Brief regering : Publicatie OESO rapport Towards Demystifying ‘Trade Dependencies’
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2024
Via deze brief bied ik uw Kamer het rapport Towards Demystifying Trade Dependencies aan. Dit rapport is in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geschreven
door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In deze
aanbiedingsbrief worden enkele van de belangrijkste conclusies uitgelicht.
In de afgelopen jaren is er in toenemende mate aandacht voor de risico’s van strategische
afhankelijkheden van derde landen. Zo blijken derde landen steeds meer bereid te zijn
economie in te zetten als (geo)politiek wapen, zelfs als dit economisch schadelijk
is voor het land zelf. Ook onvoorziene omstandigheden zoals de verstoringen van leveringsketens
tijdens de COVID-19 crisis hebben laten zien dat risicovolle strategische afhankelijkheden
onze kwetsbaarheden vergroten. In dit kader is het van belang om beter inzichtelijk
te krijgen waar risicovolle strategische afhankelijkheden bestaan en in welke mate
Nederland kwetsbaar is. Dit onderzoek draagt specifiek bij aan het in kaart brengen
van Chinese afhankelijkheden van Nederland. Dit is conform motie Dassen.1 Er is aan de hand van diverse kwantitatieve onderzoeksmethodes onderzocht welke verbanden
er op het gebied van handel bestaan tussen verschillende regio’s en landen en in hoeverre
handelsvermindering leidt tot negatieve economische effecten in landen en sectoren.
Het rapport gaat verder niet in op de mate waarin landen bereid zijn om afhankelijkheden
in te zetten voor geopolitieke doeleinden.
Bilaterale wederzijdse afhankelijkheden
Het rapport concludeert dat, ondanks dat zorgen ten aanzien van afhankelijkheden in
specifieke gevallen gegrond kunnen zijn, het overgrote gedeelte van wereldwijde handel
voldoende gediversifieerd is. Internationale markten worden gekenmerkt door een behoorlijke
mate van concurrentie en beperkte controle over aanbod of prijsvorming door specifieke
importeurs of exporteurs.
Daarnaast laat het rapport zien dat, gegeven de veelheid aan directe en indirecte
wederzijdse afhankelijkheden, het identificeren van risicovolle strategische afhankelijkheden
bijzonder complex is. Gelet hierop concludeert het rapport dat het huidige debat omtrent
risicovolle strategische afhankelijkheden ook een ongewenst effect kan hebben. Beleid
dat op ongerichte wijze handelsrisico’s tracht te mitigeren, ondermijnt de voordelen
die landen hebben vanwege internationale handel en zou onbedoeld de weerbaarheid van
open economieën kunnen verminderen.
In het onderzoek wordt voorts geconcludeerd dat importafhankelijkheden gemiddeld zijn
afgenomen voor OESO-landen.2 Binnen de OESO-regio hebben EU-landen, in het bijzonder Duitsland, Frankrijk en Italië,
de laagste niveaus van directe importafhankelijkheden. Het aantal Nederlandse directe
importafhankelijkheden is groter.3 Dit terwijl deze afhankelijkheden mondiaal juist wel zijn toegenomen. Ook in het
geval van Nederland zijn deze afhankelijkheden de afgelopen decennia gradueel afgenomen.
Het zij opgemerkt dat voornoemde afhankelijkheden niet automatisch risicovolle strategische
afhankelijkheden zijn. Volgens het onderzoek zijn de Nederlandse directe bilaterale
importafhankelijkheden in 2020 het meest geprononceerd bij: vervaardiging van basischemicaliën,
cokesoven producten, elektronische componenten en borden, kantoormachines en uitrusting;
andere machines voor algemeen gebruik; farmaceutische, medicinale, chemische en botanische
producten; kunststoffen en synthetisch rubber in primaire vormen; motoren en turbines,
met uitzondering van vliegtuig-, voertuig- en fietsmotoren; meet-, test-, navigatie-
en regelapparatuur; horloges en klokken.4
Directe bilaterale importafhankelijkheden zijn volgens de OESO-analyse vaak regionaal
geconcentreerd. Zo lag 77 procent van de bilaterale importafhankelijkheden van EU-landen
bij andere EU-lidstaten. Dit weerspiegelt de grote mate van handelsintegratie binnen
de Europese interne markt. Hierdoor zijn asymmetrische schokken binnen deze markt
minder waarschijnlijk. Bovendien vergemakkelijken de instituties van de interne markt
het opvangen van asymmetrische schokken. Wanneer de EU als één markt beschouwd zou
worden, is de EU juist een regio met een van de laagste niveaus van bilaterale importafhankelijkheden
binnen de OESO.
Wel is sinds de jaren negentig een opgaande trend zichtbaar met betrekking tot het
aantal directe bilaterale importafhankelijkheden van China. Voor zowel de OESO-regio
als geheel, de EU als geheel, en Nederland zijn deze toegenomen. Dit varieert echter
aanzienlijk tussen de verschillende OESO-regio’s, -landen en -sectoren. Bovendien
is deze toegenomen afhankelijkheid van China in verhouding groter voor niet-OESO-landen.
Dezelfde berekeningen laten zien dat China van de OESO als regio, maar ook van veel
OESO-lidstaten afzonderlijk, afhankelijker is dan andersom. Bestaande afhankelijkheden
hebben dus een wederzijds karakter.
Hypothetisch scenario handelsreductie tussen OESO en niet-OESO landen
De OESO heeft getracht om aan de hand van twee methodes een hypothetisch scenario
uit te werken waarin de impact van een reductie van tien procent van alle bilaterale
goederen- en dienstenstromen tussen de OESO en major non-OECD economies5 (MNOE) wordt berekend. De resultaten bevestigen de relatief hoge mate van onderlinge
afhankelijkheid tussen de twee groepen landen (en vooral tussen OESO-landen en China)
en illustreren de economische kosten die mogelijk gepaard gaan met beleid dat leidt
tot aanzienlijke handelsvermindering.
De grootte van de verliezen in het handelsreductiescenario verschilt aanzienlijk tussen
landen. OESO-landen in Oost-Azië worden het hardst geraakt in het geval van een dergelijke
verstoring, gevolgd door EU-landen. Binnen de EU zijn Nederland en Duitsland relatief
het meest kwetsbaar bij een eventuele handelsverstoring. Dit weerspiegelt de openheid
van onze economie, en het relatief grote belang van internationale handel voor onze
welvaart. Noord-Amerikaanse landen worden relatief minder geraakt, verklaard door
de hoge mate van regionalisering van de handel aldaar.
Kabinetsreactie
Het onderzoek van de OESO laat zien dat het kabinet zich continu moet blijven inzetten
op het vergroten van kennis en bewustwording ten aanzien van wederzijdse afhankelijkheden,
en daarnaast oog moeten blijven houden voor het grote belang van vrijhandel voor onze
economie. Tegelijkertijd kan er worden geconcludeerd dat de wereldmarkt voor het overgrote
deel gediversifieerd is en er een behoorlijke mate van concurrentie bestaat. Dit onderstreept
het belang van zorgvuldigheid binnen het beleid om risicovolle strategische afhankelijkheden
te mitigeren.
Het huidige onderzoek onderstreept voorts het belang van de diensten voor onze economie,
in lijn met het recent gepubliceerde onderzoek van het Centraal Planbureau naar het
belang van Nederlandse diensten in wereldwijde goederenproductie.6 Het OESO-onderzoek laat zien dat de Nederlandse dienstensector relatief hard geraakt
wordt in het geval van een handelsverstoring. Een verklaring hiervoor is dat onze
belangrijkste diensten nauw verbonden zijn met handel, zoals transport, IT diensten
en juridische diensten. Ook voor de dienstensector is vrijhandel van goederen dus
van belang.
Nederland wil binnen de OESO een aanjagende rol blijven spelen op deze thematiek.
Het zal binnen dit forum gesprekken voeren met andere lidstaten over de uitkomsten
van dit onderzoek. Ook zal de interdepartementale Taskforce Strategische Afhankelijkheden
de resultaten van het onderzoek bespreken. Tevens zal er op hoogambtelijk niveau in
gesprekken met de Europese Commissie aandacht worden gevraagd voor de uitkomsten van
dit onderzoek.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking