Brief regering : Verkenning beleving herkomstclassificaties onder Nederlandse inwoners
32 824 Integratiebeleid
Nr. 437
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2024
Zo lang niet alle inwoners van Nederland gelijkwaardige kansen krijgen om mee te doen
in de samenleving, bijvoorbeeld vanwege discriminatie naar herkomst, is beleid gericht
op het bevorderen van gelijkwaardige kansen nodig. In een steeds diversere samenleving
zijn herkomst, religie of kleur geen verwaarloosbare kenmerken en dus relevant. Inzicht
in de posities van en relaties tussen Nederlanders met verschillende achtergronden
op beleidsterreinen zoals onderwijs, zorg, de arbeidsmarkt of discriminatie, is noodzakelijk
voor het maken van effectief en inclusief beleid. Hoe met terminologie en categorisering
naar herkomst om te gaan, op een wijze die inclusief, niet stigmatiserend én noodzakelijk
is, vraagt een zorgvuldige afweging.
Daarom heb ik het Verwey-Jonker Instituut onderzoek laten doen naar de beleving van
herkomstclassificaties onder Nederlandse inwoners. Deze verkenning geeft invulling
aan mijn toezegging van 19 april 20221 waarin ik aangaf te willen onderzoeken welke voor- en nadelen er zijn in het hanteren
van de gewijzigde terminologie naar herkomst die het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) op 16 februari 2022 berichtte te gaan voeren.2 Doel is meer inzicht te krijgen in wat deze nieuwe indeling van het CBS voor de terminologie
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) betekent. Daartoe werd
onderzocht hoe Nederlanders met verschillende etnisch-culturele achtergronden deze
terminologie naar herkomst ervaren. In deze brief schets ik de aanleiding van de verkenning,
de onderzoeksresultaten en ga ik in op de betekenis van de uitkomsten voor de door
mijn ministerie te hanteren terminologie naar herkomst.
Nieuwe CBS indeling rond migratie
Sinds februari 2022 voert het CBS een nieuwe indeling rond de aanduiding van de herkomst
van verschillende groepen Nederlanders. Het CBS geeft aan dat het doel van hun aanpassing
is tot een betere indeling te komen en daardoor tot statistieken die meer aansluiten
op de maatschappelijke ontwikkelingen. Het CBS heeft de oude hoofdindeling «westers/niet-westers» vervangen door een nieuwe indeling op basis van werelddelen (zoals «Europa en buiten-Europa») en veelvoorkomende immigratielanden (zoals Suriname en Turkije). Ook werd het meer
bepalend waar iemand zelf geboren is en minder bepalend waar iemands ouders geboren
zijn. In plaats van de term «migratieachtergrond» koos het CBS met de nieuwe indeling om personen die buiten Nederland zijn geboren
aan te duiden als «migrant» en personen die hier geboren zijn met tenminste één ouder
die in het buitenland is geboren als «tweede generatie».
Het CBS sluit met de veranderingen aan op het advies van de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid (WRR) om zo feitelijk mogelijk om te gaan met data naar herkomst.
Daarbij geeft de WRR aan dat het belangrijk is aan te sluiten bij de demografische
ontwikkeling van een steeds diverser wordende Nederlandse samenleving.3
Uitkomsten onderzoek
Het Verwey-Jonker Instituut onderzocht in de u voorliggende verkenning diverse termen
om inzicht te krijgen in hoe respondenten met en zonder migratieachtergrond deze termen
ervaren. Hiervoor is een vragenlijst ontwikkeld en uitgezet onder 1471 panelleden
(Nederlanders met en zonder migratieachtergrond) met een volledig ingevulde respons
van 1103 (74,9%). In drie focusgroepen met (totaal 18 deelnemers) zijn de bevindingen
kwalitatief geduid. In de vragenlijst zijn de volgende termen opgenomen: 1) Nederlander
met een (X) achtergrond (bijv. Nederlander met een Turkse achtergrond); 2) (X) Nederlander
(bijv. Turkse Nederlander); 3) Nederlander met een migratieachtergrond; 4) Nederlander
met een biculturele achtergrond; 5) Eerste generatie migrant; 6) Persoon van de tweede
generatie.
Het onderzoek concludeert dat het benoemen van elke vorm van herkomstclassificatie
tussen Nederlanders als negatief wordt ervaren, door zowel mensen met als zonder een
migratieachtergrond. Dit komt met name vanwege het door de respondenten vermeende
risico op mogelijke uitsluiting en ongelijke behandeling op basis van herkomst, mogelijk
door de overheid zelf. De term die als minst negatief wordt ervaren is de term Nederlander
met X-achtergrond (bijvoorbeeld: Nederlander met een Surinaamse achtergrond).
De onderzoekers geven aan dat de beleving van de termen voor respondenten met een
eerste of tweede generatie migratieachtergrond samenhangt met de mate waarin ze zich
in Nederland thuis voelen en zich erbij voelen horen. Hoe meer deze respondenten zich
erbij voelen horen in Nederland, hoe minder ongelijkwaardig ze de termen achten. Deelnemers
aan de focusgroepen benadrukken bovendien het belang van het centraal stellen van
de term «Nederlander» bij elke classificatie om vorm te geven aan het erbij horen.
Terminologie doet er toe
De resultaten van de verkenning laten bovenal zien dat terminologie er toe doet. De
toepassing van en de mogelijke stigmatiserende en uitsluitende impact die terminologie
naar herkomst kan hebben, vraagt om een zorgvuldige afweging.
Ik heb eerder aangegeven dat dit kabinet inclusief samenleven nastreeft, waarbij de
diversiteit die ons land rijk is, er mag zijn en wordt gerespecteerd. Inclusie vergt
gelijkwaardigheid, wederkerigheid en open en actief luisteren naar elkaar – ook door
de overheid.4
Iedereen die in Nederland woont (mensen die hier geboren zijn – ongeacht waar de wieg
van hun (voor)ouders stond, mensen die hier niet geboren zijn maar in Nederland een
leven hebben opgebouwd, mensen waarvan de voorouders hier al generaties lang wonen
en óók nieuwkomers en hun kinderen) is onderdeel van de Nederlandse samenleving en
moet zich een volwaardig burger weten en voelen. Samenleven is een two-way street: van onze inwoners verwachten we proactieve deelname aan de maatschappij. Dat vraagt
een samenleving die iedereen de kans biedt zijn talenten te ontplooien. Mensen onnodig
aanduiden aan de hand van een (gepercipieerde) herkomst acht ik niet behulpzaam voor
het samenleven met elkaar.
Het kabinet dient in het maken van beleid zorgvuldig af te wegen wanneer een herkomstclassificatie
er toe doet. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij beleid gericht op het bevorderen
van gelijkwaardige kansen en evenredige posities, alsook de aanpak van discriminatie
en racisme. Dit sluit ook aan bij de bevinding van de onderzoekers dat onderscheid
naar herkomst wel als gerechtvaardigd wordt gezien in het kader van (beleids)onderzoek naar discriminatie en ongelijkheid. Om te bezien of, en zo ja welk, beleid
noodzakelijk is, kan op verschillende beleidsdomeinen (zoals wonen, arbeidsmarkt,
zorg, discriminatie) onderzoek nodig zijn naar de relaties tussen groepen Nederlanders
van verschillende achtergronden en specifieke in- en uitsluitingsmechanismen.
Wanneer toepassing van herkomstclassificering op de beleidsterreinen van SZW noodzakelijk
is, zal SZW de term «Nederlander met een (X) achtergrond» (bijvoorbeeld Nederlander
met een Surinaamse achtergrond) hanteren. Deze term wordt van alle getoetste termen
het meest gedragen.
Ik neem nota van de conclusie van de onderzoekers dat het benoemen van herkomst door
de overheid sommige mensen het gevoel van een ongelijke behandeling geeft. Hieraan
ligt volgens de onderzoekers een verminderd vertrouwen in de overheid ten grondslag,
als gevolg van situaties waarin herkomst tot onterechte behandeling van overheidsinstanties
heeft geleid. Het is belangrijk dat de overheid blijft investeren in het herstel van
vertrouwen.
Ik ben me ervan bewust dat deze wijze van categoriseren per definitie een proces van
in- en uitsluiting is en mogelijk onwenselijke gevolgen en een stigmatiserende impact
op de mensen en groepen om wie het gaat kan hebben. Evenzeer kan beleidsonderzoek
en de publicatie ervan, stereotypen en vooroordelen ontkrachten. Het werken met terminologie
en categorisering in beleid vraagt dan ook constante afweging en reflectie, waarover
transparant gecommuniceerd moet worden met betrekking tot nut, context en noodzaak.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid