Brief regering : Beleidsreactie rapport GVM 2022 als onderdeel van de Wlt wetsevaluatie
24 587 Justitiële Inrichtingen
29 452
Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
Nr. 976
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2024
Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport De gedragsbëinvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in 2022 aan. Het rapport is opgesteld door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum
(WODC) en is onderdeel van het onderzoeksprogramma van de Wet langdurig toezicht (Wlt).1 Dit rapport blikt terug op de cijfers over de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende
maatregel (GVM) uit 2018 tot en met 2021, laat de resultaten van de nieuwe opleggingen
van de GVM in 2022 zien en bespreekt de eerste 10 tenuitvoerleggingen van de maatregel.
Hieronder vat ik het rapport eerst samen en geef ik vervolgens mijn beleidsreactie.
Doel van de Wet langdurig toezicht
In 2018 is de Wlt in werking getreden. Met de Wlt is het mogelijk geworden langer
en in sommige gevallen levenslang toezicht te houden op ernstige gewelds- en zedendelinquenten.
Het doel van de Wlt is het voorkomen van herhaling van deze misdrijven. De Wlt biedt
hiervoor drie aanvullende mogelijkheden: de ongemaximeerde verlenging van de voorwaardelijke
beëindiging van de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging, de
verlenging van de proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) en de
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM).
De GVM is een zelfstandige toezichtmaatregel, die alleen kan worden gecombineerd met
een gevangenisstraf, een tbs-maatregel of beide. De GVM kan bij eindvonnis of eindarrest
op vordering van het Openbaar Ministerie (OM) worden opgelegd of ambtshalve door de
rechter. Wanneer de tbs-maatregel of gevangenisstraf eindigt, moet de GVM opnieuw
door het OM worden gevorderd en beslist de rechter of de GVM ten uitvoer moet worden
gelegd.
Rapport
De onderzoekers hebben het aantal opleggingen, tenuitvoerleggingen en kenmerken van
de GVM van 2018 tot en met 2022 gemonitord. Het doel van het rapport is het beschrijven
van de kenmerken van de GVM in die vijf jaren. Hieronder zijn de belangrijkste resultaten
van 2022 in vergelijking met de voorgaande jaren kort samengevat.
In de eerste vijf jaar van de Wlt is de GVM in totaal 302 keer opgelegd: 1 keer in
2018, 21 keer in 2019, 51 keer in 2020, 96 keer in 2021 en 133 keer in 2022.
In 2022 is de GVM het meest gecombineerd met de tbs-maatregel (74 keer). Dit was het
vaakst met een tbs met voorwaarden (56 keer), een aantal keer met een ongemaximeerde
tbs met dwangverpleging (12 keer) en soms met een gemaximeerde tbs met dwangverpleging
(6 keer).2 In de 59 resterende zaken is de GVM gecombineerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De GVM werd in 2022 aan 3 personen opgelegd die veroordeeld werden voor een terroristisch
misdrijf. Zowel het absolute als het relatieve aantal is hiermee gedaald ten opzichte
van 2021 (8 personen) en 2020 (6 personen).
In 2022 werd de GVM aan 33 personen opgelegd die werden veroordeeld voor zedendelict
(25%), aan 40 personen die werden veroordeeld voor een levensdelict (30%) en aan 48
personen die werden veroordeeld voor een geweldsdelict (44%).
In het rapport worden geen verklaringen gegeven voor de verschillen in aantallen ten
opzichte van de voorgaande jaren.
Tot en met 20233 zijn 10 tenuitvoerleggingen van een GVM gevorderd. Hiervan zijn 9 vorderingen tot
tenuitvoerlegging toegewezen en 1 afgewezen. De rechter beargumenteert in deze zaken
dat de tenuitvoerlegging van de GVM in het belang is van de algemene veiligheid, ter
voorkoming van recidive en omdat toezicht na de gevangenisstraf nog nodig is. Bij
7 zaken is de eerste termijn van de GVM vastgesteld op 2 jaar, bij de andere 2 zaken
op 3 respectievelijk 5 jaar. Bij 1 van de 9 zaken is de termijn één keer met 2 jaar
verlengd.
Beleidsreactie
Ernstige gewelds- en zedenmisdrijven kunnen diepe sporen achterlaten bij slachtoffers
en gevoelens van onveiligheid teweeg brengen in de samenleving. Om die reden is het
van belang dat onrecht wordt vergolden en herhaling wordt voorkomen. Langdurig toezicht
kan hieraan bijdragen. De GVM biedt de mogelijkheid om door middel van langdurig toezicht
meer grip te krijgen op plegers van ernstige gewelds- en zedendelinquenten. Daarom
vind ik het van belang dat, indien het recidiverisico daartoe aanleiding geeft, toepassing
wordt gegeven aan de GVM. De beslissing om een GVM in een individueel geval op te
leggen is aan de rechter.
In een eerdere beleidsreactie op de Wlt4 was de verwachting dat ieder jaar ongeveer twintig GVM’s zouden worden opgelegd.5 Hoewel de cijfers in 2018 en 2019 nog wat achterbleven, is inmiddels een stijgende
lijn te zien. Bovendien laten de cijfers in het rapport zien dat het aantal opleggingen
van de GVM in 2022 in vergelijking met eerdere jaren opnieuw aanzienlijk is gestegen.
In het rapport is ook te lezen dat er inmiddels 9 GVM’s ten uitvoer worden gelegd.
Dit veronderstelt dat ketenpartners meer bekend zijn met de mogelijkheid om een GVM
op te leggen en het opnieuw vorderen van de GVM na een terbeschikkingstelling of gevangenisstraf.
Dit is in lijn met een wens van uw Kamer in 2019 om de GVM bekender te maken in de
strafrechtketen.6 Op basis van de uitkomsten van het onderzoek zie ik op dit moment geen aanleiding
voor aanvullende maatregelen.
Tot slot
Dit betreft het laatste rapport van de monitoring van de GVM als onderdeel van het
onderzoeksprogramma van de Wlt. De belangrijkste bevindingen van de eerste vijf jaar
van de toepassingen van de Wlt zullen nog in een overzichtsrapportage van het onderzoeksprogramma
worden samengevat. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
I. Coenradie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid