Brief regering : Reactie op vragen gesteld tijdens het tweeminutendebat curriculum en masterplan basisvaardigheden van 26 november 2024
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 772
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2024
Tijdens het tweeminutendebat Curriculumherziening en de voortgangsrapportage masterplan
basisvaardigheden van 26 november jl. heb ik u toegezegd om met een schriftelijke
reactie te komen als de motie-Ceder c.s. over ontwerpruimte zou worden aangepast.1 Ook heb ik u toegezegd terug te komen op vragen van of toezeggingen aan de leden
Pijpelink (GroenLinks/PvdA), Rooderkerk (D66) en van Zanten (BBB). Bij dezen doe ik
gestand aan deze toezeggingen.
Reactie op gewijzigde motie-Ceder c.s. (ChristenUnie)
Ik snap de wens om ruimte te maken voor vakken die door veel leraren met hart en ziel
worden gegeven. Toch moet ik ook deze aangepaste motie ontraden. Ik heb in het debat
van 16 oktober jl. en de antwoorden op schriftelijke vragen van uw Kamer gezegd dat
ik graag koers wil houden met het kader ontwerpruimte wat er nu ligt.2 Daar sta ik nog steeds achter en dat is om meerdere redenen:
• Hiermee voorkomen we vertraging. De conceptexamenprogramma’s van enkele «kenmerkende
profielvakken» biologie, natuurkunde en de moderne vreemde talen zijn immers al opgeleverd.
Als de motie wordt aangenomen moeten de leraren en vakexperts die daar hard aan hebben
gewerkt weer deels terug naar de tekentafel.
• Het model ontwerpruimte is daarnaast opgesteld door experts en gecheckt door de wetenschappelijke
curriculumcommissie. Uiteraard snap ik dat dit pijn doet bij sommige vakken, maar
het is niet mogelijk om alle vakken de ontwerpruimte te geven die zij zouden willen.
Er moeten scherpe keuzes worden gemaakt, zoals ook te lezen is in de beantwoording
van de schriftelijke vragen.3
• Hierbij laat deze motie niet zien waar in het curriculum – bij welke vakken concreet
– er dan iets af zou moeten gaan. De motietekst impliceert dat er dan ontwerpruimte
van Nederlands, wiskunde en/of maatschappijleer af zou moeten gaan. Dat vind ik onwenselijk
als we het niveau van de basisvaardigheden willen verbeteren.
• Daarbij spreek ik ook tegen dat de wetenschappelijke curriculumcommissie zou hebben
aanbevolen om extra onderdelen van burgerschap en digitale geletterdheid bij de kenmerkende
profielvakken onder te brengen. In hun advies geven zij aan dat het van belang is4:
○ Dat elementen van burgerschap en digitale geletterdheid in de bovenbouw in bestaande,
relevante vakken moet worden ondergebracht in plaats van dat het «losse vakken» worden;
○ Dat in de concept-werkopdracht moet worden aangegeven bij welke relevante vakken de
integratie van burgerschap en digitale geletterdheid moet plaatsvinden;
○ Dat er relevante expertise in de vakvernieuwingscommissies en de advieskringen daarvoor
moet worden belegd.
• Aan al deze drie criteria is voldaan in de totstandkoming van de conceptexamenprogramma’s.
Reactie op de vraag van het lid Pijpelink (GroenLinks/PvdA)
Tijdens het tweeminutendebat heeft het lid Pijpelink van de GroenLinks/PvdA-fractie
gevraagd of het dilemma van ontwerpruimte is op te lossen door burgerschap en digitale
geletterdheid niet als aparte kerndoelen te positioneren en te integreren in andere
vakken. Het is hierbij belangrijk onderscheid te maken tussen kerndoelen (po en onderbouw
vo) en examenprogramma’s (bovenbouw vo).
• Voor po en onderbouw vo zijn aparte conceptkerndoelen opgeleverd voor burgerschap en digitale geletterdheid. Deze kunnen scholen naar eigen wens invullen.
Of ze dat in een apart vak doen, in bestaande vakken of in projecten is aan hen. Hierbij
zal ik scholen adviseren om burgerschap en digitale geletterdheid niet als apart vak
aan te bieden omdat deze vaardigheden juist in de context van een vak relevant worden.
• In de bovenbouw van het vo zit wat minder ruimte, vanwege de indeling van het curriculum in vakken met een examenprogramma.
Hier worden dus ook geen «losse» eindtermen voor burgerschap en digitale geletterdheid opgeleverd, maar deze worden direct gekoppeld aan relevante vakken. Vrijwel alle vakken besteden
aandacht aan burgerschap en digitale geletterdheid. Omdat het van sommige vaardigheden
– bijvoorbeeld kennis over de democratische rechtstaat en mediawijsheid – belangrijk
is dat alle leerlingen daar op dezelfde manier mee in aanraking komen, is het aandeel
van gemeenschappelijke vakken als Nederlands, wiskunde en maatschappijleer relatief
vergroot.
Daarmee is het gesprek over ontwerpruimte in de bovenbouw dus niet op te lossen via
een aanpassing in de kerndoelen.
Reactie op het lid Rooderkerk (D66)
Het lid Rooderkerk van de D66-fractie heeft daarnaast in het tweeminutendebat aangegeven
bepaalde antwoorden te missen in de antwoorden in het Schriftelijk Overleg. De leden
hebben gevraagd om tabellen die de verhouding tussen het kader ontwerpruimte (2024)
en de studielasturentabel (2007) laten zien met het verschil in toe- en afname. Deze
tabellen heb ik geleverd. Hierbij heb ik aangegeven dat een vergelijking tussen «oud»
en «nieuw» niet eenvoudig te maken is, zeker als het gaat over de vraag of er meer
of minder lessen van een bepaald vak komen (zoals soms wordt gesuggereerd).
Er wordt bijvoorbeeld soms niet alleen studielast per vak verminderd (of vermeerderd),
maar vooral wordt het totaal met 400 uur minder. Dat is niet omdat leerlingen minder
onderwijstijd krijgen in de nieuwe situatie, maar omdat het oude model geen rekening
hield met het kortere examenjaar. Er is dus geen sprake van volledige «uitruil» tussen
vakken (vak X + 100; vak Y – 100; per saldo 0) en daarmee gaat de vergelijking niet
op.
Reactie op het verzoek van het lid van Zanten (BBB)
Ik snap de zorgen van uw Kamer over de ontwerpruimte goed. Het is belangrijk dat er
voldoende tijd beschikbaar is op scholen om het curriculum van een vak te kunnen geven.
Daarom heb ik in het tweeminutendebat aan het lid van Zanten van de BBB-fractie drie
dingen toegezegd:
• De conceptexamenprogramma’s zullen worden beproefd door leraren op scholen. Hierbij
zal ik – via de SLO – aan deze leraren vragen om te kijken hoe de ontwerpruimte voor
(bepaalde onderwerpen binnen) deze vakken naar verwachting zullen uitwerken.
• De lessen hieruit kan SLO meenemen in een handreiking om de lessentabel goed vorm
te geven. Scholen gaan uiteindelijk zelf over de daadwerkelijke lestijd per vak. Deze
handreiking zal in het schooljaar 2025/2026 beschikbaar zijn.
• Ik informeer uw Kamer jaarlijks over de voortgang van de conceptexamenprogramma’s
in de reguliere voortgangsrapportage over de curriculumherziening.
Ik houd dus vinger aan de pols bij het kader ontwerpruimte. Hierbij geef ik wel aan
dat eventuele wijzigingen in dit model voor significante vertraging zorgen aangezien
meer dan de helft van de conceptexamenprogramma’s al zijn opgeleverd. Deze vertraging
– en extra kosten – nemen alleen maar toe als er later in het ontwikkelproces alsnog
wordt opgeroepen tot het herverdelen van de ontwerpruimte. Vandaar mijn advies om
de aangescherpte motie-Ceder c.s. te ontraden en koers te houden.5
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap