Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief over minimuminkomen en vermogensgrens
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 772
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 augustus 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 28 februari 2023
om een reactie gevraagd op een brief van mevrouw E.D. over minimuminkomen en vermogensgrens
(kenmerken 2023Z03632 en 2023D09372).
Mevrouw E.D. vraagt zich af hoe het kan dat haar moeder vanaf 2023 niet meer in aanmerking
komt voor de gemeentelijke minima-ondersteuning, terwijl de situatie van haar moeder
en het gemeentelijk beleid niet zijn veranderd. Ze wijst erop dat AOW en zorgkosten
stijgen, maar de gemeentelijke inkomensgrens niet.
Om in kaart te brengen wat hier precies speelt is meermaals contact geweest met mevrouw
E.D. en de gemeente waar haar moeder woont. De situatie is ontstaan doordat het inkomen
en de gemeentelijke inkomensgrens zijn gebaseerd op andere soorten inkomen en lasten.
Het inkomen betreft een AOW-uitkering en voor de inkomensgrens heeft de gemeente gekozen
voor een afgeleide van de bijstandsnorm «verblijf in inrichting». In de bijlage wordt
nader toegelicht tot welke verschillende effecten dit leidt vanuit bijvoorbeeld koopkrachtmaatregelen,
indexeringssystematieken en de afbouw van de dubbele heffingskorting. Vanuit het gemeentelijk
minimabeleid gezien is echter doorslaggevend dat de AOW-uitkering voor betrokkene
in 2023 en 2024 in totaal € 180,– per maand hoger is. Daardoor is het inkomen zodanig
gestegen dat zij geen aanspraak meer kan maken op de gemeentepolis en zelf een zorgverzekering
moet afsluiten.
Zover is het nog niet gekomen. In 2023 kwam het besluit van de gemeente te laat om
nog een zorgverzekering af te sluiten en ook in 2024 heeft de gemeente een oplossing
gevonden. Vanaf 2025 zal de moeder van mevrouw E.D. mogelijk wel een eigen ziektekostenverzekering
moeten afsluiten. Binnen dezelfde gemeente zal dit ook gelden voor andere mensen met
een AOW-uitkering die in een zorginstelling wonen.
Dat neemt niet weg dat mevrouw E.D. van mening is dat de inkomensgrens van de gemeente
onvoldoende rekening houdt met verschillende situaties van mensen. Het bepalen van
voor welke doelgroep minimabeleid beschikbaar is en op basis van welke uitgangspunten,
is een bevoegdheid van de gemeente. In de praktijk wordt deze bevoegdheid verschillend
ingevuld.
De gemeente in kwestie hanteert voor de gemeentepolis een bovengemiddeld gunstige
inkomensgrens van 140% van de bijstandsnorm, waar andere gemeenten bijvoorbeeld 120%
hanteren. Weer andere gemeenten kiezen voor een ander uitgangspunt dan de bijstandsnorm,
zoals de totale AOW-norm of een zelf vastgesteld bedrag. Een gemeente kan dus ook
kiezen voor een andere inkomensgrens indien de uitkomsten van de bestaande systematiek
volgens de gemeente leidt tot ongewenste uitkomsten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
BIJLAGE – TECHNISCHE TOELICHTING
In haar brief benoemt mevrouw E.D. verschillende mogelijke oorzaken voor de ontstane
situatie. Zij schrijft dat de gemeente het inkomen van haar moeder toetst aan de inkomensgrens
«Verblijf in inrichting» uit de bijstand en dat deze grens in 2023 niet meebewoog
met de stijging van de zorgkosten.
De waarneming van mevrouw E.D. klopt. De AOW steeg de afgelopen jaren, terwijl de
gemeentelijke inkomensgrens in 2023 nauwelijks steeg. Dit kan omdat het netto-inkomen
bestaat uit een AOW-uitkering, terwijl de gemeentelijke inkomensgrens een afgeleide
is van de bijstandsnorm.
Gemeentepolis
De gemeente van de moeder van mevrouw E.D. biedt inwoners met een laag inkomen een
collectieve ziektekostenverzekering aan. Deze gemeentepolis kent gunstige voorwaarden.
Het eigen risico wordt afgekocht en de premie is lager dan voor een vergelijkbare
reguliere zorgverzekering. In combinatie met de gemeentepolis biedt de gemeente een
bijdrage in de extra zorgkosten.
Inwoners met extra zorgkosten door een chronische ziekte kunnen van deze ondersteuning
gebruik maken. De gemeente stelt als voorwaarde dat het netto-inkomen lager is dan
140% van de bijstandsnorm. Voor een inwoner die geen bijstand ontvangt, gaat het dan
om de bijstandsnorm die voor deze inwoner zou gelden. Welke dat is hangt af van de
leefsituatie: samenwonend of alleenstaand, en zelfstandig wonend of wonend in een
inrichting.1 Voor de moeder van mevrouw E.D. zou de bijstandsnorm «Verblijf in inrichting» voor
een alleenstaande gelden, omdat zij in een zorginstelling woont. Onderstaande tabel
bevat de berekening van deze inkomensgrens voor de jaren 2022 tot en met 2024.
Jaar1
Bijstandsnorm Verblijf in inrichting voor alleenstaande
Inkomensgrens Verblijf in inrichting (140% bijstandsnorm)
Bijstandsnorm, excl. VT2
Ophoging bijstandsnorm
Totale bijstandsnorm, excl. VT (100%)
2022
€ 328,40
€ 34,00
€ 362,40
€ 507,35
2023
€ 359,69
€ 03,00
€ 362,69
€ 507,76
2024
€ 386,18
€ 42,00
€ 428,18
€ 599,46
X Noot
1
Bedragen per 1 januari. De bijstandsnormen worden ook elk jaar per 1 juli geïndexeerd;
dit werkt door in de door de gemeente gehanteerde inkomensgrens. De ophoging verandert
alleen per 1 januari.
X Noot
2
De gemeente rekent de vakantietoeslag (VT) niet mee, zowel bij het netto-inkomen als
bij de bijstandsnorm voor de inkomensgrens.
De inkomensgrens steeg in 2023 nauwelijks door koopkrachtmaatregelen
Mevrouw E.D. merkte op dat de inkomensgrens nauwelijks steeg in 2023. Dit is weergegeven
in bovenstaande tabel. De belangrijkste oorzaak is de tijdelijke verhoging van de
zorgtoeslag in 2023. De bijstandsnorm «Verblijf in inrichting» bestaat namelijk voor
een deel uit een aan de zorgtoeslag gekoppelde ophoging. 2
Hiervan kunnen mensen die met bijstand in een zorginstelling leven het stuk zorgpremie
en eigen risico betalen dat niet wordt vergoed door de zorgtoeslag.3 In 2023 werd de zorgtoeslag tijdelijk met ruim € 30 per maand verhoogd. Als gevolg
daarvan werd de ophoging van de bijstandsnorm met ruim € 30 verlaagd, van € 34 naar
€ 3. Daar stond een stijging van de bijstandsnorm tegenover, maar onder de streep
bleef de totale bijstandsnorm in 2023 nagenoeg gelijk aan 2022. Als gevolg daarvan
bleef ook de inkomensgrens van de gemeente in 2023 gelijk aan 2022.
In 2024 liep de tijdelijke verhoging van de zorgtoeslag af, waardoor de ophoging ook
weer steeg. De bijstand werd ook geïndexeerd. De totale bijstandsnorm ging als gevolg
daarvan met € 65 omhoog. Dit werkt weer door in de inkomensgrens die de gemeente hanteert
voor de gemeentepolis: deze is in 2024 ruim € 90 hoger dan in 2023.
Daarnaast speelt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de berekening
van de netto bijstandsnorm uit het brutominimumloon.4 Ieder halfjaar wordt er een beetje minder van deze belastingkorting meegerekend,
totdat er een enkele algemene heffingskorting overblijft. De AOW is net als de bijstand
gekoppeld aan het brutominimumloon, maar is uitgezonderd van deze afbouw. Daarom stijgt
de AOW ieder halfjaar percentueel meer dan de bijstand bij de verhoging van het minimumloon.
Het netto-inkomen steeg door koopkrachtmaatregelen
Doorslaggevende factor is echter de inkomensstijging van mevrouw E.D. Zonder de afbouw
van de dubbele algemene heffingskorting en de doorwerking van de zorgtoeslag, zou
de inkomensgrens in 2023 € 579,88 en in 2024 € 633,21 zijn geweest. Ook in dat geval
zou het netto-inkomen van de moeder van mevrouw E.D. te hard zijn gestegen om aanspraak
te houden op de gemeentepolis. Dit volgt uit de onderstaande berekening. Uit privacyoverwegingen
worden alleen de algemeen bekende bedragen exact ingevuld.
Het netto-inkomen lag in beide jaren hoger. De stijging komt mede door koopkrachtmaatregelen
van het vorige kabinet, zoals de bijzondere verhoging van het minimumloon in 2023.
Dit werkte door in de AOW-uitkering. De inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet
(Zvw) en de premie voor de Wet langdurige zorg (Wlz) stegen veel minder; samen € 20
per jaar. Hierdoor steeg het netto-inkomen elk jaar met ruim € 90 per maand, ofwel
ruim € 180 per maand over twee jaar.
Jaar1
Netto-inkomen =
AOW-uitkering2
– bijdrage Zvw
– Wlz-premie3
2022
Ongeveer € 500
€ 1.316,77
€ 72,42
Ongeveer € 750
2023
Ongeveer € 600
€ 1.430,80
€ 77,69
Ongeveer € 750
2024
Ongeveer € 700
€ 1.541,53
€ 82,00
Ongeveer € 750
X Noot
1
Bedragen per 1 januari. Netto-inkomen is exclusief zorgtoeslag.
X Noot
2
Exclusief vakantiebijslag (in 2022 € 70,54; 2023 € 71,77; 2024 € 76,20 bruto per maand)
en inclusief inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW; in 2022 € 26,38, in 2023
€ 5,00 en in 2024 € 5,50 bruto per maand). Bij de AOW-uitkering voor alleenstaanden
wordt ook rekening gehouden met de ouderenkorting en de alleenstaande ouderenkorting.
X Noot
3
Hoge eigen bijdrage voor zorg uit de Wet langdurige zorg bij een verblijf in een inrichting
van vier maanden of langer. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen en vermogen,
en is gemaximeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid