Brief regering : Verzamelbrief dieren in de veehouderij
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1339
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 september 2024
Met deze brief informeer ik de Kamer over de voortgang op een aantal moties en toezeggingen
over het welzijn van landbouwhuisdieren. De volgende onderwerpen en moties komen aan
bod:
• Voortgang Dierwaardige veehouderij;
• Motie Tjeerd de Groot: uitfaseren bio-industrie en overgaan dierwaardige veehouderij
(Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 52);
• Voortgang Aanpak van stalbranden;
• Motie Graus: pilot met het Stable Safe systeem en valwanden (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 36);
• Gewijzigde motie van de leden Beckerman en Boswijk: Roadmap eendagshaantjes (Kamerstuk
28 286, nr. 1196);
• Plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren;
• Motie Vedder c.s. over autoriteit dierwaardige veehouderij (Kamerstuk 35 746, nr. 25);
• Motie Beckerman c.s. over onderzoeken van wetgeving ter bescherming van de vergoeding
voor dierenwelzijnsmaatregelen (Kamerstuk 35 746, nr. 37);
• Motie Van Campen waarin de regering wordt verzocht bij alle voorbereidende wet- en
regelgeving expliciet aandacht te hebben voor maatwerkregels voor zelf-slachtende
slagers (Kamerstuk 28 286, nr. 1251).
Dierwaardiger veehouderij
Er is de afgelopen twee jaar hard gewerkt door sectoren, Dierenbescherming en markt-
en ketenpartijen aan dierwaardige veehouderij. Ik wil samen met betrokken partijen
komen tot bestuurlijke afspraken met een realistisch tijdpad voor het zetten van concrete
stappen naar een nog dierwaardiger veehouderij, gebaseerd op de zes leidende principes
van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). Ons land is wereldwijd één van de voorlopers
op het gebied van dierenwelzijn in de veehouderij. De samenleving en uw Kamer vragen
aandacht voor verbeteringen. Dit voorjaar heeft de Tweede Kamer de gewijzigde Wet
dieren aangenomen en gezegd: dieren in de veehouderij moeten hun gedragsbehoeften
kunnen uitoefenen en ingrepen moeten worden uitgefaseerd. Daarbij is met het amendement
De Groot/Van Campen een bepaling aan de wet toegevoegd die een instructie bevat voor
de uitwerking van die wet in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Ik ben gestart
met het maken van deze AMvB en daarvoor haal ik input op bij betrokkenen en deskundigen,
zoals sectorpartijen, de Dierenbescherming en wetenschappers. Bij de uitwerking is
het van belang om uit te gaan van de wetenschap en toepassing in de praktijk. Verder
wil ik letten op nationale koppen, het verdienvermogen van en investeringen in het
agrarisch bedrijf.
Binnenkort ga ik met deze partijen in gesprek om te komen tot gezamenlijke bestuurlijke
afspraken in de vorm van een convenant. Dat zal niet alleen gaan over de AMvB maar
ook over het oprichten van een onafhankelijke autoriteit dierwaardige veehouderij,
het maken van een kennisagenda en het opzetten van pilots en ketendeals. Voor dat laatste heb ik in de begroting
2025 € 1 mln beschikbaar gesteld. Over de stand van zaken van de aanpak zal ik uw
Kamer later dit jaar informeren.
Motie Tjeerd de Groot over uitfaseren bio-industrie en overgaan dierwaardige veehouderij
(Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 52)
Op 6 februari 2024 is de motie van het lid Tjeerd de Groot, die gaat over de bio-industrie
uitfaseren en overgaan tot een dierwaardige veehouderij met als basis het familiebedrijf,
aangenomen. In vervolg op de brief van 20 februari 2024 (Kamerstuk 28 286, nr. 1327) en de toezegging (TZ202402-109) om de Kamer te informeren, geef ik hieronder aan
hoe ik invulling geef aan deze motie.
De motie roept op om de bio-industrie op zo kort mogelijke termijn uit te faseren
en over te gaan tot een dierwaardige veehouderij met als basis het familiebedrijf.
De oproep om over te gaan tot dierwaardige veehouderij sluit aan bij de passage uit
het hoofdlijnenakkoord en bij de wijziging van de Wet dieren (Kamerstuk I 35 746, A) waarmee dierwaardige veehouderij wettelijk is verankerd.
Voorliggende motie gaat specifiek in op soorten bedrijven. Er bestaat nu een grote
verscheidenheid aan bedrijven. Die verscheidenheid zal er in de toekomst ongetwijfeld
ook zijn en die verscheidenheid mag wat mij betreft ook blijven. Het is daarbij natuurlijk
aan de veehouder zelf om voor een bepaalde rechtsvorm of voor een bepaalde omvang
te kiezen. Het is echter aan mij om te borgen dat het invulling kunnen geven aan dierwaardige
veehouderij of andere beleidsmaatregelen niet enkel is weggelegd voor een bepaald
type bedrijf. Het kan bijvoorbeeld niet zo zijn dat investeringen voor dierwaardige
veehouderij zo omvangrijk zijn dat deze alleen kunnen worden opgebracht door grote
bedrijven. Beleid moet realistisch zijn. Zoals in het Hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma
is aangegeven zal er bij de uitwerking van een toekomstbestendige nog meer dierwaardige
veehouderij aandacht zijn voor het verdienvermogen van en de investeringen door agrarische
bedrijven zodat zij deze via een goed verdienmodel kunnen terugverdienen.
De motie verzoekt om bij dierwaardige veehouderij uit te gaan van het familiebedrijf
als basis. In de bijlage wordt nader ingegaan op het begrip familiebedrijf en wordt
toegelicht dat de Nederlandse veehouderij voor het grootste deel bestaat uit familiebedrijven
(90%) en familieboerderijen (70%). Overigens wordt er in het veehouderijbeleid geen
specifiek onderscheid gemaakt tussen familiebedrijven, andere bedrijven of andere
rechtsvormen. Ik zie hier ook geen noodzaak toe en vind het primair aan de ondernemer
om de juiste (rechts)vorm te kiezen voor zijn of haar bedrijf. Ik vind het wel belangrijk
dat schaalvergroting niet de enige oplossing is die boeren kunnen kiezen.
Op basis van bovenstaande is mijn conclusie dat ik deze motie uitvoer door te werken
aan een toekomstbestendige, nog meer dierwaardige veehouderij en daarbij te borgen
dat deze voor de verschillende soorten bedrijven mogelijk is. Ik zie geen toegevoegde
waarde om nader in te zetten op het verhogen van het aantal familiebedrijven. Het
familiebedrijf is namelijk al de norm in de veehouderij. Mijn beleid is erop gericht
dat alle veehouderijbedrijven, groot of klein, familiebedrijf of niet, concrete en
realistische stappen kunnen zetten naar een toekomstbestendige veehouderij.
Aanpak van stalbranden
Helaas vinden er regelmatig stalbranden plaats. Dit is een verschrikkelijke gebeurtenis
voor de dieren, de veehouder en andere betrokkenen. Op 25 januari jl. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 7) is de Kamer door mijn voorganger geïnformeerd over het maatregelenpakket voor de
aanpak van stalbranden. Het Ontwerpbesluit tot wijziging van de AMvB Houders van dieren,
waarin een elektrakeuring en brandveiligheidskeuring opgenomen zijn, is op 10 januari
jl. ter voorhang aangeboden aan beide Kamers (Kamerstuk 28 286, nr. 1325). De Kamer heeft tijdens het daaropvolgende schriftelijk overleg vragen gesteld,
welke door mijn voorganger zijn beantwoord. De Kamer heeft tevens verzocht om geen
onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien van het ontwerpbesluit, totdat besloten
is over de afhandeling van deze antwoorden. Deze antwoorden zijn geagendeerd voor
het commissiedebat dieren in de veehouderij op 25 september aanstaande. Ik bestudeer
momenteel het ontwerpbesluit en de vragen die de Kamer hierover gesteld heeft. Indien
dit leidt tot aanpassing van het ontwerpbesluit dan zal ik de Kamer hierover zo spoedig
mogelijk informeren en het aangepaste Ontwerpbesluit opnieuw aan de Kamers voorhangen,
zodat de Kamer zich uit kan spreken over de eventuele wijzigingen. Tot die tijd zal
ik het verzoek van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten respecteren.
Motie Graus: pilot met het Stable Safe systeem en valwanden (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 36)
De motie van lid Graus (PVV) verzoekt de regering, mede in het kader van het stalbrandpreventieplan,
om een pilot met de Stable Safe-systemen en valwanden waardoor dieren kunnen vluchten
in plaats van stikken. Een pilot en daarmee het praktisch testen van de twee systemen
in een fysieke stal brengt het dierenwelzijn in gevaar, omdat er vuur en rook gecreëerd
moet worden. Om die reden is het ook niet realistisch om te verwachten dat een veehouder
zijn bedrijf ter beschikking stelt voor een dergelijke pilot.
Een pilot in de praktijk met de twee systemen is om deze redenen niet goed mogelijk.
Daarom zal geen praktijkpilot uitgevoerd worden maar een integrale analyse door deskundigen.
Dit om te achterhalen hoe effectief de systemen zijn voor de overlevingskans van dieren
bij brand, aan welke randvoorwaarden deze systemen dan moeten voldoen en of die voorwaarden
haalbaar zijn. Bij het ontstaan, de verspreiding en de beheersing van brand spelen
namelijk veel verschillende factoren een rol.
De WUR heeft de opdracht gekregen om een integrale analyse uit te voeren door het
organiseren van een expertbijeenkomst. Hierbij zullen onder andere experts op het
gebied van (stal)brandveiligheid, veehouders, ingenieurs en brandonderzoekers aanwezig
zijn. Deze pilot in de vorm van een expertbijeenkomst zal naar verwachting in november
2024 afgerond zijn. Ik zal de Kamer na afronding ervan infomeren over de resultaten.
Gewijzigde motie van de leden Beckerman en Boswijk over doden van ééndagshaantjes
(Kamerstuk 28 286, nr. 1196)
In de brief Dierenwelzijn van 26 oktober 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1315) is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot ééndagshaantjes.
In die brief heeft mijn voorganger de doelstelling geformuleerd en gedeeld: «In 2026
worden geen ééndagshaantjes meer gedood voor de tafeleieren voor de Nederlandse en
Duitse markt». Sectorpartijen zijn, in overleg met andere relevante partijen in de
keten, gestart met de uitwerking van een roadmap om dit doel te behalen.
De verwachting was dat de uitwerking van de roadmap in het voorjaar van 2024 gereed
zou zijn en met de Kamer gedeeld kon worden. Op dit moment werken alle betrokken partijen
intensief aan de uitwerking. Helaas blijkt dit meer tijd te vergen. Dit komt onder
andere omdat er gewerkt wordt aan een solide systeem waarmee monitoring en borging
mogelijk zal zijn.
Zoals aangegeven in de brief Dierenwelzijn van 26 oktober 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1315) wordt er ook gewerkt aan bepaalde subdoelen die van invloed zijn op een gedegen
afname en de verschuivende markt voor voederdieren. De inzet van alle betrokken partijen
is erop gericht om de roadmap in het najaar van 2024 met de Kamer te delen.
Plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren
LVVN, de NVWA en sectorpartijen werken aan verschillende initiatieven om hittestress
te voorkomen of te beperken. Om de samenhang van deze initiatieven te borgen en om
richting te geven, werken deze partijen sinds 2022 gestructureerd samen via het plan
van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1296). Uit ervaring blijkt dat een driejarige cyclus, waarin het plan wordt geactualiseerd
en geëvalueerd goed past bij de uitvoering van het plan. In de tussenliggende periode
wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de lopende acties.
Er wordt onverminderd doorgewerkt aan de acties in het plan. Dit jaar is bijvoorbeeld
het project «Beschutting voor dieren in de weide» binnen het programma Kennis op Maat
van start gegaan. Met dit project wordt praktische en juridische kennis over beschutting
verspreid onder dierhouders, gemeentes en andere stakeholders. Daarnaast is in september
de «Stalkaart Hittestress Melkvee» gepubliceerd. Met deze stalkaart kunnen veehouders
hittestress herkennen aan de hand van koesignalen, zodat zij tijdig maatregelen kunnen
nemen en deze maatregelen vervolgens kunnen evalueren. De gebundelde kennis over hittestress
en de stalkaart wordt de komende periode verspreid onder veehouders en geïmplementeerd
in het onderwijs.
Het is de verantwoordelijkheid van de houders om hun dieren te beschermen tijdens
hete periodes. Ik ben daarom blij met de verschillende sectorinitiatieven van afgelopen
zomer. LTO heeft bijvoorbeeld in mei tot en met september frequent gecommuniceerd
over de risico’s van hittestress via nieuwsberichten, blogs, vlogs, interviews, app
berichten en sociale-mediakanalen. Ook het belang van sectorprotocollen voor hitte
is deze zomer weer ervaren. Vanwege de verwachte hitte werd bijvoorbeeld de KNHS Hippiade
Mennen verplaatst.
Motie Vedder c.s. over autoriteit dierwaardige veehouderij (Kamerstuk 35 746, nr. 25)
De motie Vedder c.s. (maart 2024) verzoekt de regering om zo snel mogelijk aan de
slag te gaan met het oprichten van een onafhankelijke autoriteit dierwaardige veehouderij.
Ik ben inmiddels, in samenwerking met de deelnemende partijen aan het convenanttraject
dierwaardige veehouderij, bezig met voorbereidende stappen. Die betreffen met name
het verkennen van de gewenste taak en de op grond daarvan toepasselijke juridische
vorm van de autoriteit. Zodra dat is afgerond, kan worden vastgesteld wat er nodig
is (o.a. financieel en juridisch) om een autoriteit dierwaardige veehouderij op te
richten. Hierover wordt u voor het einde van het jaar geïnformeerd.
Motie Beckerman c.s. over onderzoeken van wetgeving ter bescherming van de vergoeding
voor dierenwelzijnsmaatregelen (Kamerstuk 35 746, nr. 37)
De motie Beckerman verzoekt de regering te onderzoeken welke wetgeving mogelijk is
om vergoedingen voor boeren te beschermen voor dierenwelzijnsmaatregelen. Ik kijk
hierbij naar de wetgeving op dit gebied in verschillende landen om ons heen. Mijn
streven is u eind van het jaar een uitgewerkte notitie toe te sturen over dit thema.
Motie Van Campen waarin de regering wordt verzocht bij alle voorbereidende wet- en
regelgeving expliciet aandacht te hebben voor maatwerkregels voor zelfslachtende slagers
(Kamerstuk 28 286, nr. 1251)
Hierbij informeer ik uw Kamer over de stand van zaken rondom kleinschalige slachthuizen,
waaronder zelfslachtende slagers. Hiermee voldoe ik aan de toezeggingen in de verzamelbrief
«Versterken toezicht op dierenwelzijn» van 25 mei 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1294) en de Verzamelbrief «Dierenwelzijn gezelschapsdieren» van 24 januari 2024 (Kamerstuk
28 268, nr. 1324) en beschouw ik de motie van het lid Van Campen afgedaan.
Kleinschalige slachthuizen zijn slachthuizen met een capaciteit kleiner dan 1.000
grootvee-eenheden (hierna: GVE) per jaar. Binnen deze groep vallen zelf slachtende
slagers, dit zijn slachthuizen gecombineerd met een winkel. Kleinschalige slachthuizen
zijn essentieel voor het slachten van dieren met bijzondere uiterlijke kenmerken,
zoals brede hoorns of dikke vachten. Deze bedrijven zijn namelijk ingericht op het
leveren van maatwerk. Deze diercategorieën passen niet in grootschalige slachthuizen,
omdat dit deels geautomatiseerde bedrijven zijn, die ingericht zijn om fysiek uniformere
dieren te slachten en verwerken.
Brieven uit de slachtbranche (onder andere de Vereniging van Zelfslachtende Slagers
(VZS), Vee- en logistiek Nederland, Vereniging voor Vleesverwerkende bedrijven, Stichting
zeldzame huisdierrassen) brengen onder de aandacht dat dezelfde wetgeving voor het
klein- en het grootbedrijf geldt, maar dat kleinschalige slachthuizen de hierbij horende
uitgaven over veel lagere slachtaantallen moeten terugverdienen. Dit lukt de beroepsgroep
slecht en daardoor neemt het aantal zelfslachtende slagers af.
In 2023 is een knelpuntenanalyse uitgevoerd door Buro Food QA naar de belemmeringen
die de zelfslachtende slagers ervaren om meer inzicht te verkrijgen in de oorzaken
die ten grondslag liggen aan het dalen van het aantal zelfslachtende slagers. Een
aanzienlijk deel van de knelpunten is inmiddels opgepakt, deels door de sector zelf
en deels door de overheid. Hieronder noem ik enkele voorbeelden.
In de voorbereiding van het concept-wetsvoorstel rondom verplicht cameratoezicht voor
dierenwelzijn in slachthuizen en verzamelcentra, dat in mei 2024 ter consultatie is
aangeboden, is de mogelijkheid gecreëerd om kleinschalige bedrijven uit te zonderen
van de verplichting tot cameratoezicht. In de lagere regelgeving kan worden vastgesteld
onder welke voorwaarden slachthuizen met een geringe capaciteit worden uitgezonderd.
De NVWA blijft zich inspannen om de administratieve lasten voor kleinschalige slachthuizen
te verminderen. Echter de grootste vermindering van administratie komt naar verwachting
uit de herziening die de VZS op dit moment zelf uitvoert op de modules en protocollen
die door kleinschalige slachthuizen gebruikt worden. Hierin wordt meegenomen welke
administratieve lasten kunnen worden weggenomen voor de exploitanten. De herziene
documenten worden ter beoordeling aangeboden aan de toezichthouder.
De kleinschalige slachthuizen worden verder structureel tegemoet gekomen in de retributiekosten
voor de NVWA. Deze kosten zijn namelijk in 2023 en 2024 trapsgewijs gestegen. Dit
volgt uit het verplicht doorberekenen van kosten volgens de European Control Regulation
(hierna: OCR). De OCR biedt de mogelijkheid om tarieven te verlagen voor bepaalde
bedrijven, zoals voor kleinschalige slachthuizen. Daarom is ervoor gekozen om de kosten
voor deze slachthuizen niet geheel door te voeren in deze tarieven. Hiervoor is jaarlijks
en structureel € 1,4 mln beschikbaar gemaakt. Uit de impactanalyse NVWA-tarieven,
uitgevoerd door WEcR (Bergevoet, 2023), blijkt namelijk dat bij volledige doorberekening
van kosten sprake zou zijn van een onaanvaardbaar economisch effect op de groep van
slachthuizen kleiner dan 1000 GVE per jaar, en dat deze bedrijven zonder demping van
tarieven niet zouden kunnen blijven bestaan.
Bedrijfsopvolgers en voldoende slachtpersoneel zijn een voorwaarde voor een gezonde
toekomstgerichte slachterij, of het nu een groot- of kleinschalig bedrijf betreft.
Om nieuwe aanwas te enthousiasmeren, en om het ambacht te behouden, zal een opleidingsmodule
«zelfslachtende slager» bij de Slagers Vakopleiding food worden aangeboden. Dit gebeurt
op initiatief van de sector, en ik juich dit toe. Ik onderzoek op dit moment of mijn
ministerie hierin een rol zal spelen.
Om de kleinschalige slachterijen te ondersteunen richting de toekomst zijn ze opgenomen
in het marktprogramma verduurzaming dierlijke producten (hierna: Marktprogramma VDP).
Binnen het Marktprogramma VDP slaan partijen in de dierlijke productieketen de handen
ineen voor het vergroten van het marktaandeel dierlijke producten met bovenwettelijke
duurzamere prestaties. Het doel is niet het vergroten of verkleinen van het algehele
aandeel dierlijke producten in de afzet en consumptie, maar het verder verduurzamen
van dierlijke producten. Binnen het Marktprogramma VDP worden marktinitiatieven van
ketens ondersteund met kennis, onderzoek en voorlichting. In deze samenwerking tussen
mijn Ministerie en de kleinschalige slachthuizen kunnen belemmeringen en knelpunten
blijvend op de agenda komen en wordt er samengewerkt om deze te verkleinen of weg
te nemen. Zodat er gewerkt kan worden aan het verstevigen van de positie en het behoud
van de kleinschalige slachterijen in de korte duurzame voedselketen.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.