Brief regering : Reactie op de motie van de leden Mohandis en Palmen over onderzoeken hoe inkomensondersteunende regelingen van gemeenten ambtshalve verstrekt kunnen worden (Kamerstuk 34352-317)
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 324
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2024
Op 4 juni 2024 heeft de Tweede Kamer een motie van de leden Mohandis (GroenLinks-PvdA)
en Palmen (NSC) aangenomen. In deze motie1 wordt de regering verzocht te onderzoeken op welke wijze inkomensondersteunende regelingen
van gemeenten, zoals een stadspas, ambtshalve verstrekt kunnen worden zonder het gevaar
dat dit nadelige invloed heeft op de toekenning van toeslagen of andere inkomenscomponenten,
en de Kamer hierover voor Prinsjesdag te informeren. Ook wordt de regering verzocht
te onderzoeken hoe gemeenten de mogelijkheid kunnen krijgen om inwoners die recht
hebben op armoederegelingen in beeld te krijgen en actief te benaderen, door gegevensuitwisseling
met de Belastingdienst en op grond van de Gemeentewet.
In onderstaande reactie op deze motie wordt – na een algemene inleiding – achtereenvolgens
ingegaan op het verzoek 1) om te onderzoeken hoe gemeenten de mogelijkheid kunnen
krijgen om inwoners in beeld te krijgen en actief te benaderen, 2) om te onderzoeken
op welke wijze gemeentelijke minimaregelingen ambtshalve verstrekt kunnen worden en
3) om te onderzoeken of het ambtshalve verstrekken van gemeentelijke minimaregelingen
nadelige invloed heeft op de toekenning van toeslagen of andere inkomenscomponenten.
Algemeen
Het kabinet wil dat de bestaanszekerheid van mensen wordt vergroot. Het is onwenselijk
als inkomensondersteunende regelingen te ingewikkeld zijn of onbedoeld tegen elkaar
inwerken. Voorkomen moet worden dat mensen geen gebruikmaken van inkomensondersteunende
regelingen, terwijl ze daar wel recht op hebben. Mensen in kwetsbare omstandigheden
vinden het systeem van inkomensondersteuning vaak moeilijk te doorgronden. Dit kabinet
pakt daarom de meerjarige aanpak vereenvoudiging van wet- en regelgeving in de sociale
zekerheid voortvarend op.2 Deze vereenvoudiging van regelingen moet de regelingen begrijpelijker, voorspelbaarder
en toegankelijker maken. Daarbij wordt met een wetsvoorstel onder meer ingezet op
proactieve dienstverlening.
Dit draagt tevens bij aan terugdringen van het niet-gebruik van inkomensondersteunende
regelingen en het tegengaan van armoede.
1) Inwoners in beeld krijgen en actief benaderen
Gemeenten hebben in de fase voorafgaande aan een aanvraag van een uitkering of voorziening
geen duidelijke wettelijke grondslag om inwoners die niet bekend zijn bij de gemeente
actief te benaderen. Om deze mensen in beeld te krijgen is het verwerken van persoonsgegevens
nodig, waaronder financiële gegevens. Vanwege de inbreuk op het recht op de persoonlijke
levenssfeer is daarvoor een wettelijke grondslag nodig. Een duidelijke wettelijke
grondslag die proactieve dienstverlening mogelijk maakt, ontbreekt op dit moment.
Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW beoogt mogelijk te maken dat UWV,
SVB en gemeenten proactieve dienstverlening kunnen inzetten. Dit betekent dat zij
mogen onderzoeken wie mogelijk recht heeft op een uitkering of een andere voorziening
gericht op inkomensondersteuning, maar daarvan geen gebruikmaakt. Zij mogen dan contact
opnemen met deze mensen en hen ondersteunen als zij een aanvraag voor een uitkering
of een voorziening willen doen. Voor deze bevoegdheid mogen deze zogeheten SUWI-partijen
persoonsgegevens (verder) verwerken.
Het wetsvoorstel maakt het onder voorwaarden mogelijk om gegevens van elkaar en andere
publieke partijen op te vragen om te onderzoeken waar iemand mogelijk recht op heeft.
Andere instanties – bijvoorbeeld de Belastingdienst – kunnen fungeren als verstrekker
van gegevens aan de SUWI-partijen voor de uitvoering van proactieve dienstverlening.
De nadere uitwerking van dit wetsvoorstel is voorzien bij algemene maatregel van bestuur
(AMvB). Daarin worden de uitkeringen en voorzieningen aangewezen ten aanzien waarvan
de SUWI-partijen proactieve dienstverlening kunnen toepassen. Daarbij wordt ook gespecificeerd
welke vormen van proactieve dienstverlening toegepast kunnen worden, en onder welke
voorwaarden. De SUWI-partijen en andere belanghebbenden worden voor hun inbreng en
ideeën bij de nadere uitwerking in de lagere regelgeving betrokken. De beoogde inwerkingtredingsdatum
van het wetsvoorstel en de AMvB is 1 juli 2025. Deze datum is mede afhankelijk van
de tijd die nodig is om de wijzigingen in de uitvoering te implementeren.
2) Ambtshalve verstrekken van gemeentelijke minimaregelingen
Gemeenten hebben beleidsvrijheid voor wat betreft het ambtshalve toekennen van bepaalde
(aanvullende) inkomensondersteunende regelingen, waaronder gemeentelijke minimaregelingen.
Het gaat om situaties waarin de gemeente al beschikt over gegevens die nodig zijn
om een besluit te kunnen nemen tot ambtshalve toekenning, omdat er al een financiële
relatie is tussen de rechthebbende en de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld als iemand
al gebruikmaakt van een gemeentelijke minimaregeling of een bijstandsuitkering ontvangt.
Verdere verwerking van gegevens die gemeenten al in hun administratie hebben voor
ambtshalve toekennen van een gemeentelijke minimaregeling is mogelijk, als de ambtshalve
toekenning wordt beoordeeld als een doel dat met de oorspronkelijke verwerking verenigbaar
is. De gemeente beoordeelt zelf (op basis van artikel 6, vierde lid, van de AVG) of
verdere verwerking gerechtvaardigd is.
In situaties dat een gemeente niet beschikt over gegevens van een mogelijke rechthebbende
(als er geen financiële relatie bestaat) is er nog geen expliciete grondslag om gegevens
op te vragen. Zoals hierboven onder punt 1 beschreven, krijgen gemeenten met het wetsvoorstel
proactieve dienstverlening de bevoegdheid om proactieve dienstverlening in te zetten.
Het wetsvoorstel zorgt er niet voor dat regelingen waarvoor een aanvraag een wettelijk
vereiste is, zoals een bijstandsuitkering, automatisch ambtshalve toegekend worden
door gemeenten. Voor minimaregelingen die gemeenten zelf vormgeven, kunnen gemeenten
zelf onderzoeken of ambtshalve toekennen haalbaar is. Proactieve dienstverlening kan
in een dergelijk geval bijdragen aan ambtshalve toekenning.
3) Mogelijke negatieve invloed gemeentelijke minimaregelingen op toeslagen of andere
inkomenscomponenten
Gemeentelijke minimaregelingen zoals bedoeld in deze motie zijn de minimaregelingen
die gebaseerd zijn op artikel 108 van de Gemeentewet.
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het maken van hun minimabeleid. Hoewel het beleid
en de uitvoering tussen gemeenten verschillen, komt de intentie van de gemeentelijke
minimaregelingen veelal overeen. Zo hebben veel gemeenten minimaregelingen voor de
ondersteuning ten aanzien van voedsel en kleding, de kosten van schoolspullen voor
kinderen en regelingen om mee te kunnen doen aan activiteiten als sport en cultuur.
Het doel van dit soort gemeentelijke regelingen is om mensen die moeten rondkomen
van een minimum inkomen te ondersteunen in noodzakelijke voorzieningen, te bevorderen
dat zij kunnen participeren in het sociale leven en dat zij kunnen deelnemen aan sport
en cultuur. Dergelijke minimaregelingen hebben niet tot doel om het generieke inkomen
te vergroten. Het maken van het generieke inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk.
Of gemeentelijke minimaregelingen als hier bedoeld invloed hebben op toeslagen of
andere inkomenscomponenten, is afhankelijk van de vraag of de uitkeringen uit deze
regelingen belaste periodieke uitkeringen zijn voor de inkomstenbelasting. Periodieke
uitkeringen zijn in beginsel belast. Een periodieke uitkering uit een gemeentelijke
minimaregeling kan echter vrijgesteld zijn van belastingheffing indien deze strekt
ter bestrijding van bepaalde noodzakelijke kosten. Onbelaste uitkeringen hebben geen
invloed op toeslagen. De wijze waarop de uitkering van een gemeentelijke minimaregeling
is vormgegeven, is bepalend voor de vraag of deze belast is. Gemeenten zijn daar zelf
verantwoordelijk voor.
Zij hebben de ruimte om een gemeentelijke minimaregeling zo vorm te geven dat de uitkeringen
daaruit niet worden aangemerkt als belaste (periodieke) uitkeringen. Gelet op het
doel van deze regelingen, acht ik dit ook wenselijk.
Met bovenstaande toelichting op de verschillende verzoeken, voorzie ik in de reactie
op de ingediende motie.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Indieners
-
Indiener
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid