Brief regering : Reactie op verzoek commissie over ontwikkelingen en knelpunten in het praktijkonderwijs
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 743
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2024
Graag informeer ik u mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie over
de ontwikkelingen en knelpunten in het praktijkonderwijs zoals u mij heeft verzocht
in uw brief van 8 februari1. Ik ga hierbij ook specifiek in op de schooladvisering voor praktijkonderwijs.
Wat is praktijkonderwijs? (pro)
Praktijkonderwijs is voor leerlingen van 12 tot 18 jaar die beter leren in de praktijk
dan via theorie. Leerlingen krijgen er de (extra) ondersteuning die ze nodig hebben.
Gemiddeld zitten leerlingen vijf jaar op een pro-school. Ze volgen daar een eigen
ontwikkelplan met vakken als Nederlands, rekenen/wiskunde, Engels, maar ook praktijkvakken
die aansluiten bij de richting die ze kiezen. Bijvoorbeeld op het gebied van techniek,
horeca en voeding of groen- en dierverzorging. Tijdens hun opleiding behalen leerlingen
vaak praktijkverklaringen, branche-certificaten, een getuigschrift en een schooldiploma.
Er zitten landelijk circa 30.000 leerlingen in het pro, verdeeld over ongeveer 180
scholen. Een aanzienlijk deel van de leerlingenpopulatie – zo’n 40 tot 45 procent
– gaat door naar het mbo. Jaarlijks zijn dat zo’n 2.500 leerlingen. Circa een derde
van deze groep heeft op het pro een entreediploma behaald.
Om ervoor te zorgen dat de juiste leerlingen in het pro komen, zijn er criteria opgesteld
voor toelating. Zo moet een leerling een IQ hebben binnen de bandbreedte van 55 –
80 en een leerachterstand van minstens drie jaar. Het samenwerkingsverband passend
onderwijs bepaalt of een leerling aan de criteria voldoet en geeft vervolgens een
toelaatbaarheidsverklaring af.
Het praktijkonderwijs (hierna: pro) is het regulier voortgezet onderwijs (vo). Leerlingen
volgen een eigen ontwikkelplan waarbij leren, werken, burgerschap en zelfredzaamheid
belangrijke aspecten zijn. Zo worden de leerlingen voorbereid op deelname aan de samenleving,
een stap naar het vervolgonderwijs (in het mbo) of een stap naar de arbeidsmarkt.
Ze worden opgeleid voor beroepen waar in Nederland grote vraag naar is, zoals metselaar,
heftruckchauffeur of fietsenmaker. Of ze stromen door naar een opleiding op entree
of mbo-niveau 2. Zo draagt het pro eraan bij dat alle jongeren mee kunnen doen en
speelt het een belangrijke rol in het zorgen voor voldoende personeel op de arbeidsmarkt.
Om de volwaardige positie van het pro verder te versterken, heb ik reeds ingezet op
een aantal structurele verbeteringen. Het gaat daarbij onder andere om:
• Erkenning en zichtbaarheid voor de prestaties van pro-leerlingen. Zo krijgen leerlingen
sinds 2021 een schooldiploma als zij hun opleiding hebben afgerond, zodat ook zij
een tastbaar bewijs hebben van wat ze hebben gedaan. En heb ik vorig jaar de 10.000ste
praktijkverklaring mogen uitreiken aan een leerling in het pro. Dit betekent dat inmiddels
meer dan 10.000 leerlingen uit het pro (en vso) een praktijkverklaring behaald hebben
bij een erkend leerbedrijf en in de praktijk hebben kunnen laten zien welke werkprocessen
ze beheersen.
• Meer bekendheid voor het praktijkonderwijs zodat de leerling op de best passende plek
terecht komt. Ik zet me samen met de Sectorraad Praktijkonderwijs in voor het vergroten
van bekendheid van het praktijkonderwijs en de doelgroep onder leerkrachten en intern-begeleiders
in het primair onderwijs.
• De afgelopen twee jaar is er € 2 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor de inzet
van netwerkcoördinatoren, vooruitlopend op het structureel borgen van dit budget.2 Zij zetten zich onder meer in voor de samenwerking tussen de schoolsoorten onderling.
Ook bevorderen ze de afstemming met gemeenten en de dienstverlening die in de arbeidsmarktregio
geboden wordt aan werkgevers voor jongeren die uit zullen stromen naar werk en met
het mbo.
• Is er vanaf 2026 structureel geld beschikbaar voor een vergoeding aan reiskosten voor
leerlingen die entreeopleiding binnen het pro volgen.
Daarmee zijn we er nog niet. Er blijven immers nog ontwikkelingen en knelpunten over
die onze aandacht vragen, en waar uw Kamer een brief over heeft gevraagd. In deze
brief ga ik eerst in op verdere verbeteringen van de huidige situatie op de korte
termijn, vervolgens benoem ik voorgenomen structurele verbeteringen in het huidige
stelsel.
1. Verbeteringen op de korte termijn
Het onderwijs in Nederland staat voor een hoop uitdagingen. Met het Hoofdlijnenakkoord
wordt vol ingezet op het verbeteren van de basisvaardigheden, en is er ook aandacht
voor het praktijkgericht onderwijs.3 Ook in het pro moet op korte termijn hard aan deze ambities worden gewerkt.
1.1 Het pro werkt hard aan basisvaardigheden
. Op dit moment geldt er voor het praktijkonderwijs een inspanningsverplichting om
leerlingen het referentieniveau 1F te laten behalen.4 Voor leerlingen die door kunnen stromen naar een vervolgopleiding is het goed om
ook onderdelen op niveau 2F te behalen. Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) heeft
specifiek voor de scholen voor praktijkonderwijs leerroutes «Passende Perspectieven»
opgesteld.
Hierbij is het mooi om te noemen dat diverse scholen voor praktijkonderwijs op dit
moment voortvarend aan de slag zijn met het verbeteren van basisvaardigheden en in
het bijzonder taal en rekenen. Zo is de Brêge in Leeuwarden druk met het versterken
van de expertise van het onderwijspersoneel en verbreden van de didactiek, zodat leerlingen
steeds meer geïnspireerd worden om te gaan lezen. En is het Stede Broec in West-Friesland
bezig om het mogelijk te maken om de leerroutes Passende Perspectieven in het leerlingvolgsysteem
te kunnen zetten. Zo kunnen de competenties en vaardigheden van de leerlingen beter
inzichtelijk gemaakt worden.
1.2 De curriculumvernieuwing en het praktijkonderwijs
Momenteel wordt er aan een curriculumvernieuwing voor het funderend onderwijs gewerkt.5 Bij de start van deze vernieuwing is met de Sectorraad Praktijkonderwijs afgesproken
dat dit binnen de huidige wet- en regelgeving plaatsvindt. Voor het praktijkonderwijs
betekent dit dus dat er geen aparte (functionele) kerndoelen of eindtermen komen,
omdat die er nu ook niet zijn in wet- en regelgeving. Praktijkonderwijs wordt zoveel
mogelijk verzorgd op basis van de kerndoelen voor het voortgezet onderwijs. De voorloper
van de Sectorraad Praktijkonderwijs heeft in 2013 wel een eigen curriculum voor het
pro vormgegeven met beheersings- en streefdoelen. Het staat de scholen voor praktijkonderwijs
vrij om dit curriculum te blijven gebruiken, of te bezien welke elementen uit de nieuwe
kerndoelen ter inspiratie kunnen worden gebruikt. Daartoe is met SLO en de Sectorraad
Praktijkonderwijs afgesproken dat de in de wet vastgestelde kerndoelen worden uitgewerkt
in handreikingen en voorbeeldmaterialen.
1.3 Pro-leerlingen krijgen tegemoetkoming reiskosten: uitwerking amendement Westerveld
c.s.6
Via het amendement van het Kamerlid Westerveld c.s. is voor de jaren 2024 en 2025
in totaal € 2,0 miljoen beschikbaar gemaakt voor een overbruggingsregeling om leerlingen
die de entreeopleiding volgen binnen het praktijkonderwijs tegemoet te komen in de
reiskosten die ze daarvoor maken. Dit amendement wordt uitgewerkt in de Subsidieregeling
tegemoetkoming reiskosten entreeleerlingen praktijkonderwijs die binnenkort wordt
gepubliceerd in de Staatscourant. Via deze regeling ontvangen alle scholen voor praktijkonderwijs
in Nederland voor de schooljaren 2024/2025 en 2025/2026 een bedrag om de leerlingen
tegemoet te komen in de gemaakte reiskosten. Dit kunnen zowel de reiskosten richting
het mbo als de stageplek zijn. Hoe de scholen de middelen inzetten is – ook vanuit
perspectief van uitvoerbaarheid – overgelaten aan het eigen inzicht en de voorkeur
van de scholen. Er wordt niet landelijk geregistreerd hoeveel leerlingen aan scholen
voor praktijkonderwijs een entree-opleiding volgen. Daarom is er met instemming van
uw Kamer7 voor gekozen om het beschikbare budget te verdelen op basis van het aantal ingeschreven
leerlingen die praktijkonderwijs volgen in de voorlopige leerlingentelling van 1 oktober
2023.
Omdat de verwachting is dat alle scholen voor praktijkonderwijs een subsidieaanvraag
zullen doen, is besloten om de subsidie ambtshalve toe te kennen. Dat betekent dat
de scholen geen aanvraag meer hoeven te doen, maar nog dit jaar automatisch het eerste
deel van het subsidiebedrag ontvangen. Zo beperken we de administratieve lasten van
de scholen tot een minimum. De subsidie wordt uitbetaald in twee gelijke delen. Uitbetaling
van het eerste deel vindt plaats in het derde of vierde kwartaal van 2024 en het tweede
deel in het tweede kwartaal van 2025 zodat de scholen dit budget voorafgaand aan het
schooljaar 2025/2026 ontvangen. Vanaf 2026 is er structureel geld beschikbaar voor
de tegemoetkoming van de reiskosten. Het is de bedoeling om dit nader te regelen als
onderdeel van het voorgenomen wetsvoorstel pro/entree, waarop ik later in deze brief
terugkom.
1.4 Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: benutten van werkkansen
De Ministeries van SZW en OCW werken samen met (maatschappelijke) tekortsectoren om
het gemakkelijker te maken voor mensen om via bijscholing in te stromen in een sector,
door te stromen of breder inzetbaar te worden of over te stappen naar een andere sector.
Dat doen we door zogenaamde sectorale Ontwikkelpaden. In een sectoraal Ontwikkelpad
worden (delen) van opleidingen gekoppeld aan specifieke functies op de arbeidsmarkt.
Waaronder laagdrempelige in- of opstapfuncties, bestaand of nieuw te creëren. Zoals
de functie van groepshulp in de kinderopvang, die de pedagogisch medewerker ondersteunt.
Deze functies, waaraan geen kwalificatie-eisen zijn verbonden, zijn ook uitermate
geschikt voor jongeren afkomstig uit het praktijkonderwijs om op in te stromen en
zich stapsgewijs te ontwikkelen om een zo duurzaam mogelijke plek op de arbeidsmarkt
te verwerven. De jongeren worden in het onderwijs al voorbereid op instroom op deze
functies, onder andere via oriëntatie en stages bij werkgevers. Deze werkwijze willen
we borgen in het kader van de nieuwe wet- en regelgeving van school naar duurzaam
werk (zie hierna).
2. Structurele verbeteringen in het stelsel
Er wordt op korte termijn door veel organisaties hard gewerkt om elk pro-leerling
de benodigde kennis en vaardigheden mee te geven. Deze inzet moet ook een structurele
plek krijgen in het stelsel.
2.1 Het praktijkonderwijs wordt rechtstreeks bekostigd
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over rechtstreekse bekostiging voor het praktijkonderwijs.8 De planning is dat er vanaf 2027 voor het aanvullende (ondersteunings)deel van de
bekostiging van het pro geen tussenkomst meer is van het samenwerkingsverband passend
onderwijs. De samenwerkingsverbanden blijven wel verantwoordelijk voor de toelaatbaarheid
tot het pro, zodat er een integrale afweging gemaakt kan worden waar een leerling
het beste tot zijn of haar recht komt. Een eventuele stijging van het aantal pro-leerlingen
wordt niet meer betaald uit het budget van de samenwerkingsverbanden. Om te garanderen
dat het aanvullende (ondersteunings)deel voor een pro-leerling gelijk zal blijven
bij stijgende leerlingenaantallen is hierover met betrokken partijen afgesproken dat
deze extra kosten worden gedekt uit de basisbekostiging van alle reguliere schoolsoorten
in het voortgezet onderwijs, dus inclusief pro.
De afgelopen maanden is in samenspraak met het veld een overgangsregeling over de
verdeling van het budget voor leerwegondersteunend onderwijs tot stand gekomen waarmee
geregeld wordt dat we zorgvuldig in vijf jaar toewerken naar de nieuwe situatie voor
de samenwerkingsverbanden. De komende periode worden deze afspraken verwerkt in het
voorgenomen wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting in 2025 aan uw Kamer
worden aangeboden.
2.2 Stapeling van effecten rondom schooladvisering, de doorstroomtoets en de centrale
aanmeldweek
Voor alle leerlingen geldt dat zij een passend schooladvies verdienen. De leerlingen
van wie vermoed wordt dat zij het best tot hun recht komen in het praktijkonderwijs,
vormen daarin een bijzondere doelgroep. In de afgelopen jaren kregen zo’n 6.000 leerlingen
een voorlopig schooladvies pro.9 Sommige van deze leerlingen maken geen doorstroomtoets, bijvoorbeeld omdat ze op
basis van hun IQ hiervan zijn vrijgesteld10. Zij melden zich op basis van een voorlopig schooladvies pro aan bij een school voor
praktijkonderwijs. Leerlingen met een voorlopig schooladvies pro maken de doorstroomtoets
wel, als de vrijstelling niet geldt, of wanneer ouders/verzorgers in overleg met de
school er toch voor kiezen de leerling de toets te laten maken. Afgelopen jaar heeft
twee derde (ca. 4.000 leerlingen) van de leerlingen met voorlopig schooladvies pro
de doorstroomtoets gemaakt.
In de praktijk wordt een aantal knelpunten ervaren in de overgang van het primair
naar het voortgezet onderwijs voor de doelgroep van het pro:
• Er is behoefte aan meer duidelijkheid rond de bijstelling van het schooladvies in
relatie tot het toetsadvies. Scholen in het po stellen in principe het voorlopige
schooladvies bij in het geval van een hoger toetsadvies, tenzij dit niet in het belang
van de leerling is. Deze maatregel geldt vanaf schooljaar 2023–2024, omdat er groepen
leerlingen zijn die structureel onderschat worden en die daardoor niet of alleen met
lange omwegen op de voor hen best passende plek in het vo terechtkomen.11 Daarnaast weten we dat hoge verwachtingen in veel gevallen worden waargemaakt.12 De regel rondom de bijstelling van het schooladvies geldt niet wanneer er sprake
is van een voorlopig schooladvies pro in combinatie met het toetsadvies pro/vmbo-bb.
Daar is een uitzondering voor gemaakt omdat er geen apart toetsadvies pro is (zie
hieronder) en het toetsadvies dus altijd hoger uitvalt.13 In afnamejaar 2023/2024 bleek dat de bovengenoemde uitzonderingsregel om het schooladvies
niet bij te hoeven stellen niet in alle gevallen door de school overgenomen was.14
• Er is geen aparte toetsadviescategorie pro. In de toets kan namelijk geen goed onderscheid
worden gemaakt tussen pro en vmbo-bb. Dit komt doordat de kenmerken op grond waarvan
een pro-advies gegeven wordt, niet door de toets worden gemeten. De toets meet alleen
de vaardigheden op taal en rekenen. Momenteel ontvangen leerlingen met een voorlopig
schooladvies pro die deelnemen aan de doorstroomtoets daarom meestal het toetsadvies
pro/vmbo-bb, ook als geen enkele vraag op de toets goed is beantwoord. Dit kan bij
ouders en leerlingen onterecht de verwachting wekken dat een bijstelling van het schooladvies
verplicht is of dat ze een keuze hebben tussen beide schoolsoorten.
• Te krappe aanmelddatum voor het praktijkonderwijs. Vanwege de aanvraag van een toelaatbaarheidsverklaring
(TLV) is het tijdpad voor aanmelding te krap. Het samenwerkingsverband heeft genoeg
tijd nodig om te toetsen of een leerling aan de criteria voor pro voldoet. Door de
overlap van deze termijn met de beslisprocedure voor toelating in het vervolgonderwijs
(beide zes weken), kan het voorkomen dat leerlingen uiteindelijk geen plek vinden
op de pro-school van voorkeur.
• Het signaal dat leerlingen later alsnog doorstromen naar het praktijkonderwijs. De
Sectorraad Praktijkonderwijs liet in een evaluatie van de nieuwe regels rond de overgang
po-vo weten zich zorgen te maken dat «hoger» plaatsen vaak beter lijkt te zijn in
de maatschappelijke perceptie, terwijl het voor deze doelgroep vaak gunstiger is om
te starten in het praktijkonderwijs. De scholen voor praktijkonderwijs ervaren dat
leerlingen na een of twee jaar ergens anders te hebben geprobeerd later alsnog vaak
doorstromen naar het praktijkonderwijs; vaak een extra faalervaring rijker.
Hoe is de doorstroomtoets gemaakt door leerlingen met een voorlopige schooladvies
pro?
In de meest recente afname van de doorstroomtoetsen ontving meer dan 60 procent van
de leerlingen met een voorlopig schooladvies pro (in het bo, sbo en so) het toetsadvies
pro/vmbo bb. In dit geval hoeft een school het schooladvies niet bij te stellen. Bij bijna 40 procent van de leerlingen met een voorlopig schooladvies
pro bleek volgens de doorstroomtoets een ander advies dan pro/vmbo bb het beste te
passen: bijna altijd ging dat om vmbo bb/kb, in sommige gevallen om meer theoretischer
schoolsoorten. Voor meer dan de helft van de leerlingen die een toetsadvies vmbo bb/kb
of meer theoretisch kregen, is het voorlopig schooladvies uiteindelijk bijgesteld.
Om te zorgen dat leerlingen op de schoolsoort terecht komen die het beste bij hen
past wil ik samen met onder andere de Sectorraad Praktijkonderwijs en Ouders & Onderwijs
een aantal acties uitvoeren:
• Aanscherpen communicatie voor correcte naleving van schooladvisering, ook in de handreiking
schooladvisering. Specifiek over de twee uitzonderingsregels die gelden voor het pro.
• Verkenning verruiming tijdpad voor aanmelding voor leerlingen voor wie op basis van
het voorlopig schooladvies een TLV wordt aangevraagd. Dit met als doel dat deze leerlingen
op tijd een passende plek in het pro vinden.
• Verkenning van een aparte toetsadviescategorie pro. In 2022 werd een apart toetsadvies
pro om technische redenen door de Expertgroep Toetsen po als niet uitvoerbaar beschouwd:
het onderscheid tussen praktijkonderwijs enerzijds en vmbo bb anderzijds was niet
nauwkeurig vast te stellen op grond van een cognitieve toets. Inmiddels zijn de regels
rondom de doorstroomtoetsen (waaronder de normering) veranderd.15 Ik wil daarom opnieuw laten onderzoeken of een aparte toetsadviescategorie voor het
pro mogelijk is, en onder welke voorwaarden. Stichting Cito zal deze verkenning uitvoeren.
Ik informeer uw Kamer in het voorjaar van 2025 over de uitkomsten hiervan.
Ik sta in nauw contact met de Sectorraad Praktijkonderwijs om in de gaten te houden
hoe het de leerlingen vergaat en of de hierboven genoemde maatregelen de gewenste
impact hebben. Als dit niet het geval is, verken ik met hen verder hoe we de schooladvisering
voor het praktijkonderwijs goed kunnen inrichten. Een verruiming van de ontheffingsregel
om op basis van IQ de doorstroomtoets niet te maken kan dan bijvoorbeeld ook onderwerp
van gesprek zijn.
2.3 De pilot pro/vmbo wordt structureel mogelijk gemaakt
Zoals de bovenstaande passage laat zien, bevindt een deel van de leerlingen zich bij
de start van het voortgezet onderwijs op de grens tussen pro en vmbo. Daarom is in
2019 de pilot pro/vmbo gestart. Via deze pilot werd het mogelijk dat scholen voor
praktijkonderwijs een samenwerking met een vmbo-school aan konden gaan om een pro/vmbo-onderbouwklas
te starten. Deze klas wordt aangeboden op het praktijkonderwijs. Leerlingen worden
in maximaal drie jaar voorbereid op het volgen van onderwijs in een van de leerwegen
van het vmbo. De pilot maakt het mogelijk dat deze leerlingen ook les mogen volgen
op de vmbo-locatie.16 De leerlingen voor wie dat passend is vervolgen hun loopbaan op het vmbo en anderen
blijven praktijkonderwijs volgen. Het doel van de pilot was om maatwerk te kunnen
bieden aan deze groep leerlingen en om te voorkomen dat de groep die het niet redt
in het vmbo met een stevige faalervaring naar het praktijkonderwijs zou moeten.
SEO heeft de afgelopen periode de pilot gemonitord. De definitieve rapportage stuur
ik als bijlage bij deze brief mee. Uit dit onderzoek concludeer ik dat de pilot op
verschillende punten meerwaarde heeft.
• Leerlingen krijgen de kans om rustig te ontdekken welk niveau bij hen past. Gemiddeld
is rond de 40 procent van de leerlingen twee jaar na de instroom in de onderbouwklas
doorgestroomd naar het vmbo en zit ruim 40 procent nog op het pro. De overige leerlingen
zijn naar een andere school gegaan vanwege bijvoorbeeld een verhuizing of een overstap
naar het gespecialiseerd onderwijs.
• Ook heeft de pilot effect op de motivatie en eigenwaarde en het zelfvertrouwen van
de leerlingen. Voor leerlingen die de overstap naar het vmbo niet maken, is er winst
omdat ze hebben ervaren dat het pro de juiste plek voor hen is.
• De klas bevordert bovendien wederzijds leren door docenten en een intensievere samenwerking
tussen het pro en het vmbo.
Daarom borg ik de ruimte die de pilot biedt structureel in het stelsel. In de tussentijd
is het voor de scholen die al deelnamen aan de pilot mogelijk gemaakt om tot en met
schooljaar 2025/2026 opnieuw een gemengde onderbouwklas te starten zonder daarvoor
een nieuwe aanvraag in te dienen.
2.4 Knelpunten in de bevoegdheden in het praktijkonderwijs worden aangepakt
Elke leerling moet les kunnen krijgen van een bevoegd docent. Het huidige bevoegdhedenstelsel
knelt echter met name bij het praktijkonderwijs (en het vmbo en vso), doordat het
praktische curriculum van deze schoolsoorten voortdurend ontwikkelt en het bevoegdhedenstelsel
niet in gelijke tred meebeweegt.17 De Landelijke Werkgroep Bevoegd (LWB), waar de Sectorraad Praktijkonderwijs onderdeel
van uitmaakt, werkt aan verschillende concrete oplossingen van deze knelpunten.
In het praktijkonderwijs gelden in principe dezelfde bevoegdheidseisen als in het
vmbo. Dit betekent dat een leraar met een vo-bevoegdheid bevoegd is om onderwijs te
geven, waarbij deze bevoegdheid altijd gekoppeld is aan een specifiek vak. Echter,
voor een aanzienlijk deel van het onderwijsprogramma in het pro geldt een uitzondering.
Ook een groepsleerkracht met een pabo-opleiding is bevoegd om algemeen vormend onderwijs
te verzorgen in de vakken Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde
en biologie. Voor de praktijkvakken zijn zij bevoegd om onderwijs te geven in tekenen,
handarbeid en de praktijkoriënterende vakken. De uitdaging hierbij is dat de pabo-opleiding
primair gericht is op het onderwijzen van kinderen, en minder op adolescenten. Leraren
in opleiding en zij-instromers ervaren de pabo daardoor vaak als een minder passende
opleiding voor de pro-doelgroep.
De beroepsgroep is momenteel bezig met de herijking van de bekwaamheidseisen, waarbij
zij streven naar bekwaamheidseisen voor een groepsleraar 12+, en het ontwikkelen van
maatwerktrajecten voor vakmensen. Hierdoor kunnen zij-instromers uit de beroepspraktijk
sneller en met een meer passende opleiding aan de slag in het vmbo en praktijkonderwijs.
U wordt in het najaar 2024 geïnformeerd over de voortgang van deze maatregelen met
de voorgangsbrief over de lerarenstrategie.
2.5 Van school naar duurzaam werk
Voor pro-leerlingen kan de stap van school naar werk erg groot zijn. Pro-scholen doen
hun uiterste best om jongeren goed te begeleiden, maar gaan hier nog te verschillend
mee om. Het wetsvoorstel van OCW en SZW Van school naar duurzaam werk18 heeft als doel leerlingen en studenten beter te begeleiden in de stap van school
naar werk, wat hun kansen in de samenleving en het verdere leven vergroot. Op één
van de vier maatregelen van dit wetsvoorstel ga ik hier specifiek in: het bieden van
loopbaanbegeleiding (voorheen bekend als nazorg) door het praktijkonderwijs. Pro-scholen
krijgen de taak om tot één jaar na het verlaten van de school een vorm van begeleiding
te bieden aan oud-leerlingen die dat nodig hebben. Voor deze nieuwe taak in pro (en
vso) wordt structureel € 1,5 miljoen beschikbaar gesteld, wat neer komt op gemiddeld
vijf uur loopbaanbegeleiding per jongere. Vaak wordt deze taak ingevuld door stage-coördinatoren
van de school.
Over de benodigde duur van de loopbaanbegeleiding bestaan verschillende beelden, variërend
van één tot langer dan twee jaar. De redenatie om net als in het mbo voor één jaar
begeleiding te kiezen is dat jongeren vaak binnen één jaar werk hebben gevonden. Mochten
jongeren na dat jaar toch weer extra ondersteuning nodig hebben bij het vinden van
ander werk of het behouden van werk, dan ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij
de gemeente, net zoals voor andere groepen werkzoekenden. De loopbaanbegeleiding van
één jaar biedt daarmee voldoende ruimte om te zorgen dat de gemeente de ondersteuning
en begeleiding voortzet na deze periode. Hiermee is er een duidelijke afbakening van
de taak van het onderwijs. Het is de planning om dit wetsvoorstel in het najaar van
dit jaar naar uw Kamer te verzenden.
2.6 Verbeteren samenwerking praktijkonderwijs en entree-onderwijs
Al een aantal jaar wordt er gewerkt aan een traject om het mogelijk te maken dat leerlingen
in het praktijkonderwijs, voor wie de overstap naar het mbo (nog) te groot is, binnen
het pro ook de entreeopleiding geheel of gedeeltelijk kunnen volgen en afronden. Hiermee
betreden ze beter voorbereid de arbeidsmarkt, of kunnen zij doorstromen naar een mbo-2
opleiding. Voorop staat dat in het belang van de leerling moet worden geborgd dat
in elke regio waar daar behoefte aan is, een dekkend en toegankelijk aanbod voor een
entreeopleiding in het pro tot stand komt. Daarbij is met alle betrokken raden afgesproken
dat de samenwerking tussen praktijkonderwijs en mbo ingericht zal worden langs twee
basisprincipes:19
1. Het aanbieden van de entreeopleiding gebeurt altijd in samenwerking en onder verantwoordelijkheid
van het mbo; én
2. De samenwerking tussen bekostigde scholen en instellingen is de standaard.
In de praktijk lukt het scholen voor praktijkonderwijs niet altijd om een goede samenwerkingspartner
te vinden in het mbo. Het gaat regelmatig maar om een beperkt aantal pro-leerlingen
en dit vergt soms veel van de mbo-instelling. Zo kan het ingewikkeld zijn om voor
deze groep maatwerktrajecten in het leven te roepen. Mooi om te zien dat instellingen
elkaar op blijven zoeken. Zo is in de regio Rijnland in juni 2024 een convenant gesloten
tussen mbo-Rijnland en vijftien scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal
onderwijs om de instroom van leerlingen naar de entreeopleidingen te verbeteren.
Bij het tweeminuten-debat in februari 2024 is de motie van het lid Westerveld c.s.20 aangenomen waarin wordt verzocht om in het voorgenomen wetsvoorstel ook op te nemen
dat een bekostigde school voor praktijkonderwijs in uitzonderingsgevallen en onder
bepaalde voorwaarden voor de examinering en diplomering mag samenwerken met een niet-bekostigde
mbo-instelling. De komende periode worden de voorwaarden waaronder dit kan uitgewerkt.
Zowel aan de uitvoering van de motie, als de voorgenomen wetswijziging werk ik in
goed overleg samen met betrokken veldpartijen.
Tot slot
De komende jaren zet ik in op het bewaken van de mooie onderdelen van het praktijkonderwijs
en het verder ontwikkelen van de voorgenomen structurele verbeteringen. Zodat de scholen
kunnen doen waar ze goed in zijn: onderwijs van goede kwaliteit geven waarbij de leerling
centraal staat.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.