Brief regering : Verslag Eurogroep en Ecofinraad 20 en 21 juni 2024
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 2053 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 20 en 21 juni 2024.
In het verslag ga ik ook in op de jaarvergaderingen van het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM) en de Europese Investeringsbank (EIB).
Tevens ga ik ook in op een aantal andere zaken. Ten eerste doe ik verslag van de voortgang
op de onderhandelingen over de digitale euro, conform mijn toezegging aan uw Kamer
hierover. Ten tweede bericht ik u over de bereikte Raadspositie inzake de wijziging
van het crisisraamwerk voor banken. Ten derde doe ik u verslag over het Raadsakkoord
over het pakket retail beleggen. En tot slot voldoe ik aan mijn toezegging aan het
lid Valize (PVV), zoals gedaan tijdens het Commissiedebat Macro-economische ontwikkelingen
in Europees perspectief (incl. Eurogroep/Ecofinraad) van woensdag 19 juni jl. om schriftelijk
terug te komen op vragen over hoe vaak Herstel- en Veerkrachtplannen van lidstaten
zijn aangepast en wat «objectieve omstandigheden» zijn op basis waarvan lidstaten
hun HVP kunnen aanpassen.
De Minister van Financiën,
S.P.R.A. van Weyenberg
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 20 en 21 juni 2024
Eurogroep in reguliere samenstelling
IMF artikel IV consultatie met de Eurozone
De Eurogroep wisselde van gedachten over de macro-economische ontwikkelingen voor
het eurogebied en de beleidsuitdagingen die daaruit voortvloeien op basis van de inbreng
van het Internationale Monetaire Fonds (IMF). Dit is onderdeel van de zogenaamde Artikel IV
consultaties van het IMF. Voor deze bespreking was de algemeen directeur van het IMF,
Kristalina Georgieva, aanwezig bij de vergadering van de Eurogroep. Na afloop van
de vergadering van de Eurogroep publiceerde het IMF de afsluitende verklaring met
bevindingen.1
Georgieva lichtte de bevindingen van het IMF toe. Zij gaf aan dat er verschillende
positieve signalen zijn voor de eurozone, zoals het economisch herstel dat doorzet,
sterke arbeidsmarkten, weerbare financiële instellingen en een verwachte (lichte)
groei in consumptie en investeringen volgend jaar. Tegelijkertijd zijn er nog voldoende
uitdagingen op de middellange termijn. Zo zijn er geopolitieke spanningen die hun
effect kunnen hebben op de eurozone. Ook kent de eurozone een lage productiviteitsgroei
en heeft het een vergrijzende bevolking. Door deze factoren kan de groei de komende
jaren tegenvallen.
Daarna schetste Georgieva enkele aanbevelingen voor de komende tijd. Ze benadrukte
het belang van de versterking van de interne markt en het verder verdiepen van de
kapitaalmarktunie. Ook refereerde ze aan de nieuwe begrotingsregels van het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP) die kunnen leiden tot prudentere begrotingen. Verder onderstreepte
ze het belang van het doorvoeren van structurele hervormingen en duurzame investeringen
die de groei en veerkracht van economieën vergroten. Daarbij dient ook aandacht te
zijn voor de digitale en groene transities. Tot slot gaf zij aan dat het verhogen
van de productiviteit in de eurozone van het grootste belang is. In de reacties van
de Europese Commissie (Commissie), de ECB en enkele lidstaten werden zowel de positieve
signalen als de uitdagingen op de middellange termijn onderschreven.
Stand van zaken internationale rol van de euro
De Eurogroep besprak de internationale rol van de euro op basis van de jaarlijkse
rapportage van de ECB hierover.2 Het rapport werd aan de leden van de Eurogroep gepresenteerd door de voorzitter van
de ECB, Christine Lagarde. Zij gaf aan dat de euro de tweede valuta in het internationaal
monetaire systeem is en dat de internationale rol van de euro grotendeels stabiel
is gebleven.
Tegelijkertijd zijn volgens de ECB geopolitieke spanningen ook in het internationaal
monetair systeem zichtbaar en bestaat het risico op fragmentatie van betalingssystemen.
Daarbij valt op dat sinds de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne betalingen tussen
Rusland en China steeds meer plaatsvinden in Chinese munt renminbi. Lagarde gaf aan
dat de internationale rol van de euro onder andere versterkt kan worden door verdergaande
economische en financiële integratie binnen de eurozone, in het bijzonder door voortgang
op de kapitaalmarktunie.
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Concurrentievermogen van het eurogebied: de rol van industriebeleid en marktintegratie
Net als in voorgaande maanden vond in de Eurogroep een gedachtewisseling plaats over
het concurrentievermogen van de EU. Ditmaal was er specifiek aandacht voor de rol
van industriebeleid en marktintegratie. Daartoe was de algemeen directeur van het
IMF, Kristalina Georgieva, ook aanwezig bij dit agendapunt. Voorafgaand aan de bespreking
in de Eurogroep had het IMF een achtergrondnotitie verspreid die na afloop van de
vergadering werd gepubliceerd.3 Zoals ook beschreven in deze notitie markeerde Georgieva dat alleen wanneer aan een
aantal duidelijke voorwaarden is voldaan, industriebeleid nuttig en behulpzaam kan
zijn.
Ten eerste moet sprake zijn van aanhoudend marktfalen waarvoor geen andere oplossingen
mogelijk zijn. Ten tweede moeten de gekozen maatregelen beperkt in omvang, tijdelijk
en zeer doelgericht zijn. En ten derde is het binnen de EU van belang dat de interne
markt niet wordt ondermijnd en dat dus sprake blijft van een gelijk speelveld. Daarom
is het ook raadzaam als coördinatie op EU-niveau van dergelijk industriebeleid plaatsvindt.
De Commissie gaf een korte toelichting op het onderwerp, in lijn met een notitie die
na afloop van de vergadering is gepubliceerd.4 De Commissie observeert dat industriebeleid de afgelopen vijf tot tien jaar wereldwijd
is toegenomen. Met name sinds 2021 is er sprake van een significante groei, waarbij
vooral ontwikkelde landen en China actief industriebeleid voeren. Dit beleid is vaak
gericht op duurzaamheid-, weerbaarheid- en economische doelstellingen. De Commissie
gaf aan dat resultaten van industriebeleid zeer onzeker zijn, dat de impact op productiviteit
zowel positief als negatief kan zijn, en dat er consequenties kunnen zijn voor de
interne markt. Vervolgens gaf de Commissie aan dat de effectiviteit van het industriebeleid
afhangt van het beleidsontwerp en bijbehorende randvoorwaarden, onder andere sector-
of technologie- gericht beleid (beperk picking winners) en bescherming van concurrentie en de interne markt.
De Commissie gaf aan dat industriebeleid enkel succesvol is als structurele randvoorwaarden
op orde zijn. Hierbij hebben lidstaten een belangrijke rol door productiviteitsverhogende
hervormingen door te voeren. Tevens benadrukte de Commissie het belang van voortgang
op verdieping van de interne markt en kapitaalmarktunie. Tot slot gaf de Commissie
aan dat er spanning kan bestaan tussen het verhogen van de concurrentiekracht van
de EU en industriebeleid, dat vooral op nationaal niveau plaatsvindt. Volgens de Commissie
kan implementatie op EU-niveau onder andere nodig zijn op gebieden waar Europese connectiviteit
van belang is (bijvoorbeeld op het terrein van de energie-infrastructuur). De Commissie
stelde dat gezien de hedendaagse uitdagingen, adequate EU-financiering nodig kan zijn
om fragmentatie op de interne markt te voorkomen.
Veel lidstaten deelden het beeld van het IMF en de Commissie. Meerdere lidstaten,
waaronder Nederland, benadrukten het belang van de juiste voorwaarden als een sterke
interne markt, versterking van de kapitaalmarktunie, hervormingen en het belang van
terughoudendheid met de inzet van publieke middelen bij industriebeleid. Ze gaven
daarbij aan dat industriebeleid gericht, beperkt en tijdelijk van aard moet zijn en
dat op Europees niveau gecoördineerd moet worden. Een enkele lidstaat pleitte voor
een actief Europees industriebeleid waarbij reciprociteit moet worden gehanteerd ten
opzichte van andere handelsblokken. Veel lidstaten benadrukten het belangrijk te vinden
dat een gelijk speelveld gewaarborgd blijft en dat industriebeleid de interne markt
niet ondermijnt. Ook Nederland gaf aan dat de kracht van de Europese interne markt
behouden dient te blijven. Verder gaven verschillende lidstaten, waaronder Nederland,
aan dat de energiemarkt van de EU verder versterkt kan worden.
Ecofinraadontbijt
Tijdens het Ecofinraadontbijt gaf de voorzitter van de Eurogroep zoals gebruikelijk
een terugkoppeling van de besprekingen in de Eurogroep. Tevens heeft de Commissie
een update gegeven over de macro-economische situatie.
Ecofinraad
A-punten – onderhandelingsraamwerk met Oekraïne en Moldavië
De Raad keurde de onderhandelingsraamwerken voor de toetredingsonderhandelingen met
Oekraïne en Moldavië goed. maakte de weg vrij voor de eerste toetredingsconferenties
met deze twee kandidaat-lidstaten op 25 juni 2024.
Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne
De Ecofinraad besprak de economische en financiële impact van de Russische agressie
tegen Oekraïne en de Europese steunmaatregelen aan Oekraïne. De Minister van Financiën
van Oekraïne Sergii Marchenko was via een videoverbinding aanwezig bij de vergadering.
Marchenko gaf een toelichting op de economische en budgettaire situatie in Oekraïne.
Hij schetste dat Oekraïne nog steeds flinke financiële en militaire noden heeft. Tevens
staat de energielevering aan bedrijven en huishoudens zwaar onder druk als gevolg
van het vernietigen van energiecentrales door Rusland. Marchenko gaf aan zeer verheugd
te zijn met de opbrengsten en resultaten van de internationale donorconferentie voor
de wederopbouw van Oekraïne in Berlijn op 11 juni jl. Marchenko benadrukte meermaals
dankbaar te zijn voor de goede samenwerking tussen de EU en Oekraïne en de geboden
hulp vanuit de EU. Blijvende steun vanuit de EU is essentieel voor Oekraïne om te
voorzien in de financiële behoeften.
Na het vertrek van Marchenko uit de vergadering besprak de Ecofinraad de aanvullende
mogelijkheden om buitengewone rente-inkomsten over Russische Centrale Banktegoeden
in te zetten voor steun aan Oekraïne. Daartoe gaven de Commissie en het Italiaans
voorzitterschap van de G7 een terugkoppeling van de besprekingen van de G7-regeringsleiders
in Puglia, Italië, op 13 en 14 juni jl. Tijdens deze bijeenkomst bereikten de regeringsleiders
een (politiek) akkoord om de genoemde rente-inkomsten te gebruiken voor een lening
van circa 50 miljard dollar aan Oekraïne, uitgegeven door de G7-landen. Tijdens de
bespreking in de Ecofinraad bleek dat verdere details ten aanzien van onder andere
de governance, de vormgeving en de budgettaire garanties van de lening nog moeten
worden uitgewerkt.
Een ruime meerderheid van de lidstaten intervenieerde om het belang van dit G7-akkoord
te onderstrepen. Daarbij riepen veel lidstaten, waaronder Nederland, op om snel voortgang
te maken met de verdere uitwerking, maar daarbij wel zorgvuldigheid te willen betrachten
ten aanzien van de juridische, budgettaire en economische aspecten. Net als Nederland
wezen veel lidstaten er vervolgens op dat de eventuele (financiële) risico’s gelijk
moeten worden verdeeld onder de G7 en dat sprake moet zijn van een eerlijke lastenverdeling.
Diverse EU-lidstaten verwelkomden ook het 14e sanctiepakket op Rusland dat recent werd aangenomen. Nederland en enkele andere lidstaten
brachten in relatie daartoe nog op dat deze sancties zouden moeten worden verbreed
naar Belarus.
Aan het eind van de gedachtewisseling concludeerde het Belgisch voorzitterschap dat
het Economisch en Financieel Comité (EFC), de hoogambtelijke voorbereidende werkgroep
van de Ecofinraad, mandaat krijgt voor de verdere uitwerking van het G7-akkoord over
benutting van de buitengewone rente-inkomsten over Russische Centrale Banktegoeden
voor een lening aan Oekraïne, ter voorbereiding op nadere voorstellen van de Commissie
hierover. Tijdens de Ecofinraad van 16 juli aanstaande zal worden teruggekoppeld over
de voortgang van deze uitwerking.
BTW-regels voor het digitale tijdperk
Wederom is er geen akkoord bereikt op de Ecofinraad over het door de Commissie gepubliceerde
voorstel betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk (VIDA – VAT in the digital age). Het Belgische voorzitterschap streefde er naar tijdens de Ecofinraad een raadsakkoord
te bereiken op het gehele pakket. Dit was tijdens de Ecofinraad van 16 mei 2024 niet
gelukt omdat Estland als enige niet kon instemmen met een Raadsakkoord. Estland had
namelijk bezwaren bij het onderdeel van het pakket dat ziet op de platformfictie voor
kortlopende accommodatieverhuur en personenvervoer.
Het Belgische voorzitterschap benoemde dat de afgelopen maand diverse bilaterale overleggen
plaatsvonden met verschillende lidstaten om te kijken of er een compromis gevonden
kan worden over het onderdeel van het pakket dat ziet op de platformfictie voor kortlopende
accommodatieverhuur en personenvervoer. Het Belgische voorzitterschap gaf vervolgens
aan dat Estland nog steeds niet kan instemmen en dat zij het VIDA-dossier om deze
reden zal overdragen aan het inkomend Hongaarse voorzitterschap. Hierna nam Estland
het woord om aan te geven dat de bezwaren niet zijn verdwenen naar aanleiding van
de laatste aanpassingen aan de tekst van het Belgische voorzitterschap. Estland pleitte
wederom voor een «opt-in» ten aanzien van de platformfictie voor kortlopende accomodatieverhuur
en personenvervoer. Hierna volgden twintig interventies van lidstaten, waaronder Nederland,
waarin zij hun steun uitspraken voor de laatste compromistekst van het Belgische voorzitterschap.
Enkele landen gaven daarnaast (indirect) aan open te staan om het «opt-in» voorstel
van Estland te bespreken. Het inkomende Hongaars voorzitterschap gaf tot slot aan
dat zij klaar zijn om het VIDA-voorstel verder te brengen.
Lopende wetgevingsvoorstellen over financiële diensten
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.5
Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF)
De Raad nam het uitvoeringsbesluit aan ter goedkeuring van het aangepaste herstel-
en veerkrachtplan (HVP) van Ierland.6 Een toelichting op de aanpassingen kunt u vinden in de geannoteerde agenda voor de
Eurogroep en Ecofinraad van 20 en 21 juni 2024 die uw Kamer eerder ontving.7
Toezegging aan het lid Valize (PVV) om schriftelijk terug te komen op de vragen over
hoe vaak HVP’s zijn aangepast
Tijdens het Commissiedebat van 19 juni jl. heb ik toegezegd schriftelijk terug te
komen op de vragen van lid Valize (PVV) over hoe vaak herstel- en veerkrachtplannen
(HVP) zijn aangepast op basis van objectieve omstandigheden en welke bedragen hiermee
gemoeid zijn.
Binnen de HVF-verordening8 bestaat met artikel 21 de mogelijkheid een HVP te wijzigen indien deze op grond van
objectieve omstandigheden deels of in zijn geheel niet langer te verwezenlijken is.
Een lidstaat kan hiertoe een voorstel voor een gewijzigd HVP indienen. Het is vervolgens
aan de Europese Commissie om te beoordelen of de door de lidstaat aangevoerde redenen
op basis van de HVF verordening een wijziging van het HVP rechtvaardigen. Indien dit
oordeel positief is, zal de Commissie een positief advies uitbrengen aan de Raad,
die hier met gekwalificeerde meerderheid het oordeel over velt.
Met de introductie van de RepowerEU-hoofdstukken heeft de Commissie een richtsnoer
gepubliceerd voor het wijzigen van een HVP.9 De Commissie geeft hierin aan dat wanneer een maatregel niet haalbaar blijkt op basis
van de vooraf geschatte kosten of efficiëntie of als er een beter alternatief beschikbaar
is dit zal worden gezien als een objectieve omstandigheid. In dit richtsnoer geeft
de Commissie gestegen kosten door de hogere energieprijzen als voorbeeld voor een
objectieve omstandigheid waardoor een maatregel niet langer haalbaar is binnen het
geraamde kosten- of efficiëntieniveau. Ook geeft de Commissie aan dat objectieve omstandigheden
van toepassing zijn wanneer er een beter alternatief beschikbaar is die alsnog bevorderlijk
is voor het verwezenlijken van dezelfde doelstellingen van de HVF-verordening of de
beoordelingscriteria. In het richtsnoer wordt verder aangegeven dat lidstaten bij
een wijzigingsverzoek op basis van artikel 21 specifieke informatie moeten verstrekken
over het effect van die gebeurtenissen op de maatregelen en de concrete mijlpalen
en streefdoelen.
Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van juni
2024 heeft de Commissie onlangs een nieuwe richtsnoer gepubliceerd met enkele vereenvoudigingen
om de implementatie van de HVF te versnellen.10 Hierin geeft de Commissie meer duidelijkheid over de wijze waarop een HVP kan worden
aangepast op basis van objectieve omstandigheden. Lagere administratieve lasten voor
de lidstaat kan nu zo’n alternatief zijn. Het is evenwel aan de lidstaat om te onderbouwen
waarom de maatregel onhaalbaar is of om aan te tonen dat het alternatief een efficiëntere
manier is om het originele doel van de maatregel te behalen. Belangrijk uitgangspunt
blijft dat wijzigingen de algehele ambitie van het HVP niet mogen verminderen, met
name wat betreft het adresseren van de landspecifieke aanbevelingen en het bereiken
van groene en digitale doelstellingen.
In tabel 1 vindt u een overzicht van de wijzigingen die lidstaten op basis van artikel 21
van de HVF verordening hebben doorgevoerd. De Kamer heeft steeds voorafgaand aan de
besluitvorming in de Ecofinraad op iedere wijziging van een HVP een toelichting van
de desbetreffende wijziging en de kabinetsappreciatie van de Commissiebeoordeling
ontvangen.11 Een goedgekeurde wijziging op basis van objectieve omstandigheden heeft geen gevolgen
voor de financiële bijdrage die lidstaten kunnen ontvangen.
Tabel 1: wijzigingen HVP’s op basis van objectieve omstandigheden (artikel 21)
lidstaat
Aanpassingen op basis van objectieve omstandigheden (artikel 21)
België
• December 2023; 34 maatregelen
Bulgarije
• December 2023; 1 maatregel
Tsjechië
• Oktober 2023; 58 maatregelen
Denemarken
Duitsland
• Februari 2023; 2 maatregelen
Estland
• Juni 2023; 19 maatregelen
Ierland
• Juli 2023; 3 maatregelen
• December 2023; 5 maatregelen
• Juni 2024; 4 maatregelen
Griekenland
• December 2023; 60 maatregelen
Spanje
• Oktober 2023; 52 maatregelen
• Mei 2024; 16 maatregelen
Frankrijk
• Juli 2023; 18 maatregelen
Kroatië
• November 2023; 39 maatregelen
Italië
• September 2023; 8 maatregelen
• December 2024; 96 maatregelen
• Mei 2024; 24 maatregelen
Cyprus
• December 2023; 48 maatregelen
Letland
• December 2023; 35 maatregelen
Litouwen
• November 2023; 44 maatregelen
Luxemburg
Hongarije
• December 2023; 19 maatregelen
Malta
• Juli 2023; 2 maatregelen
Nederland
• Oktober 2023; 10 maatregelen
Oostenrijk
• November 2023; 14 maatregelen
Polen
• December 2023; 51 maatregelen
Portugal
• Oktober 2023; 45 maatregelen
Roemenië
• December 2023; 48 maatregelen
Slovenië
• Oktober 2023; 35 maatregelen
Slowakije
• Juli 2023; 36 maatregelen
Finland
Zweden
Europees Semester 2024: lentepakket
De Commissie presenteerde tijdens de Ecofinraad het lentepakket van het Europees Semester
dat op woensdag 19 juni is gepubliceerd.12 De Commissie gaf aan dat de Europese economie veerkracht heeft getoond de afgelopen
jaren, met dank ook aan het Europees Semester. Voorbeeld hiervan is het verband tussen
hervormingen en investeringen zoals dat plaatsvindt in de HVF. De Commissie wees er
vervolgens op dat hervormingen noodzakelijk zijn om het concurrentievermogen van de
EU te versterken, in het bijzonder om de arbeidsproductiviteit te verhogen, innovatie
aan te jagen, en de tekorten aan geschoold personeel te adresseren.
De Commissie lichtte toe dat het Europees Semester naast de landspecifieke aanbevelingen
dit jaar ook weer een onderzoek naar de aanwezigheid van buitensporige tekorten in
lidstaten bevat, volgens artikel 126(3) uit het Verdrag betreffende de Werking van
de Europese Unie (VWEU). Naar aanleiding van het onderzoek stelt de Commissie voor
om buitensporige tekorten vast te stellen voor België, Frankrijk, Italië, Hongarije,
Malta, Polen en Slowakije.
Een inhoudelijke bespreking van het lentepakket is voorzien op de Ecofinraad van 16 juli
a.s. Een nadere inhoudelijke toelichting hierop en appreciatie van het lentepakket,
inclusief de positie van Nederland, kunt u vinden in de geannoteerde agenda voor de
Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 juli 2024 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 2052).
Verslag aan de Europese Raad over belastingaangelegenheden
De Ecofinraad heeft een ontwerpverslag over belastingvraagstukken aan de Europese
Raad goedgekeurd.13 Het rapport geeft een overzicht van de vooruitgang die in de Raad is geboekt tijdens
de termijn van het Belgische voorzitterschap in de eerste helft van 2024, evenals
een overzicht van de stand van zaken van de belangrijkste onderwerpen waarover wordt
onderhandeld op belastinggebied.
Ad Hoc Comité voor een ontwerpmandaat voor een raamverdrag van de Verenigde Naties
inzake internationale samenwerking op belastinggebied
Tijdens de Ecofinraad heeft het Belgisch Voorzitterschap een overzicht gegeven over
het proces binnen de Verenigde Naties («VN») ten aanzien van Resolutie 78/230 van
de Algemene Vergadering van de VN betreffende internationale belastingsamenwerking.
In deze resolutie is de VN opgeroepen om een voortrekkersrol op zich te nemen op het
gebied van inclusieve en effectieve internationale belastingsamenwerking. De VN heeft
hiervoor een Ad-Hoc Comité («AHC») opgericht die zal werken aan de kaders, de Terms of Reference («ToR»), van een Framework Convention («FC»). Het raamwerk voor deze ToR is in de eerste inhoudelijke zitting besproken.
Deze zitting was van 26 april tot en met 8 mei 2024.
De inbreng uit de eerste zitting is verwerkt in de eerste conceptversie van de ToR.
Deze is door de voorzitter van het AHC opgesteld en gedeeld. Lidstaten van de VN kregen
de mogelijkheid om inbreng in te sturen. In EU-vergaderingen is er verder over het
VN-proces gesproken waarbij de belangrijkste vraag was of lidstaten gebruik zouden
maken van een gemeenschappelijke boodschap als inbreng.
Alhoewel er overeenstemming bestaat over de algemene beginselen is er geen gemeenschappelijke
boodschap aangenomen. Besluitvorming hieromtrent is met eenparigheid van stemmen,
wat niet mogelijk bleek. Veel lidstaten houden graag de ruimte om eigen standpunten
in te brengen. Wel is besloten om de geformuleerde boodschap, die grotendeels overeenkomt
met het EU-standpunt tijdens de eerste inhoudelijke zitting van het AHC14, te hanteren als gemeenschappelijke lijn waaruit lidstaten naar eigen inzicht konden
putten voor hun inbreng bij de VN. Nederland heeft eigen schriftelijke inbreng ingestuurd
naar de voorzitter van het AHC. Deze schriftelijke inbreng is als bijlage bijgevoegd
bij dit verslag.15
Nederland geeft in de inbreng aan binnen het AHC actief mee te denken over manieren
waarop de VN kan bijdragen aan een inclusieve en effectieve internationale samenwerking
op belastinggebied. Hiervoor wordt in de inbreng een oproep gedaan voor meer duidelijkheid
over de structuur van een VN FC en de plaats van bepaalde onderwerpen in dat raamwerk,
omdat daardoor de discussie over inhoudelijke onderwerpen makkelijker wordt. Verder
wordt een aantal onderwerpen aangedragen waarvan Nederland de VN het geschikte gremium
vindt voor de discussie en nader werk hieromtrent16 en een aantal onderwerpen afgeraden waar geen breed draagvlak voor aanwezig is17. Hierbij is rekening gehouden met de expertise binnen de VN en wordt getracht te
voorkomen dat er fragmentatie van werk bij verschillende internationale gremia ontstaat.
Jaarvergadering van het Europees Stabiliteitsmechanisme
Op 20 juni jl. vond de jaarvergadering van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM)
plaats in Luxemburg. Tijdens de vergadering heeft de Raad van gouverneurs het jaarverslag
van de instelling over het jaar 2023, inclusief de financiële rekeningen over 2023,
goedgekeurd.18 Daarnaast stond de benoeming van twee leden van het auditcomité en de evaluatie van
het ingelegd kapitaal, uitleenvolume en de financiële steuninstrumenten op de agenda.
Zoals gebruikelijk wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de jaarvergadering van
het ESM, het jaarverslag van het ESM en het jaarverslag van het onafhankelijke auditcomité
van het ESM, welke onlangs gepubliceerd zijn op de website van het ESM. Daarnaast
wordt in deze brief ingegaan op de financiële rekeningen van de Europese Financiële
Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) over 2023.
Jaarverslag 2023 ESM
Het jaarverslag van het ESM bevat een beschrijving van de activiteiten van de instelling
in 2023 en de jaarrekening van het betreffende jaar. Zoals in voorgaande jaren is
een analyse opgenomen over de economische situatie in het eurogebied, met speciale
aandacht voor de landen die financiële steun ontvingen (Ierland, Griekenland, Spanje,
Cyprus en Portugal).
De uitstaande leningen van het ESM aan eurolanden bedroeg eind 2023 82,6 miljard euro.
Dit bedrag is ten opzichte van 2022 gedaald met 3,6 miljard euro. Deze daling komt
door een geplande aflossing van Spanje ter waarde van 3,6 miljard euro. Momenteel
staan er nog elf leningen aan Griekenland uit ter waarde van 59,8 miljard euro, vijf
leningen aan Spanje ter waarde van 16,4 miljard euro en negen leningen aan Cyprus
ter waarde van 6,3 miljard euro.
Het ESM heeft in 2023 een positief financieel resultaat behaald van 320,5 miljoen euro
na een verlies van 60,2 miljoen euro in 2022. Het ESM heeft jaarlijks netto inkomsten
door de marge die de landen op hun leningen aan ESM betalen bovenop de financieringskosten
van het ESM. Het hogere resultaat over 2023 wordt gedreven door de hogere rente die
het ESM ontvangt op haar investeringen en tegoeden bij centrale banken.
Van de 320,5 miljoen euro winst over 2023 wordt 2,4 miljoen euro toegevoegd aan het
fonds voor het nieuwe ESM gebouw, in lijn met de in 2023 gewijzigde financieringswijze
van het nieuwe ESM gebouw.19 Het resterende resultaat over 2023 (318,1 miljoen euro) is tijdens de jaarvergadering
door de Raad van gouverneurs gealloceerd aan het reservefonds, in lijn met artikel 24(2)
van het ESM-verdrag. De omvang van het fonds voor het nieuwe ESM-gebouw en het reservefonds
neemt hiermee toe tot respectievelijk 108,4 miljoen euro en ongeveer 3,5 miljard euro.
Jaarverslag 2023 ESM-auditcomité
Het auditcomité van het ESM formuleert jaarlijks voor de Raad van gouverneurs een
verslag over zijn werkzaamheden.20 Het comité voert audits uit en bestaat uit vijf onafhankelijke leden, die door de
Raad van gouverneurs zijn benoemd vanwege hun competentie in financiële zaken en audits.
Het auditcomité is betrokken geweest bij de reguliere controle van de financiële rekeningen,
het toetsen van het werk van de externe accountant en het werk van de interne auditdienst
van het ESM. Voor deze werkzaamheden heeft het auditcomité reguliere ontmoetingen
gehad met de betrokken instanties en personen. Verder heeft het auditcomité ontmoetingen
gehad met de directeur van het ESM, andere leden van het management team en senior
medewerkers om relevante onderwerpen en ontwikkelingen te bespreken, specifiek over
risico’s die inherent zijn aan de werkterreinen van het ESM. Daarnaast heeft het auditcomité
een audit naar de aanbestedingsprocedures en contracten met derden partijen van het
ESM in 2023 afgerond. Het rapport geeft de belangrijkste uitkomsten van die audit
weer. Ten eerste geeft het auditcomité aan dat het ESM werkt aan het verbeteren van
aanbestedingsuitkomsten maar een duidelijkere beschrijving van onderhandelingsprocessen
nodig is. Ten tweede geeft het auditcomité aan dat het ESM moet overwegen om de aanbestedingsprocedures
te versterken. Tot slot beveelt het auditcomité aan om eerder de procedure te starten
om te beoordelen of een contract vernieuwd of aanbesteed dient te worden. Verder is
het auditcomité in oktober 2023 gestart met een audit van de investeringsstrategie
en deze heeft betrekking op de besluitvormingsprocessen. Naar verwachting zal de audit
in het derde kwartaal van 2024 afgerond worden.
In reactie op het jaarverslag van het auditcomité verwelkomt het ESM het rapport van
het auditcomité.21 Daarbij beschrijft het ESM hoe de interne en externe auditfuncties het afgelopen
jaar hun controle hebben uitgeoefend en onderschrijft het ESM het belang ervan voor
de organisatie. Het jaarverslag van het auditcomité wordt conform Artikel 30(5) van
het ESM-verdrag en Artikel 24(6) van de organisatievoorschriften van het ESM aan de
nationale parlementen, de nationale rekenkamers, de Europese Rekenkamer en het Europees
Parlement gestuurd.
Benoeming leden auditcomité
De termijn van twee leden van het auditcomité loopt op 7 oktober 2024 af. De samenstelling
van het auditcomité komt tot stand doordat de voorzitter van de Raad van gouverneurs
van het ESM (twee leden), de hoogste onafhankelijke auditinstellingen van de aan het
ESM deelnemende lidstaten22 (twee leden) en de Europese Rekenkamer (één lid) leden mogen voordragen. De heer
Helmut Berger is voorgedragen door de voorzitter van de Raad van gouverneurs. De heer
Märt Loite is voorgedragen door de Estse nationale Rekenkamer.
De Raad van Gouverneurs heeft ingestemd met de benoeming van Märt Loite en Helmut
Berger als nieuwe leden van het auditcomité.
Financiële rekeningen EFSF
De Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) is een tijdelijk Europees noodfonds
en de voorloper van het ESM. Het EFSF kan niet meer gebruikt worden voor het verstrekken
van nieuwe stabiliteitssteun. Wel beheert het EFSF de nog uitstaande leningen van
de instelling aan Ierland, Portugal en Griekenland. Het EFSF heeft in 2023 een winst
behaald van 129,4 miljoen euro tegenover een verlies van 25,8 miljoen euro in 2022.
Het verbeterde resultaat wordt gedreven door hogere rente-inkomsten op tegoeden bij
de centrale banken. In tegenstelling tot het ESM heeft het EFSF geen netto inkomsten
uit een rentemarge op de uitstaande leningen. Bij het verstrekken van leningen betaalden
lidstaten vooraf een servicekostenvergoeding, die over zeven jaar verdeeld als inkomsten
bij het EFSF optelden. Het EFSF heeft in 2015 zijn laatste leningendeel uitgekeerd
en de zevenjarige periode voor de vooraf betaalde servicekostenvergoeding eindigde
in 2021.
Het resultaat over 2023 wordt toegevoegd aan het reservefonds van het EFSF. Dit reservefonds
bestaat uit de ingehouden winst uit voorgaande jaren en kan worden ingezet om toekomstige
verliezen van het EFSF te dekken. Deze ingehouden winst stond eind 2022 op 717,6 miljoen euro.
De instelling heeft aangegeven dat het reservefonds voldoende ruimte biedt voor het
opvangen van het verlies totdat alle leningen zijn terugbetaald.
De nominale waarde van de uitstaande leningen van het EFSF aan Ierland, Portugal en
Griekenland bedroeg eind 2023 172,9 miljard euro ten opzichte van 174,6 in 2022. De
afname komt door twee aflossingen van Griekenland met een totale waarde van 1,7 miljard euro.
Per 31 december 2023 bedragen de uitstaande leningen 129,2 miljard euro aan Griekenland,
25,3 miljard euro aan Portugal en 18,4 miljard euro aan Ierland. In de nominale waarde
van de uitstaande EFSF-leningen is niet het uitstel van rentebetalingen op een deel
van de verstrekte EFSF-leningen aan Griekenland opgenomen. Deze maatregel is het gevolg
van een schuldmaatregel die in juni 2018 is afgesproken, waarbij de rentebetalingen
van Griekenland aan het EFSF tot en met 2032 voor een deel van de leningen worden
uitgesteld.23 De uitgestelde rente (stand eind 2023 12,4 miljard euro) leidt ertoe dat de vordering
van het EFSF op Griekenland t/m 2032 jaarlijks toeneemt. In 2023 was de toename 1,2 miljard euro.
Over deze nieuwe vordering die daardoor ontstaat wordt ook weer rente berekend. Na
afloop van de periode van rente-uitstel zal terugbetaling van de opgebouwde uitgestelde
rente onderdeel worden van het aflossingsschema voor de leningen van Griekenland bij
het EFSF.
De opbouw van de vordering op Griekenland heeft geen effect op het garantieplafond
van Nederland aan het EFSF, omdat Nederland de maximale schulduitgifte m.b.t. het
EFSF garandeert. De EFSF-schuld die nodig is om de uitstaande leningen aan Ierland,
Portugal en Griekenland (inclusief uitgestelde rente) te financieren blijft daar onder.
Uitgebreide evaluatie van het ingelegd kapitaal, uitleenvolume en de financiële steuninstrumenten
Conform het ESM-verdrag artikel 10 zal de Raad van gouverneurs regelmatig, en ten
minste eens per vijf jaar, het maximale uitleenvolume en de toereikendheid van het
geautoriseerde kapitaal evalueren. Tijdens de jaarvergadering in 2022 heeft de Raad
van gouverneurs ingestemd om de evaluatie uit te breiden en ook het huidige financiële
steuninstrumentarium te evalueren. In het rapport worden geen concrete voorstellen
tot aanpassingen gedaan. Het ESM benoemt wel dat haar bevindingen in het rapport de
basis kunnen vormen voor verdere analyse en vervolgstappen.
Het eerste deel van de evaluatie betreft een introductie en een terugblik op verschillende
ontwikkelingen in de eurozone sinds de oprichting van het ESM. Het ESM stelt dat het
afgelopen decennium heeft laten zien dat het ESM de capaciteit en wendbaarheid heeft
om een crisis te adresseren. Tijdens de COVID-19 pandemie heeft de Commissie nieuwe
instrumenten geïntroduceerd die tijdelijk van aard zijn. Volgens het ESM zouden er
waarschijnlijk additionele middelen nodig zijn voor een soortgelijke nieuwe reactie.
Ook de ECB heeft een cruciale rol gespeeld in de reactie op COVID-19 maar is desondanks
geen lender of last resort. Daarnaast zijn de besluiten van de ECB volgens het ESM gebaseerd op monetaire beleidsdoelen.
Het ESM benoemt in dat kader het belang om haar instrumenten, kapitaal en uitleencapaciteit
te evalueren om te waarborgen dat de instelling in staat is om toekomstige crises
te adresseren.
Het ESM geeft aan dat leningen in combinatie met een macro-economisch aanpassingsprogramma
het meest gebruikte instrument is. De ervaringen die in het verleden zijn opgedaan
zijn, vormden een belangrijke input voor de discussies omtrent de hervorming van het
ESM-verdrag. Hierbij is de rol van het ESM in het ontwerp en implementatie van toekomstige
programma’s versterkt. Het ESM stelt klaar te zijn om deze versterkte rol te vervullen
op het moment dat alle lidstaten het herziene ESM-verdrag hebben geratificeerd. De
aanpassingen van het instrument maken het instrument volgens het ESM relevanter, efficiënter
en effectiever.
De preventieve kredietlijnen van het ESM bieden tijdelijke steun aan lidstaten die
potentieel financiële risico’s ervaren. De instrumenten zijn gebaseerd op het idee
dat het voorkomen van een crisis economisch voordeliger is dan het alternatief. Het
ESM geeft aan dat deze instrumenten ook in de hedendaagse context relevant kunnen
zijn. Het ESM raadt aan om de toegangscriteria voor de Precautionary Conditioned Credit Line (PCCL) in het herziene ESM-verdrag in lijn te brengen met de uitkomst van de herziening
van de EU begrotingsregels op het moment dat het herziene ESM-verdrag door alle lidstaten
geratificeerd is. Daarnaast stelt het ESM dat, gebaseerd op de evaluatie van de Pandemic Crisis Support (PCS) instrument dat het goed benutten van (informele) vertrouwelijke consultaties
en het faciliteren van een groepsaanvraag, potentiële verbeteringen kunnen zijn. Tot
slot geeft het ESM aan dat de mogelijkheid onderzocht kan worden om preventieve kredietlijnen
aan te passen voor specifieke uitgaven zoals klimaatverandering, geopolitieke risico’s
en fragmentatie.
De primaire en secundaire marktondersteunende instrumenten van het ESM zijn onderdeel
van het ESM portfolio sinds de oprichting. De twee instrumenten zijn nog niet ingezet
en blijven grotendeels intact met de herziening van het ESM-verdrag. Het ESM geeft
aan dat de instrumenten relevant blijven.
Ook beschikt het ESM over een instrument om financiële instellingen te herkapitaliseren
(IRI) dat is benut om de Spaanse bankensector te ondersteunen. Het ESM stelt dat de
later opgerichte bankenunie meegewogen moet worden in de evaluatie van IRI. Het ESM
geeft aan dat ondanks de aanvullende raamwerken het instrument voldoende veelzijdig
en relevant kan zijn om toekomstige risico’s te adresseren. Het ESM benoemt dat IRI
complementair kan zijn naast het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund, SRF) en de gemeenschappelijke achtervang (Common Backstop). Het ESM ziet bijvoorbeeld een mogelijkheid om IRI als preventief instrument in te
zetten. Ook denkt het ESM dat het instrument effectief kan zijn om opkomende risico’s
voor de financiële sector door klimaatverandering te adresseren. Tot slot noemt het
ESM de mogelijkheid om het instrument in te zetten voor non-bancaire instellingen,
maar geeft daarbij tegelijkertijd aan dat de reikwijdte hiervoor beperkt lijkt.
Met de ratificatie van het herziene ESM-verdrag zal het ESM de gemeenschappelijke
achtervang voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds faciliteren. Het ESM geeft
aan dat de introductie van de gemeenschappelijke achtervang van groot belang blijft
voor de financiële stabiliteit in de eurozone. Met de introductie van de gemeenschappelijke
achtervang zal het instrument voor directe herkapitalisatie van financiële instellingen
vervallen. De omvang van de gemeenschappelijke achtervang is op dit moment groter
dan met de herziening van het ESM-verdrag geanticipeerd. Het ESM geeft aan dat op
het moment dat het verdrag operationeel wordt, geëvalueerd moet worden of de nominale
cap voor de gemeenschappelijke achtervang nog toereikend is.
Tot slot geeft het ESM aan dat haar uitleencapaciteit de financiële stabiliteit in
de eurozone tot op heden heeft ondersteund terwijl een significant deel nog beschikbaar
is. Omdat de uitleencapaciteit ongewijzigd is gebleven sinds de oprichting zal de
relatieve omvang ten opzichte van macro-economische indicatoren licht zijn afgenomen.
Tegelijkertijd zijn er aanvullende raamwerken opgebouwd die bijdragen aan de financiële
stabiliteit. Het ESM geeft hierop aan dat haar huidige maximale uitleenvolume en geautoriseerd
kapitaal adequaat zijn.
Nederland heeft aangegeven dat het zich kan vinden in de beoordeling van het ESM dat
de maximale uitleencapaciteit en het geautoriseerd kapitaal toereikend zijn. Met betrekking
tot de evaluatie van het financiële steuninstrumentarium heeft Nederland benadrukt
dat het ESM, in lijn met het huidige en herziene verdrag, alleen steun kan verstrekken
op basis van stringente voorwaarden die passend zijn voor het gekozen instrument indien
zulks onontbeerlijk is om de financiële stabiliteit van de eurozone als geheel en
van de lidstaten ervan te waarborgen. Verder heeft Nederland nadrukkelijk het belang
benadrukt dat alle lidstaten het herziene ESM-verdrag ratificeren. Met de bovenstaande
inbreng wordt de motie Heinen-Hijum, om kenbaar te maken dat ratificatie van het ESM-verdrag
alsnog geboden is, als uitgevoerd beschouwd.24
Jaarvergadering van de Europese Investeringsbank
Tijdens de jaarvergadering van de Europese Investeringsbank (EIB) gaf de president
van de EIB, Nadia Calviño, net als in eerdere jaren een toelichting op het afgelopen
jaar en een vooruitblik op het komende jaar, net als de voorzitter van het auditcomité.
Verder stonden op de agenda: de jaarverslagen van het auditcomité voor 2023 met een
reactie van het Management Comité (MC) van de EIB en de strategische koers van de
Bank voor de jaren 2024–2027. In de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad
van 20 en 21 juni 2024 die uw Kamer eerder ontving, treft u een inhoudelijke toelichting
op de agendapunten.25 De gouverneurs van de EIB hebben met alle agendapunten ingestemd.
Oekraïne
De president van de EIB gaf in haar terugblik een toelichting op de stappen die de
Bank heeft gezet t.a.v. Oekraïne. De Bank blijft nauw betrokken bij de steun aan Oekraïne
en werkt aan nieuwe projecten die in oktober worden verwacht. Voorbeelden van recente
initiatieven – via het EU4-Ukraine initiatief waar Nederland ook aan deelneemt en
de Oekraïne-faciliteit van de EU – zijn een nieuwe kredietfaciliteit van 300 miljoen euro
via het EIF (European Investment Fund), een nieuw Invest EU instrument voor de private
sector en verschillende projecten om de nationale overheid, lokale overheid en private
sector te ondersteunen. De EIB werkt ook samen met de EBRD aan een project voor shelters
bij de energievoorziening. Tenslotte werkt de EIB samen met andere internationale
financiële instellingen aan het versterken van de absorptiecapaciteit van Oekraïne.
Strategic Roadmap 2024–2027
De president van de EIB presenteerde haar vooruitblik op het komende jaar aan de hand
van de Strategic Roadmap 2024–2027. De EIB gouverneurs hebben ingestemd met de EIB
Strategic Roadmap 2024–2027, inclusief het opstarten van de procedure om de statutaire
leenlimiet aan te passen. Wel maakte een enkele lidstaat nog een parlementair voorbehoud
op instemming met het aanpassen van de leenlimiet. In de bijlage treft u de EIB Strategic
Roadmap 2024–2027.26 Een inhoudelijke appreciatie en toelichting op de strategische koers is eerder met
uw Kamer gedeeld in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 20
en 21 juni 2024.
De rol van de EIB in de defensiesector is een van de acht prioriteiten van de Strategic
Roadmap. Nederland heeft de Bank opgeroepen om belemmeringen om te investeren in de
defensie-industrie weg te nemen. Hoewel dit op steun van meerdere lidstaten kon rekenen,
lieten sommige lidstaten weten geen voorstander te zijn van verdere uitbreiding van
het leenmandaat van de EIB. Ook waren er lidstaten die aangaven dat zij eerst het
effect van de huidige stap op de financieringspositie van de Bank wilden zien, alvorens
verdere stappen werden gezet. De president van de EIB concludeerde naar aanleiding
van de interventies van de lidstaten dat het huidige defensiebeleid van de EIB – met
o.a. de in mei herijkte definitie van dual-use – een gewogen compromis en derhalve
een goede afspiegeling van de wensen van de aandeelhouders is.
Jaarverslagen – financieel jaarverslag 2023, verslag Audit Comité (AC) en Review and
Evaluation Process (REP) Assessment Report
Uit het financieel jaarverslag 2023 blijkt dat de financiële resultaten van de EIB
over vorig jaar een positief en stabiel beeld laten zien ondanks alle uitdagingen.
De EIB boekte een netto resultaat van 2,4 miljard euro in 2023. Het eigen vermogen
groeide hiermee van 78,4 miljard euro in 2022 naar ca. 80 miljard euro in 2023. De
leningenportefeuille van de EIB bleef stabiel (556,4 miljard euro in 2021, 562 miljard euro
in 2022, 547 miljard euro in 2023).
Wat betreft de financiële situatie van de EIB wijst het Audit Comité (AC) op de gevolgen
voor het business model van de Bank door externe factoren. De Bank heeft te kampen met de gevolgen van hoge
inflatiedruk, de oorlog in Oekraïne en de snel stijgende rentetarieven. Over het algemeen
blijft de impact op de economie van de EU voelbaar vanwege verstoorde toeleveringsketens
en de huidige geopolitieke onzekerheid.
In de context van de veranderende externe factoren is een robuust kostenbeheer volgens
het AC van belang om de middelen van de Bank efficiënter te beheren. Het Audit Comité
was derhalve tevreden dat de EIB de aanbeveling om een Chief Financial Officer (CFO)
voor de EIB Groep aan te stellen heeft opgevolgd. Zo kan één bestuurder het overzicht
kan houden over alle financiële activiteiten van de Bank.
Het AC concludeerde dat het jaarverslag een correct en waarheidsgetrouw beeld geeft
van de financiële positie van de EIB. Ook de externe auditor KPMG heeft het financiële
jaarverslag goedgekeurd, evenals de Raad van Bewindvoerders en Raad van Gouverneurs.
REP-rapport
In 2019 werd het EIB-beoordelings- en evaluatieproces (EIB REP) opgezet als onderdeel
van het besluit om het toezicht op de EIB-Groep te versterken en een extra rol toe
te voegen aan het AC met als taak de naleving van de best banking practices door de bank te controleren. De REP van de EIB is gebaseerd op toezichtsbeleid van
de ECB (het Supervisory Review and Evaluation Process, SREP). Het AC presenteerde het REP-beoordelingsrapport van de EIB tijdens de EIB-jaarvergadering.
In het EIB REP-rapport van 2023 werd geconcludeerd dat de EIB-Groep nog steeds zeer
gezonde kapitaal- en liquiditeitsposities heeft, die kunnen rekenen op een levensvatbaar
maar veranderend bedrijfsmodel. De EIB-Groep moet desondanks waakzaam blijven voor
de snel veranderende macro-economische en geopolitieke ontwikkelingen. Naarmate de
EIB-Groep in omvang en reikwijdte blijft groeien, wordt het steeds belangrijker om
systematisch te focussen op een efficiënte organisatie, kapitaalsallocatie en het
mitigeren van risico’s.
Activiteiten van de EIB in Nederland
In 2023 investeerde de EIB Groep (EIB en EIF) ca. 88 miljard euro wereldwijd. Dit
bestond uit 75,14 miljard euro via de EIB, waarvan 2,1 miljard euro naar Nederland
ging. Ook werd er 14,9 miljard euro geïnvesteerd via het Europees Investeringsfonds
(EIF), waarvan 548 miljoen euro naar Nederland ging. Het totale volume dat in 2023
naar Nederland ging is daarmee uitgekomen op ruim 2,6 miljard euro.
De investeringen in Nederland richten zich onder andere op durfkapitaal aan innovatieve
bedrijven, onder meer op het gebied van cybersecurity, medische en agrarische innovatie,
en wetenschappelijke toepassingen. De EIB was verder actief in Nederland op het gebied
van klimaat en investeerde ook veel in de Nederlandse zorg (o.a. langdurige speciale
zorg en regionale ziekenhuizen). Het volume aan investeringen in Nederland in 2023
was fors hoger dan in 2022 (1,46 miljard euro).
Overig
Voortgang op de onderhandelingen over de digitale euro
Het Belgisch voorzitterschap van de Raad heeft een voortgangsrapportage over de onderhandelingen
voor een mogelijke digitale euro opgesteld, die ik aanhecht als bijlage bij dit verslag.27 Deze voortgangsrapportage is niet besproken in de Ecofinraad van 21 juni jl., maar
ik wil uw Kamer hier wel over informeren. Ook zal ik – in aanvulling op dit voortgangsrapport –
toelichten waar de onderhandelingen staan op punten waarvoor uw Kamer in het verleden
in het bijzonder aandacht had. Daarmee doe ik mijn toezegging gestand om uw Kamer
voor de zomer integraal te informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen
over de digitale euro.28
Doel van een digitale euro
Zoals ook in het BNC-fiche staat beschreven, ziet het kabinet dat een mogelijke digitale
euro van toegevoegde waarde kan zijn voor consumenten, bedrijven en de economie. Een
digitale euro biedt de mogelijkheid om in de hele eurozone met hetzelfde digitale
betaalmiddel te betalen en kan ervoor zorgen dat publiek geld toegankelijk blijft
en een belangrijke plek behoudt in de samenleving. Hiermee draagt een digitale euro
bij aan het behoud van vertrouwen in de euro als betaalmiddel. Een digitale euro kan
daarnaast helpen om in de toekomst grip te houden op het Europese betalingsverkeer.
Op dit moment worden veel algemeen beschikbare online betaalopties immers aangeboden
door niet-Europese bedrijven. Wel dient een mogelijke digitale euro aan bepaalde voorwaarden
te voldoen. Zo benadrukt het kabinet in het BNC-fiche dat goede privacywaarborgen
van groot belang zijn. Ook heeft het kabinet aandacht voor de kostenverdeling van
een mogelijke digitale euro. Deze verdeling dient in verhouding te staan tot de mogelijke
toegevoegde waarde voor de verschillende gebruikers ervan.29
Aanvulling op contant geld
In het BNC-fiche benadrukt het kabinet ook dat een mogelijke digitale euro een aanvulling op contant geld is. Deze overtuiging wordt breed gedeeld onder lidstaten en bij de
Europese Commissie. Met het wetsvoorstel «Contant geld als wettig betaalmiddel» van
de Europese Commissie wordt het gebruik van contant geld op Europees niveau gewaarborgd.30 De Europese Commissie heeft met haar wetsvoorstel voor de digitale euro een effectanalyse
gepresenteerd. Daarin gaat zij in op de mogelijke marktverstorende effecten van de
introductie van een digitale euro, ook in combinatie met het voorstel voor het behoud
van contant geld.31 Op basis van deze effectenanalyse concludeert de Europese Commissie dat de combinatie
van deze voorstellen de beste manier is om de beschikbaarheid van publiek geld, digitaal
en contant, te waarborgen. Met het Wetsvoorstel Chartaal Betalingsverkeer wil het
kabinet ook nationaal de beschikbaarheid, bereikbaarheid en betaalbaarheid van (de
infrastructuur voor) contant geld waarborgen.32
Privacywaarborgen
In de onderhandelingen is veel aandacht voor de privacywaarborgen voor een mogelijke
digitale euro. Deze zijn van cruciaal belang voor de betrouwbaarheid van een online
digitale euro. Zoals de voortgangsrapportage ook noemt, wordt dit door alle lidstaten,
de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) onderkend. Dit komt ook al
terug in het voorstel. Zo worden alle gebruikersdata gepseudonimiseerd, zodat het
Eurosysteem betaalgegevens niet tot individuele gebruikers kan herleiden. Het Eurosysteem
gaat daarbij momenteel uit van een account-based systeem omdat token-based systemen nog onvoldoende ontwikkeld zijn.33 Nederland spreekt zich er wel voor uit dat de wetgeving technologieneutraal en ambitieus
wordt geformuleerd, zodat het Eurosysteem altijd gebruik kan maken van de nieuwste
technologische inzichten. Zo kan in de toekomst, indien opportuun, worden overgegaan
van een account- naar token-based systeem.34 Daarnaast heeft Nederland steun uitgesproken voor een verzoek aan het Eurosysteem
om te rapporteren over verdere mogelijke privacy-waarborgen dan nu in het Commissievoorstel
zijn opgenomen.
In het kader van privacy is ook de voortgang van de discussie over een offline functionaliteit
van de digitale euro van belang. Nederland zet zich, samen met andere lidstaten, in
voor het verder versterken van de privacywaarborgen door het waarborgen van een offline
functionaliteit van een digitale euro. Ik houd hierbij ook oog voor de risico’s die
bij offline gebruik van de digitale euro ontstaan voor witwassen, terrorismefinanciering
en fraude. Bij gebruik van de offline functionaliteit zijn alleen de betaler en de
begunstigde op de hoogte van de details van de transactie, ook nadat deze is afgewikkeld.
Hiermee biedt een mogelijke digitale euro meer privacy dan bestaande digitale betaalopties.
De ECB heeft in haar opinie verzocht om de mogelijkheid open te houden om met de uitrol
van de online digitale euro te beginnen en pas later de offline digitale euro te introduceren.35 Hier was in de Raad, en ook bij Nederland, geen steun voor. Een duidelijke meerderheid
van de lidstaten is voorstander van de gelijktijdige introductie van de offline en
online digitale euro. Het is juist een offline digitale euro die van groot belang
is voor de toegevoegde waarde voor een consument en die een terugvaloptie biedt wanneer
er een stroom- of internetstoring is.
Kostenmodel
Verder benadrukt het kabinet in de onderhandelingen dat de kosten van een potentiële
digitale euro in verhouding moeten staan tot de mogelijke toegevoegde waarde ervan
voor de gebruikers. In het voorstel is opgenomen dat het Eurosysteem, betaaldienstverleners
en handelaren elk hun eigen implementatie- en doorlopende kosten betalen. In haar
effectenbeoordeling geeft de Europese Commissie ook een inschatting van deze kosten.
Het Eurosysteem draagt de implementatie- en doorlopende kosten van een mogelijke digitale
euro zelf. Betaaldienstverleners kunnen hier bij hun partners een vergoeding voor
vragen. Het kabinet is kritisch op onderdelen van de kostenverdeling en vraagt aandacht
voor een proportionele verdeling tussen alle betrokkenen. Ook heeft Nederland het
Eurosysteem opgeroepen zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven over waar betaaldienstverleners
en handelaren op kunnen rekenen als het gaat om de benodigde technologische investeringen
en mogelijke kosten hiervan. Deze aandachtspunten van het kabinet worden door een
deel van de lidstaten gedeeld. Het kostenmodel blijft voor Nederland, net als een
aantal andere lidstaten, een belangrijk openstaand punt voor het vervolg van de onderhandelingen.
De discussie over de kostenverdeling raakt ook aan de acceptatieplicht voor winkeliers.
Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde acceptatieplicht, maar wil de mogelijkheid
hebben om nationaal uitzonderingen te introduceren voor onvoorziene gevallen. Ook
vraagt het kabinet aandacht voor een voldoende lange implementatieperiode waardoor
bijvoorbeeld winkeliers zich goed op een potentiële digitale euro voor kunnen bereiden.
Bescherming van financiële stabiliteit
Wanneer het gaat om de bescherming van de financiële stabiliteit, steunt het kabinet
de voorstellen van de Europese Commissie om de ECB de bevoegdheid te geven een aanhoudingslimiet
vast te stellen. Hierdoor kan de ECB de financiële stabiliteit bewaken. Dit past binnen
het huidige mandaat van de ECB. Wel vindt het kabinet dat deze bevoegdheid goed ingekaderd
dient te worden zodat de ECB de rol van de digitale euro in het stelsel niet zonder
politiek besluit kan wijzigen. Er zijn ook lidstaten die meer betrokkenheid van de
medewetgevers hierbij verlangen en een aanhoudingslimiet in de verordening zelf willen.
Er is nog discussie in de onderhandelingen over de juiste manier om deze aanhoudingslimiet
te regelen. Pas als hierover en over de rest van het wetgevend kader overeenstemming
is bereikt, zal de ECB een aanhoudingslimiet kunnen vaststellen. Verder is er breed
draagvlak onder de lidstaten voor het expliciet uitsluiten van rente op een digitale
euro in de regelgeving.
Internationaal gebruik
Uw Kamer heeft het kabinet opgeroepen om zich in te zetten voor een duidelijke geopolitieke
strategie achter de manier waarop de digitale euro geïmplementeerd wordt.36 Dit heeft de aandacht van Nederland in de onderhandelingen. Conform het BNC-fiche
zet het kabinet zich in voor een gefaseerde uitrol van een mogelijke digitale euro,
waarin deze eerst beschikbaar wordt in de eurozone en de EU en daarna daarbuiten.
Deze gefaseerde uitrol wordt breed gedeeld onder lidstaten, waarbij er wel aandacht
is voor bijzondere gevallen zoals Noord-Ierland. In een eerdere discussie in de Eurogroep
over dit onderwerp heeft Nederland ook het belang benadrukt van aandacht voor mogelijke
kapitaalvlucht of wisselkoersinstabiliteit voor kwetsbare landen.37 De onderhandelingen over de digitale euro staan los van de ontwikkeling van een wholesale digitale euro. Zoals ik aan uw Kamer heb gemeld, steun ik de ontwikkeling van een
wholesale-variant, maar kan deze waarschijnlijk gerealiseerd worden via de Target-diensten
van het Eurosysteem, en daar zijn de Eurogroep en Ecofinraad niet direct bij betrokken.38
Vooruitblik
De onderhandelingen zullen onder het Hongaars voorzitterschap van de Raad worden voortgezet.
Nederland zit hier als één van 27 lidstaten aan tafel. De verwachting is dat het nieuwe
Europees Parlement de behandeling van de voorstellen na de zomer weer zal continueren.
Wanneer de Raad en het Europees Parlement beide een akkoord hebben bereikt, start
de triloog. Nederland zit in de triloog niet direct aan tafel. Mocht er in de triloog
een akkoord worden bereikt, dan dient de Raad op basis van gekwalificeerde meerderheid
daarover te besluiten. Pas daarna kan de ECB besluiten tot uitgifte van een mogelijke
digitale euro. Zoals gebruikelijk, zal ik uw Kamer via het verslag van de Eurogroep
en Ecofinraad maandelijks blijven informeren over de voortgang van de onderhandelingen.
Daarnaast zal ik uw Kamer tijdig informeren over een mogelijk toekomstig Raadsakkoord
en mijn appreciatie daarvan.
Raadspositie wijziging crisisraamwerk voor banken (CMDI-review)
Tijdens de Coreper-vergadering van 19 juni jl. stemden de lidstaten in met de onderhandelingspositie
van de Raad ten aanzien van de wijziging van het Europese crisisraamwerk voor banken
(«CMDI review»). Een inhoudelijke toelichting hierop kunt u vinden in de aanvulling
op de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 20 en 21 juni 2024 die
uw Kamer eerder ontving.39 De triloogonderhandelingen met het Europees Parlement zullen naar verwachting in
het najaar van start gaan.
Raadsakkoord pakket retail beleggen
Op 12 juni jl. is een Raadsakkoord bereikt over het pakket retail beleggen. Het pakket
beoogt niet-professionele beleggers (retailbeleggers) beter in staat te stellen om
deel te nemen aan de kapitaalmarkten en betreft een uitwerking van enkele acties uit
het tweede kapitaalmarktunie actieplan. Het kabinet hecht veel belang aan verdieping
van de kapitaalmarktunie en heeft zich in het BNC-fiche dan ook overwegend positief
uitgesproken over het pakket.40 Helaas is het niet haalbaar gebleken om het Nederlandse ambitieniveau tijdens de
onderhandelingen volledig te realiseren. Desondanks heeft Nederland ingestemd met
de compromistekst, omdat het pakket diverse goede maatregelen bevat om de positie
van retailbeleggers te versterken en de toegang van burgers tot kapitaalmarkten te
verbeteren.
Het kabinet is voorstander van een EU-breed provisieverbod dat vergelijkbaar is met
het nationale provisieverbod dat Nederland al ruim een decennium naar tevredenheid
hanteert. Nederland heeft hier in aanloop naar de publicatie van het pakket dan ook
voor gepleit, maar de Commissie heeft dit niet voorgesteld na brede kritiek van verschillende
(grote) EU-lidstaten en de financiële sector. Daarom heeft Nederland zich tijdens
de onderhandelingen vooral ingezet op behoud van het wel voorgestelde gedeeltelijke
provisieverbod voor execution only diensten.41, 42 Helaas bleek in de Raad ook weinig steun voor dit gedeeltelijke provisieverbod. De
maatregelen die de Commissie voorstelde om de kostenefficiëntie van beleggingsproducten
te verbeteren, zijn eveneens afgezwakt. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland
zorgen geuit over de lastendruk die deze maatregelen met zich meebrengen, zeker voor
marktpartijen in lidstaten met een provisieverbod zoals Nederland.
Het pakket bevat als gezegd ook veel goede maatregelen. Ten aanzien van provisiestromen
is de belangrijkste stap voorwaarts dat, door inspanningen van Nederland, het compromis
de mogelijkheid voor lidstaten bevat om strengere provisieregels op te leggen aan
buitenlandse ondernemingen die Nederlandse retailbeleggers bedienen. Buitenlandse
ondernemingen moeten zich dus ook gaan houden aan de nationale provisieregels. Dit
is een verbetering ten opzichte van de status quo en creëert een gelijk speelveld
voor ondernemingen die actief zijn op de Nederlandse markt. Verder worden beleggingsondernemingen
verantwoordelijk voor de uitlatingen van finfluencers waarmee zij samenwerken. Hierdoor
zullen zij scherper selecteren bij de inzet van finfluencers en meer kwaliteitswaarborgen
inregelen. Ook komen er strengere regels omtrent (online) reclame-uitingen en voorziet
het pakket in maatregelen om het Europese en nationaal toezicht te versterken.
Alles overwegende heeft Nederland ingestemd met het Raadsakkoord vanwege diverse goede
en concrete maatregelen die de positie van de (Nederlandse) retailbelegger versterken.
Nederland heeft wel een stemverklaring afgegeven om eerdergenoemde zorgen te uiten
over het gebrek aan ambitie om het probleem van provisies bij de wortel aan te pakken
en over een grote toename in lastendruk die mogelijk disproportioneel is voor lidstaten
met een provisieverbod. In de triloogfase zal Nederland zich inspannen om tot een
robuuster akkoord te komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën