Brief regering : Meerjarenprogramma Terugsluis VWH 2026-2030
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 472
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2024
Met deze brief informeer ik de Kamer over het Meerjarenprogramma terugsluis vrachtwagenheffing
2026–2030. Zoals vastgelegd in de Wet vrachtwagenheffing worden de netto-opbrengsten
van de vrachtwagenheffing ingezet voor innovatie en verduurzaming van de vervoerssector.
Dit meerjarenprogramma beschrijft de besteding van deze terugsluis voor de periode
2026–2030.
Totstandkoming
Het meerjarenprogramma is door een uitvoerig proces tot stand gekomen. Al in september
2021 tekenden de vervoerspartijen evofenedex, TLN en VERN met de toenmalige Minister
van Infrastructuur en Waterstaat de bestuursovereenkomst terugsluis vrachtwagenheffing.
Deze partijen concludeerden gezamenlijk dat verduurzaming en innovatie van de vervoerssector
een maatschappelijk breed onderschreven doel is. In de bestuursovereenkomst zijn afspraken
gemaakt over de totstandkoming van het meerjarenprogramma. In de daaropvolgende jaren
is in samenwerking met de vervoerspartijen en met nauwe betrokkenheid van andere stakeholders
een eerste concept-meerjarenprogramma voor de jaren 2026–2030 opgesteld. Dit concept-meerjarenprogramma
is in de zomer van 2023 opengesteld voor een internetconsultatie. Hierop zijn 36 reacties
ingediend, waarin in grote mate steun is uitgesproken voor de te nemen maatregelen
op het gebied van verduurzaming en innovatie van de vervoerssector.1
Inhoud Meerjarenprogramma
De reacties op het concept-meerjarenprogramma gaven geen aanleiding tot grote wijzigingen
in het programma. Wel zijn de maatregelen uit het concept-meerjarenprogramma het afgelopen
jaar verder uitgewerkt. Het definitieve meerjarenprogramma bestaat uit de volgende
vijf maatregelen, die de transitie naar een duurzame en innovatieve vervoerssector
ondersteunen:
1. Aanschafsubsidieregeling Zero Emissie Trucks (AanZET) – subsidie voor de aanschaf
van nieuwe emissievrije vrachtwagens. Deze regeling is afgelopen jaren al meermaals
met succes opengesteld.
2. Subsidieregeling Private Laadinfrastructuur bij Bedrijven (SPriLa) – subsidie voor
advies over óf de aanleg van laadinfrastructuur voor o.a. elektrische vrachtwagens.
Deze regeling is afgelopen september voor het eerst opengesteld.
3. Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWIM) – subsidie voor het aanschaffen van
waterstofvrachtwagens en het aanleggen van waterstof-tankstations. Deze regeling is
in de zomer van 2024 voor het eerst opengesteld.
4. Project Electric Road Systems (ERS) – onderzoek naar de haalbaarheid van ERS (al rijdend
opladen van een elektrische vrachtwagen, bijvoorbeeld met een bovenleiding) als aanvulling
op het stilstaand opladen.
5. Stimulering Logistieke Efficiëntie – meerdere maatregelen met als doel de efficiëntie
in de logistieke keten te verbeteren, zoals een subsidieregeling en voorbereiding
van de toelating van de Super EcoCombi (een extra lange vrachtwagen).
Naast een beschrijving van de maatregelen bevat het meerjarenprogramma een verdeling
van de netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing over de verschillende maatregelen.
In totaal is in de jaren 2026–2030 ruim € 1,6 miljard beschikbaar voor verduurzaming
en innovatie van de vervoerssector. Het grootste deel van deze middelen wordt ingezet
voor het elektrificeren van vrachtwagens, met de regelingen AanZET en SPriLa.
De voorgestelde budgetreeksen voor de verschillende maatregelen staan in een voorlopig
ritme. Bij het opstellen is zo goed als mogelijk rekening gehouden met technologische
ontwikkelingen, het absorptievermogen van de markt en andere factoren om een doeltreffende
en doelmatige besteding te realiseren. De ontwikkelingen gaan echter snel en zijn
lastig te voorspellen. Een aantal maatregelen uit het meerjarenprogramma is bovendien
nog in ontwikkeling. Daarom zal bij de budgettaire verwerking van het meerjarenprogramma
bij de Voorjaarsnota 2025, in samenspraak met het Ministerie van Financiën, bekeken
worden of bijstelling van de budgetreeksen naar aanleiding van onder andere de lessen
uit de openstellingen of nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk is.
In het meerjarenprogramma is ten slotte ook aandacht voor de monitoring en evaluatie
van de verschillende maatregelen welke gedurende de looptijd reden kunnen zijn voor
aanpassing van het meerjarenprogramma. Een doelmatige en doeltreffende besteding van
de middelen staat immers voorop.
Conform de Wet vrachtwagenheffing en de afspraken uit de bestuursovereenkomst is het meerjarenprogramma recent besproken met de drie vervoerspartijen.
Zij hebben in dat gesprek hun steun uitgesproken voor het meerjarenprogramma.
Effectstudie
In de Wet vrachtwagenheffing is vastgelegd dat het meerjarenprogramma zichtbaar moet
maken in welke mate de maatregelen bijdragen aan de verduurzaming en innovatie van
de vervoerssector. Daarom zijn de effecten van de maatregelen onderzocht door onderzoeksbureau
Panteia.
De effectstudie laat zien dat er in 2030 naar verwachting ruim 14.000 emissievrije
vrachtwagens extra, bovenop de zelfstandige groei van 13.000 emissievrije vrachtwagens,
rondrijden. Daarnaast wordt door de maatregelen in het meerjarenprogramma 1 Mton CO2 bespaard, neemt de uitstoot van stikstof (NOx) met 675 ton af en vermindert de uitstoot van fijnstof (PM10) met 19 ton. Als gevolg van de maatregelen voor logistieke efficiëntie worden er
90 miljoen minder voertuigkilometers gereden. Ook na 2030 hebben de maatregelen van
het meerjarenprogramma nog effect. Denk bijvoorbeeld aan voertuigen die pas in 2031
op de markt komen, maar wel al in 2030 via AanZET zijn gesubsidieerd of aan de vermindering
van gereden kilometers door efficiëntie-inspanningen, die in 2030 of eerder zijn ingezet
en waarvan de resultaten na 2030 nog merkbaar zijn. Deze effecten komen bovenop de
effecten van de vrachtwagenheffing zelf. Ook de heffing zelf draagt bij aan de verduurzaming
van het wagenpark, doordat het tarief wordt gedifferentieerd naar de uitstoot van
het voertuig.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat