Brief regering : Resultaten doorstroomtoetsen en schooladviezen 2024
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 741
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juli 2024
Met deze brief bied ik u de rapportage van het College voor Toetsen en Examens (CvTE)
«Terugblik normering doorstroomtoetsen 2024» aan, over de eerste afname van de doorstroomtoetsen.1 Het CvTE ziet erop toe dat gelijke prestaties van leerlingen tot een gelijk toetsadvies
leiden, ongeacht de toetskeuze van een school. De rapportage beschrijft hoe de kwaliteit
van de doorstroomtoetsen dit jaar is gewaarborgd en gaat in op de normering van de
toetsresultaten en de verschillen tussen toetsen. Met deze brief geef ik een duiding
van de toetsresultaten en een eerste landelijk beeld van de schooladviezen. De definitieve
cijfers omtrent de schooladviezen worden dit najaar officieel vastgesteld en vervolgens
openbaar gemaakt. Gezien de recente aandacht voor de toetsresultaten en schooladviezen,
deel ik een deel van de cijfers omtrent de schooladviezen nu al met uw Kamer. Uit
deze eerste landelijke cijfers blijkt dat de doorstroomtoets dit jaar een nog sterker
instrument is voor gelijke kansen bij het schooladvies dan in eerdere jaren. Dat is
een mooie ontwikkeling waar ik mij hard voor blijf maken.
Stelselinrichting doorstroomtoets: keuzevrijheid en vergelijkbaarheid
De huidige vorm van toetsen in groep 8, waarbij scholen kunnen kiezen uit verschillende
toetsen, is ontstaan vanuit een politieke wens met groot draagvlak in het onderwijsveld.2 Vanwege deze keuzevrijheid waren de afgelopen jaren forse maatregelen wat betreft
de normering nodig: zoals beschreven in de Kamerbrief van 17 april jl., komen we op
dat vlak van ver.3 Op advies van onafhankelijk onderzoek door het Research Center voor Examinering en
Certificering (RCEC) en dankzij de voortdurende inzet van de verschillende toetsaanbieders,
het CvTE, stichting Cito en OCW is toegewerkt naar het gebruik van één normering,
die los staat van de voorlopige schooladviezen.4 Sinds het schooljaar 2023–2024 is het CvTE aan zet als centrale bewaker van de kwaliteit
van alle doorstroomtoetsen en van de normering. Hierbij hanteert het CvTE een gedegen
beoordelingskader met heldere eisen, waardoor alle toetsen voldoen aan een minimum
aan kwaliteitsvoorwaarden. Alle toetsaanbieders worden zorgvuldig betrokken bij de
totstandkoming van de normering, waar het gezamenlijk anker een onmisbare rol in speelt.5 Zoals wettelijk vastgelegd in de Regeling toetswijzer doorstroomtoets PO adviseert
Stichting Cito het CvTE over de normering op grond van hun psychometrische expertise
en onderzoek van de toetsgegevens. Hierdoor konden scholen dit jaar voor het eerst
kiezen tussen zes verschillende doorstroomtoetsen, die allemaal aan dezelfde kwaliteitseisen
voldeden, en die op grond van dezelfde prestaties kwamen tot dezelfde resultaten.
De keuzevrijheid tussen verschillende doorstroomtoetsen vereist een doorlopende inzet
van de verschillende betrokken partijen. Zo kunnen we er voor zorgen dat de resultaten
van die verschillende toetsen goed vergelijkbaar zijn en dat het voor een leerling
niet uit maakt welke toets die maakt.
Rapportage CvTE 2024: kwaliteitsbewaking en normering doorstroomtoetsen
In de rapportage «Terugblik normering doorstroomtoetsen 2024» benadrukt het CvTE dat
het huidige stelsel van toetsen sterk divers is, vanwege de eerdergenoemde keuzevrijheid:
«verschillende scholen kiezen verschillende toetsen die verschillende groepen leerlingen
onder verschillende omstandigheden maken.»6 Scholen kunnen zo de toets en de afnamecondities kiezen die het best bij hen past.
De rapportage laat zien wat de verschillen zijn tussen de zes erkende doorstroomtoetsen.
Hieronder benoem ik een aantal belangrijke punten uit de analyse van het CvTE:
– Alle doorstroomtoetsen worden nu op gelijke wijze genormeerd op basis van de prestaties
van leerlingen op gezamenlijke ankeropgaven: dat is een set vragen die in elke toets
hetzelfde is. Het CvTE gebruikt absolute standaarden en garandeert dat de toetsadviezen
volledig onafhankelijk van de voorlopige schooladviezen tot stand komen. Deze methode
geeft een goede afspiegeling van de daadwerkelijke prestatie op de toets van de individuele
leerling.
– Door deze wijziging in de normeringsmethode zijn de toetsresultaten van 2024 niet
goed te vergelijken met de resultaten van eindtoetsen in eerdere jaren. Daarom beschouwen
we dit eerste afnamejaar als een nulmeting.7 Dit heb ik nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van basisscholen en ook herhaaldelijk
aan uw Kamer gemeld.8
– De gezamenlijke ankeropgaven functioneren psychometrisch gezien goed: ze vormen een
goede basis om de verschillende doorstroomtoetsen op dezelfde schaal te normeren.
Dat betekent dat de resultaten op de toetsen onderling goed vergelijkbaar zijn en
dat de resultaten vanaf dit jaar goed vergeleken kunnen gaan worden met de komende
jaren.
– Er zijn duidelijk verschillen te zien in de resultaten van de doorstroomtoetsen: de
toetsadviezen zijn niet evenredig verdeeld over de diverse toetsen en dat geldt ook
voor de percentages behaalde referentieniveaus. Met andere woorden: bij sommige toetsen
zijn de scores gemiddeld hoger dan bij andere toetsen. We zien daarnaast specifiek
verschillen tussen papieren en digitale toetsen.
– Deze verschillen zijn geen gevolg van de gebruikte normeringsmethode, maar zijn representatief voor de prestaties
van de leerlingen op de ankeropgaven.9
Verklaringen voor de verschillen
Het CvTE onderzoekt waar de onderlinge verschillen tussen de doorstroomtoetsen vandaan
komen en hoe die, indien nodig, kunnen worden opgelost. Dit onderzoek is complex en
vergt een lange adem, omdat resultaten van meerdere jaren nodig zijn om de analyses
te maken. Waar mogelijk worden resultaten direct gebruikt ter verbetering van de toetsen.
In de onderzoeksagenda wordt onder andere de rol van de volgende mogelijke factoren
geanalyseerd:
– Het verschil in vaardigheden van leerlingen die de diverse toetsen maken. Scholen
hebben vaak veel leerlingen die een flink hoger of flink lager vaardighedenniveau
hebben dan het landelijk gemiddelde. Wanneer scholen met een specifiek vaardighedenniveau
clusteren bij een bepaalde toets, dan kan dat terug te zien zijn in de resultaten
van die doorstroomtoets. Bijvoorbeeld wanneer die doorstroomtoets vaak gekozen wordt
door scholen in het speciaal onderwijs, door scholen waar veel leerlingen een lagere
motivatie voor de toets hebben (denk bijvoorbeeld aan leerlingen met een voorlopig
schooladvies vwo), of door scholen met een bepaalde didactische insteek of technische
mogelijkheden.
– Meer technische factoren. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken naar de verschillen tussen
een papieren en een digitale afname van de toets, of de volgorde van vragen binnen
de toetsen.
Deels zijn de verschillen tussen de doorstroomtoetsen dus simpelweg een reflectie
van het feit dat niet alle scholen dezelfde scores kunnen behalen.10 Dat is een gegeven dat aandacht verdient en dat (juist) door de doorstroomtoetsen
nog beter zichtbaar is gemaakt. Deze verklaring is niet voldoende meegenomen in de
themarapportage van de PO-Raad van afgelopen maand, waarin werd gesproken van verschillen
die «onacceptabel» zijn, en waarin die verschillen werden gezien als een teken dat
de doorstroomtoets niet goed gefunctioneerd zou hebben.11 We hebben nu eenmaal te maken met de realiteit dat toetsprestaties van scholen verschillen
en dat scholen vervolgens onevenwichtig verdeeld zijn over de diverse toetsen.
In de onderzoeksagenda is uiteraard oog voor verschillen tussen doorstroomtoetsen
die wél kunnen en moeten worden opgelost. We willen immers niet dat de ene toets leerlingen
beter in staat zou stellen om te laten zien wat ze in hun mars hebben dan de andere
toets. Wanneer zulke factoren worden opgespoord, wordt meteen in samenwerking met
de verschillende toetsaanbieders gewerkt aan verbeteringen. Dit is een continu proces.
Zo hebben de doorstroomtoetsaanbieders afgelopen jaren samen nauwe afspraken gemaakt
over de opmaak en weergave van ankeropgaven. Door de nieuwe normering komen dit soort
technische verschillen beter in beeld en kunnen toetsaanbieders, met ondersteuning
van stichting Cito, de nodige aanpassingen maken.
DUO-cijfers definitieve schooladviezen 2024: veel meer bijstellingen
De adviezen die uit de doorstroomtoets komen (de «toetsadviezen») kunnen we alleen
duiden in de context van de schooladviezen. De doorstroomtoets geldt namelijk als
objectief, tweede gegeven bij het schooladvies. Ik wil hierbij benadrukken: dit beleid
is erop gericht om leerlingen passend te adviseren. De ene leerroute is niet «hoger» dan de ander: iedere leerling verdient
een advies dat past bij diens mogelijkheden, zodat die zich optimaal kan ontwikkelen.
Voor sommige leerlingen is dat een mooie plek in het praktijkonderwijs of het vmbo,
bij andere leerlingen past het beter om te starten in havo of vwo. Maar, bij de bepaling
van een geschikte plek moet het niet uitmaken hoeveel diploma’s je ouders hebben,
waar je woont en of je een jongen of een meisje bent. Het uitgangspunt is: bij gelijke
prestaties op de toets, krijgen leerlingen een gelijk advies.
Bijstellingen: grote stap in bevordering gelijke kansen
Wanneer uit de doorstroomtoets blijkt dat een leerling over meer kennis en vaardigheden
beschikt dan werd verwacht op grond van het schooladvies, dan is het vanaf schooljaar
2023–2024 verplicht om het schooladvies bij te stellen, tenzij bijstellen niet in
het belang van de leerling is. Scholen moeten dan verantwoorden waarom ze het advies
niet of maar gedeeltelijk bijstellen. Voor leerlingen met een schooladvies praktijkonderwijs,
die de doorstroomtoets maken en het toetsadvies pro/vmbo-bb krijgen, geldt dat er
niet hoeft worden bijgesteld.12 Bij deze maatregel houden we rekening met hoe toetsen werken. Iedereen heeft namelijk
wel eens een slechte dag waarop je niet kunt laten zien wat je in je mars hebt. Aan
de andere kant geldt: je kunt niet per ongeluk boven je echte kunnen scoren op de
toets. Daarom wordt het schooladvies alleen bijgesteld, wanneer uit de toets blijkt
dat een leerling baat heeft bij meer uitdaging.
Driekwart van de leerlingen die op de toets liet zien over meer vaardigheden en kennis
te beschikken, krijgt nu de kans om die vaardigheden verder te ontwikkelen in een
leerroute die volgens de toets passender is.13 Afgelopen jaren was dat minder dan een derde van de leerlingen die op de toets lieten
zien meer uitdaging aan te kunnen.14 Met het doel voor ogen dat leerlingen bij gelijke resultaten gelijke kansen verdienen,
is dit een cijfer waar ik blij mee ben. In de afgelopen jaren was er nog in te veel
gevallen sprake van onderadvisering. Met name leerlingen uit gezinnen waar het financieel
moeilijk ging, leerlingen uit niet-stedelijke gebieden, leerlingen uit gezinnen met
een migratieachtergrond en meisjes kregen minder kansen in hun schooladvies, terwijl
ze dezelfde resultaten behaalden als andere leerlingen. Het hoge aantal bijstellingen
draagt bij aan gelijkere kansen in de overgang van po naar vo. Met monitoring houden
we er zicht op of groepen leerlingen die te maken hebben met structurele onderadvisering,
evenredig profijt hebben van de nieuwe maatregel. Aangezien deze leerlingen onevenredig
vaak in aanmerking komen voor een bijstelling, ligt dit wel in de lijn der verwachting.
Een leerling die op de doorstroomtoets laat zien een bepaalde uitdaging aan te kunnen,
moet in beginsel de kans krijgen om dat in het vo te gaan uitproberen. Maar: scholen
blijven leidend in het schooladvies en kunnen hierin hun eigen, professionele afweging
maken. Dat scholen van die autonomie gebruik maken, blijkt ook uit de cijfers: van
elke vier leerlingen die in aanmerking kwamen voor een bijstelling, hebben scholen
dit jaar bij één leerling besloten het schooladvies niet bij te stellen.
Voorlopige schooladviezen, toetsadviezen en definitieve schooladviezen
In de bijlage presenteer ik de landelijke cijfers voor de toetsadviezen en de schooladviezen.
Dit is een voorlopig beeld op basis van informatie van DUO. Dit najaar worden de data
achter deze tabellen officieel vastgesteld en openbaargemaakt. In het voorjaar van
2025 ontvangt uw Kamer zoals ieder jaar een uitgebreide analyse van de data via de
DUO Monitor Schooladvies en doorstroomtoets.15 Een aantal belangrijke conclusies op basis van deze cijfers:16
– We zien minder enkelvoudige adviezen, de dubbele adviescategorieën zijn allemaal gestegen.
In 2022–2023 waren 33 procent van de adviezen dubbel, dit jaar zijn dat er 44,4 procent.
Deze trend zien we al een aantal jaar.17
– Er is in het algemeen sprake van een teruglopend aantal leerlingen: 2,6 procent minder
leerlingen dan vorig jaar heeft dan ook een definitief schooladvies gekregen. Dit
heeft invloed op de aantallen leerlingen in de verschillende leerroutes.
– We zien een daling van 0,1 procentpunt in de definitieve schooladviezen voor het praktijkonderwijs.
– We zien minder vmbo-adviezen dan vorig jaar. In 2022–2023 was 39,6 procent van de
definitieve schooladviezen een vmbo-advies, in 2023–2024 35 procent.18
– Ingezoomd op het vmbo zien we minder beroepsgerichte vmbo adviezen: de vmbo-adviezen
van vmbo-bb, vmbo-kb en vmbo-gt (en de daartussen gelegen dubbele adviezen) waren
in 2022–2023 goed voor 17,6 procent van het totaal aantal definitieve adviezen, dit
jaar was dat 14,1 procent.
– We zien vooral meer dubbele havo/vwo-adviezen: in 2022–2023 waren dat 11,9 procent
van de adviezen, in 2023–2024 15,8 procent.
– Het aantal definitieve schooladviezen vwo is min of meer gelijk gebleven. Het toetsadvies
vwo is dit jaar minder gegeven dan vorig jaar, maar dat heeft niet geleid tot grote
wijzigingen in de schooladviezen: leerlingen met een voorlopig schooladvies vwo behouden
immers hun advies. In 2022–2023 ging het om 20,3 procent van de definitieve schooladviezen,
dit jaar is het 20,8 procent.
In verschillende media werden de afgelopen tijd zorgen geuit over de bijstellingen
en schooladviezen: zo waren er zorgen over de lagere aantallen schooladviezen voor
het vmbo en het praktijkonderwijs.
Doelgroep vmbo
Zoals hierboven genoemd zien we met name in het vmbo een aantal veranderingen optreden
in de definitieve schooladviezen ten opzichte van vorig jaar. Er is een daling in
het totaal aantal vmbo-adviezen. Daarnaast is een verschuiving binnen de vmbo-adviezen
zichtbaar, van de beroepsgerichte leerwegen naar de theoretische leerweg. Het voortgezet
onderwijs had in algemene zin al te maken met leerlingendaling en toename van het
gemiddelde onderwijsniveau, ontwikkelingen die met name bij het vmbo hebben gezorgd
voor een teruglopend leerlingaantal. Toch zien we leerlingen niet vastlopen: de meeste
leerlingen in het vmbo halen hun diploma op het instroomniveau, en stromen door naar
het mbo waar zij hun mbo-diploma ook vaak op instroomniveau halen.19
Om te zien hoe deze schooladviezen zich precies gaan vertalen in de praktijk, houden
we via DUO scherp zicht op de instroomcijfers van komend schooljaar. In het najaar
hebben we hier een eerste indruk van. Hierbij hebben we ook oog voor de organiseerbaarheid
en andere vragen die hieruit voortkomen bij scholen, bijvoorbeeld wat betreft hun
huisvesting of lerarenformatie. De precieze verdeling van leerlingen over scholen
waar vmbo-onderwijs wordt gegeven, hangt natuurlijk ook sterk af van regionale afspraken,
het plaatselijke aanbod en de keuzes die ouders en leerlingen maken.
Vooruitlopend op de feitelijke instroomcijfers lag een verschuiving binnen de vmbo-adviezen
in de lijn der verwachting. We zien al jaren dat leerlingen met een voorlopig schooladvies
vmbo-bb vaker hoger scoren op de toets (dan verwacht op grond van het schooladvies)
dan leerlingen met andere voorlopige schooladviezen.20 En dat leerlingen een bijgesteld advies in het voortgezet onderwijs ook vaak waarmaken.21 Het was dus te verwachten en ook wenselijk dat deze groep nu vaak een bijstelling
zou gaan krijgen.
Doelgroep Praktijkonderwijs (pro)
Vorig jaar kreeg 1,2 procent van de leerlingen in het regulier een voorlopig schooladvies
pro (ongeveer 2000 leerlingen), dit jaar 1,3 procent (ongeveer 2200 leerlingen).22 Vanwege het relatief laag aantal leerlingen hebben kleine wijzigingen al snel een
grote impact op de percentages en de onderwijspraktijk. Het merendeel van de leerlingen
met een voorlopig advies pro maakt de doorstroomtoets.23 Zoals eerder genoemd, geldt dat bij leerlingen met een voorlopig schooladvies pro,
die op de doorstroomtoets het toetsadvies pro/vmbo-bb halen, het schooladvies niet
hoeft te worden bijgesteld.24 Hier is het onderwijsveld meermaals over geïnformeerd. Wat valt op aan de cijfers
omtrent toetsadviezen en schooladviezen bij pro (tabellen 5 tot en met 10):
– Net als vorig jaar liet bijna 60 procent van de leerlingen met een voorlopig schooladvies
pro, die in het regulier onderwijs zitten én de doorstroomtoets maken, op de toets
zien vmbo-bb/vmbo-kb of meer theoretisch vervolgonderwijs aan te kunnen.25
– 62,6 procent van de leerlingen met een voorlopig schooladvies pro die in aanmerking
kwamen voor een bijstelling, heeft ook daadwerkelijk een bijgesteld advies gekregen.26 Dat ging concreet om iets meer dan 500 leerlingen.27
– Van de leerlingen in het regulier basisonderwijs met een voorlopig schooladvies pro,
die een bijstelling hebben gekregen, had 86,4 procent een toetsadvies vmbo-bb/vmbo-kb,
vmbo-kb-gl of vmbo-gl-tl.28 De overige 13,6 procent van de leerlingen die een bijstelling heeft gekregen had
een toetsadvies pro/vmbo-bb.29
In een klein aantal gevallen (minder dan 150 leerlingen) hebben scholen dus afgeweken
van de uitzonderingsregel voor leerlingen met een voorlopig schooladvies pro, die
als toetsadvies pro/vmbo-bb hebben gekregen. Ik heb er alle vertrouwen in dat scholen
hierin een weloverwogen keuze hebben gemaakt. Anderzijds krijg ik signalen dat scholen
door ouders onder druk zouden zijn gezet om, ondanks de uitzonderingsregel, schooladviezen
voor het praktijkonderwijs bij te stellen. In communicatie zal daarom nog meer bekendheid
worden gegeven aan deze uitzonderingsregel en de mogelijkheid om niet bij te stellen,
wanneer dit niet in het belang van de leerling is, alsook de regel dat niet elke leerling
de doorstroomtoets hoeft te maken. Ook geven pro-scholen het signaal af dat zij te
maken hebben met teruglopende aanmeldingen. Over deze ontwikkelingen ben en blijf
ik in gesprek met de Sectorraad Praktijkonderwijs, de VO-raad, de PO-Raad en Ouders
en Onderwijs. Ik kom hierop terug in de Kamerbrief over het praktijkonderwijs die
de Tweede Kamer na de zomer ontvangt.
Monitoring en evaluatie
Zoals gezegd, ontvangt u in het voorjaar van 2025 de DUO Monitor Schooladvies en doorstroomtoets.
Daarin worden de effecten onderzocht van de maatregel bijstellen schooladvies, zoals
voor leerlingen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische positie. We hebben hier
ook in het bijzonder oog voor de loopbanen van leerlingen die een voorlopig schooladvies
praktijkonderwijs of vmbo-bb hadden.
Naast doorstroomcijfers bekijken we ook de ervaringen met de Wet doorstroomtoetsen
po. In dat kader zijn bij verschillende partijen de eerste praktische ervaringen met
het nieuwe tijdpad en de nieuwe maatregel schooladvies opgehaald, nadat het tijdpad
één keer doorlopen is.30 De input gebruiken we om te onderzoeken hoe we de wet doorstroomtoetsen po kunnen
aanscherpen. Ik verwacht uw Kamer in het voorjaar van 2025 te informeren over de uitkomsten.
Daarnaast start dit najaar een evaluatie van de wet op de langere termijn. De looptijd
van dit onderzoek beslaat meerdere schooljaren en afnames van de doorstroomtoets.
Ik verwacht u hierover eind 2027 te informeren.
Tot slot
Met de nieuwe inrichting van de doorstroomtoetsen zetten we belangrijke stappen om
leerlingen zoveel mogelijk kansen te geven bij de overgang naar het vo. We moeten
er zorg voor dragen dat leerlingen ook daadwerkelijk een passende plek in het vo vinden
en dat zij daar voldoende ondersteund worden om zich optimaal te ontwikkelen. Ik vind
het van belang dat leerlingen de mogelijkheid hebben om ook in het voortgezet onderwijs
van leerroute te wisselen. Na het zomerreces zal ik uw Kamer informeren hoe ik verder
werk aan doorstroommogelijkheden om eventuele nadelige effecten van het huidige overgangsmoment
te ondervangen. Als uw Kamer daar behoefte aan heeft, zijn mijn ambtenaren bereid
in samenwerking met het CvTE en stichting Cito een technische briefing te geven over
het proces rond de doorstroomtoets.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Indieners
-
Indiener
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap