Brief regering : Belastingheffing over uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 205
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog liggen inmiddels bijna 80 jaar achter
ons. Dat betekent echter niet dat de gevolgen ervan niet meer gevoeld worden in onze
maatschappij. Er zijn nog altijd mensen in onze samenleving die dagelijks de gevolgen
ondervinden van wat hen is aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit betreft niet
alleen de generatie die de oorlog zelf heeft meegemaakt, maar ook volgende generaties
kunnen nog hierdoor getroffen worden. Als Nederlandse overheid voelen wij een bijzondere
zorgplicht voor deze oorlogsgetroffenen. Hoewel we het aangedane leed niet kunnen
wegnemen, hebben wij de plicht gevoeld om de financiële gevolgen te verzachten. Deze
zorgplicht is in verschillende Nederlandse wetten geregeld. Eén daarvan is de Wet
uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv).
Op 16 oktober 2023 heb ik voorafgaand aan het tweede wetgevingsoverleg uw Kamer een
brief gestuurd waarin ik ben ingegaan op diverse aspecten van Wuv-uitkeringen, zoals
het karakter van Wuv-uitkeringen en de verschillen met zogenoemde Artikel 2-Fonds
uitkeringen. Een afschrift van deze brief vindt u als bijlage bij deze brief (Kamerstuk
20 454, nr. 197). Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2024 in uw Kamer heeft lid Grinwis
nogmaals aangedrongen op een vrijstelling voor de inkomstenbelasting voor Wuv-uitkeringen.
Ik heb in antwoord daarop aangegeven dat ik een verdiepende, aanvullende brief aan
uw Kamer zou sturen. Hierbij deze brief.
Naar aanleiding van het verzoek van de heer Grinwis zet ik in deze brief nogmaals
uiteen wat de overwegingen zijn om Wuv-uitkeringen niet anders te behandelen dan andere
uitkeringen. We leven in een maatschappij en belastingheffing – en dus belastinginkomsten
– zijn een belangrijk onderdeel van samen leven in een maatschappij. Belastingheffing
wordt vaak als iets vervelends ervaren en dat is begrijpelijk, maar ik wil u ook oproepen
om verder te kijken dan die individuele portemonnee.
Bij de vaststelling van de hoogte van Wuv-uitkeringen is ervan uitgegaan dat er belastingheffing
over de uitkering plaatsvindt. Deze uitkeringen zijn altijd al belast. Uitkeringsgerechtigden
weten dat en rekenen hierop. Als de uitkeringen niet belast zouden zijn, dan zouden
de uitkeringsbedragen dus veel lager vastgesteld (moeten) worden.
Regelmatig krijg ik het verzoek om bepaalde uitkeringen of vergoedingen buiten de
belastingheffing te houden. Uiteraard behandelen we elk verzoek, snappen wij vaak
waar de vraag vandaan komt en hebben we hier vaak begrip voor. Maar, zoals hierboven
beschreven, heeft het buiten de heffing houden van betalingen die tot het inkomen
behoren en waaraan de ontvanger draagkracht ontleent, negatieve gevolgen voor de maatschappij.
Ik wil uw verzoek hiermee niet gelijkstellen met alle andere verzoeken die we krijgen,
maar een feit is dat als er één uitzondering wordt gemaakt er vaak meerdere volgen.
Dit wil ik voorkomen. Ons belastingstelsel is al ingewikkeld genoeg.
Ten opzichte van andere oorlogsuitkeringen wil ik graag nogmaals meegeven dat deze
uitkering vanaf de inwerkingtreding van de Wuv een inkomensaanvullend karakter heeft.
De uitkering is vastgesteld op basis van het laatstelijk genoten belastbare inkomen
dat een uitkeringsgerechtigde zou hebben genoten ten tijde van de aanvraag. Ik ben
mij ervan bewust dat we het hebben over een inkomen van lang geleden, maar toch zou
het vreemd zijn om een bruto bedrag netto te compenseren. In cijfers uitgedrukt: stel
iemand die € 2.000 aan bruto inkomen verliest, wordt gecompenseerd door deze persoon
€ 2.000 netto uit te keren, waardoor deze persoon hier netto sterk op vooruitgaat
en bovendien inkomensafhankelijke regelingen niet uit kunnen gaan van de juiste draagkracht
van de betreffende persoon.
Nu zult u wellicht redeneren dat er in de Wet inkomstenbelasting 2001 toch meer uitzonderingen
zijn gemaakt op de belastbaarheid van periodieke uitkeringen en verstrekkingen in
de vorm van vrijstellingen.1 De reden voor een dergelijke vrijstelling is altijd gelegen in het feit dat de vrijgestelde
uitkeringen bedoeld zijn om specifieke noodzakelijke uitgaven te kunnen doen die niet
uit het inkomen kunnen worden betaald. Met andere woorden: een vrijstelling is in
ons huidige fiscale stelsel alleen op zijn plaats als de uitkering de financiële positie
(draagkracht) van de ontvanger niet verbetert. De Wuv-uitkeringen zijn niet bedoeld
voor dekking van specifieke noodzakelijke uitgaven zoals hiervoor bedoeld. De Wuv-uitkeringen
verbeteren de financiële positie van de ontvangers. Daarom past een vrijstelling van
de Wuv-uitkeringen niet in het huidige fiscale stelsel. Om niet te veel in herhaling
te treden, wil ik u voor het overige graag verwijzen naar mijn vorige brief.
Hetgeen ik overigens wel graag herhaal is, dat ik mij zeer bewust ben van de kwetsbare
groep waar wij het over hebben. Het voorgaande heeft er dan ook niets mee te maken
dat ik deze groep niet meer gun, maar puur dat dit nu eenmaal het belastingsysteem
van ons land en de maatschappij is waarin wij met elkaar samenleven.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën