Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief van de Vereniging Consumentenbelang Autorijbewijs (VCBA) over de misstanden bij het CBR
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 1133
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2024
Op 23 oktober 2024 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat gevraagd
te reageren op een brief van de vereniging Consumentenbelang Autorijbewijs (VCBA).
De vereniging vraagt in de brief, ook op basis van eigen onderzoek, aandacht voor
enkele punten over rijexamens en het rijonderwijs. Het ministerie heeft in de afgelopen
jaren vaker brieven hierover gehad van de VCBA. Deze brieven zijn beantwoord. Dat
geldt ook voor de «brandbrief» die de VCBA 8 september 2023 aan het ministerie heeft
gestuurd, en die de vereniging nu als bijlage heeft meegestuurd. In deze brandbrief
brengt de VCBA vermeende misstanden en oneerlijke handelspraktijken onder de aandacht,
en verwijt het ministerie dat het geen actie onderneemt op deze punten. De VCBA geeft
in de brandbrief aan de bevindingen te delen met politieke partijen. Het ministerie
heeft in een reactie op de brandbrief aangegeven dat het kennis neemt van de inhoud
ervan.
Eigen onderzoek VCBA
De VCBA verwijst in de brief van 23 oktober naar eigen onderzoek. Dat onderzoek heeft
de vereniging naar eigen zeggen uitgevoerd bij de CBR-examenlocatie in Enschede, en
binnen het reserveringsplatform TOP van het CBR. Het CBR en het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) hebben geen rapport ontvangen van de VCBA over resultaten van
dit onderzoek. Het is dus niet bekend op welke manier dit onderzoek is gedaan, welke
methode is gebruikt en wat de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek zijn.
De VCBA zegt in de brief dat het CBR het onderzoek heeft gefrustreerd door meldingen
te doen bij de politie. Het CBR herkent zich niet in deze opmerking. Wel heeft het
CBR in de afgelopen jaren een conflict gehad met een voormalig rijschoolhouder die
zich hinderlijk ophield bij CBR-locaties en onder andere praktijkexamens onmogelijk
maakte. Daarover zijn meerdere meldingen gedaan bij de lokale politie. Een en ander
heeft ook geleid tot juridische procedures.
Hieronder ga ik in op de punten die de vereniging in de brief benoemt naar aanleiding
van het eigen onderzoek.
(1) De VCBA stelt, op basis van het genoemde eigen onderzoek bij het CBR in Enschede,
dat daar een groot deel (43%) van de examenkandidaten een te kort praktijkexamen heeft
gehad. Daardoor zouden deze examenkandidaten zijn bevoordeeld. De VCBA haalt hierbij
artikel 83 van het Reglement rijbewijzen aan, waarin volgens de vereniging staat dat
een examenrit minimaal 35 minuten moet duren.
De redenering van de VCBA is niet juist. Artikel 83 stelt dat het praktijkexamen minimaal
35 minuten moet duren, niet de examenrit. Het praktijkexamen start met de ogentest,
en met controlevragen over het voertuig. Dat kan bijvoorbeeld gaan over wat er gecontroleerd
kan worden aan de banden of wat er zich onder de motorkap bevindt. Daarna volgt de
examenrit.
Het CBR herkent zich dus niet in de stelling van de VCBA dat een groot deel van de
examenkandidaten in Enschede een te kort praktijkexamen heeft gehad. Overigens plant
het CBR 55 minuten voor een examen. Voorafgaand aan het praktijkexamen is er een voorgesprek.
Na afloop volgt er een nabespreking.
(2) De VCBA stelt op basis van het genoemde eigen onderzoek dat examenkandidaten van de
grootste opleider in Enschede in 32% van de gevallen geen bijzondere verrichtingen
hoefden uit te voeren tijdens het praktijkexamen.
Het CBR herkent zich hier niet in. Alle examenkandidaten worden getoetst op bijzondere
verrichtingen, tenzij met goed gevolg een tussentijdse toets is afgelegd bij het CBR.
Het CBR is de enige instantie die een tussentijdse toets kan afnemen die een vrijstelling
kan opleveren voor het examen. Eventuele toetsen die een rijschool afneemt tellen
niet mee voor een vrijstelling. Het CBR heeft ook in geen enkel geval rijscholen gevraagd
tussentijdse toetsen af te nemen om het CBR daarmee te ontlasten.
(3) De VCBA stelt dat reserveringstermijnen op veel examenlocaties nog 4 tot 5 maanden
zijn, terwijl Minister Harbers in de zomer van 2023 heeft toegezegd dat de reserveringstermijnen
eind 2023 zouden zijn teruggebracht tot 6–8 weken.
Het klopt dat de reserveringstermijnen voor het B-examen fluctueren, en nog niet op
het gewenste niveau zijn. De Kamer ontvangt elk kwartaal een rapportage van het CBR
over de actuele reserveringstermijnen. De toezegging van Minister Harbers in de zomer
van 2023 dat aan het einde van dat jaar de gemiddelde reserveringtermijn tussen de
6 en 8 weken zou liggen, is waargemaakt. In de rapportage van het CBR over het vierde
kwartaal van 2023 is aangegeven dat de gemiddelde reserveringstermijn voor een eerste
B-examen eind 2023 7,1 weken bedroeg. Daarbij is ook aangegeven dat er grote verschillen
zijn tussen examenlocaties, en dat er in de Randstad uitschieters zijn tot 18–20 weken.
Kosten behalen rijbewijs
De VCBA meldt in de brief dat de gemiddelde kosten voor het halen van een rijbewijs
4.000 euro zijn. Deze aanname is niet juist. Uit onderzoek van het CBR uit november
2023 blijkt dat de gemiddelde kosten 3.125 euro zijn. Het grootste deel van dit bedrag
bestaat uit de kosten voor rijlessen.1
Toezichtrol CBR op examinatoren
Ten slotte vraagt de VCBA om zeer kritisch te kijken naar wetswijzigingen door uitwerking
van adviezen uit het rapport «Van rijopleiding naar rijonderwijs». De vereniging stelt
dat deze catastrofaal zullen zijn voor de jonge consument. VCBA wijst op het advies
uit het rapport om een nieuwe entiteit (Curriculumcommissie Autorijonderwijs (CCA))
wettelijke taken te geven om naast de ontwikkeling van en toezicht op de rijschoolwereld
ook (deel)toezicht te houden op CBR-examinatoren en de CBR-klachtenafhandeling.
In het advies van de heer Roemer – van rijles naar rijonderwijs – over de rijschoolbranche
staat niets over een toezichtrol op CBR-examinatoren en de CBR klachtenafhandeling
door een nieuw te vormen CCA. In de taakomschrijving van de CCA staat alleen dat de
CCA samen met het CBR de exameneisen vaststelt en dat de CCA een klachtenregeling
heeft over rijscholen, rijinstructeurs en examinatoren. Overigens had Minister Harbers
al aangegeven voorlopig geen aanleiding te zien om een dergelijke commissie in te
richten.2
Hiermee zie ik geen grond voor hetgeen de VCBA in haar brief aan de orde stelt.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat