Brief regering : Verslag informele bijeenkomst van milieu- en klimaatministers d.d. 11 en 12 juli 2024 te Boedapest, Hongarije
21 501-08 Milieuraad
Nr. 960
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2024
Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
over de informele bijeenkomst van milieu- en klimaatministers op 11 en 12 juli jl.
te Boedapest, Hongarije.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
C.A. Jansen
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
I. VERSLAG INFORMELE BIJEENKOMST VAN MILIEU EN KLIMAATMINISTERS OP 11 EN 12 JULI 2024
De informele bijeenkomst van milieu- en klimaatministers op 11 en 12 juli jl. stond
in het teken van COP29, waterweerbaarheid en water- en luchtvervuiling. Er stond geen
besluitvorming op de agenda.
Op 11 juli had het Hongaars voorzitterschap voor de milieuministers twee sessies gepland.
Tijdens de eerste sessie hebben Ministers met elkaar gesproken over de Europese inzet
richting de volgende VN-Klimaattop (COP29). Tijdens de tweede sessie werd ingegaan
op waterweerbaarheid. Op 12 juli werd tijdens de derde sessie gesproken over grensoverschrijdende
water- en luchtvervuiling.
COP29
Dit jaar vindt van 11 tot 22 november COP29 plaats in Bakoe, Azerbeidzjan. Tijdens
de informele bijeenkomst van milieu- en klimaatministers vond – in het bijzijn van
COP29 voorzitter Azerbeidzjan, IJsland, Noorwegen, Zwitserland en de co-voorzitter
van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) – een eerste informele gedachtewisseling plaats over de Europese inzet richting
COP29.
De aankomend COP29-voorzitter gaf een toelichting op de prioriteiten voor de Klimaattop.
Allereerst roept Azerbeidzjan op tot meer ambitie. Alle partijen moeten hun Nationally Determined Contributions (NDC’s), waarin de COP28 afspraken verwerkt zijn, vóór februari 2025 inleveren. Een belangrijke
prioriteit is het formuleren van concrete acties. Zo wil het voorzitterschap een resultaat
bereiken op het nieuwe langetermijndoel voor internationale klimaatfinanciering, de
New Collective Quantified Goal (NCQG). Hierover dient vóór 2025 besloten te worden door alle partijen van het klimaatverdrag
van de Verenigde Naties. De COP29-voorzitter identificeerde twee grote uitdagingen
met betrekking tot de NCQG, namelijk de kwantiteit (hoogte van het bedrag) en de contributor base (donorbasis). In dat kader riep de voorzitter de milieuministers op om tijdig hun
Ministers van Financiën te betrekken in de onderhandelingen over de NCQG. Daarnaast
wil het voorzitterschap als concreet resultaat de herziening van de internationale
handel in koolstofkredieten (artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs) afronden.
De Europese Commissie (hierna «Commissie») gaf aan dat de EU de prioriteiten van de
COP29-voorzitter deelt en dat de mondiale ambitie verhoogd moet worden. Het Fit for 55-pakket (Ff55-pakket) werd genoemd als een succes, en de Commissie benadrukt dat volledige
implementatie van groot belang is ten behoeve van de duurzame transitie en het concurrentievermogen
van de EU. In dat kader werd ook de noodzaak voor het uitfaseren van fossiele brandstoffen
onderstreept. Tot slot roept de Commissie op tot een proactieve en inclusieve aanpak
in aanloop naar COP29. Om van de Klimaattop een succes te maken, is het belangrijk
om met alle betrokken stakeholders en partners samen te werken.
Veel aandacht ging uit naar de zogenaamde donorbasis van het nieuwe klimaatfinancieringsdoel.
Een overgrote meerderheid van lidstaten, waaronder Nederland, is voorstander van de
verbreding van de donorbasis, aangezien de economische realiteit veranderd is ten
opzichte van 1992. Toen werd in het UNFCCC-verdrag een strikte verdeling gemaakt tussen
ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden die inmiddels al lang achterhaald is. Er
werd nadrukkelijk gewezen op de toenemende rol die opkomende economieën hebben in
de mondiale klimaatfinanciering.
Ook onderstreepte Nederland, gesteund door andere landen, de noodzaak om opvolging
te geven aan de Global Stocktake tijdens COP28. Daar is onder meer afgesproken om de mondiale capaciteit voor hernieuwbare
energie te verdrievoudigen, de energie efficiëntie te verdubbelen en om versneld weg
te bewegen van het gebruik van fossiele brandstoffen in de energiesector. Volgend
jaar moeten alle partijen bij de Overeenkomst van Parijs vernieuwde klimaatplannen
indienen voor de periode tot 2035, en de afspraken uit de Global Stocktake daarin meenemen. Daarom is het belangrijk dat de EU vroeg begint met een gecoördineerde
diplomatieke inzet, waaronder richting de grootste uitstoters. De uitkomst van de
Global Stocktake laat zien dat er wereldwijd stappen zijn gezet op het gebied van klimaatadaptatie,
maar dat actie nog te kleinschalig en gefragmenteerd is. In dat kader riepen lidstaten
op dat partijen tegen 2025 hun Nationale Adaptatie Plannen (NAP) hebben vastgesteld
met het oog op implementatie tegen 2030.
Een groot aantal lidstaten – waaronder Nederland – benadrukte het belang van volledige
implementatie van het Ff55-pakket. Zonder volledige uitvoering van het Ff55-pakket
zal klimaatneutraliteit in 2050 lastig worden. Ook benadrukten lidstaten dat implementatie
van het Ff55-pakket belangrijk is voor het versterken van de concurrentiepositie van
de EU. Door middel van schone en groene technologieën kan de EU haar concurrentievermogen
verbeteren. Dit moet bijdragen aan de economische weerbaarheid van de EU.
Tot slot was er veel aandacht voor de noodzaak om andere landen aan te sporen om meer
ambitie te tonen in de aankomende update van de NDCs. Enkele lidstaten benadrukken
dat de EU vanuit haar voortrekkersrol zich moet inspannen dat de NDCs van andere landen
ook in lijn zijn met het doel van 1,5 graden en de uitkomsten van de Global Stocktake meenemen. In dit verband wees Nederland op de noodzaak om vooral G20-landen aan te
sporen. Daarbij is de transparantie van partijen over de implementatie van de NDCs
van cruciaal belang om voortgang op de mondiale klimaatdoelen te monitoren. Hoewel
de NDCs niet onderdeel zijn van de aanstaande VN klimaatonderhandelingen werd dit
door lidstaten onlosmakelijk gekoppeld aan de EU inzet richting COP29.
Waterweerbaarheid
Tijdens de tweede sessie agendeerde het Hongaars voorzitterschap het onderwerp waterweerbaarheid
(Engels: water resilience). Het Hongaars voorzitterschap gaf aan dat extreme watergerelateerde rampen, zoals
plotselinge hevige overstromingen en langdurige droogte, wereldwijd steeds vaker voorkomen.
Klimaatverandering tast het grondwater, de zoetwatervoorziening en mariene ecosystemen
aan. De uitdagingen in het waterbeheer nemen toe. Het Hongaars voorzitterschap benadrukte
dat de watercrisis zich niet aan nationale grenzen houdt en dat effectief beleid op
lokaal, nationaal en Europees niveau nodig is om watergerelateerde risico’s en de
druk op het waterbeheer te verminderen. Het Hongaars voorzitterschap riep de lidstaten
op om te reflecteren op prioriteiten voor een Europees waterweerbaarheidsinitiatief,
en welke instrumenten en vormen samenwerking hiervoor nodig zijn.
De Commissie onderstreepte dat de watercrisis niet alleen om de algemene welvaart
van Europa gaat, maar die van de hele wereld, en daarmee ook een geopolitieke zaak
is. Mede daarom is waterweerbaarheid meegenomen in de Strategische Agenda 2024–20291 van de EU. Ook gaf de Commissie aan dat de Kaderrichtlijn Water2 nog niet genoeg verbetering laat zien. De implementatie van bestaande Europese wet-
en regelgeving zal een prioriteit zijn voor de inkomende Commissie, met focus op waterzuivering,
groene en blauwe infrastructuur, nature-based solutions (NbS),3 en het tegengaan van waterlekkage.
Alle lidstaten gaven aan dat waterweerbaarheid een belangrijk onderwerp is dat een
gezamenlijke aanpak vereist, waarbij een groep grote lidstaten de Commissie verzocht
van waterweerbaarheid een prioriteit te maken in hun nieuwe agenda. Portugal heeft
een brief opgesteld die de Commissie hiertoe expliciet oproept, Nederland behoort
tot de grote groep lidstaten die deze brief heeft ondertekend. Een kleine groep lidstaten
riep de Commissie op een financieel fonds op te zetten specifiek voor een waterweerbaarheidsinitiatief
om te kunnen investeren in waterinfrastructuur, innovatie en onderzoek, en het creëren
van bewustzijn onder burgers. Een andere kleine groep lidstaten riep op tot het borgen
van biodiversiteit en het opnemen van NbS, en vooral bestaande fondsen te gebruiken
zoals het Cohesiefonds en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Ook werd er
door een kleine groep lidstaten aandacht gevraagd voor het inzetten van non-conventionele
waterbronnen zoals regenwater en afvalwater.
Het voorzitterschap sloot af door het belang te benadrukken van een Europese, integrale
aanpak voor waterweerbaarheid en het betrekken van alle watergerelateerde sectoren
en burgers bij het initiatief. Het is nog onduidelijk wanneer, en of, de Commissie
komt met een voorstel voor een waterweerbaarheidsinitiatief (water resilience initiative).
Water- en luchtvervuiling
De derde sessie stond in het teken van grensoverschrijdende water- en luchtvervuiling.
Het tegengaan van deze vervuiling is een prioriteit van het Hongaars voorzitterschap.
Ondanks vele preventieve maatregelen op nationaal en internationaal niveau blijft
de vervuiling van oppervlakte- en grondwater een uitdaging. Verontreinigde stoffen
die door verschillende bronnen in de lucht worden uitgestoten, kunnen honderden kilometers
van de bron ernstige schade aan de gezondheid en het milieu veroorzaken. Het voorzitterschap
deelde dat luchtvervuiling het grootste milieurisico is in Europa. Gemeenschappelijk
afval (met name PET-flessen) is een zichtbaar watervervuilingsverschijnsel, maar ook
de minder zichtbare aanwezigheid van microplastics in water is een grote zorg.
Het voorzitterschap vroeg de lidstaten onder meer te reflecteren op hoe het vervuiler-betaalt-principe
(polluter pays principle, PPP) beter kan worden toegepast om grensoverschrijdende effecten van vervuiling tegen
te gaan, en hoe de samenwerking met derde landen op dit gebied effectiever kan worden.
De Commissie benadrukte dat de implementatie van het acquis4 niet altijd zo effectief is als het zou kunnen zijn. In aanvulling op EU-wetgeving,
is een herziening van het Gothenburg-protocol5 van de UNECE (United Nations Economic Commission for Europe) een belangrijke stap in het tegengaan van luchtvervuiling. Ook benadrukte de Commissie
dat de herziene Luchtkwaliteitsrichtlijn bepalingen bevat over grensoverschrijdende
samenwerking, en dat deze voorziet in uitwisseling van informatie. Op het gebied van
watervervuiling gaf de Commissie aan dat bestaande alarmsystemen voor watervervuiling
bouwblokken zijn waarover de lidstaten meer kennis en data zouden kunnen uitwisselen
onderling. Ook kondigde de Commissie een fitness check aan op PPP-wetgeving die in het najaar van 2024 wordt gepubliceerd.
Ten aanzien van watervervuiling gaven de lidstaten aan dat er met EU en non-EU-buurlanden
goede samenwerkingsverbanden staan. Ook gaf een grote groep lidstaten aan blij te
zijn met de herziening van de Kaderrichtlijn Water en de richtlijn Stedelijk Afvalwater,
en onderstreepte het belang van een goede implementatie hiervan. Tevens gaf een grote
groep lidstaten aan het PPP te verwelkomen, maar dat ze tegelijkertijd tegen onduidelijkheden
rondom de toepassing aanlopen. Deze groep riep op de definities onder het principe
verder te willen bespreken en vast te stellen, en in de verdere uitwerking een gelijk
speelveld te waarborgen tussen de EU en derde landen.
In december 2023 is er besloten om het Gothenburg Protocol te herzien. Tijdens de
bijeenkomst werd er door alle lidstaten positief gesproken over dit Protocol, de UNECE
Air Convention en de uitwerking van de Europese NEC-richtlijn (National Emission reduction Commitments) en de Luchtkwaliteitsrichtlijn. Ten aanzien van capaciteitsopbouw en verdere samenwerking
werd er door een klein aantal lidstaten, waaronder Nederland, gewezen op het gebruik
van bestaande structuren. Een overkoepelende aanbeveling van het overgrote deel van
de lidstaten is het toegankelijk maken van deze instrumenten (waaronder ook de ratificering
van het herziene Gothenburg Protocol) voor derde landen, met name voor EU-grenzende
en -toetredende landen.
Tot slot herhaalde het voorzitterschap dat een effectieve implementatie van het acquis
essentieel is voor het tegengaan van water- en luchtvervuiling. Capaciteitsopbouw
en uitwisseling van goede ervaringen en kennis met derde landen zijn hierin cruciaal.
Specifiek op het gebied van watervervuiling onderstreepte het voorzitterschap dat
geïntegreerd waterbeheer in stroomgebieden steeds belangrijker wordt. Ook benadrukte
het voorzitterschap dat een robuust systeem voor vroegtijdige waarschuwing nodig is
voor deze stroomgebieden. Het (beter) identificeren van vervuilende bronnen naar water
en lucht kan hier aan bijdragen. De Commissie gaf aan lidstaten te willen ondersteunen
in het verbeteren van grensoverschrijdende samenwerking in het voorkomen van vervuiling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei