpartijen hebben in hun notitie een goede aanzet gegeven voor de herziening
van de pachtregelgeving. Voor veel onderdelen is nadere uitwerking en onderzoek nodig
alvorens daarover bepalingen voor de nieuwe pachtregelgeving kunnen worden opgesteld.
Ik denk dan achtereenvolgens aan:
1. de wijze waarop de agrarische bedrijfsmatigheidstoets bij reguliere – en nieuw af
te sluiten reguliere pachtovereenkomsten moet worden vormgegeven;
2. de verdere invulling van de herziening van de hoogte van de pachtprijzen bij omkering
van het systeem;
3. de discussie rondom de duur voor kortlopende pacht en duurzame langlopende pacht;
4. de gevolgen van de introductie van natuurpacht;
5. de gevolgen van de voorstellen voor de pachtprijzensystematiek, in het bijzonder:
a. stroomlijning van de regelgeving rondom agrarische woningen met de nieuwe huurregelgeving;
b. bepaling van pachtprijs voor bedrijfsgebouwen al dan niet met gebruikmaking van een
rekentool;
c. op basis van de uitkomsten van het rapport van WEcR nagaan welke pachtregio’s mogelijk
zouden moeten worden aangepast;
d. mogelijkheden voor de demping van de pachtprijzen, door een meerjarige vaststelling.
De bovenstaande vraagstukken zijn divers van aard en vragen om uiteenlopende specifieke
kennis. Ik wil dit samen met deskundigen en belanghebbenden vanuit diverse disciplines
de aankomende maanden zorgvuldig verder uitwerken. Daarbij hou ik rekening met de
uitvoerbaarheid onder meer door de grondkamers. De uitkomsten verwerk ik in een eerste
concept herziening van de pachtregelgeving, die ik in de eerste helft van volgend
jaar wil afronden waarna ik het proces van de openbare internetconsultatie zal starten.
Uiteraard blijf ik daarover ook met de veldpartijen en andere belanghebbenden in gesprek.
Ik verwacht u in het vierde kwartaal van 2025 het herzieningsvoorstel van de pachtregelgeving
te kunnen aanbieden.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur