Brief regering : Nadere uitwerking van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 735
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2024
Digitale technologieën zijn onmisbaar in onze samenleving. Ze bieden ongekende mogelijkheden
voor het delen van kennis, het uitwisselen van ideeën en het uitoefenen van de vrijheid
van meningsuiting. Digitale technologieën, waaronder sociale media, worden door kwaadwillenden
echter ook misbruikt om extremistische ideologieën te verspreiden, netwerken te versterken
en uiteindelijk personen aan te zetten tot het plegen van aanslagen.1 In een tijd waarin de dreiging van een terroristische aanslag in Nederland reëel
is, laten recente incidenten, zoals de arrestatie van drie terrorismeverdachten in
augustus 2024, zien dat online radicalisering uiteindelijk kan uitmonden in concrete
dreigingen.2 Het is daarom essentieel dat we onze samenleving online even goed beschermen als
in de fysieke wereld.
Met deze brief deel ik, mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie,
een nadere uitwerking van de Versterkte Aanpak Online die gebaseerd is op vier pijlers:
1) samenwerking met de internetsector, 2) aanscherping van het wettelijk instrumentarium,
3) versterking van de lokale aanpak en 4) internationale samenwerking. Ook neem ik
u mee in de uitdagingen waar we met elkaar voor staan. In de bijlage vindt u de prioriteiten
en concrete acties per pijler schematisch weergegeven.
Het kabinet is er alles aan gelegen om online extremisme en terrorisme aan te pakken.
In de contourenbrief Versterkte Aanpak Online van december 2023 heeft het kabinet
uw Kamer een overzicht aangeboden van de inzet hierop.3 Een belangrijk uitgangspunt van de Versterkte Aanpak Online is het bevorderen van
de online veiligheid en tegelijkertijd het waarborgen van het fundamentele recht op
vrijheid van meningsuiting. Het kabinet staat voor die vrijheid maar normeert en begrenst
waar nodig. Berichten delen, je mening geven en kritiek uiten mag te allen tijde,
ook online. Tegelijkertijd vormt de vrijheid van meningsuiting geen vrijbrief voor
het verspreiden van illegale content, dan wel content die de veiligheid van burgers
in gevaar brengt, de legitimiteit van instituties ondermijnt of aanzet tot het plegen
van strafbare feiten.
Gelet op de grote uitdagingen waar we voor staan is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
voor het tegengaan van online extremisme en terrorisme essentieel. Het is noodzakelijk
dat maatschappelijke partijen, overheden, rechtshandhavingsautoriteiten en de internetsector
samenwerken en ieder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid en rol pakt.
Gezamenlijke uitdagingen
Nieuwe Europese wet- en regelgeving zoals de Verordening Terroristische Online-Inhoud
(TOI) en de Digitaledienstenverordening (DSA) breiden het wettelijk instrumentarium
uit en leggen nieuwe verplichtingen op aan online platformen. Het blijft daarbij primair
aan de online platformen om gebruikers zoveel mogelijk te beschermen tegen extremistische
en terroristische content. Zoals geconstateerd door de commissie Marcouch neigen de
meeste online platformen er naar hun eigen rol en verantwoordelijkheid te minimaliseren.4 Hoewel ik met belangstelling zal kijken naar de effecten van de Verordening TOI en
de DSA, laat de urgentie en dreiging vanuit online extremisme en terrorisme het niet
toe om de effecten van deze wetgeving af te wachten. Daarom zal ik ondertussen online
platformen blijven aansporen om, naast het wettelijke minimum, proactief maatregelen
te blijven treffen om de online veiligheid van gebruikers te bevorderen.
De samenwerking met lokale partners is onmisbaar in de preventie van online extremisme
en terrorisme. Waar het jongeren betreft, is tevens de rol van ouders en verzorgers,
naast die van jeugdprofessionals, van essentieel belang. Dit geldt zowel voor de digitale
opvoeding als voor het herkennen van risico's met betrekking tot online radicalisering
en rekrutering.5 Een gedegen preventiestrategie begint bij het vergroten van de weerbaarheid. Verderop
in deze brief licht ik de inzet van weerbaarheidsprogramma’s voor dit doel toe.
Tenslotte vragen de uitdagingen op het gebied van online extremisme en terrorisme
om een ambitieuze internationale inzet. Online content kent geen landsgrenzen en deze
online problematiek manifesteert zich wereldwijd. Veel landen ervaren dezelfde urgentie
bij het aanpakken van online extremisme en terrorisme en erkennen dat een gezamenlijke
internationale aanpak daarbij onontbeerlijk is.
Pijler 1: Dialoog met de internetsector
Al enige tijd treedt mijn ministerie in dialoog met een brede vertegenwoordiging van
de Nederlandse internetsector en grote online platformen via de Publiek-Private Samenwerking
Online Content Moderatie. Daarnaast vinden specifieke gesprekken plaats met het merendeel
van de in Nederland meest gebruikte online platformen en de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) over het tegengaan van online extremisme
en terrorisme.6 Het gaat om een tiental grote sociale mediaplatformen en gaming-(gerelateerde) platformen.
Daarnaast zullen gesprekken gevoerd worden met enkele alternatieve technologische
platformen (alt-tech).7 In de eerste gesprekken zijn, onder meer op basis van recente dreigingsanalyses,
zorgen gedeeld over de kwaliteit van contentmoderatie, de versterkende werking van
aanbevelingsalgoritmen, de rol van het eigen zoekgedrag en de online veiligheid van
in het bijzonder minderjarige internetgebruikers. Daarnaast is gewezen op de risico’s
van misbruik van nieuwe technologieën, zoals kunstmatige intelligentie (AI). Deze
kunnen worden ingezet om op grote schaal gerichte extremistische propaganda te verspreiden.
Pijnpunt vormt het ontbreken van medewerking van alt-tech platformen, maar ook van
Telegram. Waar het niet lukt om een dialoog met hen te starten op nationaal niveau,
benadruk ik op Europees niveau het belang dat ook deze platformen hun verantwoordelijkheid
nemen in het waarborgen van de online veiligheid van gebruikers.
Op dit moment lijkt een meerderheid van de online platformen nog onvoldoende doordrongen
te zijn van de mate waarin online extremisme en terrorisme zich manifesteren op het
platform. In expertsessies met enkele platformen is door de Autoriteit online Terroristisch
en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM), de NCTV en de politie gewezen op voorbeelden
van extremistische en terroristische content die aanwezig is op de platformen. Hierbij
werd ingezoomd op problematische aspecten van deze platformen, zoals de mogelijkheid
om gebruikers door te linken van open platformen naar gesloten chatgroepen met online
extremistische en terroristische content. Het op deze wijze weggeleiden van gebruikers
naar gesloten groepen is een belangrijk element van het online rekruterings- en radicaliseringsproces.8 Sommige platformen nemen hiertegen al gepaste maatregelen zoals het blokkeren van
links naar illegale content of besloten extremistische groepen. Andere platformen
zijn aangespoord om soortgelijke stappen te zetten.
In de bovengenoemde gesprekken is een basis gelegd om te werken aan concrete resultaten.
Uit het onderzoek «Rechts-extremisme op sociale mediaplatformen? Ontwikkelingspaden
en handelingsperspectieven» blijkt het belang van het (eigen) online zoekgedrag in
het online radicaliseringsproces.9 Mede naar aanleiding van de motie Kuik (CDA) waarin wordt verwezen naar de ReDirect-methode,
heb ik de mogelijkheden onderzocht om barrières op te werpen in dit online zoekproces.
Uit het WODC-onderzoek is gebleken dat voor het effectief opzetten en implementeren
van dergelijke online interventies, de overheid in grote mate aangewezen is op samenwerking
met, en de welwillendheid van, online platformen. Op dit moment zijn we met een online
platform in overleg over het implementeren van een pilot met de ReDirect-methode in
2025.
Deze methode gebruikt gerichte advertenties om mensen die online zoeken naar extremistische
of terroristische content door te geleiden naar online hulp. Verschillende platformen
maken reeds gebruik van dergelijke interventies in het online zoekproces voor een
breed scala aan onderwerpen. Het implementeren van een dergelijke methode vraagt nader
onderzoek naar de juridische kaders. Begin 2025 informeer ik u over de stand van zaken
ten aanzien van de voorgenomen pilot. Zoals reeds aangekondigd in de beleidsreactie
op het onderzoek «Radicale reclame op sociale media. Een onderzoek naar online rekrutering»
voldoe ik hiermee tevens aan de toezegging aan het lid Boswijk (CDA) om mijn bevindingen
ten aanzien van de ReDirect-methode met uw Kamer te delen.10
Een belangrijke maatstaf voor het succes van de dialoog met de internetsector is de
(gezamenlijke) implementatie van dergelijke concrete interventies. Uiteraard spelen
ook andere opbrengsten een rol, zoals het vergroten van inzicht in (de effectiviteit
van) contentmoderatieprocessen. Het verkrijgen van deze informatie en het opbouwen
van relaties met de online platformen vereist een langdurige en consistente inspanning.
In dit verband onderschrijf ik de aanbeveling van de Commissie Marcouch dat platformen
journalistieke standaarden zouden moeten hanteren en experts kunnen betrekken bij
de contentmoderatie om de verspreiding van extremistisch materiaal te beperken. Ik
kijk ook uit naar de resultaten van het onderzoek naar beste praktijken in contentmoderatie,
dat door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is uitgezet
en in het najaar van 2025 beschikbaar zal zijn.
Om online platformen verder te ondersteunen in het detecteren en identificeren van
extremistische en terroristische content onderzoek ik of zij op gecontroleerde wijze
toegang kunnen krijgen tot (informatie van) de Symbolenbank die de NCTV en de politie
hebben ontwikkeld.11 In de Symbolenbank is relevante informatie opgenomen bij symbolen en uitdrukkingen
die op straat of online te vinden zijn, zodat deze voor partners beter te duiden zijn.
Met enkele platformen heeft de politie al concrete informatie uitgewisseld over veelgebruikte
zoektermen, symbolen, afbeeldingen en hashtags. Dit heeft geresulteerd in het verhogen van het expertiseniveau van online platformen
en het bestendigen van directe en effectievere communicatielijnen tussen hen en operationele
partners.
Pijler 2: Wettelijk instrumentarium
Het kabinet neemt in de aanpak van terrorisme zowel online als offline verschillende
maatregelen. Zo bereidt het kabinet wetgeving voor om het verheerlijken van terrorisme
strafbaar te stellen met een hoog strafmaximum. Beoogd wordt om dit wetsvoorstel in
het voorjaar van 2025 in consultatie te brengen.
Er zijn de laatste jaren belangrijke stappen gezet op het gebied van Europese wet-
en regelgeving. De Digitaledienstenverordening (DSA) stelt regels op voor alle online
platformen die diensten aanbieden in de EU.12 Zeer grote online platformen en zoekmachines moeten voldoen aan de strengste verplichtingen
van de DSA.13 Dit betreft bijvoorbeeld verplichtingen ten aanzien van het beschermen van grondrechten
van gebruikers en het aanpakken van illegale online content. Momenteel zet de Europese
Commissie stappen in de handhaving van deze verordening in de vorm van formele procedures
tegen Meta, TikTok en X.
Ik volg deze procedures met belangstelling.
De Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM), die per
september 2023 van start is gegaan, geeft uitvoering aan de Verordening Terroristische
Online-Inhoud (TOI) en is bevoegd om terroristische content te detecteren en deze
te laten verwijderen of ontoegankelijk te laten maken.14 Gelet op dit wettelijk kader kan de ATKM geen rol vervullen in de vroegsignalering
van radicalisering, maar wel in het beperken van het risico dat mensen in aanraking
komen met terroristische content.15 Inmiddels heeft de ATKM aan diverse online platformen verwijderingsbevelen verzonden,
waaraan binnen de daarvoor gestelde termijn opvolging is gegeven. Het eerstvolgende
jaarverslag van de ATKM zal meer inzicht geven in het aantal verstuurde verwijderingsbevelen
en wordt in mei 2025 aan uw Kamer aangeboden.
Ter uitvoering van de motie Mutluer (PvdA-GL) van juni 2024, zal het Ministerie van
Justitie en Veiligheid in de jaarlijkse aanschrijving aan de ATKM bijzondere aandacht
vragen voor de aanwezigheid van rechts-extremistische content en memes. Conform de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) zal de ATKM op basis van
onafhankelijke oordeelvorming en op grond van specifieke deskundigheid uitvoering
geven aan deze beleidsopdracht. Waar sprake is van rechts-terroristische content of
memes, bijvoorbeeld gelieerd aan de rechts-terroristische organisatie The Base, kan de
ATKM deze laten verwijderen of ontoegankelijk laten maken.
Vergroten handelingskader
Ik ben aan het verkennen wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een zorgplicht
voor online platformen. Middels een zorgplicht kunnen online platformen worden aangespoord
om meer proactief verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van strafbare feiten en
onrechtmatige inhoud die via hun diensten worden verspreid. In deze verkenning zoek
ik zoveel mogelijk de samenwerking met internationale partners, omdat een gezamenlijke
aanpak op Europees niveau effectiever is. Eventuele discrepanties en lacunes tussen
de Digitaledienstenverordening (DSA) en de Verordening TOI zal ik nader (laten) verkennen.
Indien nodig zal op basis van bevindingen aanvullend beleid worden geïnitieerd.
Naast de aanpak van terroristische content is ook het tegengaan van extremistische
en borderline content van belang, omdat deze kan bijdragen aan het online radicaliseringsproces en aan
de normalisering van extremistisch gedachtegoed.16 Dergelijke content kan bijvoorbeeld verschijnen in de vorm van online memes. Eerder dit jaar heeft de NCTV de fenomeenanalyse «Memes als online wapen» gepubliceerd.17 Ik heb het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gevraagd de haalbaarheid
van het opstellen van een duidingskader voor extremistische content, waaronder borderline content en memes, te onderzoeken. Met dit onderzoek wordt getoetst of het haalbaar is een duidingskader
op te laten stellen aan de hand waarvan online platformen kunnen bepalen welke content
extremistisch is en mogelijk kan leiden tot verdere radicalisering. Naar verwachting
zal het onderzoek rond de zomer van 2025 worden afgerond, waarna ik uw Kamer over
de resultaten zal informeren.
Pijler 3: Lokale aanpak
Lokale partners spelen een belangrijke rol in het waarborgen van online veiligheid.
Binnen de lokale pijler zet het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
in op diverse initiatieven die de online weerbaarheid verhogen. Zo heeft het Ministerie
van SZW een themadag georganiseerd waarop expertise over digitale weerbaarheid is
uitgewisseld tussen gemeenten, (jeugd)professionals en jongeren. De opgehaalde inzichten
worden – samen met recent onderzoek – gebruikt om te bepalen waar momenteel nog kennislacunes
liggen waarop een handreiking wordt ontwikkeld.18,
19 Ook worden de inzichten gebruikt om te verkennen op welke wijze het kabinet een effectieve
preventieve aanpak op online weerbaarheid kan ontwikkelen.
Online weerbaarheid van jongeren
Omdat een stijging zichtbaar is in het aantal jongeren dat verdacht wordt van ernstige
strafbare feiten, zoals het voorbereiden van een terroristische aanslag, vind ik het
belangrijk om in het bijzonder aandacht te besteden aan de bescherming van jongeren
tegen online extremisme en terrorisme.20 Het (online) radicaliseringsproces kan zich snel voltrekken, soms in enkele weken.21 Ik hecht er belang aan te voorkomen dat jongeren online afglijden naar groepen waar
zij worden geïndoctrineerd of zelf anderen indoctrineren met extremistisch gedachtegoed
en waar zij vervolgens aangezet kunnen worden of anderen kunnen aanzetten tot het
voorbereiden en plegen van ernstige delicten, met alle gevolgen van dien.
De preventie van online radicalisering bij jongeren richt zich op het vergroten van
hun moreel bewustzijn en weerbaarheid tegen extremistisch gedachtengoed. Het is belangrijk
om bewustwording te creëren over de risico’s van de online leefwereld en jongeren
handvatten te bieden hoe met deze risico’s om te gaan. Naast ouders en verzorgers
spelen jongerenwerkers en docenten hierin een cruciale rol, aangezien ze dicht bij
de leefwereld van jongeren staan. Hierdoor kunnen ze zorgelijke signalen opvangen.
Om bewustwording over radicalisering, extremisme en terrorisme te vergroten, worden
jongerenwerkers getraind, bijvoorbeeld via het Rijksopleidingsinstituut tegengaan
Radicalisering (ROR). In deze trainingen wordt ook de online context meegenomen.
Zoals onderschreven in het onderzoek «Radicale reclame op sociale media. Een onderzoek
naar online rekrutering» is het van groot belang te komen tot meer structurele maatregelen
gericht op het langdurig vergroten van de online weerbaarheid van jongeren.22 Het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE) heeft daarom een online chatfunctie ontwikkeld.
Professionals en burgers, waaronder jongeren, kunnen laagdrempelig en anoniem in contact
komen met professionele hulpverleners die expertise hebben op het gebied van radicalisering
en extremisme. Ouders of leerkrachten kunnen er bijvoorbeeld terecht met vragen over
hoe ze het beste in contact kunnen blijven met iemand die radicaliseert. Waar nodig
kunnen jongeren via de chat in een vroeg stadium in contact worden gebracht met het
hulpaanbod van het LSE, zoals een persoonlijk begeleidingstraject of familieondersteuning.
De chat is sinds 1 april 2024 live en inmiddels hebben diverse gesprekken met hulpverleners
op het gebied van online radicalisering plaatsgevonden. Voor het vergroten van de
zichtbaarheid en naamsbekendheid van de chatfunctie zijn aan het LSE aanvullende financiële
middelen beschikbaar gesteld.
Tot slot besteden het Netwerk Mediawijsheid, het Nederlands Jeugdinstituut en de Raad
voor de Kinderbescherming (RvdK) passende aandacht aan online radicalisering bij jongeren.
Zo heeft de RvdK in samenwerking met het Openbaar Ministerie (OM) aangekaart dat het
voor ouders en verzorgers van groot belang is te praten met kinderen over online gedrag
in combinatie met hoe zij denken over bijvoorbeeld oorlogen, conflicten, andersdenkenden
en geweld. Ook doen zij een brede oproep in de samenleving om vroegtijdig te kunnen
signaleren, daar jongeren sturing en begrenzing van buitenaf nodig hebben. Het Ministerie
van SZW zet ook in op het betrekken van jongeren bij het ontwikkelen van beleid op
online weerbaarheid om zo het beleidsperspectief te verrijken. Zo werkt het Ministerie
van SZW momenteel aan een pilot waarin samen met jongeren op lokaal niveau interventies
worden ontwikkeld voor het bestendigen van de sociale norm online. Tevens hebben jongeren
uit verschillende regio’s in opdracht van het Ministerie van SZW oplossingen bedacht
om het onderwerp digitale weerbaarheid onder de aandacht te brengen bij (lokale) bestuurders
en beleidsmakers. Bestuurders spelen een belangrijke rol bij het vertalen van de online
leefwereld naar hun eigen organisatie en het toerusten van medewerkers om dit uit
te kunnen voeren. Daarnaast doen de RvdK en het OM een oproep aan internetbedrijven
om algoritmes aan te passen en om gewelddadige content af te schermen voor kinderen.
Ook deze boodschappen worden meegenomen in de dialoog met de internetsector en worden
waar opportuun op internationaal niveau geagendeerd.
Lokale en persoonsgerichte aanpak
Voor mensen die, ondanks de preventieve inzet, radicaliseren richting gewelddadig
of strafbaar gedrag hebben we in Nederland een robuuste (lokale) aanpak voor het tegengaan
van radicalisering, extremisme en terrorisme. Als er online of in de fysieke wereld
signalen zijn van radicalisering, extremisme of zelfs mogelijke terroristische activiteiten
kunnen mensen, waaronder jongeren, ook worden opgenomen in de persoonsgerichte aanpak
radicalisering (PGA-R). Een persoonsgerichte aanpak is een integrale, op de persoon
of zijn/haar directe omgeving toegesneden combinatie van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke,
zorg- en overige interventies. Bij de persoonsgerichte aanpak werken organisaties
vanuit het bestuur (zoals de betrokken gemeente), het strafrecht (zoals de politie
en het OM) en de zorg (zoals de RvdK en GGZ-partners) samen.Een uitgebreide omschrijving
van de lokale aanpak radicalisering, extremisme en terrorisme is te vinden in de geactualiseerde
Handreiking Lokale Aanpak, die onlangs werd gepubliceerd.23
Nu radicalisering grotendeels online plaatsvindt, is het cruciaal dat ketenpartners
in de lokale aanpak ook online signalen kunnen oppikken.24 Wanneer er sprake is van strafbare feiten, kan de politie in afstemming met het bevoegd
gezag online optreden. Gemeenten hebben aangegeven behoefte te hebben aan een verduidelijking
van hun handelingsperspectief om te kunnen acteren in het online domein. Ik ontwikkel
daarom een handreiking voor gemeenten betreffende hun mogelijkheden tot handelen in
het online domein in het kader van extremisme en terrorisme. Deze handreiking vormt
een aanvulling op de onlangs gepubliceerde vernieuwde Handreiking voor de Lokale Aanpak
van radicalisering, extremisme en terrorisme en de Handreiking online onderzoek voor
handhaving van de openbare orde.25 Ik verwacht dat deze handreiking na de zomer van 2025 met gemeenten kan worden gedeeld.
Met deze initiatieven bevorder ik, in lijn met de motie van het lid Michon-Derkzen
(VVD) die werd ingediend tijdens het debat over gegevensverwerking in de persoonsgerichte
aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten van 21 maart 2024, dat signalen
van online radicalisering eerder kunnen worden opgevangen en vervolgens betrokken
bij het maken van afwegingen over het aanmelden van een casus voor de persoonsgerichte
aanpak radicalisering.26
Pijler 4: Internationale inzet
De uitdagingen op het gebied van online extremisme en terrorisme vragen ook om een
internationale aanpak. Naast het agenderen van online problematiek, het stimuleren
van kennisuitwisseling en het versterken van (publiek-private) samenwerkingsverbanden,
werk ik aan concrete internationale initiatieven. Hieronder noem ik de belangrijkste.
Waar mogelijk neemt Nederland een voortrekkersrol in het agenderen van online problematiek
en het verkennen van mogelijkheden om samen met andere EU-lidstaten op te trekken
in het tegengaan van online extremisme en terrorisme. Zo zal Nederland samen met Frankrijk
in 2025 het co-voorzitterschap invullen van een «project-based collaboration (PBC)» voor de preventie van online radicalisering. Een PBC is een initiatief van de Europese Commissie waarbij gelijkgezinde EU-lidstaten op
projectbasis samenwerken op prioritaire onderwerpen.27 De PBC voor de preventie van online radicalisering wordt momenteel verder uitgewerkt. Naast
het uitwisselen van best practices tussen EU-lidstaten en het versterken van het Europese expert-netwerk op het gebied
van jongeren en hun weerbaarheid tegen online extremisme is de verwachting dat deze
PBC ook in belangrijke mate zal bijdragen aan de gedachtevorming over een mogelijke
effectieve aanpak op EU-niveau. In het verleden hebben de uitkomsten van andere PBC’s
ook de basis gelegd voor concrete EU-maatregelen.
Nederland is een actief lid van het EU Internet Forum, een samenwerkingsverband waar
EU-lidstaten, EU-instellingen en online platformen samenkomen om illegale en onwenselijke
(bijvoorbeeld borderline) online content tegen te gaan.28 Binnen het EU Internet Forum neemt Nederland onder andere deel aan een focusgroep
waarin wordt gekeken of EU-lidstaten samen met online platformen uitgangspunten (set of principles) kunnen opstellen om de ongewenste versterking van extremistische content door aanbevelingsalgoritmes
tegen te gaan. Bijvoorbeeld door afspraken te formuleren voor het identificeren van
risico’s en het nemen van risico-mitigerende maatregelen. De gesprekken hierover binnen
het EU Internet Forum bevinden zich in een beginnend stadium.
De internationale inzet blijft niet beperkt tot de Europese Unie. Samen met de Minister
van Buitenlandse Zaken zet ik mij met zoveel mogelijk andere gelijkgezinde landen
in om online extremisme en terrorisme tegen te gaan. Daartoe onderhoudt Nederland
waardevolle bilaterale contacten met onder andere Australië, Canada, het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Begin dit jaar organiseerde Nederland in het kader van het Global Counterterrorism
Forum (GCTF) een internationale conferentie over de rechts-extremistische dreiging
als transnationaal fenomeen waar uitdrukkelijk aandacht werd besteed aan de dreiging
die uitgaat van het online domein. Ook draagt Nederland actief bij aan het Global
Internet Forum to Counter Terrorism (GIFCT), een samenwerkingsverband van online platformen
met als doelstelling om sterker op te treden tegen online terrorisme. Het GIFCT beheert
onder andere een hash sharing database. Indien één van de aangesloten platformen van het GIFCT terroristische content aantreft
op het platform, maakt de database het mogelijk voor andere platformen om dezelfde
content ook op dat platform te verwijderen. In nauwe samenwerking met Canada heeft
Nederland het initiatief genomen om een brief op te stellen aan het GIFCT. In deze
brief, die ondertekend is door meer dan tien landen en verschillende Europese instellingen,
heeft Nederland de bij het GIFCT aangesloten platformen gevraagd om steviger op te
treden tegen online extremisme en terrorisme. Daarbij wordt onder meer gevraagd om
contentmoderatie te versterken daar waar het niet-Engelstalige content betreft, oog
te hebben voor terroristische content die voortkomt uit een langdurig gewelddadig
conflict of oorlog en het lidmaatschap van het GIFCT uit te breiden met kleinere online
platformen en gaming (gerelateerde) platformen. Die platformen zouden na toetreding
tot het GIFCT gebruik kunnen maken van de hash sharing database, waardoor extremisten en terroristen minder uitwijkmogelijkheden hebben om hun propaganda
te verspreiden. Nederland zet zich in om toegelaten te worden tot de Raad van Advies
van het GIFCT, zodat ons land nog actiever kan bijdragen en de Raad van Bestuur kan
adviseren over de prioriteiten van de organisatie.
De internationale samenwerking in de strijd tegen online extremisme en terrorisme
is van cruciaal belang. Het blijven agenderen van onderwerpen die verband houden met
online extremisme en terrorisme in diverse internationale gremia zal de komende jaren
mijn voortdurende inzet krijgen. In nauwe samenwerking met internationale partners
zet ik mij tevens in om de effectiviteit van organisaties zoals het EU Internet Forum
en het GIFCT te blijven versterken.
Tot slot
De snel evoluerende digitale wereld brengt zowel ongekende mogelijkheden als aanzienlijke
uitdagingen met zich mee. Terwijl digitale technologieën enerzijds de vrijheid van
meningsuiting bevorderen en een platform bieden voor de uitwisseling van ideeën, vormen
zij tegelijkertijd een broeinest voor extremistische ideologieën en mogelijk zelfs
terroristische activiteiten. Het is essentieel dat het tegengaan van online extremisme
en terrorisme een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, waarbij burgers, maatschappelijke
partijen, rechtshandhavingsautoriteiten, overheden en de internetsector samenwerken.
Het is aan ons allen om – vooral ook jonge – mensen te beschermen tegen online extremisme
en terrorisme. Kijkend naar de toekomst, zal ik onverminderd blijven werken aan een
strategie die niet alleen gericht is op het bestrijden van radicalisering, maar ook
op preventie en het versterken van weerbaarheid binnen onze samenleving. Samen kunnen
we een effectieve en duurzame aanpak ontwikkelen die de waarden van onze democratie
beschermt en de veiligheid van onze burgers waarborgt.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
BIJLAGE 1: NADERE UITWERKING VERSTERKTE AANPAK ONLINE INZAKE EXTREMISTISCHE EN TERRORISTISCHE
CONTENT
Deze bijlage bevat de nadere uitwerking van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische
en terroristische content.
Pijler 1: Dialoog met de internetsector
Prioriteiten:
Opzetten van een structurele nationale dialoog om de preventie en bestrijding van
online extremisme en terrorisme te versterken. Inzet is gericht op kennisuitwisseling,
stimuleren van operationele samenwerking, verbeteren van contentmoderatie, adresseren
van platform-specifieke problematiek en het vergroten van bewustwording.
Vervolgacties:
1.
Gesprekken en inhoudelijke expertsessies organiseren met de grote sociale mediaplatformen.
2.
Gesprekken en inhoudelijke expertsessies organiseren met gaming-(gerelateerde) platformen.
3.
De werking van online rekrutering voor terroristische en extremistische doeleinden
op gaming-(gerelateerde) platformen onderzoeken.
4.
Gesprekken en inhoudelijke expertsessies organiseren met alternatieve technologische
(alt-tech) platformen.
5.
Mogelijke stappen ten aanzien van onwelwillende platformen verkennen.
6.
(Technische) interventies implementeren die drempelverhogend werken voor het in aanraking
komen met extremistische en terroristische online content en andere schadelijke online
activiteiten die bijdragen aan radicalisering.
Pijler 2: Wettelijk instrumentarium
Prioriteiten:
Volledig benutten van de juridische mogelijkheden om gebruikers bescherming te bieden
tegen online extremisme en terrorisme.
Vervolgacties:
1.
De uitvoering van de Verordening Terroristische Online Inhoud (TOI) optimaliseren,
o.a. door de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM)
op grond van actuele dreigingsinformatie te wijzen op prioriteitsgebieden ten aanzien
van online extremisme en terrorisme.
2.
Algemene Maatregelen van Bestuur opstellen ten behoeve van de implementatie van de
Uitvoeringswet TOI, in het bijzonder indachtig artikel 13 met betrekking tot de openbaar
te maken gegevens van een boetebesluit door de ATKM.
3.
Mogelijke discrepanties en lacunes tussen de Digitaledienstenverordening (DSA) en
de Verordening TOI (laten) verkennen. Indien nodig op basis van bevindingen aanvullend
beleid initiëren.
4.
Verkennen van de ruimte om tot een zorgplicht voor online platformen te komen.
5.
Uitwisselen van kennis met toezichthouder Autoriteit Consument en Markt ten behoeve
van effectief toezicht op de uitvoering van de DSA.
Pijler 3: Lokale aanpak
Prioriteiten:
Vergroten van kennis over (de aanpak van) online extremisme en terrorisme bij lokale
partners;
stimuleren van concrete initiatieven in het lokale domein
Vervolgacties:
1.
Het opleidingsaanbod van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering aanvullen
met nieuwe opleidingsaspecten op het online domein.
2.
Uitkomsten van relevante (WODC-)onderzoeken proactief onder de aandacht brengen bij
lokale partners.
3.
Een handreiking voor gemeenten ontwikkelen waarin mogelijkheden tot handelen in het
online domein ten aanzien van extremisme en terrorisme uiteen worden gezet.
4.
Versterkingsgelden beschikbaar stellen aan gemeenten die initiatieven en interventies
met betrekking tot het online domein willen vormgeven binnen de lokale aanpak.
5.
De online dienstverlening van het Landelijk Steunpunt Extremisme doorontwikkelen,
o.a. door middel van de implementatie van de laagdrempelige chatfunctie.
6.
Trainingen en initiatieven die de digitale weerbaarheid van jongeren, ouders en lokale
professionals (jeugdwerkers, leerkrachten) van buiten het strafrecht faciliteren in
afstemming met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie
van Binnenlandse Zaken.
Pijler 4: Internationale inzet
Prioriteiten:
Versterken van de internationale samenwerking in het tegengaan van online extremisme
en terrorisme; agenderen en adresseren van specifieke thematiek op het gebied van
online extremisme en terrorisme
Vervolgacties:
1.
Actief deelnemen aan initiatieven van de Europese Commissie en de Raad van Europa.
2.
Het, samen met Frankrijk, dragen van het co-voorzitterschap van de Project Based Collaborations (PBC) van de Europese Commissie voor de preventie van online radicalisering vanaf 2025.
3.
Verdiepen van publiek-private samenwerking in samenwerking met internationale partners,
o.a. bij het EU Internet Forum, het Global Internet Forum to Counter Terrorism en de Christchurch Call to Action, in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
4.
Uitwisselen van kennis, ervaringen en contacten op bilateraal niveau, o.a. met partnerlanden
Australië, Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Met hen wordt op
regelmatige basis o.a. gesproken over een online zorgplicht, online interventies,
samenwerking met onwelwillende platformen en de risico’s/kansen van nieuwe technologieën,
zoals kunstmatige intelligentie (AI).
5.
Stimuleren internationale dialoog met de internetsector, o.a. door ervaringen met
de nationale dialoog internationaal te delen en de bestaande samenwerkingsverbanden
met online platformen optimaal te benutten. In het bijzonder hierin ook aandacht vragen
voor de dialoog met alternatieve technologische (alt-tech) en onwelwillende platformen.
6.
Onderzoeken van de mogelijkheden om extremistische content te adresseren dat strikt
gezien niet voldoet aan de definitie van terroristische of illegale content, maar
dat wel kan bijdragen aan een radicaliseringsproces en normalisering van extremistisch
gedachtegoed (borderline content).
7.
Tegengaan van de versterkende rol van algoritmen in de verspreiding van online extremistische
en terroristische content, o.a. door met EU-lidstaten en online platformen te bezien
of hiervoor gezamenlijke afspraken gemaakt kunnen worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid