Brief regering : Versterking Eerstelijnszorg
33 578 Eerstelijnszorg
Nr. 122
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Gelijkwaardiger toegang tot zorg begint in de eerste lijn. In je eigen dorp of wijk
snel terecht kunnen bij de huisartsenpraktijk, fysiotherapie of wijkverpleging moet
altijd mogelijk zijn. Maar dat is niet vanzelfsprekend. De samenleving verandert,
de zorgvraag groeit en wordt complexer. Mensen weten de weg soms niet meer te vinden
in de grote hoeveelheid aanbieders van zorg en ondersteuning. Daarbij dreigt ook in
de eerstelijnszorg een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort. Patiënten ervaren daar nu
al de gevolgen van, bijvoorbeeld bij het vinden van een vaste huisarts, logopedist
of wijkverpleging. Een sterke eerstelijnszorg is juist in deze tijden een noodzaak.
Zorg en ondersteuning is en blijft mensenwerk: de huisarts, doktersassistent, wijkverpleegkundige,
fysiotherapeut, apotheker, en alle andere zorg- en hulpverleners in de eerste lijn
vormen het fundament van ons zorgstelsel.
Daarom zetten wij, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg (LMZ) in op het versterken van de eerstelijnszorg,
onder meer door betere onderlinge samenwerking. Door betere samenwerking kan de eerstelijnszorg
mensen beter helpen met de juiste zorg of ondersteuning. Ieder mens is anders en wij
willen dat de eerstelijnszorg voor iedereen vindbaar en begrijpelijk is. En dat mensen
die dat niet zelf kunnen, geholpen worden bij het vinden van de weg. Die beweging
is met het integraal zorgakkoord (IZA) en de visie eerstelijnszorg 2030 al in gang
gezet. Daarom zetten we deze beweging door, werken we aan verdere concretisering van
de gemaakte afspraken zodat patiënten en zorgverleners echt verschil gaan merken én
maken we extra afspraken waar dat nodig is.
In aanloop naar het commissiedebat eerstelijnszorg met uw Kamer, sturen wij u deze
brief waarin we de hoofdlijnen van ons beleid voor de eerstelijnszorg zoals benoemd
in het hoofdlijnenakkoord, het regeerprogramma en de beleidsagenda 2025 nader toelichten.
Parallel zenden we u een verzamelbrief eerstelijnszorg met daarin de stand van zaken
op openstaande toezeggingen en moties binnen enkele eerstelijnssectoren.
Voor wat betreft de budgettaire consequenties van het beleid dat in deze brief wordt
geschreven geldt het volgende: de uitwerking van beleid waarmee wij uitvoering geven
aan het regeerprogramma zal passen binnen de afspraken zoals gemaakt in het hoofdlijnenakkoord
en de budgettaire bijlage daarvan. Voor de eerstelijnszorg zal nieuw beleid passen
binnen de financiële kaders zoals we die met het veld afspreken in het zorg- en welzijnsakkoord.
Uitvoering van bestaande afspraken voor de eerstelijnszorg wordt gedaan binnen de
financiële kaders die in het IZA zijn afgesproken.
Leeswijzer
In het eerste deel van deze brief beschrijven wij onze inzet om de samenwerking in
de eerstelijnszorg te verbeteren, in lijn met het regeerprogramma. In het tweede deel
van deze brief beschrijft de Minister van VWS haar inzet om uitvoering te geven aan
afspraken in het regeerprogramma over de huisartsenzorg. In het derde deel van deze
brief doet de Staatssecretaris LMZ dit voor de wijkverpleging.
I. Verbeteren van de samenwerking in de eerstelijnszorg
De eerstelijnszorg is er voor iedereen die zorg nodig heeft. Dat is het gezamenlijke
uitgangspunt van partijen uit de eerstelijnszorg die begin dit jaar samen de visie eerstelijnszorg 2030 hebben vastgesteld. Maar ook in de eerste lijn dreigt een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort.
Samen moeten we daarom zorgen dat de beperkte capaciteit aan zorg zo goed mogelijk
wordt ingezet. Juist ook voor de mensen die de route naar hun zorg- of hulpverlener
soms lastig kunnen vinden. Zodat inwoners en patiënten de zorg en ondersteuning krijgen
die zij nodig hebben en deze van goede kwaliteit is. Daarvoor is goede samenwerking
binnen de eerstelijnszorg noodzakelijk, zowel in de wijk als op regionaal niveau.
In dit onderdeel van de brief gaan wij in op de wijze waarop we uitvoering geven aan
de afspraak in het regeerakkoord om de samenwerking in de eerstelijnszorg te verbeteren.
Om duidelijker te maken wat mensen mogen verwachten van de eerstelijnszorg hebben
betrokken partijen uit de eerste lijn een zorgbelofte opgesteld die wij ook graag
met uw Kamer delen (bijlage). De zorgbelofte heeft als doel om steeds de focus te
houden op diegenen voor wie we het doen: de inwoner en patiënt. Daarmee geeft deze
zorgbelofte richting aan de benodigde veranderingen waar de eerstelijnszorg zich voor
gaat inzetten. Wij ondersteunen de betrokken partijen bij het realiseren van deze
zorgbelofte. Want een visie is mooi, maar pas als mensen in de praktijk toegang hebben
en houden tot goede zorg hebben wij ons gezamenlijke werk goed gedaan.
Versterking van samenwerking op wijkniveau
Gelijkwaardiger toegang tot zorg vraagt om nauwe samenwerking tussen verschillende
zorgverleners en welzijnsmedewerkers binnen een wijk. Zo kunnen zij beter inspelen
op behoeftes van inwoners uit de wijk. Met partijen uit de eerstelijnszorg hebben
we afgesproken dat in elke wijk wordt samengewerkt in een hecht wijkverband. In de
kern zijn dit de huisartsen, wijkverpleegkundigen, apothekers en professionals uit
het sociaal domein. Het wijkverband zorgt ervoor dat iedereen met een zorg- of hulpvraag
snel op de juiste plek komt en werkt samen met andere zorg- en hulpverleners in de
wijk. Wij zien voor het hechte wijkverband mogelijk ook een rol bij onze ambitie uit
het regeerprogramma om arbitrage tussen zorgwetten in te voeren. Bij deze arbitrage
is de minste inzet van medewerkers het uitgangspunt. De invoering van arbitrage wordt
momenteel nog verder uitgewerkt. Met partijen in de eerstelijnszorg stellen we een
handreiking voor hechte wijkverbanden op die gebaseerd is op bestaande goede voorbeelden
en waar zorgverleners direct mee aan de slag kunnen. Voor het einde van het jaar sturen
wij u deze toe.
Herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging
Onderdeel van de gemaakte afspraken over de eerstelijnszorg vormt de (door)ontwikkeling
van herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging. De wijkverpleging komt bij mensen
thuis en kan daardoor goed inschatten wat er speelt in een wijk of dorp. Zorgverleners
die werkzaam zijn in de wijkverpleging spelen vaak een regierol bij de zorg voor kwetsbare
mensen, bijvoorbeeld als casemanager dementie. Daarom moet de wijkverpleging ook vast
onderdeel worden van de «hechte wijkverbanden» die overal moeten ontstaan. In maart
2024 is het eindrapport van Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over
herkenbare en aanspreekbare teams in de wijkverpleging opgeleverd aan VWS1. Naar aanleiding daarvan heeft de toenmalig Minister van VWS aangegeven hoe de aanbevelingen
opgepakt zouden worden, waaronder die voor een verduidelijking van rollen en verantwoordelijkheden
van betrokken partijen.
Veldpartijen uit de wijkverpleging – ActiZ, Zorgthuisnl en Zorgverzekeraars Nederland
– hebben deze aanbeveling inmiddels voortvarend opgepakt. Zij werken aan inhoudelijke
uitgangspunten hóe en met welke voorwaarden herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging
in de regio en in de wijk kan worden bereikt. Onderdeel hiervan is dat in elke wijk
of buurt een vast aanspreekpunt namens de wijkverpleging is voor deelname aan het
wijkverband en coördinatie van complexe zorgvragen. De Staatssecretaris LMZ maakt
in het kader van de visie eerstelijnszorg afspraken over herkenbare en aanspreekbare
wijkverpleging: zowel dat deze overal tot stand komt als over de manier waarop partijen
dat gaan realiseren.
Versterking van de samenwerking op regionaal niveau
Partijen in een regio gaan met elkaar samenwerken om de zorg toegankelijk te houden.
Mede vanuit het Integraal Zorgakkoord worden op regionaal niveau veel afspraken gemaakt
over zorg en welzijn. De eerstelijnszorg is in veel gevallen nog niet goed regionaal
georganiseerd. Dat zorgt ervoor dat de capaciteit niet optimaal wordt benut, innovatie
niet goed van de grond komt en er geen duidelijke aanspreekpunten zijn voor het maken
van inhoudelijke afspraken met bijvoorbeeld ziekenhuizen of gemeenten. Inwoners kunnen
daardoor niet snel en gemakkelijk bij de juiste zorg- en hulpverlener terecht. Daarom
werken partijen uit de eerste lijn aan het versterken van de regionale samenwerking
door de vorming van Regionale eerstelijnssamenwerkingsverbanden (RESV), die eerstelijnszorgverleners
ondersteunen en ontzorgen. We hebben met partijen afgesproken dat deze RESV’s:
○ Verschillende eerstelijnszorgaanbieders vertegenwoordigen bij het maken van multidisciplinaire
afspraken over de organisatie van en samenwerking in de zorg binnen de regio. Zij
vertegenwoordigen tenminste de huisartsenzorg, wijkverpleging en apothekers, en aanvullend
ook de andere beroepsgroepen in de eerstelijnszorg zoals de paramedische organisaties
en aanbieders uit het sociaal domein;
○ Draagvlak hebben in de regio en actief inwoners/patiënten betrekken;
○ Slagvaardig zijn en de administratieve lasten verlagen voor aangesloten zorgaanbieders
(zij ondersteunen de zorgaanbieders in de wijk en nemen hen daardoor taken uit handen);
○ Multidisciplinaire zorginhoudelijke afspraken2 maken met zorgverzekeraars over specifieke patiëntengroepen, zoals bijvoorbeeld kwetsbare
ouderen. Welke zorginhoudelijke afspraken dit zijn bepalen regio’s zelf op basis van
het regionale beeld (regiobeelden/plannen). We spreken daarbij af dat de markt leidende
zorgverzekeraar met de RESV afspraken maakt. De overige verzekeraars volgen deze afspraken
in de contractering;
○ Goed inspelen op toegankelijkheid en capaciteit van de eerstelijnszorg. RESV’s geven
inzicht in de beschikbare capaciteit van de eerstelijnszorg en analyseren de huidige
en toekomstige vraagstukken in de regio. Ze stellen plannen op om deze vraagstukken
samen met zorgverzekeraars op te lossen.
De komende twee jaar wordt in elke regio een RESV opgezet. Waar mogelijk bouwen partijen
daarbij voort op bestaande regionale samenwerkingsverbanden.
Tijdelijke en structurele financiële middelen voor samenwerking in wijk en regio
De versterking van de samenwerking op wijk- en regionaal niveau wordt in eerste instantie
financieel mede mogelijk gemaakt door een subsidieprogramma van ZonMw. Dit programma
is beschikbaar voor regio’s om hun regionale eerstelijnssamenwerkingsverband, en voor
iedere wijk een hecht wijkverband, op te zetten, uit te breiden en/of te versterken.
In 2023 hebben 43 regio’s een voorbereidingssubsidie ontvangen. Deze was bestemd voor
het uitwerken van plannen voor de versterking van de regionale eerstelijnszorg, vooruitlopend
op een uitvoeringssubsidie. Inmiddels hebben 16 regio’s ook de aanvraag voor een uitvoeringssubsidies
ingediend. De eerste regio’s zullen in november 2024 een subsidie toegekend krijgen.
De beschikbare subsidie is een tijdelijke financiering. Daarom werken we de komende
tijd samen met de NZa en het Zorginstituut, aan een permanente bekostiging. Allereerst
moet per 2027 de bekostiging via de Zorgverzekeringswet kunnen lopen en daarvoor richten
we betaaltitels in die per 2027 gecontracteerd kunnen worden. Tussen 2027 en 2030
zal de bekostiging nog verder door ontwikkelen en de structurele bekostiging zal uiterlijk
per 2030 gereed zijn.
Op 1 januari 2027 gaan de contracten tussen RESV’s en zorgverzekeraar in. Om te zorgen
dat dit in elke regio goed kan gebeuren, maken aanbieders en verzekeraars een landelijke
handreiking voor het eenduidig contracteren van bovengenoemde taken van RESV’s. Het
beleid van de zorgverzekeraars voor de inkoop moet begin 2026 zijn ingericht. Als
het nodig blijkt voor een gelijkwaardiger toegang tot eerstelijnszorg zullen wij,
in lijn met de visie eerstelijnszorg, aanscherpingen in wet- en regelgeving voorbereiden.
Maar vooralsnog vertrouwen wij erop dat uitwerking van de gemaakte afspraken binnen
bestaande kaders goed mogelijk is.
Digitaal antwoord op zorg- of hulpvraag
Samen met betrokken partijen gaan we patiënten helpen om hun zorgverlener beter te
kunnen vinden, zodat zij niet onnodig vaak aan het verkeerde loket staan. In dat kader
zetten wij in op de doorontwikkeling van Thuisarts.nl. Wij vinden het van groot belang
dat burgers toegang hebben tot de betrouwbare gezondheidsinformatie die niet afwijkt
van de informatie die zij van hun eigen arts krijgen. Hiermee kunnen mensen een verantwoorde
en afgewogen keuze maken om al dan niet naar bijvoorbeeld de huisarts te gaan. Dit
helpt ook bij het verlagen van de druk op de eerstelijnszorg. Als eerste stap is een
extern marktonderzoek uitgevoerd door KPMG naar digitale (zelf)zorghulpmiddelen waarvan
de resultaten in januari 20243 naar uw Kamer zijn verzonden. In de analyse van KPMG is Thuisarts.nl positief beoordeeld
als digitaal (zelf)zorghulpmiddel voor onafhankelijke en betrouwbare gezondheidsinformatie.
In de afgelopen periode hebben wij samen met relevante partijen verschillende routes
verkend voor verdere doorontwikkeling van Thuisarts.nl en de mogelijke financiering
daarvan. Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor het op termijn verbreden van Thuisarts.nl
naar de gehele eerstelijnszorg en, waar noodzakelijk en mogelijk, het sociaal domein.
Voor de korte termijn heeft de Minister inmiddels afspraken gemaakt over financiering
van Thuisarts.nl (periode 2024–2026), in samenspraak met relevante veldpartijen zoals
Thuisarts.nl, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en ZonMw. Het betreft co-financiering
door VWS, ZN, het Nederlandse Huisartsen Genootschap en de Federatie Medische specialisten.
De doorontwikkeling van Thuisarts.nl vindt plaats in samenwerking met Patiënten Federatie
Nederland. De Minister van VWS onderzoekt ook op welke manier Thuisarts.nl na 2026
structureel gefinancierd kan worden. Zij zal hierover afspraken met betrokken partijen
maken in het zorg- en welzijnsakkoord.
Tot slot zetten wij breder in op digitalisering in de (eerstelijns)zorg. Zo hebben
partijen in IZA de ambitie afgesproken om voor geschikte zorgpaden en -processen in
te zetten op 70% digitale en hybride zorg met 50% adoptie (op basis van samen beslissen)4.
Beter benutten capaciteit van zorgverleners in de eerstelijnszorg
De beschikbare capaciteit en expertise van zorgverleners in de eerstelijnszorg moet
beter benut worden. Hiervoor maken we afspraken met de eerstelijnspartijen, waarvan
we er drie expliciet in deze brief benoemen. Ten eerste hebben wij met partijen afgesproken
om een centraal overzicht en inzicht te creëren in de vakgebieden, taken en verantwoordelijkheden
van eerstelijnszorgverleners. Zo maken we voor burgers en zorgverleners inzichtelijk
welke zorg- of hulpverlener een rol kan spelen bij welk type hulpvraag. Soms kan bijvoorbeeld
een fysiotherapeut of specialist ouderengeneeskunde een zorg- of hulpvraag beantwoorden
die nu bij de huisarts terecht komt. Ten tweede maken we afspraken welke zorg- of
hulpverlener in welke situatie de regie kan voeren. Dit kan afhankelijk van de situatie
natuurlijk ook per patiënt of wijk verschillen, maar moet voor alle betrokkenen wel
duidelijk zijn. Tot slot maken we het met beroepsverenigingen uit de eerstelijnszorg
mogelijk om het multidisciplinair overleg (MDO) in te zetten bij patiënten waarvoor
dit passend is. Op dit moment ervaren eerstelijnszorgverleners nog drempels om het
MDO in te zetten. Dat kan integrale samenwerking rondom een patiënt in de weg zitten.
De beroepsverenigingen werken een voorstel uit om deze drempels weg te nemen. Deze
acties dragen eraan bij dat patiënten snel op de juiste plek komen en dat we de beschikbare
kennis en kunde in de eerstelijnszorg beter benutten.
II. Toegankelijke huisartsenzorg door verlagen drempels praktijkhouderschap
Gelijkwaardiger toegang tot zorg begint bij toegang tot huisartsenzorg. Dit kabinet
zet zich ervoor in dat iedereen die dat wil zich kan inschrijven bij een (vaste) huisarts.
Op die manier kan de huisartsenzorg ook goed haar centrale rol spelen bij het vormgeven
van de eerstelijnszorg in de wijk en de regio. Met de juiste inzet is het mogelijk
dat iedereen zich bij een huisartsenpraktijk kan inschrijven, want er zijn meer huisartsen
dan ooit, ook per hoofd van de bevolking. Dit vraagt wel goede samenwerking en actieve
inzet op het aantrekkelijk maken van het werken als praktijkhouder. Want op dit moment
werken te veel huisartsen als (wisselend) waarnemer. Dat legt veel druk op praktijkhouders en huisartsen die op een andere manier
verantwoordelijk zijn voor een vaste groep patiënten. In het regeerprogramma heeft
het kabinet daarom afgesproken om de drempels voor startende praktijkhouders te verlagen.
Aantrekkelijker maken van het praktijkhouderschap door Meer Tijd Voor de Patiënt,
ANW-zorg en POH-ggz
Om het werk voor praktijkhoudend huisartsen aantrekkelijker te maken, zijn al een
aantal belangrijke stappen gezet. Iedere huisartsenpraktijk heeft inmiddels toegang
tot meer tijd voor de patiënt (MTVP). Zo is dit ook afgesproken met partijen uit de
huisartsenzorg in het IZA. Landelijke invoering van MTVP is van belang, omdat voldoende
tijd in de spreekkamer leidt tot betere kwaliteit van zorg, minder doorverwijzingen
en meer werkplezier. Om dit mogelijk te maken is er structureel ruimte in het budgettair
kader huisartsenzorg. Tot en met 2024 gebruiken partijen voor MTVP nog een tijdelijke
bekostigingsvorm. De NZa voert op verzoek van de Minister van VWS de structurele bekostiging
van MTVP in per 1 januari 2025 als aparte prestatie in segment 1 van de huisartsenbekostiging.
Daar is de Kamer eerder dit jaar over geïnformeerd.5 De NZa berekende dat structurele bekostiging van MTVP voor een gemiddelde huisartsenpraktijk
neerkomt op zo’n 47 duizend euro extra omzet op jaarbasis. Landelijk gaat het om (maximaal)
€ 220 mln. per jaar. Landelijke partijen hebben afgesproken hoe deze extra middelen
ook daadwerkelijk tot meer tijd in de spreekkamer leiden. Zij monitoren de effecten
hiervan gezamenlijk.
Ook is er voor de avond-, nacht-, en weekenduren (ANW-uren) flinke vooruitgang geboekt
voor huisartsen, door de verantwoordelijkheid voor het invullen van diensten beter
te verdelen over praktijkhouders en niet-praktijkhouders. Om dit te ondersteunen zijn
de tarieven voor de ANW-uren op verzoek van de voormalig Minister van VWS per 2023
gedifferentieerd en sterk verhoogd door de NZa (variërend van 15% tot 50% verhoging,
afhankelijk van het moment van de dienst). Voor het bieden van zorg aan patiënten
met psychosociale klachten is daarnaast de maximale inzet van een POH-ggz in de huisartsenpraktijk
verhoogd van 12 naar 16 uur per week.
De in het IZA afgesproken groei van het budgettair kader huisartsenzorg biedt ruimte
voor de uitvoering van bovengenoemde afspraken.
Onderzoek naar aantal mensen zonder huisarts
Tot nu toe was het onduidelijk hoeveel mensen er ongewenst niet bij een huisartsenpraktijk
staan ingeschreven en hoe groot de groep is die wel staat ingeschreven, maar op zoek
is naar een andere praktijk.6 In opdracht van VWS, en in samenwerking met de Patiëntenfederatie Nederland, heeft
het NIVEL onderzoek gedaan naar deze twee groepen. Het rapport dat bij dit onderzoek
hoort, ontvangt u als bijlage bij deze brief. Hiermee voldoet de Minister van VWS
aan de toezegging van haar voorganger om onderzoek te doen naar het totaal aantal
mensen dat op zoek is naar een (nieuwe) huisarts maar zich niet kan inschrijven.7
Op basis van dit onderzoek schat NIVEL dat ongeveer 37.000 volwassen mensen in Nederland
ongewenst niet staan ingeschreven bij een huisartsenpraktijk. Omdat sommige groepen
ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef is het daadwerkelijk aantal naar verwachting
nog iets hoger. De komende periode legt VWS verschillende bronnen naast elkaar om
tot een nog betere inschatting te komen. Het is onwenselijk dat deze groep niet staat
ingeschreven en het is belangrijk dat er nu een beeld is van de grootte van deze groep.
De verwachting is ook dat we dit probleem met gezamenlijke inspanningen kunnen oplossen.
De situatie bij Co-Med was zeer onwenselijk en de Minister neemt maatregelen om dit
in de toekomst te voorkomen. Zie daarvoor ook de gelijktijdig verzonden «verzamelbrief
eerstelijnszorg». We moeten en kunnen ook leren van de opvolging van het faillissement
van Co-Med. De afgelopen maanden hebben huisartsen, regionale huisartsenorganisaties,
zorgverzekeraars en andere betrokkenen zich samen ingezet om de gedupeerde patiënten
van Co-Med zo veel mogelijk onder te brengen bij (bestaande of nieuwe) huisartsenpraktijken.
Het veld heeft in deze noodsituatie laten zien dat zij, met onderlinge samenwerking
en veel inspanning van alle partijen, initiatieven kunnen opzetten om oud Co-Med patiënten
te helpen. Veel mensen zijn inmiddels geholpen aan een nieuwe (vaste of tijdelijke)
huisarts of er is zicht op een nieuwe huisarts die een voormalig Co-Med praktijk gaat
overnemen. De Minister van VWS zet erop in om samen met betrokken partijen ook voor
mensen die op dit moment zonder huisarts zitten een passende oplossing te vinden.
Dit mag uiteraard niet leiden tot extra werkdruk bij bestaande huisartsenpraktijken.
Naast de groep mensen zonder huisarts is er een groep van bijna 600.000 mensen die
wel ingeschreven staat bij een huisartsenpraktijk, maar wil wisselen van praktijk.
Het onderzoek biedt beperkt inzicht in de motivatie en urgentie achter deze wisselwens.
Het onderzoek laat zien dat de hoeveelheid wisselwensen per regio verschilt, maar
zonder duidelijk patroon. Het is bijvoorbeeld niet zo dat in regio’s waarin relatief
weinig huisartsen werkzaam zijn meer mensen een onvervulde wisselwens hebben. Samen
met betrokken partijen zal de Minister van VWS onderzoeken of er landelijk of regionaal
systemen kunnen worden opgezet om het «ruilen» van patiënten die willen wisselen tussen
praktijken te vergemakkelijken.
Er zijn al verschillende initiatieven die laten zien wat er mogelijk is om mensen
aan een (vaste) huisarts te helpen. Zoals recent in de regio Den Haag, waarbij regio-organisatie
HADOKS en Buurtdokters een portaal hebben opgezet om inwoners van Den Haag zonder
huisarts en mensen met een wisselwens te helpen bij het vinden van een praktijk in
de buurt die nog plek heeft. Ook zijn er steeds vaker initiatieven van regionale huisartsenorganisaties
die – al dan niet tijdelijk – een praktijk starten of overnemen om mensen in de regio
zonder huisarts te kunnen inschrijven.
Initiatieven zoals hier benoemd laten zien wat er mogelijk is als huisartsen, regio-organisaties,
zorgverzekeraars en gemeenten de krachten bundelen. De Minister van VWS is voornemens
om in het aangekondigde zorg en welzijnsakkoord afspraken te maken met landelijke
partijen om initiatieven die bijdragen aan de toegankelijkheid van huisartsenzorg
in elke regio te implementeren en om de drempels voor het praktijkhouderschap te verlagen.
III. Toegankelijke Wijkverpleging
De wijkverpleging speelt een belangrijke rol bij het versterken van de samenwerking
binnen de eerstelijnszorg. Dit hebben we beschreven in het eerste deel van deze brief.
Specifiek voor de wijkverpleging zijn daarnaast twee maatregelen opgenomen in (de
budgettaire bijlage van) het hoofdlijnenakkoord «hoop, lef en trots».
Ten eerste de maatregel om onafhankelijke indicatiestelling bij ongecontracteerde
wijkverpleging in te voeren. Het doel van deze maatregel is om bij te dragen aan een
goede inzet van de schaarse capaciteit in de wijkverpleging. Door de onafhankelijke
indicatiestelling beogen we te zorgen dat iedereen die dat nodig heeft de juiste hoeveelheid
wijkverpleging kan krijgen: niet te weinig maar ook niet te veel. Op dit moment werkt
de Staatssecretaris LMZ uit op welke wijze deze maatregel het beste kan worden uitgevoerd.
Daarvoor is goede afstemming met betrokken partijen uit de wijkverpleging nodig. De
Staatssecretaris informeert uw Kamer in de eerste helft van 2025 over de wijze waarop
zij uitvoering zal geven aan deze maatregel.
De tweede maatregel voor de wijkverpleging gaat over het versneld opschalen van digitale
zorg in de wijkverpleging. Het versneld opschalen van hybride en digitale zorg draagt
bij aan het afwenden van een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort en het toegankelijk,
kwalitatief en betaalbaar houden van de zorg. Het gebruik van digitale hulpmiddelen
kan zorgverleners in de wijkverpleging ondersteunen in hun werk, waardoor zij meer
ruimte overhouden voor bijvoorbeeld persoonlijke aandacht voor patiënten/cliënten
of voor complexe handelingen. In het IZA en het Programma Wonen, Ondersteuning en
Zorg voor Ouderen (WOZO) zijn al afspraken gemaakt over het verlenen van passende
hybride zorg, digitaal als het kan en fysiek als het moet. Wij werken samen met veldpartijen
en innovatoren in de zorg om de (versnelde) opschaling van digitale en hybride zorg
in alle sectoren, en dus ook in de wijkverpleging, te realiseren. In het kader van
deze afspraak zal expliciet gekeken worden naar de bekostiging van digitale en hybride
zorg in de diverse sectoren, waaronder de wijkverpleging. Verder ondersteunt VWS nu
al de versnelling van inzet van digitale en hybride zorg via de subsidieregeling STOZ
(Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteunen en Zorg), landelijke ondersteuning
via Zorg voor innoveren en het verkrijgen van bewijslast voor landelijke opschaling
en transformatie van digitale en hybride zorg.
Tot slot
Er staat nogal wat op het spel. Een sterke eerstelijnszorg is niet vanzelfsprekend.
Om te zorgen dat de eerstelijnszorg voor iedereen met een zorgvraag het eerste aanspreekpunt
kan blijven is samenwerking noodzakelijk. Het doet ons goed om te zien dat alle eerstelijnspartijen
daarvan doordrongen zijn. Als bewindspersonen zullen wij hen de komende periode blijven
uitdagen om echt verschil te maken dat merkbaar is voor inwoners, patiënten en zorgverleners.
Wij zullen waar nodig helpen met aanvullende afspraken in het zorg- en welzijnsakkoord,
financiering, bekostiging of wet- en regelgeving.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer
Indieners
-
Indiener
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.