Brief regering : Geannoteerde agenda voor de jaarvergadering van het IMF 2024
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 298 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2024
Hierbij stuur ik u de Geannoteerde Agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden
bij het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en de inzet van Nederland
bij de Coalition of Finance Ministers for Climate Action (CFMCA) tijdens de jaarvergadering
van het IMF van 21–26 oktober 2024.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Geannoteerde Agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en de Coalition of Finance
Ministers for Climate Action (CFMCA) van 21–26 oktober 2024.
1. Inleiding
Van 21 tot en met 26 oktober 2024 vindt de jaarvergadering van het Internationaal
Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank (WB) plaats in Washington D.C. Het Internationaal
Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbankgroep staan gezamenlijk bekend als de «Bretton
Woods» instellingen en bestaan in 2024 tachtig jaar. Het IMF richt zich op het versterken
van de wereldwijde financiële stabiliteit en monetaire samenwerking. Tijdens deze
halfjaarlijkse bijeenkomsten komen het International Monetary and Financial Committee (IMFC), het Development Committee en de Coalition of Finance Ministers for Climate Action (CFMCA) bijeen. Het IMFC, het politieke adviesorgaan van het IMF bestaande uit Ministers
van Financiën en centralebankpresidenten geeft sturing aan het IMF. De Ministers van
Nederland en België vertegenwoordigen op jaarlijks roterende basis de Nederlands-Belgische
kiesgroep1. Dit jaar vertegenwoordigt Nederland de kiesgroep in het IMFC en zal daarom de Minister
van Financiën deze vergaderingen bijwonen. Daarnaast is de Minister van Financiën
plaatsvervangend gouverneur bij het IMF en de president van DNB is de gouverneur.
Tot slot zit Nederland samen met Indonesië de ministeriële bijeenkomst van de CFMCA
voor. De Minister voor BHO neemt namens Nederland deel aan het Development Committee,
waarover uw Kamer apart geïnformeerd wordt via de geannoteerde agenda voor de inzet
van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen van het Development Committee.
De jaarvergadering zal zich richten op mondiale ontwikkelingen zoals geo-economische
fragmentatie en geopolitieke spanningen, waaronder de Russische agressieoorlog tegen
Oekraïne en het conflict in het Midden-Oosten, en de impact daarvan op de economische
vooruitzichten. Ook zal een centraal thema zijn hoe overheden uitdagingen als klimaatverandering
en lage productiviteitsgroei kunnen aanpakken tegen een achtergrond van reeds hoge
tekorten en schuldniveaus. Daarnaast zal er aandacht zijn voor de toenemende schuldenlast
in kwetsbare landen en de rol van het IMF daarbij.
In deze geannoteerde agenda wordt de mondiale economische situatie en de inzet van
het Koninkrijk tijdens het IMFC uiteengezet. Tot slot wordt ook de inzet voor de ministeriële
vergadering van de CFMCA toegelicht.
2. Internationaal Monetair Fonds
Nog steeds is sprake van een «zachte landing» van de mondiale economie, maar het IMF
wijst op lage potentiële groei en ziet risico’s van inflatie, hoge schuldniveaus en
geo-economische fragmentatie
Het mondiale financieel-economische beeld toont gematigde economische groei na opeenvolgende
inflationaire schokken, zoals de pandemie en de voedsel- en energieprijsstijgingen
als gevolg van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne, en de daaropvolgende verkrapping
van het monetaire beleid. Het IMF voorziet in de meest recente raming uit juli voor
2024 en 2025 een mondiale bbp-groei van respectievelijk 3,2% en 3,3%, met inflatie
in ontwikkelde economieën die richting de doelstelling van 2% beweegt.2
Voor de eurozone gaat het IMF uit van geleidelijk opverende bbp-groei van 0,9% in
2024 en 1,5% in 2025, gedreven door consumptiegroei vanwege reëel loonherstel en door
een toename van de investeringsbereidheid dankzij geleidelijk versoepelende financieringscondities
als gevolg van lagere beleidsrentes. Voor Nederland verwacht het IMF een groei van
0,7% in 2024 en 1,5% in 2025. Voor de VS wordt voor 2024 een stevigere groei van 2,6%
verwacht, ondersteund door expansief begrotingsbeleid en sterke consumptiegroei. Voor
2025 wordt de bbp-groei geraamd op 1,9%, met een licht verzwakkende arbeidsmarkt en
lagere consumptiegroei.
Deze cijfers wijzen volgens het IMF nog steeds op een «zachte landing», waarbij de
inflatie geleidelijk normaliseert en een diepe recessie wordt vermeden. Desondanks
waarschuwt het IMF op de risico’s van een langere periode van hoge inflatie, afname
van schuldhoudbaarheid en geo-economische fragmentatie. Daarnaast blijven de mondiale
groeivooruitzichten achter bij het gemiddelde van de afgelopen twee decennia (3,8%),
door onder andere een zwakke productiviteitsgroei. Dit pleit voor structurele hervormingen
en investeringen om de potentiële groei te versterken. Potentiële groei draagt immers
bij aan welvaartsontwikkeling en creëert ruimte voor investeringen zonder belastingen
te hoeven verhogen.
Monetair en budgettair beleid
Ondanks de zachte landing, blijft de inflatieontwikkeling in ontwikkelde economieën
een aandachtspunt. Na de aanzienlijke daling in 2023, is de daling van de inflatie
sinds 2024 afgevlakt. Dit geldt voornamelijk voor de kerninflatie (geschoond voor
energie- en voedselprijzen) en kan erop wijzen dat de zogenoemde last mile in de bestrijding van de hoge inflatie voor centrale banken uitdagend is. Hoewel
een sterke recessie vooralsnog is voorkomen, blijft de loongroei verhoogd door inhaalgroei
en krappe arbeidsmarkten. Hierdoor blijft de diensteninflatie hardnekkig hoog: rond
de 4% in de eurozone en 5% in de VS. Inhaalgroei van lonen is deels wenselijk om het
reële inkomensverlies van de afgelopen jaren te compenseren, maar het risico bestaat
dat het samenspel van hogere lonen en prijzen leidt tot langdurig verhoogde inflatie.
Het IMF wijst ook op de risico’s van hoge publieke schulden. Begrotingsbeleid is effectief
geweest in het verzachten van de negatieve gevolgen van de Covid-19-pandemie en de
energieprijscrisis, maar heeft ook geleid tot een stijging van de overheidsschuld
bij al hoge schuldniveaus. Het is belangrijk dat landen met een hoge schuldenlast
zich de komende jaren richten op het herstellen van begrotingsbuffers. Desondanks
liggen overheidstekorten in veel ontwikkelde economieën nog op hoge niveaus. Met lage
groeivooruitzichten, hoge schulden en hoge tekorten bestaat het risico dat rentestijgingen
– bijvoorbeeld als gevolg van een langer dan verwachte periode van hoge inflatie –
kwetsbaarheden in de overheidsfinanciën blootleggen. Daarnaast is herstel van begrotingsbuffers
belangrijk voor de ruimte om op toekomstige schokken te reageren.
Bovendien kampen landen met langetermijnuitdagingen die onvermijdelijk een budgettair
beslag zullen kennen, zoals klimaatverandering, vergrijzing en defensie. Om deze uitdagingen
effectief aan te pakken, en tegelijkertijd de overheidsfinanciën op een duurzaam pad
te krijgen, is het essentieel dat overheden prioriteren op een manier die past bij
geloofwaardige begrotingskaders voor de middellange termijn. Daarbij is het van belang
dat overheden deze uitdagingen niet alleen adresseren via hogere overheidsuitgaven.
Op het gebied van klimaatbeleid kan bijvoorbeeld worden ingezet op beprijzing en normering;
dat is zowel goedkoper als doelmatiger.3 Dit onderstreept tevens het belang van het doorvoeren van structurele hervormingen
om de economische groei te verhogen. Hogere groei levert immers ook budgettaire ruimte
op om deze langetermijnuitdagingen te financieren.
Geopolitieke spanningen en geo-economische fragmentatie
Oplopende geopolitieke spanningen vormen eveneens een belangrijk risico voor de mondiale
economie. Zo heeft de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne nog altijd nadelige
economische gevolgen voor de rest van de wereld, via hogere energie- en voedselprijzen,
verstoorde handel en toegenomen onzekerheid. Bovendien zetten structureel hogere defensie-uitgaven
druk op overheidsbudgetten.4 De gevolgen van het conflict tussen Israël en Hamas blijven vooralsnog beperkt voor
de mondiale economie, al leiden de scheepvaart belemmeringen op de Rode Zee wel tot
hogere transportkosten. Ook kan een verdere escalatie in het Midden-Oosten, via hogere
olieprijzen en financiële onzekerheid, bredere gevolgen hebben buiten de regio.
Ook de hieraan gerelateerde geo-economische fragmentatie vormt een nadrukkelijk risico
voor de mondiale economie. Zo laat het IMF zien dat het aantal handelsrestricties
is verdrievoudigd, van 1.000 in 2019 naar 3.000 in 2023.5 Toenemend zero-sum denken, waarbij landen beleid voeren voor eigen gewin dat ten koste gaat van andere
landen, gaat gepaard met negatieve gevolgen voor de mondiale handel van goederen en
diensten, internationale kapitaalstromen, specialisatie, marktwerking en technologische
spreiding. Daarmee leidt dit tot hogere prijzen voor consumenten en lagere productiviteitsgroei,
met lagere welvaart tot gevolg. Volgens het IMF kunnen de kosten van fragmentatie
in een ernstig scenario oplopen tot 7% van het mondiale bbp.6 Bovendien zet toenemende fragmentatie internationale samenwerking onder druk, terwijl
dat essentieel is voor het adresseren van diverse mondiale langetermijnuitdagingen,
zoals klimaatverandering.7
Eén van de grote uitdagingen in de komende jaren zal zijn om verdere fragmentatie
te voorkomen. Het kabinet zet in op het verminderen van strategische afhankelijkheden,
in samenwerking met de Europese Unie. Tegelijkertijd is het voor onze welvaart van
groot belang om de baten van het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem
te behouden. Dit geldt in het bijzonder voor open economieën zoals de Nederlandse,
vanwege de nauwe verwevenheid met de mondiale economie. Het IMF kan hierbij een belangrijke
rol spelen, door op basis van economische analyses te wijzen op de nadelige gevolgen
van fragmentatie. Bovendien blijft multilaterale samenwerking essentieel om grensoverschrijdende
uitdagingen aan te pakken en de negatieve gevolgen van economische fragmentatie te
beperken.
Het IMF heeft een belangrijke rol bij het versterken van de economische weerbaarheid
in opkomende economieën en lage-inkomenslanden
Voor opkomende markten zijn de economische vooruitzichten uiteenlopend. Voor 2024
en 2025 wordt in deze landen een gemiddelde bbp-groei van 4,3% verwacht, waarbij vooral
India, Indonesië en China de drijvende krachten zijn. De groei in China neemt naar
verwachting op de middellange termijn af vanwege vergrijzing, afnemende productiviteitsgroei
en onderliggende financieel-economische onevenwichtigheden, zoals in de vastgoedsector.
Argentinië, de grootste debiteur van het IMF, kampt met een verwachte krimp van 3,5%,
mede door hoge inflatie en structurele problemen. Als onderdeel van het huidige IMF-programma
voert de Argentijnse regering momenteel hervormingen door om de macro-economische
stabiliteit te herstellen. Het Koninkrijk steunt de implementatie van de maatregelen
in dit programma, dat op termijn kan zorgen voor terugkeer van stabiele groei en werkgelegenheid,
en wijst daarbij op voldoende aandacht voor de sociale impact van de hervormingen
op korte termijn.
Tenslotte ziet Rusland voor 2025 een meer gematigde bbp-groei van 1,5%, na een sterke
groei vorig jaar en dit jaar vanwege hoge militaire bestedingen door de Russische
agressieoorlog tegen Oekraïne. Hoewel de groei in de militaire sectoren tijdelijk
leidt tot een hogere bbp-groei, gaat het op termijn ten koste van de potentiële groei
via verminderde productieve investeringen. Investeringen in onderwijs, research &
development en technologie zijn immers cruciaal voor het groeipotentieel van een economie.
Oekraïne
Door de inzet van de Oekraïense autoriteiten en de steun van de internationale gemeenschap,
herstelt de Oekraïense economie voor dit en volgend jaar voorzichtig. Het IMF raamt
bbp-groei van 2,5–3,5% in 2024 en 5,5% voor 2025. Desalniettemin blijven de Russische
aanvallen hun tol eisen. Drone- en raketaanslagen op de energie-infrastructuur en
onzekerheid over de duur en het toekomstig verloop van de oorlog zorgen voor de grootste
druk op het Oekraïense groeipotentieel.8 Tevens heeft de bezetting van een deel van Oost-Oekraïne significante economische
impact op het land. Aanhoudende humanitaire, financiële en militaire steun blijven
daarom noodzakelijk.
Oekraïne heeft sinds april 2023 een IMF Extended Fund Facility (EFF)-programma met
een looptijd van vier jaar en een omvang van USD 15,6 mld. ter ondersteuning van het
liquiditeitstekort. Het EFF is een regulier programma van het IMF met een looptijd
van 3 tot 4 vier jaar. Dat programma gaat gepaard met afspraken over macro-economisch
beleid en hervormingen, en is daarmee een anker voor de stabilisering van Oekraïne.
De tranches vanuit het IMF-programma worden pas uitbetaald wanneer het land deze afspraken
heeft weten na te komen. Iedere drie maanden voert het IMF een review uit van de voortgang die Oekraïne heeft geboekt met de implementatie van de hervormingen.
Tot nu toe heeft Oekraïne tegen een complexe achtergrond indrukwekkende resultaten
laten zien. In oktober stemt de raad van bewind van het IMF over de vijfde review van het EFF-programma. Daarnaast biedt het IMF technische assistentie bij de uitvoering
van deze economische hervormingen via een speciaal opgericht fonds (het IMF Ukraine Capacity Development Fund). Nederland heeft, als onderdeel van het derde niet-militaire steunpakket in 2023,
een bijdrage van EUR 7 miljoen geleverd aan dit initiatief.
Om het IMF-programma mogelijk te maken heeft Nederland, samen met een aantal G7- en
andere landen, in april 2023 «financing assurances» afgegeven aan het IMF. Hiermee
heeft Nederland toegezegd Oekraïne de komende jaren financieel te blijven steunen,
zodat de houdbaarheid van de Oekraïense schuld en financiering van het financieringstekort
wordt gewaarborgd. Om het financieringstekort te dichten doet Oekraïne zelf inspanningen
om de belastinginkomsten te verhogen. De implementatie van de National Revenue Strategy is onderdeel van het IMF-programma. Daarnaast heeft Oekraïne in juli jl. een overeenkomst
met private crediteuren bereikt over de herstructurering van private schulden.
In verband met de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, was er in april tijdens
de voorjaarsvergadering geen unanimiteit over een gezamenlijke slotverklaring van
het IMFC en DC. Ook tijdens de aankomende jaarvergadering zal het Koninkrijk zich,
namens de Kiesgroep waar Oekraïne deel van uitmaakt, inzetten voor een adequate verwijzing
naar de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de mondiale economische impact daarvan.
Herziening van het IMF-rentebeleid
Binnen het IMF wordt voorafgaand aan de jaarvergadering het rentebeleid van het IMF
herzien. Tijdens die herziening wordt besproken of de zogenaamde surcharges, de extra rentepremies die landen betalen over langdurige en grote IMF-leningen,
verlaagd moeten worden. De gedachte achter surcharges is dat een grote en langdurige lening een groter risico vormt voor de financiële
middelen en tevens een beslag legt op de uitleencapaciteit van het IMF. De rente-inkomsten
uit deze surcharges worden dan ook gebruikt om de reserves van het IMF op te bouwen.
Grote programmalanden als Argentinië en Oekraïne betalen door de surcharges fors hogere
bedragen aan het IMF.
In deze discussie benadrukt het Koninkrijk het belang van voldoende reserves van het
IMF van de surcharges. Tegelijk onderkent het Koninkrijk dat het doelniveau voor reserves
inmiddels bereikt is en dat de recente stijging van mondiale rentes, die ook tot hogere
rentes op IMF-leningen leidt, een zware wissel trekt op programmalanden, waaronder
Oekraïne. Het Koninkrijk is daarom van mening dat een aanpassing van het surchargesbeleid
passend is, mits vormgegeven op een manier die IMF-programma’s betaalbaar houdt, maar
ook waarborgt dat reserves voldoende hoog blijven. De voorgestelde aanpassing zal
na vijf jaar geëvalueerd worden.
Lage-inkomenslanden en schuldenproblematiek
Voor lage-inkomenslanden geldt dat zij sinds de pandemie voor grote economische uitdagingen
staan. Zo kampen deze landen met een relatief groter structureel verlies van het verdienvermogen,
zwakkere economische groei en betalingsbalansproblemen. Dit brengt de duurzame ontwikkelingsdoelen
verder uit zicht en gaat ten koste van banengroei en welvaartsontwikkeling. Het IMF
speelt een belangrijke rol bij het waarborgen en bestendigen van de economische en
financiële stabiliteit van lage-inkomenslanden.
Lage-inkomenslanden worden in het bijzonder hard geraakt door schuldenproblematiek:
meer dan 50% kampt met of heeft een hoog risico op onhoudbare schulden.9 Deze problematiek is het gevolg van een toename van schuldfinanciering in het afgelopen
decennium, in grote mate gedreven door leningen van private crediteuren en nieuwe
officiële crediteuren zoals China. In combinatie met de recente stijging van mondiale
rentes zijn de jaarlijkse terugbetalingen van lage-inkomenslanden aan buitenlandse
financiers verdrievoudigd ten opzichte van het vorige decennium.
Om kwetsbare landen met schuldenproblematiek te ondersteunen, zet het Koninkrijk in
op verschillende kanalen. Ten eerste zijn hervormingen noodzakelijk om de binnenlandse
belastinginning te verhogen en het schuldbeheer van kwetsbare landen te verbeteren.
Daarbij is het belangrijk oog te houden voor kwetsbare groepen in desbetreffende landen
die geraakt worden door verhoogde belastinginning. Het IMF en de Wereldbank dragen
hieraan bij middels technische assistentie en structurele hervormingen in het kader
van IMF-programma’s. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende financiering beschikbaar
is voor deze landen. Toegang tot financiering vanuit het IMF en de Wereldbank, met
waarborgen voor verstandig schuldenbeleid, helpt onder andere voorkomen dat landen
afhankelijk worden van niet-transparante en dure leencontracten, die bijvoorbeeld
door China worden afgesloten.
Het IMF en de Wereldbank kunnen geen leningen verschaffen aan landen met onhoudbare
overheidsschuld. In geval van onhoudbare overheidsschuld is het in het belang van
crediteuren en debiteuren dat een efficiënte herstructurering plaatsvindt. In het
Common Framework for Debt Treatment Beyond the Debt Service Suspension Initiative
(DSSI) werken crediteuren die lid zijn van de Club van Parijs samen met nieuwe crediteuren,
zoals China. Vanwege langdurige processen zijn lage-inkomenslanden echter terughoudend
met het aanvragen van een schuldherstructurering onder het Common Framework. Snellere
processen en betere coördinatie tussen crediteuren blijven daarom een prioriteit.
Recente onderhandelingen over schuldherstructurering in o.a. Ghana suggereren dat
het Common Framework efficiënter begint te werken. Ten slotte zet het Koninkrijk primair
in op het voorkomen van onhoudbare schuldposities. Naast de bovengenoemde inzet op
belastinginning, is schuldentransparantie in dit kader belangrijk. Transparante informatie
over de schuldensituatie van landen draagt bij aan verstandig schuldenbeleid, verkleint
het risico op onhoudbare schuld, en draagt in het onverhoopte geval van een herstructurering
bij aan een efficiënter proces.
De Poverty Reduction and Growth Trust
Het IMF verstrekt vanuit de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) concessionele financiering om lage-inkomenslanden te ondersteunen in het geval
van betalingsbalansproblemen. Landen met een PRGT-programma committeren zich aan de
implementatie van hervormingen die onder andere bijdragen aan duurzaam schuldenbeleid,
verbetering van belastinginning, en versterking van het groeivermogen van de economie.
De leningen vanuit de PRGT worden verstrekt tegen een concessionele rente, zodat de
rentelasten beheersbaar blijven en de schuldhoudbaarheid van kwetsbare landen niet
onnodig verslechtert. Deze concessionele rente wordt gefinancierd door kwetsbare landen
rentesubsidies te verlenen uit de PRGT-subsidierekening. De PRGT is opgezet als zelfvoorzienend
fonds. Dit wil zeggen dat de rentesubsidies gefinancierd zouden worden door rendement
op de middelen in de subsidierekening zodat geen periodieke middelenaanvullingen nodig
zijn. Door de gestegen rentes en verhoogde vraag naar PRGT-leningen is de vraag naar
rentesubsidies toegenomen. Hierdoor kampt de PRGT-subsidierekening met een financieringstekort.
Momenteel vindt in de raad van bewind van het IMF een herziening van de PRGT plaats,
die naar verwachting voor de jaarvergadering in oktober wordt afgerond. Deze herziening
kijkt onder meer naar de verschillende mogelijkheden voor een duurzaam financieringsmodel
van de PRGT. In het kader van die herziening onderschrijft het Koninkrijk de uitdagende
economische situatie en de ernstige financieringsdruk waar lage-inkomenslanden voor
staan, mede in een context van moeilijke schuldposities. Het herstellen van het zelfvoorzienende
financieringsmodel van de PRGT, inclusief voldoende subsidiemiddelen, is daarom een
prioriteit van Nederland gedurende de aanstaande herziening. Nederland zet er daarom
op in dat in de herziening van de PRGT zowel gekeken wordt naar de aanpassing van
leenmodaliteiten van de PRGT om het subsidiegat te beperken, alsook andere mogelijkheden
te onderzoeken zoals een deel van de interne middelen van het IMF aan te wenden om
het overgebleven subsidiegat aan te vullen.
Klimaatverandering en kwetsbare landen
Veel lage- en middeninkomenslanden zijn kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering.
Het IMF ondersteunt deze landen via de Resilience and Sustainability Trust (RST) bij het weerbaarder maken van hun economie tegen mogelijke toekomstige betalingsbalansproblemen
als gevolg van klimaatverandering en pandemieën. Via de RST voorziet het IMF deze
landen in concessionele leningen die gepaard gaan met de implementatie van structurele
hervormingen, bijvoorbeeld op het gebied van de overheidsfinanciën, belastingen, en
de regulering van de financiële sector. Voorbeelden zijn o.a. de integratie van klimaatverandering
in het beheer van overheidsinvesteringen en het begrotingsproces, koolstofbeprijzing
en de hervorming van subsidieregelingen. Sinds de oprichting van de RST in 2022 zijn
er twintig programma’s goedgekeurd en de vraag naar nieuwe programma’s is hoog. In
mei vond een tussentijdse evaluatie van de RST plaats. De Kamer is recent over de
uitkomst van deze evaluatie geïnformeerd.10 Nederland heeft tijdens de IMF Voorjaarvergadering in april een nieuwe bijdrage aan
de RST aangekondigd van SDR 1,7 miljard (ca. EUR 2,1 miljard). Deze bijdrage is in
de Prinsjesdag suppletoire begroting van Financiën aan het parlement voorgelegd.11
Het Koninkrijk heeft bijzondere aandacht voor de noden van Small Island Developing
States (SIDS), evenals voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. SIDS kampen met specifieke
sociaaleconomische uitdagingen. Zo zijn zij bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van
klimaatverandering. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden is het belangrijk dat
SIDS voldoende ruimte hebben voor investeringen, ook in de huidige context van krappe
financieringscondities. Het beleidsadvies en de technische advisering vanuit het IMF
en de Wereldbank leveren een belangrijke bijdrage aan het versterken van de veerkracht
en economische ontwikkeling in deze landen.
De 16e quotaherziening
Tot slot benadrukken deze mondiale ontwikkelingen voor het Koninkrijk het belang van
een sterk IMF in het centrum van het mondiale financiële systeem. In dat kader verwelkomt
het Koninkrijk dan ook het akkoord over de 16e quotaherziening van het IMF van december
2023 waarin werd besloten dat quota, het permanente kapitaal van het IMF, met 50%
zullen worden verhoogd.12 De aanpassing van de Staatsgarantie aan De Nederlandsche Bank is reeds door beide
Kamers akkoord bevonden middels de 1e suppletoire begroting van 202413, waardoor Nederland nu over kan gaan tot implementatie van de 16e quotaherziening.
3. De Coalitie voor Ministers van Financiën voor Klimaatactie
En marge van de jaarvergadering vindt de 12de ministeriële bijeenkomst van de Coalition of Finance Ministers for Climate Action
(CFMCA) plaats onder het co-voorzitterschap van Indonesië en Nederland. Tijdens de
bijeenkomst zullen aanwezige Ministers ervaringen uitwisselen over enerzijds klimaatrisico's
en hoe overheden uitgaven aan adaptatie kunnen financieren, en anderzijds instrumenten
voor financiering van natuurbehoud. Tijdens de bijeenkomst wordt ook het tweede jaarlijkse
Climate Action Statement (CAS) van de CFCMA gepresenteerd en besproken. Vorig jaar
werden in het eerste CAS de klimaatacties van de Ministeries van Financiën die lid
zijn van de Coalitie voor het komende jaar in kaart gebracht, op basis van input van
meer dan veertig landen. Voor de tweede CAS zijn nieuwe acties bij de leden opgehaald,
en de ontwikkelingen en opschaling ten opzichte van vorig jaar worden hierin uitgelicht.
Dit jaar hebben 60 landen acties gedeeld en is het totale aantal acties toegenomen
naar meer dan 400 (ten opzichte van 180 vorig jaar). Ook wordt stilgestaan bij de
beleidsonderwerpen waar de leden van de CFMCA in het afgelopen jaar gezamenlijk voortgang
op hebben geboekt en het komend jaar gezamenlijk aan zullen blijven werken, zoals
het verbeteren van betrokkenheid van Ministeries van Financiën in nationaal klimaatbeleid,
het opschalen van groene financiering, koolstofbeprijzing, het afbouwen van fossiele
subsidies, en betere kennis over en integratie van klimaat- en natuurgerelateerde
macro-economische risico’s. Tot slot wordt tijdens de bijeenkomst aangekondigd dat
Oeganda vanaf april 2025 de positie van covoorzitter overneemt van Indonesië, voor
minimaal de aankomende twee jaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.