Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake invulling motie van het lid Uitermark c.s. over het oprichten van een expertisecentrum georganiseerd en gewelddadig misbruik van kinderen (Kamerstuk 34843-104)
31 015 Kindermishandeling
34 843
Seksuele intimidatie en geweld
33 552
Slachtofferbeleid
Nr. 273
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid, over de wijze waarop ik
invulling zal geven aan de door uw Kamer aangenomen motie van het Lid Uitermark, waarin
de regering wordt verzocht te bevorderen dat een expertisecentrum of meldpunt georganiseerd
en gewelddadig misbruik van kinderen wordt opgericht, en de stichting Misbruikt! en
het Kenniscentrum Transgenerationeel Georganiseerd Geweld bij de vormgeving en de
coördinatie daarvan te betrekken.1
De inhoud van deze motie sluit aan bij de toezegging die de Minister van Justitie
en Veiligheid en ik eerder hebben gedaan in onze brief van 30 juni 2023, waarin namens
het kabinet een reactie is gegeven op de aanbevelingen uit het rapport van de commissie
Hendriks (hierna: de commissie) «Tussen ongeloof, ondersteuning en opsporing. Over georganiseerd sadistisch misbruik
van minderjarigen».2 Eén van de aanbevelingen van de commissie ziet op het inrichten van een laagdrempelig,
goed bereikbaar landelijk meldpunt voor seksueel misbruik, met specifieke kennis over
georganiseerd misbruik. Dit meldpunt zou volgens de commissie niet afhankelijk moeten
zijn van een stichting of persoon, zodat de continuïteit gewaarborgd kan worden en
er van overheidswege eisen kunnen worden gesteld aan de kwaliteit van de hulpverlening.
Het meldpunt zou toegankelijk moeten zijn voor minderjarigen en een telefonische hulplijn
en chat moeten hebben, waar het liefst 24/7 mensen hun verhaal kunnen doen, desgewenst
anoniem. Ook noemt de commissie het belang van goede registratie en een goede samenwerking
met de regionale zedenteams en de politieafdelingen die zich met mensenhandel en georganiseerde
misdaad bezighouden. Binnen het meldpunt zou kennis aanwezig moeten zijn van controle,
beïnvloeding en manipulatie binnen netwerken, evenals kennis van de bestrijding ervan
en het ontkomen eraan. Voorts moet er expertise aanwezig zijn over de psychiatrische
problematiek van deze slachtoffers, aldus de commissie.
Met het oog op deze aanbeveling hebben wij in voornoemde brief toegezegd dat we zullen
verkennen welke mogelijkheden er zijn om in een dergelijk meldpunt te voorzien binnen
het huidige aanbod. En ook dat deze verkenning niet los kan worden gezien van het
traject dat ik samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
gestart ben om het landschap van hulp- steun en meldpunten voor alle slachtoffers van seksueel misbruik en geweld (in afhankelijkheidsrelaties) beter
te organiseren. Dit naar aanleiding van het rapport van het Verweij-Jonker instituut,
waarin eerder al is geconstateerd dat enerzijds het aanbod overlapt en zo ruim is
dat slachtoffers de weg naar passende hulp niet meer weten te vinden en anderzijds
dat voor specifieke groepen slachtoffers soms kennis en expertise ontbreekt. Over
de voortgang van dit traject heb ik uw Kamer geïnformeerd in de derde voortgangsbrief
over de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid.3
Voor de uitwerking van de toezegging en motie is het volgende relevant. Onder het
paraplubegrip «georganiseerd en gewelddadig kindermisbruik» valt een aantal ernstige
criminaliteitsfenomenen. Naast (online) seksueel misbruik van kinderen (binnen- of
buitenshuis), kan worden gedacht aan de (al dan niet seksuele) uitbuiting van kinderen,
danwel door ouders of familie, danwel gepleegd in netwerken. Ik acht het van belang
dat slachtoffers die te maken krijgen met deze vormen van criminaliteit op een herkenbare
plek terecht kunnen voor passende hulp en ook dat op die plek kennis en expertise
aanwezig is over de specifieke uitingsvorm of de context waarin zij zich bevinden.
Hoewel de commissie in haar aanbeveling al een aantal aspecten noemt waarover op dit
moment kennis ontbreekt en hierover ook al gesprekken heeft gevoerd met de Stichting
Misbruikt! en het Kenniscentrum Transgenerationeel Geweld, hecht ik er in het licht
van de motie aan de genoemde organisaties nogmaals te laten toelichten welke hiaten
zij zien in de kennis en expertise op dit onderwerp.
Een eerste verkennend gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden. In dit gesprek is naar
voren gebracht dat slachtoffers van georganiseerd en gewelddadig kindermisbruik –
vanwege het feit dat zij vaak nog in het netwerk zitten en daardoor ook worden gecontroleerd
– 1) moeilijk te behandelen zijn en bovendien 2) veel drempels ervaren bij het melden
voor hulp, zowel op jonge, als latere leeftijd. Om die reden achten de genoemde organisaties
meer kennis en expertise over de behandeling van deze groep van belang en – binnen
de professionele hulpverlening – over de context waarin deze slachtoffers zich bevinden.
In de komende periode zullen de gesprekken worden vervolgd. Met het oog op het eerste
punt is het wenselijk om hiervoor ook organisaties uit te nodigen zoals de (specialistische
en) jeugd GGZ en Caleidoscoop4. Met het oog op het tweede punt en om te bezien waar – indien nodig – kennis over
de context het beste kan worden opgebouwd en ingebed, zullen onder andere gesprekken
worden gevoerd met bestaande professionele hulpverleningsorganisaties. In dat verband
is relevant dat het Centrum Kinderhandel en Mensenhandel (onderdeel van Stichting
Fier) reeds gespecialiseerd is in (seksuele en criminele) uitbuiting (al dan niet
in georganiseerd verband) van kinderen. Comensha vormt het landelijk coördinatiecentrum
tegen mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. Slachtoffers – ook minderjarige
– van seksueel misbruik en geweld kunnen nu al terecht bij het Centrum voor Seksueel
Geweld. En ook bij de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, welke is belast met het adviseren
van de regering over de aanpak van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen,
is geruime kennis en expertise aanwezig.
In de gesprekken zal aandacht worden besteed aan het feit dat het vaak gaat om kwetsbare
en jonge slachtoffers, die zich mogelijk in afhankelijkheidsrelaties bevinden en kunnen
kampen met een psychiatrische of ontwikkelingsstoornis. Tot slot vind ook ik het noodzakelijk
dat het meldpunt in nauw contact staat met de politie en – indien een slachtoffer
hiermee instemt – meldingen kan doorgeleiden naar de politie. Ik merk hierbij ook
op dat – mocht blijken dat er extra middelen nodig zijn om de kennisbasis te verstevigen
– hiervoor nog financiële dekking gevonden zal moeten worden. Over de uitkomsten van
de gesprekken zal ik uw Kamer informeren in de brief die in het najaar wordt verzonden
over de verbeterinitiatieven die het traject «goed georganiseerd landschap van hulp-
steun- en meldpunten» tot dan toe heeft opgeleverd.
Ik hecht eraan tot slot nog op te merken dat het van groot belang is dat burgers zich
melden als zij slachtoffer zijn (geworden) van deze ernstige vormen van criminaliteit.
Hiervoor is de politie de aangewezen plek. Dat er één centraal punt is waar meldingen
en aangiften samenkomen is noodzakelijk om zicht te krijgen en te houden op deze vorm
van criminaliteit, om deze te kunnen bestrijden en de veiligheid van slachtoffers
te waarborgen. De politie en het openbaar ministerie nemen meldingen en aangiftes
van georganiseerd en gewelddadig misbruik uiterst serieus. Omdat het vaak geen gemakkelijke
stap is voor slachtoffers om zich te melden en om ervoor te zorgen dat slachtoffers
zich veilig voelen, heeft de politie verschillende voorzieningen getroffen rondom
het doen van melding en aangifte.5
Als het gaat om de veiligheid van slachtoffers geldt verder dat een belangrijk onderdeel
van het aangifte- of meldingsproces de zogenoemde Individuele Beoordeling is. Die
houdt in dat door de politie een inschatting wordt gemaakt van de situatie waarin
het slachtoffer zich bevindt. Indien nodig verzoekt de politie de officier van justitie
om beschermingsmaatregelen te treffen en kan de politie slachtoffers die extra ondersteuning
of bescherming nodig hebben ook doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverleningsorganisaties.
Indien een slachtoffer niet naar de politie wil of durft en er problemen mee heeft
dat zijn of haar persoonsgegevens bij de politie bekend raken, dan kan ook bij Meld
Misdaad Anoniem melding worden gedaan. Als een slachtoffer er geen problemen mee heeft
dat zijn of haar persoonsgegevens worden gedeeld, maar ondersteuning of advies nodig
heeft bij het doen van een melding of aangifte, dan bestaat de mogelijkheid zich te
wenden tot een slachtofferadvocaat. Dit is in geval van ernstige zedenmisdrijven kosteloos.
Op deze manier kunnen slachtoffers al vóór het doen van een eventuele melding of aangifte
worden bijgestaan door een advocaat, die ook aanwezig kan zijn tijdens het opnemen
van de melding of aangifte bij de politie.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming