Brief regering : Fiscale strategische agenda 2024-2028
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 207
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2024
Belastingen zijn onmisbaar in onze samenleving. Zonder belastinginkomsten is er geen
geld om de collectieve uitgaven te betalen. Belastingen worden ook gebruikt voor herverdeling
en om vanuit maatschappelijk belang gedrag te beïnvloeden. Als Staatssecretaris van
Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, ben ik verantwoordelijk voor een goede
belastingheffing. Met deze fiscale strategische agenda wil ik u meenemen in mijn ambities
voor de deze kabinetsperiode. Graag ga ik er met uw Kamer het debat over aan.
Ik zie voor deze kabinetsperiode drie prioriteiten:
− een Belastingdienst die klaar is voor de toekomst. Dit betekent prioriteit geven aan
de brede opgaven die de Belastingdienst heeft op het gebied van personeel en ICT.
En ook dat de Belastingdienst hoogwaardige dienstverlening biedt aan burgers en bedrijven
en dat de rechtsbescherming gewaarborgd is. Dat hoort bij goed bestuur.
− het voorbereiden van wetgeving voor een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel.
We willen toe naar een stelsel dat eenvoudiger en beter voorspelbaar is. Een stelstel
dat toekomstige ontwikkelingen aankan en zo ook meer zekerheid biedt. En een stelsel
waarin (meer) werken meer loont. Er liggen al veel rapporten met uitgewerkte beleidsopties.
Het is nu tijd om knopen door te hakken.
− box 3 in rustiger vaarwater brengen door de grote hersteloperatie zorgvuldig af te
handelen en robuuste regelgeving te maken die juridisch houdbaar is. Daarbij gelden
evenzeer de uitgangspunten van goed bestuur. Belasting heffen moet op een rechtvaardige
en zorgvuldige manier gebeuren.
Een wendbare en toekomstbestendige Belastingdienst is ook een randvoorwaarde voor
fiscaal beleid. Alleen dan kunnen de noodzakelijke stappen gezet worden in box 3 en
bij de hervorming van het stelsel. Twee andere belangrijke randvoorwaarden zijn:
− goede wetgeving die juridisch houdbaar, doenlijk en uitvoerbaar is;
− het spreiden van wetgeving in de tijd.
In het vervolg van deze brief leest u eerst over mijn drie prioriteiten. Daarbij maak
ik af en toe een uitstapje naar een breder achterliggend of gerelateerd thema. Bij
het deel over de hervorming en vereenvoudiging van het stelsel komt bijvoorbeeld ook
aan bod wat goed bestuur betekent voor de fiscale regelingen. Vervolgens ga ik in
het vierde deel in op de randvoorwaarden voor fiscaal beleid. In het laatste deel
van deze brief benoem ik verschillende lopende fiscale dossiers waar wijzigingen nodig
zijn. Ook het Hoofdlijnenakkoord bevat een aantal maatregelen die deze kabinetsperiode
uitgewerkt worden in wetgeving. Daarbij voeg ik een wetgevingsplanning.1
Op deze plek wil ik benadrukken dat «ja» zeggen tegen het een, soms ook betekent «nee»
zeggen tegen het andere. U mag van mij verwachten dat ik dat zal doen, bijvoorbeeld
door nieuwe beleidswensen niet ten koste te laten gaan van de opgaven bij personeel
en ICT van de Belastingdienst. Uiteraard vergt dat een goede weging van belangen.
1. Een Belastingdienst die klaar is voor de toekomst
Voor de continuïteit van de Belastingdienst is het van het grootste belang om door
te gaan met de veranderopgave. De voornaamste doelstellingen daarvoor liggen op twee
gebieden: werving en behoud van voldoende en gekwalificeerd personeel én modernisering
van de ICT-systemen. Hiermee leggen we het fundament voor een wendbare en toekomstbestendige
organisatie. Een wendbare en toekomstbestendige Belastingdienst is een randvoorwaarde
voor het inpassen van nieuw beleid en (op termijn) een hervorming van het belastingstelsel
(mijn derde prioriteit).
1.1 Behoud- en wervingsopgave personeel
De personele bezetting van de Belastingdienst staat blijvend onder druk. Dit komt
door taakuitbreidingen en intensiveringen én door de oplopende pensioen- en reguliere
uitstroom. In de periode 2024–2028 gaan we uit van een uitstroom van circa 11.500
collega’s (fte). Continue werving van nieuwe medewerkers is daarom nodig. De komende
jaren vergt het een grote inspanning om medewerkers start- en vakbekwaam te maken
en houden. De Belastingdienst biedt opleidingen aan om het juridisch en fiscaaltechnisch
vakmanschap te versterken. Per 1 september 2024 is de Beroepsopleiding voor startende
fiscalisten bij de Belastingdienst gestart. Dit is een tweejarig postacademisch traject
waarbij starters het eigentijds vakmanschap ontwikkelen passend bij de waarden van
de huidige Belastingdienst.
Strategische personeelsplanning is cruciaal om ook in de toekomst in de continuïteit
van onze dienstverlening te blijven voorzien. Daarnaast investeren we doorlopend in
behoud, vitaliteit en vakmanschap van onze medewerkers. Voorbeelden hiervan zijn:
de mogelijkheid voor medewerkers door te werken na het bereiken van de AOW-gerechtigde
leeftijd, (nieuwe) medewerkers start- en vakbekwaam te maken en het juridisch en fiscaal
vakmanschap te versterken. De Belastingdienst heeft een vaktechnische infrastructuur
die over de organisatieonderdelen heen werkt. De kwaliteit van rechtstoepassing dienstverlening,
toezicht en opsporing wordt hiermee gewaarborgd.
Behoud en werving van personeel kosten tijd en doen een groot beroep op het absorptievermogen
van de organisatie. Personeel is één van de strategische prioriteiten in de Meerjarenstrategie
Belastingdienst 2025–2030, die ik binnenkort naar uw Kamer stuur.
1.2 Moderniseringsopgave ICT
De Belastingdienst werkt aan een moderniseringsopgave van de ICT. Dit is noodzakelijk
om de continuïteit te borgen. Een modern ICT-landschap is ook een randvoorwaarde om
op termijn een hervorming van het belastingstelsel door te kunnen voeren.
Er is in elk geval tot en met 2026 in het zogenoemde Meerjarenportfolio zeer beperkt
ruimte voor aanvullende nieuwe wetten en regels. De realiteit is waarschijnlijk dat
ik vaak «nee» zal moeten zeggen. Wijzigingen in bestaande parameters kunnen wel.2 Soms zijn er wel mogelijkheden, bijvoorbeeld met een alternatieve vormgeving of door
ingeplande wijzigingen uit te stellen.
Onderdeel van de modernisering is het veilig en juist gebruik van gegevens. In 2025
gaan we door met implementatie van wet- en regelgeving zoals de AVG, de Archiefwet
en de Baseline Informatiebeveiliging Overheid. Daarnaast wordt ook in dit kader op
korte termijn advies van de Autoriteit Persoonsgegevens verwacht over het gebruik
van geautomatiseerde selectie-instrumenten.3 Het gebruik van gegevens is belangrijk voor risicogericht toezicht, maar dit mag
nooit leiden tot discriminatie. Over de vervolgstappen die nodig zijn naar aanleiding
van dit advies, wordt uw Kamer geïnformeerd.
1.3 Hoogwaardige dienstverlening
De Belastingdienst zoekt nu en in de toekomst naar een optimaal samenspel van massale
geautomatiseerde processen – het gaat om miljoenen belastingplichtigen – en op de
persoon toegesneden ondersteuning met persoonlijke aandacht.
Als belastingplichtigen hulp nodig hebben, dan zijn er meerdere plekken waar ze kunnen
aankloppen. Zo is het mogelijk om te videobellen met de Belastingdienst en zijn er
meerdere balies en steunpunten bij gemeenten door het hele land. Sinds dit jaar heeft
de Belastingdienst ook een mobiele balie in de vorm van een dienstverleningsbus waar
mensen terecht kunnen voor hulp bij hun belasting- en toeslagenzaken. Als er sprake
is van schrijnende en acute multiproblematiek, dan wordt dit behandeld in de Stellateams.
De Belastingdienst richt zich in de dienstverlening ook op uiteenlopende doelgroepen.
Voorbeelden zijn webinars voor startende ondernemers, een social media-campagne voor jongeren en de samenwerking met fiscaal dienstverleners.
Ik stuur uw Kamer jaarlijks een Stand van de uitvoering waarin wordt ingegaan op knelpunten
waar burgers, bedrijven, intermediairs en de uitvoering tegenaan lopen. De eerstvolgende
kunt u eind dit jaar verwachten.
1.4 Menselijke maat en bescherming
Ten opzichte van de overheid zijn burgers en bedrijven soms kwetsbaar. Als de Belastingdienst
onverhoopt fouten maakt, kan dat grote gevolgen hebben voor de levens van mensen.
Hetzelfde geldt voor vergissingen die mensen zelf maken in hun aangifte. Het kabinet
wil een overheid die naast mensen staat. De Belastingdienst heeft hier een grote verantwoordelijkheid.
De Belastingdienst houdt er rekening mee dat mensen fouten kunnen maken en zich kunnen
vergissen. Zeker met de bestaande ingewikkelde regels zullen burgers en bedrijven
de regels niet altijd in één keer goed toepassen. Een vergissing kan ertoe leiden
dat mensen geconfronteerd worden met correcties, boetes en rente. Het kan ook zijn
dat ze een belastingvoordeel laten liggen. Het kabinet wil dat het eenvoudiger wordt
om fouten te herstellen. In dat kader onderzoekt het kabinet een fiscale oplossing
onder de noemer «direct aanpassen».4 Ook zet ik me ervoor in om de positie van de burger te verstevigen door de burger
inzicht te geven in de eigen fiscale gegevens. Het hoort bij goed bestuur en bij een
Belastingdienst die klaar is voor de toekomst. Wel is het een complex meerjarig traject
dat veel vraagt van de ICT.
De Belastingdienst probeert daarnaast bij individuele rechtstoepassing de al bestaande
ruimte in het recht zo goed mogelijk te benutten om aan te sluiten bij de situatie
van burgers en bedrijven. In 2025 start bovendien de Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen
en Toeslaggerechtigden. De Belangenbehartiger ondersteunt burgers en ondernemers die
zijn vastgelopen in hun contact met de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen. Ook
helpt hij waar de wetgeving hardheden bevat. Hiermee verbetert de praktische rechtsbescherming
van belastingplichtigen en toeslaggerechtigden.
1.5 Adequate handhaving
Voor veel mensen en bedrijven geldt dat zij bereid zijn om via de belastingen bij
te dragen aan de financiering van onze collectieve voorzieningen. Die bereidheid brokkelt
af op het moment dat andere burgers en bedrijven proberen onder hun aandeel uit te
komen.5 Handhaving is daarom een belangrijk onderdeel van goed bestuur.
Het voorkomen van fouten heeft de voorkeur. Dit staat ook centraal in de uitvoerings-
en handhavingsstrategie.6 Voor handhaving wil de Belastingdienst meer gebruik maken van de kwaliteit die fiscaal
dienstverleners en softwareontwikkelaars toevoegen. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld
bij het mkb. Ook gaat de Belastingdienst per 1 januari 2025 weer volledig handhaven
op de kwalificatie van de arbeidsrelatie in de loonheffing. Daar waar sprake is van
bewuste fraude is opsporing door de FIOD een belangrijk instrument in de mix van handhavingsinstrumenten.
Een voorbeeld van het bestrijden van belastingfraude is de aanpak van btw-carrouselfraude
samen met andere EU-landen. Een stap naar snellere detectie kan worden gezet bij Europese
aanvaarding van het voorliggende «VAT in the digital age» (VIDA)-pakket. Een ander voorbeeld van het tegengaan van belastingontduiking is
het door de Belastingdienst ingerichte programma Verhuld Vermogen.
2. Voorbereiden wetgeving voor een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel
Bestaanszekerheid, inkomenszekerheid en (meer) werk moet lonen zijn belangrijke thema’s
voor het kabinet. Mijn collega-bewindspersonen waarmee ik dit werkveld deel, de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen
en Douane, en ik gaan hiermee aan de slag. Die ambitie is breder dan het fiscale.
Omdat significante verbeteringen niet goed mogelijk zijn binnen het bestaande stelsel,
heeft het kabinet de ambitie om wetgeving voor te bereiden voor een hervorming van
het belasting- en toeslagenstelsel. Dat is het hoofdonderwerp van dit deel van de
brief (2.1). Vanwege de relatie met de beoogde vereenvoudiging komt ook de aanpak
van fiscale regelingen aan bod (2.2).
2.1 Hervorming belasting- en toeslagenstelsel
De afgelopen jaren heeft de Tweede Kamer meermaals de wens uitgesproken om het belastings-
en toeslagenstelsel aan te passen en te vereenvoudigen. Er zijn de afgelopen jaren
veel rapporten verschenen met concrete beleidsopties.7 Toch heeft dit nog niet geleid tot een hervorming. Een mogelijke oorzaak voor deze
impasse is dat aan alle opties ook nadelen zitten. Een eenvoudiger stelsel is als
eindbeeld voor veel fracties aantrekkelijk. Ten opzichte van het huidige ingewikkelde
stelsel zullen er dan groepen mensen in koopkracht op vooruitgaan, maar er zullen
ook groepen mensen in koopkracht op achteruitgaan. Oplossingen daarvoor (zoals overgangsrecht
of generieke compensatie) zijn duur en/of ingewikkeld. Dit zorgt ervoor dat substantiële
aanpassingen en vereenvoudigingen in het belastingstelsel niet snel tot stand komen.
Zoals in het Hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma beschreven, heeft het kabinet
de ambitie om samen met het parlement deze impasse te doorbreken en stapsgewijs toe
te werken naar een hervorming en vereenvoudiging van het belastingstelsel en het toeslagenstelsel.
Deze hervorming richt zich in principe op het hele belastingstelsel. Rond inkomens-
en bestaanszekerheid gaat het over concrete alternatieven voor het toeslagenstelsel
en het doel dat (meer) werken moet lonen, bijvoorbeeld door een (gedeeltelijke) vervanging
van heffingskortingen, aftrekposten en toeslagen door inkomensonafhankelijke toelagen
en andere belastingtarieven. Er kan ook breder gekeken worden naar de belastingmix
en maatschappelijke thema’s die een raakvlak hebben met het belastingstelsel, zoals
de arbeidsmarkt, de woningmarkt en klimaat en milieu, waar opties voor modernisering
voor in kaart worden gebracht.
Ook uw Kamer schaart zich breed achter het voornemen om het belasting- en toeslagenstelsel
te hervormen, getuige de unaniem aangenomen motie Bikker/Eerdmans.8 Er zijn de komende jaren veel keuzes te maken over de invulling van een hervorming.
Dit zullen we stap voor stap doen. We zullen het eerst het gesprek met uw Kamer moeten
voeren over gemeenschappelijke gedragen vertrekpunten, zoals doelen, criteria en randvoorwaarden,
die gelden ongeacht onze politieke kleuring. Breed gedragen uitgangspunten – los van
onze politieke achtergrond – zie ik als een gewenste bandbreedte waarbinnen de discussie
over oplossingsrichtingen kan plaatsvinden. Dat proces wil ik de komende tijd – samen
met de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane – graag verder in gang
zetten. In het najaar zullen we een taakopdracht voor de aanpak van de hervorming
van het belasting- en toeslagenstelsel naar uw Kamer sturen. Vanaf het voorjaar 2025
willen wij met u een open gesprek aangaan aan de hand van een brief met ook enkele
varianten en keuzeopties.
2.2 Aanpak fiscale regelingen
Het belastingstelsel kent veel bijzondere regelingen. In veel gevallen gaat het om
een fiscaal voordeel – een verlaagd tarief, aftrekpost, heffingskorting of vrijstelling
– met als achterliggend doel om een positief effect voor de maatschappij als geheel
te bereiken. Fiscale regelingen zijn belangrijk voor een hervorming en vereenvoudiging
van het belastingstelsel. Het verminderen van het aantal fiscale regelingen zorgt
voor vereenvoudiging en kan budgettair als smeerolie worden ingezet bij de hervorming
van het stelsel. Denk bijvoorbeeld aan het afschaffen van bepaalde fiscale regelingen
om de lasten op arbeid te verlagen.
Van veel fiscale regelingen kan helaas niet worden bewezen dat ze hun doel bereiken
en ze maken het belastingstelsel complexer dan nodig voor burgers, bedrijven en de
Belastingdienst. In de afgelopen decennia is de fiscaliteit steeds meer als beleidsinstrument
ingezet om maatschappelijke doelen te bereiken zonder eerst te bepalen of een fiscale
regeling wel het meest geschikte instrument is. Dit heeft ons belastingstelsel steeds
complexer gemaakt. Bovendien is een groot deel van de regelingen niet bewezen effectief
en doelmatig en/of ingehaald door de tijd. Uit het ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen9 en recente evaluaties blijkt dat van de 116 doorgelichte regelingen er 12 geëvalueerd
zijn als doeltreffend en doelmatig, 38 als «onzeker» en 33 als niet of beperkt doeltreffend
en/of doelmatig (33 regelingen zijn nog niet geëvalueerd).10
De aanpak van fiscale regelingen is een voortgaand proces. Als eerste gaat het kabinet
aan de slag met het afbouwen van (negatief geëvalueerde) fiscale regelingen conform
het Hoofdlijnenakkoord. De verlaagde btw-tarieven op logies en cultuur worden grotendeels
afgeschaft, net als de salderingsregeling in de energiebelasting. Ook is in het Hoofdlijnenakkoord
een taakstelling ingeboekt onder de noemer «fiscale regelingen en constructies» met
een structurele opbrengst van € 250 miljoen vanaf 2026. Daarnaast worden de komende
jaren nieuwe evaluaties van fiscale regelingen afgerond. Ook ontvangt u in oktober
een kabinetsreactie op recente evaluaties die in de demissionaire periode zonder appreciatie
naar uw Kamer waren gestuurd. Het uitgangspunt bij negatief geëvalueerde fiscale regelingen
is dat deze worden afgeschaft of aangepast. Dat zorgt voor een doorlopende aanpak
om het belastingstelsel en de fiscale regelingen te verbeteren en vereenvoudigen.
De afgelopen jaren is een flink aantal fiscale regelingen aangepast. Degelijke evaluaties,
onderzoeken en impactanalyses zijn daarvoor van groot belang. Ik ben van plan om op
deze weg voort te gaan en te onderzoeken of verdere verbeteringen mogelijk zijn op
het vlak van fiscale regelingen. Daarvoor zal ik beleidsopties in kaart brengen met
als ambitie om daarmee aan de slag te gaan.
3. Box 3 in rustiger vaarwater
Sinds het zogenoemde Kerstarrest eind 2021 staat box 3 volop in de schijnwerpers.
De opgave is deze kabinetsperiode tweeledig. Ten eerste moet een hersteloperatie plaatsvinden
over de afgelopen en toekomstige jaren waarin de huidige wetgeving geldt (3.1). Ten
tweede is er de wetgeving en implementatie van het nieuwe stelsel (3.2).
3.1 Hersteloperatie huidig stelsel
In box 3 van de inkomstenbelasting wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast.
Die belastingheffing vindt op grond van het huidige belastingstelsel plaats over een
forfaitair rendement. Na de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 moet rechtsherstel
worden geboden als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.11 Het berekenen van het werkelijke rendement, mogelijk over meerdere jaren in het verleden,
vraagt veel van belastingplichtigen. De Belastingdienst heeft namelijk gegevens van
de belastingplichtigen nodig om herstel te kunnen bieden. De hersteloperatie heeft
daarnaast veel impact op de capaciteit van de Belastingdienst, zowel qua personeel
als ICT. Verder heeft de hersteloperatie grote budgettaire gevolgen. Het kabinet heeft
als doel om belastingplichtigen die in aanmerking komen voor rechtsherstel op een
geordende wijze de te veel betaalde belasting terug te geven. Hiertoe wordt wet- en
regelgeving voorbereid en ontwikkelt de Belastingdienst een formulier. Hiermee kunnen
de betreffende belastingplichtigen hun werkelijke rendement in het kader van de tegenbewijsregeling
berekenen en op een gestructureerde wijze aanleveren bij de Belastingdienst. De Belastingdienst
verleent hierbij hulp en op de formulieren wordt toezicht gedaan. Vervolgens vermindert
de Belastingdienst eerder vastgestelde aanslagen of stelt de belastingdienst de box
3-heffing van de nog op te leggen aanslagen lager vast dan in de aangifte is berekend.
U heeft over de planning van het rechtsherstel op Prinsjesdag een brief ontvangen.12
3.2 Invoeren nieuw stelsel box 3
Een forfaitair stelsel met een tegenbewijsregeling, zoals nu de situatie is na de
hiervoor genoemde arresten van de Hoge Raad, is niet het gewenste eindbeeld. In deze
situatie wordt alleen belasting geheven over het werkelijke (positieve) jaarrendement
als dit lager of gelijk is aan het forfait. De rendementen die hoger zijn dan het
forfait worden niet belast. In jaren met goede beleggingsresultaten profiteren veel
beleggers van een relatief gunstig forfait, terwijl zij in jaren met slechte beleggingsresultaten
worden belast tegen het (lagere) werkelijke rendement. Dit zorgt ook voor een jaarlijkse
budgettaire derving en het risico op ongelijkheid door niet-gebruik en onbedoeld gebruik.
Een dergelijk stelsel sluit niet aan bij het draagkrachtbeginsel, het rechtvaardigheidsgevoel
en het doenvermogen van mensen. Het kabinet is dan ook voorstander van een heffing
over het werkelijke rendement in box 3 voor alle belastingplichtigen.
Het vorige kabinet heeft in samenwerking met uw Kamer een voorstel ontwikkeld om het
werkelijke rendement te belasten, het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.
Tijdens de uitwerking van dit voorstel bleek dat het perfecte stelsel niet bestaat.
Een heffing over werkelijk rendement kan echter rekenen op breed maatschappelijk draagvlak
en zorgt bij juiste toepassing en handhaving voor een rechtvaardigere belastingheffing.
Een stelsel op basis van werkelijk rendement kent wel een prijs in de vorm van een
complexiteitstoename voor een deel van de belastingplichtigen en geeft druk op de
uitvoering door de Belastingdienst. Het kabinet gaat door met het vervangen van het
huidige forfaitaire stelsel met het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 als
basis. Momenteel worden de gevolgen van de hersteloperatie op de ICT-planning van
de Belastingdienst in kaart gebracht. Deze gevolgen bepalen mede de voortgang van
het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. De adviesaanvraag voor het wetsvoorstel
Wet werkelijk rendement box 3 is medio juni 2024 ingediend bij de Raad van State.
Dit advies wordt in het najaar verwacht. Na ontvangst van het advies zal het kabinet
uw Kamer informeren over de vervolgstappen.
Op 20 september 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het
toekomstig box 3-stelsel.13 De Belastingdienst heeft aangegeven dat door de nieuwe hersteloperatie niet voldoende
capaciteit beschikbaar is om het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 in de
huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027. Daarom heb ik gevraagd
te onderzoeken welke alternatieve invoeringsopties wel haalbaar zijn per 1 januari
2027 zodat samen met uw Kamer zorgvuldige besluitvorming over de opties kan plaatsvinden.
Ik verwacht de uitkomsten van het onderzoek voor het einde van het jaar met uw Kamer
te kunnen delen.
4. Kwalitatief goede wetgeving en spreiding van wetgeving
Een randvoorwaarde voor succesvol fiscaal beleid is kwalitatief goede wetgeving. Het
belang daarvan zal iedereen onderschrijven. Het is een kwestie van goed bestuur. Een
belangrijk aspect van goede wetgeving is dat het veel tijd kost. Om ervoor te zorgen
dat elk wetsvoorstel zorgvuldig kan worden behandeld in zowel de Tweede als de Eerste
Kamer, vind ik het belangrijk om het indienen van wetgeving te spreiden in de tijd.
Goede wetgeving is het resultaat van een zorgvuldig proces. Ik vind het belangrijk
om transparant te zijn over de afwegingen die bij de totstandkoming van wetgeving
zijn gemaakt. Goede wetgeving heeft een duidelijk doel. Of een wetsvoorstel naar verwachting
doelmatig en doeltreffend is, blijkt bijvoorbeeld uit een beleidsonderzoek of beleidsevaluatie.
Bij het maken van wetgeving wordt de uitvoering zo vroeg mogelijk betrokken. Via een
internetconsultatie, diverse adviesorganen en stakeholders en belangenorganisaties
worden vervolgens de gevolgen voor burgers, bedrijven en uitvoeringsorganisatie in
kaart gebracht en gewogen. Een wetsvoorstel gaat vervolgens naar de Raad van State
en – eventueel na aanpassingen – naar uw Kamer. Onderdeel van een zorgvuldig proces
is dat zowel de Tweede als de Eerste Kamer voldoende tijd krijgen om een wetsvoorstel
te behandelen.
Goede wetgeving is begrijpelijk en doenlijk. Bij wet- en regelgeving moeten we kritisch
zijn op uitzonderingen en specifieke fiscale regelingen. Deze dragen bij aan de complexiteit
van het stelsel, zowel voor burgers en bedrijven als voor de uitvoerders. Per saldo
kan dat ten koste gaan van de doeltreffendheid en doelmatigheid. Dit vergt soms lastige
afwegingen, zoals minder maatwerk voor groepen die voordeel hebben van een regeling.
Het realiseren hiervan vraagt van mij, maar ook van uw Kamer, dat deze afwegingen
vaker in het voordeel van de eenvoud uitvallen. Alleen op deze manier kunnen we stap
voor stap naar een begrijpelijker en beter uitvoerbaar stelsel.
Goede wetgeving is uitvoerbaar. De uitvoering wordt vanaf het begin bij het opstellen
van wetgeving betrokken. Het definitieve oordeel over uitvoerbaarheid blijkt uit de
uitvoeringstoets. Deze wordt opgesteld op basis van het wetsvoorstel en aan zowel
de Eerste als de Tweede Kamer aangeboden. Juist in de uitvoeringstoets komen dilemma’s
op het snijvlak van uitvoering, beleid en politiek scherp in beeld. U kunt van mij
verwachten dat ik uw Kamer transparant zal meenemen in deze dilemma’s en de politieke
keuzes die dit vergt.
Goede wetgeving betekent ook wetgeving die juridisch niet te scherp aan de wind vaart.
Ook dat kan in de praktijk lastig zijn. Nederland is al enkele keren tegen de spreekwoordelijke
muur aangelopen. Het kan een legitieme politieke wens zijn om bijvoorbeeld investeringen
specifiek in Nederland te stimuleren, zoals in het verleden met de baangerelateerde
investeringskorting, of mede omwille van de eenvoud te werken met forfaits voor de
vermogenssamenstelling en het rendement, zoals in het oude box 3-stelsel. Als land
hebben we ons verbonden aan Europese en internationale regelgeving, zoals op het gebied
van staatssteun. Daar willen en moeten we ons aan houden, omdat we als land een betrouwbare
en verantwoordelijke partner willen zijn en ook van andere landen verwachten dat ze
zich aan deze afspraken houden. Hersteloperaties door gerechtelijke uitspraken of
aangenomen wetten die weer moeten worden ingetrokken, doen het vertrouwen in de overheid
bovendien geen goed en zijn een zware belasting voor de uitvoering.
Spreiding van wetgeving is ook een belangrijke randvoorwaarde. Dit betekent dat wetgeving
zoveel mogelijk over het jaar wordt verspreid, maar dat maatregelen ook zoveel mogelijk
opgenomen worden in aparte wetsvoorstellen. Dat maakt een zorgvuldige behandeling
en weging mogelijk in zowel de Tweede als de Eerste Kamer. Een wetgevingsplanning
helpt hier ook bij.
Als Staatssecretaris, en vanuit mijn ervaring als voormalig lid van uw Kamer, weet
ik dat de realiteit soms weerbarstiger is dan hierboven geschetst. Uitspraken van
de rechter, maatschappelijke en economische ontwikkelingen en sterke politieke wensen
kunnen reden zijn om wetsvoorstellen met grote voortvarendheid tot stand te brengen.
Dat schuurt soms. De uitdaging is om spoedtrajecten, zoals het Belastingplan, zoveel
mogelijk te beperken tot wetsvoorstellen waarvan het noodzakelijk is dat deze snel
worden behandeld. Daar wil ik me voor inzetten. U ziet dit terug in de bijgevoegde
fiscale wetgevingsplanning.
5. Voortgang op andere fiscale onderwerpen
Naast de genoemde drie prioriteiten wil ik voortgang boeken op andere fiscale onderwerpen.
Ook het Hoofdlijnenakkoord bevat een aantal maatregelen die uitgewerkt worden in wetgeving.
Zonder volledig te willen zijn, behandel ik in dit deel van de brief een aantal actuele
onderwerpen waarover we de komende periode in gesprek zullen gaan.
De onderwerpen die in dit deel van de brief aan bod komen zijn het ondernemings- en
vestigingsklimaat (5.1), het belasten van zeer vermogende personen (5.2), de aanpak
van belastingontwijking (5.3), autobelastingen (5.4), het stimuleren van gezond gedrag
(5.5) en tot slot klimaat en milieu (5.6).
5.1 Ondernemings- en vestigingsklimaat
Hoogwaardige bedrijvigheid in Nederland is van groot maatschappelijk belang. Het zorgt
voor werk, zowel bij grote bedrijven, het mkb, als bij hun toeleveranciers, en draagt
via de belastingen bij aan de betaalbaarheid van onze verzorgingsstaat. Fiscaal beleid
moet daarbij passen. Belangrijke aspecten zijn stabiliteit en voorspelbaarheid. Vestigingsbeslissingen
zijn naar hun aard immers voor de lange termijn. Bedrijven zullen er niet vanuit gaan
dat er nooit iets wijzigt, maar investeren in een land waar de (fiscale) regelgeving
niet stabiel of zelfs onvoorspelbaar is, is niet aantrekkelijk. Het betekent een extra
risicofactor voor bedrijven en hun aandeelhouders. Internationale bedrijven kunnen
erop blijven rekenen dat Nederland een aantrekkelijk land is om te investeren met
een stabiel en voorspelbaar fiscaal klimaat. In het Belastingplan 2025 is al een aantal
maatregelen opgenomen om het ondernemings- en vestigingsklimaat te versterken.14
Aan het fiscaal vestigingsbeleid zit een belangrijke internationale component. Nederland
is onderdeel van de interne markt van de EU en heeft een breed verdragennetwerk waardoor
bedrijven makkelijk over de grens kunnen ondernemen. Het kabinet vindt het belangrijk
dat in Nederland gevestigde bedrijven niet worden benadeeld ten opzichte van bedrijven
in bijvoorbeeld andere EU-landen. Daarom zal het kabinet als uitgangspunt hanteren
om aan te sluiten bij internationale afspraken en af te zien van eenzijdige nationale
koppen op Europees beleid.
Met het oog op versterking van de internationale concurrentiepositie gaat Nederland
daarnaast door met het onderhandelen en actualiseren van belastingverdragen, die immers
van groot belang zijn voor Nederland als vestigingsland. Ook zet het kabinet in op
het verduidelijken en verbeteren van de positie van grenswerkers en op het versimpelen
van overlappende antimisbruikregels in de winstbelasting.
5.2 Het belasten van zeer vermogende personen
In navolging van internationale afspraken over het belasten van multinationale ondernemingen
is Nederland voorstander van het maken van afspraken in internationaal en EU-verband
over het belasten van zeer vermogende personen, waaronder internationaal zeer mobiele
personen. Internationale belastingstelsels zijn op het gebied van de inkomstenbelasting,
vermogensbelasting en schenk- en erfbelasting niet goed op elkaar afgestemd. Door
gebruik te maken van de verschillen tussen nationale belastingstelsels zijn met name
vermogende personen – vergelijkbaar met multinationale ondernemingen – in staat om
hun belastingdruk wereldwijd te optimaliseren.15 Dit effect wordt versterkt doordat diverse landen in de afgelopen decennia hun belastingstelsel
hebben aangepast om zeer vermogende personen dan wel schaarse werknemers aan te trekken.
Internationale en Europese samenwerking dat inzet op een gelijk speelveld op het gebied
van de belastingheffing van zeer vermogende personen kan dit tegengaan.
Nederland heeft daarom bij meerdere gelegenheden dit onderwerp geagendeerd en inhoudelijke
inbreng geleverd.16, 17 Inmiddels staat het onderwerp ook in de G20 op de agenda en heeft de G20 het IF van
de OESO uitgenodigd om dit thema in overweging te nemen om mee verder te gaan.18 Nederland wil daaraan een actieve bijdrage leveren en trekt waar mogelijk samen op
met gelijkgestemde landen. Het heeft de voorkeur om het onderwerp in eerste instantie
in mondiaal verband te agenderen in plaats van in EU-verband, omdat dit thema het
beste kan worden aangepakt als zoveel mogelijk landen meedoen. Bovendien zijn internationale
afspraken passender omdat veel van de landen die preferentiële regimes hanteren voor
zeer vermogende personen geen deel uitmaken van de EU.
In de nationale context wordt naar aanleiding van de motie Dijk/Maâtoug19 in kaart gebracht hoe exitheffingen voor emigrerende inwoners in verschillende EU-landen
vormgegeven zijn, waaronder die van Duitsland en Finland. Ook worden bestaande heffingen
voor emigrerende personen in Nederland beschreven en eventuele mogelijkheden voor
uitbreiding. De bevindingen worden naar verwachting in het najaar gedeeld met uw Kamer.
Daarnaast vindt op dit moment een evaluatie plaats naar de doelstellingen, huidige
regelgeving en handhavings- en uitvoeringspraktijk rondom de vaststelling van de fiscale
woonplaats.20 De bevindingen van deze evaluatie worden eveneens dit najaar met uw Kamer gedeeld.
Tot slot doet dit kabinet naar aanleiding van de breed gedragen opdracht van uw Kamer
onderzoek naar de heffing over de voordelen uit zogenoemde lucratieve belangen. Een
voorbeeld van een lucratief belang is een aandelenbelang dat een manager/werknemer
heeft gekregen als beloning voor werkzaamheden, waarbij kenmerkend is dat rendementen
kunnen worden behaald die in geen verhouding staan tot het geïnvesteerde kapitaal
en/of het feitelijk op de investering gelopen risico. De voordelen uit een lucratief
belang worden in de regel in box 1 belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
Eventueel kan de manager/werknemer opteren voor heffing in box 2 (doorstootbepaling).
De achtergrond van de heffingsmogelijkheid in box 2 is dat beloningsinstrumenten soms
ook elementen bevatten van een vergoeding op het geïnvesteerde kapitaal. Ook in andere
landen vindt een heffing bij inkomen uit lucratieve belangen plaats aan de hand van
een vermogenswinstbelasting. Zo wordt inkomen uit lucratieve belangen in het Verenigd
Koninkrijk belast tegen een tarief van 18% tot 28% in een capital gains tax. In de Verenigde Staten wordt inkomen uit lucratieve belangen ook belast door middel
van een vermogenswinstbelasting met bijbehorend tarief. Het Britse kabinet is van
plan de lagere heffing over lucratieve belangen (carried interest) aan te pakken. Er loopt momenteel een onderzoek, mede naar aanleiding van een aangenomen
motie,21 naar de Nederlandse heffing over de voordelen uit een lucratief belang. Daarbij wordt
bezien of en zo ja, op welke wijze, al dan niet geclausuleerd, een alternatieve vormgeving
van de lucratief belangregeling wenselijk en mogelijk is, waarbij de budgettaire gevolgen
en de uitvoeringsgevolgen in de afweging zullen worden betrokken. De uitkomsten van
bovengenoemd onderzoek zal ik naar verwachting voor het eind van 2024 met uw Kamer
delen.
5.3 Aanpak belastingontwijking
Bij belastingontwijking gaat het doorgaans om structuren of transacties die volgens
de letter van de wet legaal zijn, maar die (mede) gericht zijn op het verkrijgen van
een belastingvoordeel, terwijl dit belastingvoordeel niet beoogd is door de wetgever.
Dit is anders dan bij belastingontduiking of belastingfraude waartegen met de huidige
wet handhavend kan worden opgetreden (zie 1.5). De complexiteit van het stelsel kan
belastingconstructies mede mogelijk maken, bijvoorbeeld met onbedoeld gebruik van
fiscale regelingen.
Het kabinet heeft in het Belastingplan 2025 een aantal concrete maatregelen voorgesteld.22 Er is daarna geen sprake van laaghangend fruit wat betreft belastingconstructies
die op korte termijn met aanvullende maatregelen kan worden aangepakt en opbrengsten
oplevert. Wel wordt gewerkt aan een jaarlijkse (update van de) lijst met belastingconstructies
die als bijlage bij de Voorjaarsnota wordt meegestuurd naar de Tweede Kamer.
Het kabinet gaat ook verder met de aanpak van dividendstripping. Bij dividendstripping
gaat het om verschillende manieren waarop wordt geprobeerd om belasting te ontwijken
door aandelen te verhandelen vlak voor en vlak na het moment waarop dividend wordt
uitgekeerd. In de afgelopen jaren en ook per 2024 is een aantal stappen gezet in de
aanpak van dividendstripping, waarbij door de Belastingdienst de aanpak is geïntensiveerd.23, 24 Het door het vorige kabinet opgestarte onderzoek naar nadere (materiële) maatregelen
om de aanpak van dividendstripping te versterken wordt voortgezet. Hierbij wordt een
breed scala aan maatregelen onderzocht en wordt gekeken naar maatregelen tegen dividendstripping
in andere landen. Naar verwachting zal het onderzoek in het voorjaar van 2025 aan
uw Kamer worden gepresenteerd.
5.4 Autobelastingen
Bij de vergroening van het belastingstelsel heb ik in het bijzonder aandacht voor
de autobelastingen. De komende decennia bestaat het wagenpark uit elektrische auto’s
en brandstofauto’s. Het is belangrijk dat de kosten over beide groepen eerlijk worden
verdeeld, zodat autorijden betaalbaar blijft en de elektrische auto in voldoende mate
wordt ondersteund om de afgesproken klimaat- en energiedoelen te halen. Door de geleidelijke
toename van elektrische auto’s zullen de overheidsinkomsten afnemen, terwijl we juist
streven naar een stabiele opbrengst van de autobelasting op de lange termijn. Van
de elektrische rijder wordt daarvoor een eerlijke bijdrage gevraagd. Hierbij moet
de bereikbaarheid in Nederland en in de regio op orde blijven. De komende tijd ga
ik – samen met de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en
de Minister van Klimaat en Groene Groei – daarom op zoek naar een nieuwe toekomstbestendige
balans tussen deze onderwerpen. In het voorjaar van 2025 zal het kabinet vervolgens
een plan voor een hervorming van de autobelastingen en het aanpalende mobiliteitsbeleid
presenteren. In dit plan zullen verschillende opties worden uitgewerkt, waarbij rekening
gehouden zal worden met de afspraken over de hervorming van de autobelastingen en
de daaraan gerelateerde CO2-reductie zoals opgenomen in het Nederlands Herstel- en Veerkrachtplan (HVP).
5.5 Stimuleren van gezond gedrag
Beprijzen speelt niet alleen een rol binnen het auto- en klimaatdomein, maar ook bij
het stimuleren van gezond gedrag. De eerste maatregel die ik in dit kader wil noemen,
is de verbruiksbelasting op e-sigaretten. Het gebruik van e-sigaretten is schadelijk
en verslavend en kan bovendien een opstap zijn naar het roken van tabak. Over dit
onderwerp is recent een brief naar Uw Kamer gestuurd.25 De meest voor de hand liggende route om de prijs van e-sigaretten te verhogen is
het opnemen van e-sigaretten in de Europese Richtlijn tabaksaccijns, de verwachting
is dat die route ook de snelste is. De Nederlandse inzet en de huidige verwachting
is dat daar in 2025 een voorstel voor komt van de Europese Commissie. De tweede maatregel
is de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Aanleiding is dat steeds meer mensen
in Nederland te zwaar zijn en daardoor een verhoogd risico hebben op gezondheidsproblemen.
Bij ruim de helft van de volwassenen is inmiddels sprake van overgewicht en dat aandeel
neemt geleidelijk toe. Naar aanleiding van enkele moties is recent een contourenbrief
met Uw Kamer gedeeld met verschillende opties om de verbruiksbelasting op alcoholvrije
dranken te differentiëren naar suikergehalte.26 Deze contourenbrief heeft in mei en juni van 2024 opengestaan voor internetconsultatie.
Het kabinet beraadt zich momenteel over het vervolg dat zij aan de contourenbrief
gaat geven. De Kamer wordt hierover geïnformeerd.
5.6 Klimaat en milieu
De komende jaren wordt het door eerdere kabinetten ingezette fiscale beleid op het
terrein van klimaat en milieu in grote lijnen voortgezet. In het Belastingplan 2025
zit een aantal concrete maatregelen die de komende jaren in werking treden.27
Daarnaast is in het Hoofdlijnenakkoord een aantal aanvullende vergroeningsmaatregelen
afgesproken waar ik mee aan de slag ga. Momenteel wordt in kaart gebracht op welke
manieren de plasticheffing per 2028 kan worden vormgegeven en wat de beleidseffecten
zijn. Hierbij worden ook mogelijke alternatieve beprijzingsmaatregelen voor het genereren
van de budgettaire netto-opbrengst van 547 miljoen euro en het stimuleren van circulair
plastic in kaart gebracht. Op basis hiervan vindt bij Voorjaarsnota 2025 besluitvorming
over de maatregel plaats. Daarnaast ga ik aan de slag met het differentiëren van het
tarief van de vliegbelasting naar afstand per 1 januari 2027. Deze maatregel heeft
als doel om een budgettaire opbrengst te genereren (€ 248 mln. per jaar), om de hogere
CO2-uitstoot van lange afstandsvluchten zwaarder te belasten en om andere vervoersmiddelen
financieel relatief aantrekkelijker te maken. Ten behoeve van de besluitvorming zullen
de uitvoeringsgevolgen en beleidseffecten van mogelijke varianten voor vormgeving
van een afstandsafhankelijke vliegbelasting – zoals niet-uitputtend, de netwerkkwaliteit,
emissies, werkgelegenheid en het vestigingsklimaat – nader in kaart worden gebracht.
Tot slot ga ik aan de slag met de aanbeveling uit het Bouwstenenrapport om nader te
verkennen wat het benodigde beprijzingsniveau per (deel)sector moet zijn om de klimaatdoelen
in 2030 en de periode daarna voldoende te borgen. Hierbij zal ik ook bezien welke
aanpassingen aan het nationaal beprijzingsinstrumentarium mogelijk zijn om het beter
te laten aansluiten op het Europese emissiehandelssysteem (ETS1 en ETS2). Op basis
van deze analyse zal ik, indien de bestaande klimaatdoelen niet worden gehaald, waar
nodig met aanvullende voorstellen komen om het beprijzingsinstrumentarium te verstevigen.
Om weglek van bedrijvigheid en CO2-emissies zoveel mogelijk te voorkomen, is maximale internationale samenwerking van
belang. Klimaatverandering is immers een wereldwijd probleem en onze economie is internationaal
georiënteerd. Beprijzing is daarom – met name in de weglekgevoelige sectoren zoals
de energie-intensieve industrie en de elektriciteitssector – het meest effectief als
de maatvoering in internationaal verband wordt afgestemd. In de uitwerking van het
beprijzingsinstrumentarium zet ik daarom in op maximale internationale samenwerking
met omringende landen of in Europees verband. Zo wordt in internationaal verband,
bijvoorbeeld in het Inclusive Framework on Carbon Mitigation Approaches van de OESO gesproken over wat de meest effectieve methodes zijn om CO2-uitstoot te verminderen. In Europees verband wordt onderhandeld over de herziening
van de Richtlijn energiebelastingen.
Conclusie
Het is een complexe opgave om op een goede manier belasting te heffen. Het gaat om
een breed beleidsterrein en niet alles kan tegelijkertijd. Er zijn keuzes nodig, waarbij
ook steeds het langetermijnbelang in het oog gehouden moet worden. Daarom heb ik in
deze brief mijn strategische ambities op fiscaal terrein voor de komende kabinetsperiode
uiteengezet.
Voor mijzelf zie ik drie prioriteiten deze kabinetsperiode: een Belastingdienst die
klaar is voor de toekomst, het voorbereiden van wetgeving voor een hervorming van
het belasting- en toeslagenstelsel en box 3 in rustiger vaarwater brengen. Belangrijke
randvoorwaarden voor fiscaal beleid zijn – naast een wendbare en toekomstbestendige
Belastingdienst – kwalitatief goede wetgeving en spreiding van wetgeving. Ook hier
mag u mij op aanspreken.
Uiteindelijk willen we toewerken naar een begrijpelijk, eenvoudig en rechtvaardig
stelsel voor iedereen. Dat betekent ook dat we ons bij elke keuze die we maken, moeten
afvragen of dit ons dichterbij of juist verder afbrengt van dit doel.
Graag ga ik hierover met uw Kamer in gesprek.
De Staatssecretaris van Financiën,
F.L. Idsinga
BIJLAGE: FISCALE WETGEVINGSPLANNING
In deze bijlage bied ik uw Kamer een overzicht in de diverse onderwerpen waarvan ik
verwacht de komende jaren concrete wetgeving aan uw Kamer aan te bieden. Dergelijke
onderwerpen vloeien voort uit eerdere aankondigingen van wetgeving in Kamerbrieven,
kabinetsreacties of debatten. Diverse onderwerpen komen voort uit het Hoofdlijnenakkoord.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit een overzicht is van de fiscale wetgeving
die ik de komende jaren bij uw Kamer verwacht in te dienen en waarover debat gevoerd
kan worden. Voor uitvoeringsorganisaties – vanuit mijn portefeuille primair de Belastingdienst
– is ook wetgeving vanuit andere opdrachtgevende ministeries en generieke wetgeving
die voor alle uitvoeringsorganisaties geldt van groot belang. Deze vragen ook uitvoeringscapaciteit.
De uitvoeringsconsequenties van dergelijke trajecten worden – in samenhang met de
fiscale wetgeving – zo goed mogelijk in kaart gebracht. Mogelijk leidt dit tot wijzigingen
van beoogde implementatietijden van toekomstige wetgeving om het geheel uitvoerbaar
te houden.
Bij ieder wetsvoorstel wordt de strekking daarvan kort toegelicht en de termijn waarop
ik een wetsvoorstel met uw Kamer verwacht te delen.
Wetsvoorstel
Beoogd moment van indienen bij Tweede Kamer
Beoogde moment van in werking treden
Wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling
Q4 2024
1-3-2025
Wetsvoorstel ambtshalve teruggaaf inkomstenbelasting
Q1 2025
1-1-2026
Wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3
Q1 2025
1-6-2025
Richtlijn (EU) 2023/2226 (DAC8-richtlijn)
Q2 2025
1-1-2026
Wet flankerende fiscale maatregelen bij de Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende
omzettingen, fusies en splitsingen
Q2 2025
1-1-2026
Wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2026
Q1 2025
1-1-2026
Wetsvoorstel waarborgen gegevensverwerking Belastingdienst, Toeslagen en Douane
Q1 2026
1-1-2027
Wetsvoorstel Wet modernisering Invorderingswet
Q2 2027
1-1-2028
Wetsvoorstel Wet direct aanpassen
2026
N.t.b.
Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3
Q4 2024
1-1-2027
Differentiëren van het tarief van de vliegbelasting naar afstand
Uiterlijk Q4 2025
1-1-2027
Herinvoeren rode diesel
Q3 2025
1-1-2027
Introductie circulaire plasticheffing
Uiterlijk Q4 2025
1-1-2028
Wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling
In de periode 2012 tot april 2021 heeft de Belastingdienst MSNP-verzoeken van burgers
onterecht afgewezen op basis van gehanteerde grensbedragen, een kwalificatie opzet/grove
schuld, een registratie in de Fraude Signalering Voorziening of een fraude-indicatie.
Dit kan voor hen vergaande gevolgen hebben gehad. Daarom is tegemoetkomingsbeleid
nodig.
Het tegemoetkomingsbeleid bestaat vooralsnog uit een tegemoetkoming voor de periode
na de onterechte afwijzing (wachtgeld), kwijtschelding van de openstaande belasting-
en toeslagschulden, een saneringskrediet voor een schuldregeling (pseudo-MSNP) en
een tegemoetkoming voor de betaalde bedragen aan en verrekende bedragen door de Belastingdienst
en de Dienst Toelagen. Het wetsvoorstel is uit het Pakket Belastingplan 2025 gehaald
vanwege het kritische advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State. De
Staatssecretaris heeft daarbij het streven geuit om het wetsvoorstel na bestudering
van dat advies in oktober voor de minsterraad te agenderen, zodat het wetsvoorstel
– uitgaande van snelle behandeling door beide kamers – op 1 maart 2025 inwerking kan
treden.
Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de verplichte vaststelling
van de aanslag en het vaststellen van regels inzake de bevoegdheid tot het uitnodigen
tot het doen van aangifte (Wet ambtshalve teruggaaf inkomstenbelasting)
Niet iedere burger doet aangifte na een uitnodiging daartoe. Hier kunnen tal van redenen
voor zijn. Op dit moment kan de Belastingdienst bij een aangifteverzuim enkel ambtshalve
aanslagen opleggen als er belasting verschuldigd is door de belastingplichtige. Het
kabinet vindt dit onevenwichtig en maakt het met het wetsvoorstel Wet ambtshalve teruggaaf
inkomstenbelasting mogelijk om bij een aangifteverzuim ook nihilaanslagen of belastingteruggaven
ambtshalve op te leggen. Dit wetsvoorstel biedt de Belastingdienst extra ruimte voor
maatwerk een het toepassen van de menselijke maat. Het kabinet is voornemens om het
zelfstandige wetsvoorstel dit najaar voor advies voor te leggen aan de Raad van State.
Na ontvangst van het advies van de Raad van State wordt uw Kamer geïnformeerd over
het vervolg van het wetstraject.
Wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad in verschillende arresten uitspraak gedaan over
de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3. Hierover heb ik uw Kamer
in de Kamerbrieven van 18 juli 202428 en 17 september 202429 geïnformeerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de wetgeving in box 3 nog steeds
het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht schendt in de gevallen waarin het
forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Naar aanleiding van de
arresten van de Hoge Raad moeten belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement
dan het forfaitaire rendement de gelegenheid krijgen om dit aannemelijk te maken om
in aanmerking te komen voor rechtsherstel. Als aannemelijk is gemaakt dat het werkelijke
rendement lager is dan het forfaitaire rendement, dan wordt de belasting verminderd
zodat alleen belasting wordt geheven over het werkelijke rendement. Daarmee wordt
een tegenbewijsregeling geïntroduceerd in box 3. Ik bereid wetgeving voor om de heffing
in box 3 in overeenstemming te brengen met de jurisprudentie van de Hoge Raad. De
conceptwetgeving voor het rechtsherstel is gereed. Begin september zijn diverse interne
en externe toetsen aangevraagd. Na afronding van deze toetsen zal advies worden aangevraagd
bij de afdeling advisering van de Raad van State. De planning is om zo snel mogelijk
daarna, in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel aanhangig te maken bij de
Tweede Kamer, waarbij gekoerst wordt op inwerkingtreding per 1 juni 2025.
Richtlijn (EU) 2023/2226 (DAC8-richtlijn)
Richtlijn (EU) 2023/2226 (ofwel DAC8-richtlijn) betreft de zevende wijziging van Richtlijn
2011/16/EU (Council Directive 2011/16/EU of 15 February 2011 on administrative cooperation
in the field of taxation). Primair regelt de DAC8-richtlijn de uitwisseling tussen
lidstaten van inlichtingen over transacties met cryptoactiva. Dergelijke inlichtingen
kunnen voor de lidstaten van belang zijn voor het heffen van hun nationale belastingen.
Voor Nederland zijn dergelijke inlichtingen bijvoorbeeld relevant voor de heffing
in box 3. Om te kunnen uitwisselen worden aanbieders van cryptoactivadiensten verplicht
om bepaalde inlichtingen bij hun klanten op te vragen, deze te verifiëren en te rapporteren
aan de Belastingdienst. Daarnaast regelt DAC8 verbeteringen in eerdere DAC’s. De implementatiewet
moet op 1 januari 2026 in werking treden. Het betreft een zuivere implementatie. Ik
verwacht het wetsvoorstel in het voorjaar van 2025 bij uw Kamer in te kunnen dienen.
Wet flankerende fiscale maatregelen bij de Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende
omzettingen, fusies en splitsingen
In de door Ministerie van Justitie en Veiligheid opgestelde Wet implementatie richtlijn
grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen (Wet RGOFS) is geregeld dat
nv’s en bv’s zich kunnen omzetten in een rechtsvorm van een andere lidstaat en andersom
(grensoverschrijdende omzettingen). De Wet RGOFS bevat alleen civielrechtelijke bepalingen
ter implementatie van een EU-richtlijn30 en is per 1 september 2023 in werking getreden. De fiscale gevolgen van een grensoverschrijdende
omzetting zijn momenteel niet wettelijk geregeld en volgen ook niet uit de hiervoor
genoemde richtlijn (die niet voorziet in fiscale maatregelen). Wel is in een beleidsbesluit
de voorwaardelijke goedkeuring opgenomen dat een grensoverschrijdende omzetting van
een nv of bv in een vergelijkbare rechtsvorm van een andere lidstaat hetzelfde wordt
behandeld als een omzetting van een nv in een bv of andersom (geen eindafrekening
in de vennootschapsbelasting). Zoals aangekondigd in de parlementaire behandeling
van de Wet RGOFS zal bij de vormgeving van de fiscale flankerende maatregelen zoveel
mogelijk aansluiting worden gezocht bij de bestaande fiscale wet- en regelgeving.
Ook is het voornemen geuit om deze maatregelen ter internetconsultatie aan te bieden
in het vierde kwartaal van 2024.
Wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2026
De fiscale wetgeving is constant aan veranderingen onderhevig. Dit vergt voortdurend
inhoudelijke wijzigingen en technisch onderhoud. Het is voor de meeste maatregelen
in dit wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2026 (FVW26) wenselijk dat ze per 1 januari
2026 in werking treden. De Fiscale verzamelwet 2026 is recent in internetconsultatie
geweest. De reacties daarop worden momenteel bestudeerd. Ik verwacht het wetsvoorstel
in het voorjaar van 2025 bij uw Kamer in te kunnen dienen.
Wetsvoorstel waarborgen gegevensverwerking Belastingdienst, Toeslagen en Douane
Het wetsvoorstel waarborgen gegevensverwerking Belastingdienst, Toeslagen en Douane
(WGBTD) heeft als doel het verstevigen van de wettelijke grondslagen voor de gegevensverwerking
van de drie uitvoeringdiensten. Na een analyse van diverse soorten gegevensverwerkingen
is geconcludeerd dat voor de volgende (soorten) gegevensverwerkingen door de Belastingdienst
versteviging van de grondslagen gewenst is:
• het structureel periodiek verkrijgen van persoonsgegevens van andere overheidsorganisaties;
• het verkrijgen van persoonsgegevens bij internetonderzoek;
• het verstrekken van persoonsgegevens aan andere (overheids)organisaties en het doorbreken
van de geheimhoudingsplicht ten behoeve hiervan; en
• het gebruik voor fiscale doeleinden van (bijzondere) persoonsgegevens uit notariële
akten.
Voor de Douane is versteviging van de volgende grondslagen gewenst:
• het verkrijgen van persoonsgegevens bij internetonderzoek;
• het verwerken van persoonsgegevens bij cameratoezicht op het gebied van accijns en
verbruiksbelastingen; en
• het verkrijgen en verstrekken van persoonsgegevens van respectievelijk aan andere
ministeries, en hun handhavingsdiensten, waarvoor de Douane mede verantwoordelijk
is voor de uitvoering van hun wetgeving.
Tevens wordt in het kader van de WGBTD de geautomatiseerde selectie op basis van profilering
geanalyseerd. Na het verkrijgen van een advies hieromtrent van de landsadvocaat, loopt
thans een advies bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit advies wordt in oktober 2024
verwacht.
Wetsvoorstel Wet modernisering Invorderingswet
Bij de Herijking van de Invorderingswet 1990 (IW 1990) is de gehele IW 1990 doorgelopen
en is bezien of deze wet voldoende ruimte biedt om rekening te kunnen houden met de
omstandigheden van mensen.31 Hoewel de wet – behoudens één wetsartikel (artikel 8 IW 1990) – in principe voldoende
ruimte biedt om rekening te kunnen houden met de omstandigheden van mensen, is geconstateerd
dat de IW 1990 op onderdelen gemoderniseerd kan worden.
De IW 1990 is van kracht sinds 1 juni 1990 en is de opvolger van de Invorderingswet
1845. Na totstandkoming van de IW 1990 hebben zich veel ontwikkelingen voorgedaan.
Zo zijn er de afgelopen jaren meerdere maatregelen in materiële wetten doorgevoerd
die noopten tot wijzigingen in de IW 1990. Daarnaast zijn – onder meer – aanpassingen
aangebracht als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, rechterlijke uitspraken
en Europeesrechtelijke ontwikkelingen. De IW 1990 sluit in zijn huidige vorm niet
altijd meer aan bij deze tijd, is op onderdelen achterhaald en verschillende bepalingen
zijn – als gevolg van de vele wijzigingen en aanvullingen – niet langer voldoende
begrijpelijk en leesbaar. Met het wetsvoorstel wordt de IW 1990 herijkt en gemoderniseerd.
Wetsvoorstel Wet direct aanpassen
Het moet voor burgers en bedrijven eenvoudiger zijn om onjuistheden bij de heffing
van belasting te herstellen. Ook moet de Belastingdienst de mogelijkheden hebben om
efficiënt en effectief het juiste belastingbedrag te kunnen heffen. Direct aanpassen
richt zich op een beter uitlegbaar, uitvoerbaar en doenlijk fiscaal stelsel. Met direct
aanpassen wordt gewerkt aan het verbeteren van de wettelijke regels die gaan over
het vaststellen van de belastingschuld. Het doel is om het huidige formeelrechtelijke
heffingssysteem te moderniseren en te vereenvoudigen. Met direct aanpassen wordt gestreefd
naar meer evenwicht tussen de individuele belangen van de belastingplichtige en het
algemene belang van belastingheffing. Bij dit evenwicht staat onder meer een nieuwe
belangenafweging tussen rechtszekerheid en rechtsgelijkheid centraal. Tot 1 juli 2024
is de beleidsrichting direct aanpassen geconsulteerd. Er wordt nader onderzoek gedaan.
Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor overleg met betrokken partijen, belangenbehartigers
en andere stakeholders. Er is een internetconsultatie voorzien in 2025.
Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3
In box 3 van de inkomstenbelasting wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast.
Die belastingheffing vindt plaats over een forfaitair rendement. De maatschappelijke
wens is groot om dit stelsel te vervangen door een heffing over het werkelijk genoten
rendement uit vermogen. De noodzaak om het forfaitaire stelsel te herzien is verstrekt
door de arresten van de Hoge Raad van 24 december 2021 (het Kerstarrest) en van 6 juni
2024. Het vorige kabinet heeft in samenwerking met uw Kamer een voorstel ontwikkeld
om het werkelijke rendement te belasten, het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement
box 3. Het wetsvoorstel is in september 2023 via internet geconsulteerd. De adviesaanvraag
voor het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 is medio juni 2024 ingediend bij
de afdeling advisering van de Raad van State. Dit advies wordt in het najaar 2024
verwacht. Momenteel worden de gevolgen van de hersteloperatie naar aanleiding van
de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 (zie Wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling
box 3) op de ICT-planning van de Belastingdienst in kaart gebracht. Deze gevolgen
bepalen mede de voortgang van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. Na ontvangst
van het advies van de afdeling advisering van de Raad van State zal het kabinet uw
Kamer informeren over de vervolgstappen.
Differentiëren van het tarief van de vliegbelasting naar afstand
In het Hoofdlijnenakkoord is een aantal concrete fiscale maatregelen afgesproken,
waaronder de differentiatie van het tarief van de vliegbelasting naar afstand. De
exacte vormgeving en maatvoering van deze maatregel is nog niet bepaald. Er zal onderzoek
worden uitgevoerd naar de vormgeving en maatvoering van de maatregel, alsmede een
impactanalyse. Het kabinet streeft naar indiening bij uw kamer in uiterlijk het vierde
kwartaal van 2025, zodat de uitvoering genoeg voorbereidingstijd heeft voor implementatie
per 1 januari 2027.
Herinvoeren rode diesel
In het Hoofdlijnenakkoord is een aantal concrete fiscale maatregelen afgesproken,
waaronder de herintroductie van rode diesel. Momenteel wordt in kaart gebracht op
welke manieren deze zo doelmatig en uitvoerbaar mogelijk kan worden gerealiseerd.
Het kabinet is voornemens om de benodigde wetswijziging voor rode diesel op te nemen
in het pakket Belastingplan 2026, dat in het derde kwartaal van 2025 aan uw Kamer
zal worden aangeboden. Opname in het pakket Belastingplan 2026 is nodig om de uitvoering
voldoende voorbereidingstijd te geven voor implementatie per 1 januari 2027.
Introductie circulaire plasticheffing
In het Hoofdlijnenakkoord is een aantal concrete fiscale vergroeningsmaatregelen afgesproken,
waaronder de introductie van een heffing op plastics. Momenteel wordt in kaart gebracht
op welke manieren de plasticheffing per 2028 kan worden vormgegeven en wat de beleidseffecten
zijn. Voor de circulaire plasticheffing dient nog een uitvoerder te worden aangewezen.
Bij de nadere uitwerking worden ook mogelijke alternatieve beprijzingsmaatregelen
voor het genereren van de budgettaire netto-opbrengst van 547 miljoen euro en het
stimuleren van circulair plastic in kaart gebracht. Het kabinet streeft naar indiening
bij uw kamer in uiterlijk het vierde kwartaal van 2025, in verband met de beoogde
inwerkingtreding per 1 januari 2028.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën