Brief regering : Aanpassingen in het stelsel van instandhouding en opheffing in het primair onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 778
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2024
Nederland kent een groot en divers aanbod aan basisscholen. Om goed onderwijs op al
deze scholen te kunnen borgen wordt hard gewerkt aan grote opgaven, zoals het lerarentekort
en het realiseren van goede onderwijshuisvesting. Zo wordt in de onderwijsregio’s
gewerkt aan het terugdringen van het lerarentekort, richt het programma onderwijshuisvesting
zich op de huisvestingsproblematiek en wordt met het herstelplan kwaliteit funderend
onderwijs ingezet op verbetering van de kwaliteit van ons onderwijs. Ook een vermindering
van het aantal te kleine scholen en krachtenbundeling door samenwerking kan in (grote)
steden een wezenlijke bijdrage leveren aan het terugdringen van het lerarentekort.1, 2
De G4 heeft recent nadrukkelijk aangegeven dat de hoeveelheid kleine scholen in de
stad drukt op de grote opgaven.3, 4 De nood is hoog en actie is gewenst. Om het overschot aan kleine scholen in grote
steden te verminderen moet de regelgeving rondom instandhouding en opheffing in het
primair onderwijs veranderd worden en moet de kleinescholentoeslag omgevormd worden.
De G4 heeft aangegeven dat dergelijke aanpassingen positieve gevolgen hebben voor
het onderwijsaanbod in hun steden. Dat zou ook de samenwerking stimuleren, die hoognodig
is om positieve resultaten te bereiken.
Tegelijkertijd vraagt het behoud van een bereikbaar en goed onderwijsaanbod in de
regio ook de volle aandacht. Bereikbaar onderwijs is in kleine dorpen immers essentieel
voor de ontwikkeling van kinderen, én voor de leefbaarheid van deze kleine kernen.5, 6 Momenteel is sprake van een dekkend en bereikbaar onderwijsaanbod, ook in de regio.
Om in de regio een voldoende aanbod te behouden en dat waar nodig te versterken is
een omvorming van de kleinescholentoeslag naar een dunbevolktheidstoeslag, zoals ook
in het regeerprogramma staat, noodzakelijk. Dit zorgt er voor dat beschikbare financiële
middelen terechtkomen in regio’s die ze het hardst nodig hebben. Met de uitdrukkelijke
aandacht voor behoud van bereikbaar onderwijs in de regio wordt tegemoetgekomen aan
een motie van het lid Van Zanten (BBB) c.s. om bij de ontwikkeling van nieuw beleid
expliciet te onderzoeken wat de effecten hiervan zijn voor dunbevolkte (krimp)regio’s.7 Ook in de regio zullen er soms moeilijke keuzes gemaakt moeten worden en is samenwerking
van alle betrokken partijen nodig. Hier zijn al veel mooie voorbeelden van: zo worden
bijvoorbeeld «samenwerkingsscholen» gevormd tussen openbare en bijzondere scholen8 en gaan besturen en gemeenten steeds vaker samen met ouders en leraren in gesprek
over de beste manier om onderwijs in de eigen regio te behouden en stimuleren.
In lopende gesprekken met de sector is samenwerking en het faciliteren hiervan een
belangrijk thema. Dit is ook in lijn met de Kamerbrief Herijking sturing funderend
onderwijs, waarin staat dat samenwerking meer de norm moet worden.9
Naar een evenwichtig en toekomstbestendig stelsel
Het huidige stelsel is in de basis gedifferentieerd naar leerlingdichtheid.10 Zo kent Den Haag een opheffingsnorm van 200 leerlingen en Terschelling een norm van
23 leerlingen. Een «kleine» school is daarmee een relatief begrip dat afhangt van
waar de school zich bevindt. De differentiatie maakt het mogelijk dat er in dunbevolkt
gebied kleinere scholen in stand gehouden kunnen worden dan in stedelijk gebied.11 In dunbevolkte regio’s kunnen kleinere scholen een onmisbare rol spelen in het behoud
van een bereikbaar onderwijsaanbod en veel betekenen voor de leefbaarheid in kleine
kernen. Deze differentiatie moet behouden blijven.
Heroverweging uitzonderingsgrond «gemiddelde schoolgrootte»
Op dit moment kunnen scholen door het hele land heen een beroep doen op uitzonderingsgronden
die ervoor zorgen dat een school bekostigd blijft, ook als haar leerlingaantal zich
jarenlang onder de opheffingsnorm bevindt. Dat betekent in de praktijk dat de regionale
differentiatie van de opheffingsnormen niet consistent is doorgevoerd. De «gemiddelde
schoolgrootte» is de meest gebruikte uitzondering. Hiermee hebben (grote) besturen
de mogelijkheid om (relatief) kleine scholen onder de norm in stand te houden. Zo
worden in de G5 nu ruim 80 scholen in stand gehouden door toepassing van deze uitzonderingsgrond.
In heel Nederland gaat het om circa 450 scholen. Mijn uitgangspunt is om deze uitzonderingsgrond
te herzien.
Waarborgen onderwijsaanbod in de regio
Scholen die noodzakelijk zijn voor een bereikbaar onderwijsaanbod moeten behouden
kunnen blijven, ook wanneer deze scholen leerlingaantallen hebben onder hun gemeentelijke
norm. Een nieuwe uitzonderingsgrond op basis van een afstandscriterium kan daarbij
helpen. De uitwerking hiervan wordt verkend. Een nieuwe uitzonderingsgrond moet voorkomen
dat scholen die van essentieel belang zijn voor de bereikbaarheid van onderwijs sluiten.
Dunbevolktheidstoeslag voor versterking van de regio
Ook bekostiging speelt een rol bij de instandhouding van scholen. Momenteel ontvangen
alle scholen in het land met minder dan 150 leerlingen kleinescholentoeslag, ook in
grote steden. Daarom wordt voorgesteld de kleinescholentoeslag om te vormen naar een
dunbevolktheidstoeslag. Hiermee worden kleine scholen die belangrijk zijn voor het
behoud van een bereikbaar onderwijsaanbod doelgericht bekostigd. Scholen in grote
steden zullen niet langer kleinescholentoeslag ontvangen. De hierdoor vrijgevallen
financiële middelen worden geherinvesteerd in kleine scholen in dunbevolkte regio’s.
De omvorming is daarmee budgetneutraal en sluit aan bij de oproep uit de motie van
het lid Krul (CDA) c.s. om een plan te ontwikkelen voor het versterken van onderwijs
dicht bij huis in de regio’s.12
Zorgvuldige uitwerking
Wijzigingen aan het stelsel kunnen ingrijpend zijn, dus dit traject vraagt om zorgvuldigheid
en tijd voor de uitwerking. Door krachtenbundeling, samenwerking en een doelmatiger
ingericht scholenaanbod kunnen we de kwaliteit van het onderwijs borgen, nu en in
de toekomst. Deze brief is een startschot voor verdere gesprekken met het onderwijsveld,
waarbij goede ideeën welkom zijn. Uw Kamer wordt periodiek van de vorderingen op de
hoogte gehouden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap