Brief regering : Moties en toezegging over de impact van Nederlandse voedselexport op boeren in derde landen en fragiele regio’s
31 787 Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten
Nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2024
Tijdens het debat met uw Kamer over de Afrikastrategie op 26 oktober 2023 werd het
versterken van voedselzekerheid besproken vanuit de invalshoeken van regionale stabiliteit
en het groeiende hongerprobleem. Daarbij werd opgemerkt dat de voedselexport vanuit
Nederland dient aan te sluiten bij het opbouwen van duurzame voedselketens in derde
landen. Het kabinet werd gevraagd in kaart te brengen waar Nederlandse voedselexport
de voedselproductie en bijbehorende lokale marktwerking van kleinschalige boeren en
boerinnen in derde landen in de weg zit.1 Tijdens de recente BHOS begrotingsbehandeling werd het kabinet door uw Kamer verzocht
om bij het sluiten van handelsverdragen expliciet te kijken naar de kwetsbare positie
van boeren in fragiele regio’s.2 Middels deze brief gaat het kabinet kort in op deze beide moties en kondigt het een
onderzoek aan. Hiermee wordt tevens voldaan aan de toezegging gedaan aan het lid Boswijk.3
Deze brief sluit aan bij eerdere correspondentie met uw Kamer, waarin uiteen wordt
gezet hoe handel een belangrijke bijdrage levert aan het opbouwen van duurzame en
schokbestendige voedselsystemen, wereldwijd en in het Mondiale Zuiden.4 Op eerdere vragen van uw Kamer over de situatie in Ghana en Kenia5 heeft het kabinet geantwoord dat de vraag naar dierlijke eiwitten in deze landen
stijgt, terwijl het lokale aanbod kampt met minder efficiënt werkende markten, minder
gunstige productieomstandigheden en onvoldoende beschikbaarheid van diervoeder. Import,
zeker op korte termijn, is dan juist noodzakelijk om mogelijke tekorten op te kunnen
vangen en een bijdrage te leveren aan de voedselvoorziening.
Daarnaast wijst het kabinet in een Kamerbrief over de situatie in Oekraïne6 erop dat onder meer in relatie tot graanprijzen er geen signalen zijn vastgesteld
van machtsmisbruik (zoals bijv. door kartelafspraken) en prijsmanipulatie. Marktpartijen
staan onder strenge controle van toezichthoudende instanties. Speculatie, dat wil
zeggen investeren in landbouwgrondstoffen op de kapitaalmarkt (zoals in termijncontracten),
heeft juist als doel om marktrisico’s af te dekken en prijzen te stabiliseren. Dat
is onder andere in het belang van boeren en landbouwbedrijven.
Ook de EU voedselvoorziening kan verstoord raken. Het havenbedrijf Rotterdam rapporteerde
in februari jongstleden dat er vorig jaar 50 procent meer mais werd geïmporteerd van
buiten de EU omdat boeren in Europa te kampen hadden met misoogsten door droogte en
overstromingen. Regionale en mondiale handel, ook via Nederland, zijn derhalve van
wezenlijk belang voor de weerbaarheid van voedselketens vanwege verschillen in klimaat,
groeiseizoenen, beschikbaar landbouwareaal en bodemgesteldheid, en ter mitigatie van
het risico op lokale misoogsten, conflicten en incidentele rampen.
Nederlandse inzet
Ketenontwikkeling en het verkrijgen van toegang tot markten zijn onderdelen van de
inzet van het kabinet voor het versterken van voedselproductiesystemen, mede door
de integratie van kleinschalige boeren in de keten.7 Deze inzet ziet vooral op praktische steun aan lokale voedselproducenten – voor het
overgrote deel huishoudens met kleinschalige gemengde bedrijven die primair op lokale
voedselvoorziening gericht zijn. Om deze productie toekomstbestendig te maken en te
verbeteren is stabiel inkomen voor deze boeren nodig, waarbij de veiligheid van het
voedsel gegarandeerd moet zijn. Dat zijn belangrijke voorwaarden om lokale en regionale
handel structureel mogelijk te maken.
Inzet Europese Unie
Bij onderhandelingen over een door de EU te sluiten handelsakkoord worden in opdracht
van de Europese Commissie zogeheten Sustainability Impact Assessments (SIA’s) uitgevoerd. In een SIA wordt in detail gekeken naar de potentiële milieu-
en sociale impact van een akkoord, inclusief de gevolgen voor en de belangen van de
lokale landbouwsector. Sinds de Europese Trade Policy Review van 20228 geldt daarbij een versterkte inzet op handel en duurzame ontwikkeling bij het afsluiten
van akkoorden. Onder duurzame ontwikkeling vallen in dit verband o.a. de groene transitie
en het versterken van sociale rechtvaardigheid. Nederland heeft actief bijgedragen
aan deze Trade Policy Review.9
Minder ontwikkelde landen in staat stellen om op gelijkwaardige wijze deel te laten
nemen aan het mondiale handelssysteem vormt een belangrijk onderdeel van het handelsbeleid
van de EU. Zo stelt het Algemeen Preferentieel Stelsel ontwikkelingslanden in staat
om met preferentiële toegang naar de EU te exporteren. Ook sluit de EU met diverse
regio’s en landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan zogeheten Economische
Partnerschapsakkoorden (EPA’s). Dit zijn ontwikkelingsvriendelijke handelsovereenkomsten
die rekening houden met de behoeften van ontwikkelingslanden, zoals geleidelijke openstelling
van de eigen markt, het uitsluiten van gevoelige producten van tariefliberalisering
(ter bescherming van kwetsbare sectoren) en voedselzekerheid. Om derde landen optimaal
gebruik te kunnen laten maken van EPA’s, bevatten deze akkoorden, zoals het onlangs
gesloten EPA met Kenia10, bijvoorbeeld afspraken over capaciteitsopbouw, steun ter bevordering van de implementatie
van het EPA en een reguliere landbouwdialoog.
Multilateraal/WTO
Om in Afrikaanse landen boeren beter te integreren in nationale of regionale voedselsystemen,
ondersteunt Nederland ook het versterken van voedselzekerheid, voedselveiligheid en
het opbouwen van duurzame voedselsystemen als prioriteiten binnen de Wereldhandelsorganisatie
(WTO). WTO-recht staat toe dat landen tijdelijk vrijwaringsmaatregelen of anti-dumpingmaatregelen
kunnen nemen bij marktverstoring, ter bescherming van de eigen sector. Als onderdeel
van deze inzet financiert Nederland de Standards & Trade Development Facility (STDF),
dat zich richt op versterking van voedselveiligheidssystemen in ontwikkelingslanden,
opdat boeren veilig voedsel kunnen produceren en exporteren en zo hun marktkansen
vergroten.
Uit te voeren onderzoek
Het bovenstaande is een korte uitleg over hoe het handelssysteem handvatten biedt
aan ontwikkelingslanden om op volwaardige wijze deel te nemen aan het internationale
handelssysteem, zichzelf in voorkomende gevallen te beschermen tegen marktverstoring
als gevolg van import, en de steun die daarvoor vanuit de EU en vanuit Nederland,
ook in WTO-verband, wordt geboden.
Dit laat onverlet dat niet kan worden uitgesloten dat Nederlandse export incidenteel
(onbedoeld) negatieve effecten heeft op lokale voedselproductie en/of markten in fragiele
regio’s. Het kabinet beziet daarom op welke wijze een onderzoek kan worden uitgevoerd
naar de impact van de Nederlandse voedselexport op de lokale productie en marktwerking
in derde landen, om hiermee invulling te geven aan de uitvoering van de in de inleiding
genoemde moties en toezegging.
In de opdrachtverstrekking aan de onderzoekers zal worden opgenomen hoe aan de ene
kant handelsstromen van specifieke voedselproducten uit Nederland naar bepaalde landen
in Afrika lopen, om vervolgens in kaart te brengen hoe deze producten worden opgenomen
in de distributiekanalen naar de lokale consumenten. Op grond van deze data kan dan
de impact van deze export op de lokale boeren en de lokale markt worden geanalyseerd.
Omdat over voedselproductie, lokale handel en de ontwikkeling van voedselmarkten in
Afrika weinig verifieerbare data voorhanden zijn, zal de wetenschappelijke methodologie
van dit onderzoek met de wetenschappelijke instellingen worden voorbesproken. Het
doel daarbij is ook om voorbij anekdotische bevindingen te gaan, en mogelijke structurele
effecten te identificeren. Uw Kamer zal over de voortgang van dit onderzoek op de
hoogte worden gehouden.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Indieners
-
Indiener
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking