Brief regering : Proces richting Voorjaarsnota
36 600 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2025
36 600
C
Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2025
Nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2024
Hierbij bericht ik u over de invulling van de toezegging1 die gedaan is aan uw Kamer, om inzicht te geven in een routekaart richting Voorjaarsnota
en hoe medeoverheden hierbij worden betrokken.
Zoals in het Hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) staat verwoord, beoogt dit kabinet dat medeoverheden vroegtijdig worden betrokken
bij voorbereiding van beleid en wetgeving. In augustus heeft in de aanloop naar de
vaststelling van het Regeerprogramma een Overhedenoverleg plaatsgevonden tussen dit
kabinet en de koepels van medeoverheden. Daarin is afgesproken om, waar het Regeerprogramma
medeoverheden raakt, ambities en beleidsvoornemens gezamenlijk met medeoverheden uit
te werken.
Dit naast de al lopende samenwerking tussen Rijk en medeoverheden om de balans tussen
ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht in kaart te brengen en waar nodig te
verbeteren. Zoals de Hervormingsagenda Jeugd – met daarin ook afspraken over de deskundigencommissie
jeugd, het houdbaarheidsonderzoek Wmo, het onderzoek naar een passende bijdrage van
de waterschappen aan de uitvoering van de Wet WOZ en de onderzoeken naar de kostenontwikkeling
van de opgaven op het gebied van openbaar vervoer, infrastructuur en natuur in relatie
tot de bbp-systematiek. Bij de laatste onderzoeken wordt ook gekeken naar sturingsmogelijkheden
voor decentrale overheden, uitvoeringscapaciteit, trends, ontwikkelingen en prognoses
en juridische en financiële obstakels. Dit zal worden bezien in het licht van de gehele
overheidsfinanciën.
Op 21 november heeft een Overhedenoverleg plaatsgevonden, waar een brede kabinetsdelegatie
met de voorzitters van VNG, IPO en UvW heeft gesproken over de gevolgen van het Regeerprogramma
voor de medeoverheden in het licht van de hierboven beschreven samenwerking om de
balans in kaart te brengen en waar nodig te verbeteren. We hebben in kaart gebracht
wat de plannen in het Regeerprogramma betekenen voor alle betrokken overheden, en
hoe we hier samen en integraal uitvoering aan geven. Het is goed dat het brede gesprek
tussen kabinet en medeoverheden nu, zo vroeg in deze kabinetsperiode, plaatsvindt.
Dit is belangrijk met het oog op de onderlinge samenwerking, de uitvoerbaarheid van
beleid en het gezamenlijk kunnen nemen van verantwoordelijkheid. In het Overhedenoverleg
is gesproken over de knelpunten in het huidige takenpakket en de werkwijze bij nieuwe
taken of het wijzigen van bestaande taken. Voorts is gesproken over de mogelijkheid
van interbestuurlijke samenwerkingsagenda op een aantal thema’s en over de stappen
die we gezamenlijk kunnen zetten in de richting van het volgende Overhedenoverleg
in februari.
Het was goed om de afgelopen tijd intensief met elkaar op te trekken en vanuit alle
perspectieven mee te denken over de plannen. Ik hecht erg veel waarde aan de samenwerking
met medeoverheden, ook als het lastig wordt. Samen moeten en willen we het doen. Ik
hecht ook veel waarde aan de balans tussen de ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht.
Op het Overhedenoverleg is van kabinetszijde erkend dat deze onder druk staat. Het
gesprek daarover moet wel zorgvuldig en precies worden gevoerd. Als kabinet willen
we met de medeoverheden een weg naar voren bewandelen. Dat doen we door de huidige
en toekomstige scheefgroei in het sociaal domein zeer serieus te nemen. Het advies
van de deskundigencommissie Jeugd zullen we zeer serieus nemen, waarbij geldt dat
voor medebewindstaken adequate middelen dienen te zijn (art. 108 Gemw, lid 3). In
het overleg zijn de volgende afspraken gemaakt.
1. Over jeugd:
a. Het is voor het kabinet niet de vraag «of» opvolging aan de adviezen van de deskundigencommissie
(Van Ark) wordt gegeven, maar «hoe».
b. Het kabinet werkt in overleg met gemeenten in het kader van de Hervormingsagenda Jeugd
voortvarend aan een wet- en maatregelenpakket om ervoor te zorgen dat waar mogelijk
wordt voorkomen dat problematiek bij jeugdigen ontstaat of verergert en dat alleen
die jeugdigen die het echt nodig hebben in de jeugdzorg terecht komen. Hiervoor is
een brede maatschappelijke dialoog over jeugdzorg en wettelijke afbakening van de
jeugdhulpplicht noodzakelijk en randvoorwaardelijk om tot beheersing te komen.
c. Gemeenten (en partners) staan tegelijkertijd aan de lat om in hun uitvoeringspraktijk
(bijvoorbeeld met stevige wijkteams) een noodzakelijke bijdrage te leveren om tot
een beheersing van de kosten en het jeugdhulpgebruik te komen.
2. Er wordt intensieve samenwerking gezocht op vier thema’s, met als doel om te resulteren
in een samenwerkingsagenda: robuuste ruimtelijke keuzes, zorg en welzijn, bestaanszekerheid
en landelijk gebied. De uitwerking van samenwerkingsafspraken op deze terreinen wordt
de komende maanden verder vormgegeven.
3. Deze punten worden verder uitgewerkt voor het volgende Overhedenoverleg in februari
2025. Daarbij wordt ook gekeken naar de meerjarig financiële kant van de afspraken,
hierin zal ook het advies van de deskundigencommissie jeugd betrokken worden.
Het Overhedenoverleg treedt daarbij niet in de plaats van reeds bestaande (interbestuurlijke)
overleggen. In die bestaande overleggen vindt primair, vaak per beleidsterrein, het
gesprek plaats over wat er nodig is om gezamenlijk maatschappelijke opgaven te realiseren.
Het Overhedenoverleg dient om ook het bredere plaatje te bezien als het gaat om de
gezamenlijke ambities en opgaven en wat daarvoor nodig is, en om de samenhang tussen
inhoudelijke beleidsterreinen te bewaken.
Verder heeft op 26 november het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen (BOFv)
plaatsgevonden. Hier hebben de beheerders van het gemeente- en provinciefonds, ondergetekende
en de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, met de koepels van medeoverheden
constructief gesproken over enkele lopende zaken. Specifiek is daarbij afgesproken
dat in gezamenlijkheid gewerkt wordt aan een inventarisatie van de voor- en nadelen
van de nieuwe berekeningswijze (inclusief grondslag en ramingen) van het accres. Daarmee
geef ik ook uitvoering aan de motie-Chakor/Van Nispen (Kamerstuk 36 600 B, nr. 12). De inventarisatie staat op de agenda van het eerstvolgende BOFv begin februari,
voorafgaand aan het Overhedenoverleg.
Ook heeft uw Kamer op 21 november een brief over het afwegingskader voor de omzetting
van bestaande en de instelling van nieuwe specifieke uitkeringen ontvangen.2 In deze brief ga ik in op de motie die ingediend is bij de behandeling van mijn begroting:
motie Flach c.s. (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 36) over onderbouwing 10 procent ombuiging op SPUKS. Ten slotte geef ik hierin een reactie
op het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur «Voornemen tot overheveling specifieke
uitkeringen».
Het kabinet streeft ernaar om, in goede interbestuurlijke samenwerking bij de uitwerking
van het Regeerprogramma, samen met de medeoverheden tot een goede balans te komen.
Zo kunnen overheden gezamenlijk vanuit hun eigen kracht maatschappelijke opgaven aangaan
en de burger gepaste dienstverlening bieden.
Conform mijn toezegging aan het lid van Dijk (CDA) tijdens de begrotingsbehandeling
van de BZK-begroting doe ik uw Kamer in een bijlage een overzicht toekomen van recente
taakmutaties op het gemeentefonds en het provinciefonds.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Indieners
-
Indiener
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties