Brief regering : Onderzoek casemanagement dementie
29 689 Herziening Zorgstelsel
25 424
Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 1274
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2024
Mensen met dementie gaan me echt aan het hart en het is belangrijk dat zij goede zorg
ontvangen. Een casemanager dementie heeft een belangrijke rol om voor de cliënt te
zorgen voor een menswaardig bestaan. Om daar aan bij te dragen heeft uw Kamer gevraagd
om de inzet van casemanagement dementie (CMD) door te rekenen en om na te gaan onder
welke voorwaarden onafhankelijk CMD gestimuleerd kan worden. Met deze brief informeer
ik u over de «Eindrapportage doorrekening casemanagement dementie» van PricewaterhouseCoopers
Advisory (PWC). Dit gaat voornamelijk over de kosten en baten van de inzet van een
CMD. Ook zal ik ingaan op welke wijze de uitkomsten van het onderzoek bij mijn beleid
worden betrokken. De eindrapportage wordt als bijlage met deze brief meegestuurd.
Aanleiding
Er is bij de begrotingsbehandeling 2023 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport een motie ingediend door de leden van den Hil en Agema (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 111), die op 30 januari 2024 is aangenomen.1 In de motie wordt aangegeven dat onafhankelijke CMD een grote toegevoegde waarde
heeft voor mensen met dementie en hun naasten, dat uit de Business Case Casemanagement
Dementie2, blijkt dat goed CMD bij de juiste inzet kostenbesparend kan zijn, maar dat er ook
grote verschillen zijn in inzet van casemanagers dementie per regio.
De motie verzoekt het kabinet om de inzet van CMD (vanaf het moment van het vermoeden
van dementie tot aan het overlijden) door te rekenen (in geld en in FTE’s) en na te
gaan onder welke voorwaarden onafhankelijk CMD gestimuleerd kan worden.
Dit is reden geweest voor mijn voorganger Minister Helder een opdracht te geven aan
PWC om een doorrekening van de inzet van CMD-professionals te maken en in beeld te brengen welke stimulerende voorwaarden er zijn om
de inzet van CMD-professionals te vergroten. Hieronder informeer ik u over de uitkomsten
van het onderzoek.
Uitkomsten van het onderzoek
Het onderzoek benoemt positieve effecten van CMD:
a. Mensen met dementie die gebruik maken van een CMD-professional gaan minder vaak naar
de polikliniek en naar de huisarts. Dit zorgt voor efficiëntere zorg binnen de Zorgverzekeringswet
(Zvw).
b. De uitval en overbelasting van mantelzorgers kan worden voorkomen.
c. Door de inzet van CMD kunnen mensen met dementie in potentie 6 maanden langer thuis
wonen.
d. De inzet van CMD in de ZVW (en Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo)), levert een
mogelijke besparing op van max. € 34.737 p.p. over de gehele cliëntreis, doordat de
onderzoekers er vanuit gaan dat er minder gebruik wordt gemaakt van extramurale dagbehandeling
in de Wet Langdurige zorg (WLz) (gedurende een periode van maximaal twee jaar). Deze
berekening is gebaseerd op een maximale inzet van CMD en bevat onzekere aannames.
Het onderzoek benoemt ook belemmerende factoren waardoor nog niet iedere persoon met
dementie gebruik maakt van ondersteuning door een CMD-professional.
1. Beschikbaarheid aanbod:
Als CMD volgens de zorgstandaard dementie wordt geleverd, zijn er nu en in de toekomst
te weinig professionals om alle mensen die dat willen van CMD te voorzien. De arbeidsmarktprognose
voor mogelijke CMD-professionals toont dat het tekort aan deze professionals bij volledige
inzet op dit moment ligt tussen 686 fulltime-equivalent (FTE) en 1.470 FTE (gebaseerd
op minimale uren en maximale uren inzet). Tussen 2023 en 2030 wordt het verwachte
tekort nog groter met 3.712 FTE. Deze prognose maakt duidelijk dat het benodigd aantal
CMD-professionals binnen deze beroepsgroep niet kan worden gevonden.
2. Persoonlijke oorzaken:
Drie persoonlijke factoren vormen een drempel voor het inschakelen van CMD-professionals,
1) het stigma rondom dementie, 2) het ontbreken van een klik tussen personen met dementie
en de aangewezen CMD-professionals, zonder direct alternatief en 3) slechte ervaringen
uit het verleden met andere zorgprofessionals.
3. Kennis bij professionals:
Zorgprofessionals zijn niet altijd bekend met casemanagement dementie of herkennen
beginnende dementie (de niet-pluis fase) niet altijd tijdig.
Daarnaast zijn er belemmerende factoren waardoor nog niet altijd passende dementiezorg
ingezet kan worden door CMD-professionals in de hele cliëntreis.
1. Financiering:
Het integrale maximale tarief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor verpleging
door zorgaanbieders wordt niet altijd als kostendekkend ervaren. Ook leiden verschillen
in financiering van regionale dementienetwerken tot verschillen in de mate waarin
deze netwerken hun ondersteunende functie kunnen vervullen.
2. Wet- en regelgeving:
Verschillen in het gebruik van de Zorgstandaard Dementie, de recente duiding door
het Zorginstituut, en het feit dat CMD-professionals in veel regio’s geen Wmo-indicaties
mogen stellen, leidt tot vertraging in passende dementiezorg en druk op de professionals.
3. Samenwerking:
Het ontbreken van netwerksamenwerking en onvoldoende goed georganiseerde aanmeldroutes
vanuit het medisch en sociaal domein staan een vloeiende cliëntreis en passende zorg
in de weg.
Beleidsreactie
Allereerst wil ik nogmaals benadrukken dat ik het belangrijk vind dat mensen met dementie
een menswaardig bestaan hebben. Zoals uit het onderzoek naar voren is gekomen levert
de inzet van CMD verschillende voordelen op. Door tijdig in te grijpen en mensen met
dementie goede en passende zorg te bieden, kunnen ze langer thuis wonen, bezoeken
ze minder vaak de huisarts en/of de polikliniek en daarnaast ontlast de inzet van
CMD de mantelzorgers. Maar er zijn nu en in de toekomst ook grote tekorten van CMD-professionals,
die niet opgevangen kunnen worden binnen de beroepsgroep. Het is daarom de vraag of
de CMD-professional de enige zorgverlener is die deze rol in kan vullen.3 Het is belangrijk om te bespreken of de taken van de CMD-professional ook ondergebracht
kunnen worden in het dagelijkse werk van andere zorgverleners en ondersteuners.
Met de Visie eerstelijnszorg 20304 zijn binnen de brede eerstelijnszorg afspraken gemaakt om samen te zorgen voor toegankelijke
eerstelijnszorg en bij te dragen aan gelijke kansen op goede gezondheid voor iedereen,
nu en in de toekomst. Een van de afspraken in de Visie is de versterking van samenwerking
op wijkniveau, zodat in elke wijk wordt samengewerkt in een hecht wijkverband. In
de kern zijn dit de huisartsen, wijkverpleegkundigen, apothekers en professionals
uit het sociaal domein. Het wijkverband zorgt ervoor dat iedereen met een zorg- of
hulpvraag, ook mensen met dementie, snel op de juiste plek komt en dat er samen wordt
gewerkt met andere zorg- en hulpverleners in de wijk. Het hechte wijkverband wordt
multidisciplinair ingezet, inclusief de sociale domein professional, waaronder sociaal
werk. Daarmee is ook snellere en effectievere cliëntondersteuning mogelijk. Daarnaast
zijn in het IZA afspraken gemaakt over gezamenlijk indiceren, met het idee dat een
wijkverpleegkundige zorg kan indiceren vanuit de WMO. De combinatie van deze punten
helpt om de samenwerking te versterken en belemmeringen door onvoldoende beschikbaar
van het aanbod weg te nemen.
Met het versterken van de eerstelijnszorg wil ik de continuïteit van kwalitatief hoogstaande,
toegankelijke zorg en ondersteuning voor onder andere mensen met dementie waarborgen5. Dit is in lijn met de aanbevelingen van het onderzoek voor stabiele regionale samenwerking,
lokale afspraken en uniforme, gecentraliseerde aanmeldroutes. Versnippering wordt
hiermee ook voorkomen.
Ik ga in gesprek met CMD-professionals kijken welke kansen en mogelijkheden er nog
meer zijn om de rol op een andere wijze in te vullen. Hierbij wil ik kijken naar toekomstbestendige
CMD, rekening houdend met de arbeidsmarktkrapte. Het Expertiseprofiel opgesteld door
de Beroepsvereniging Verzorgenden en Verpleegkundigen (V&VN) en de Beroepsvereniging
van professionals voor sociaal werk (BPSW) kan hierbij behulpzaam zijn.6 Ook worden alle andere belemmerende factoren meegenomen in deze gesprekken, zoals
hiervoor genoemd onder de kopjes persoonlijke oorzaken, kennis bij professionals,
financiering en wet- en regelgeving.
Ik zie echt de meerwaarde van de inzet van CMD-professionals en wil benadrukken dat
hun inzet kansrijk is, omdat het naast de kosten vele mooie opbrengsten kent. Ik zal
de komende tijd benutten om in de gesprekken met de veldpartijen te kijken hoe de
inzet van de CMD in de hechte wijkverbanden van de eerstelijnszorg verder gestimuleerd
kan worden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport