Brief regering : Eindrapport medicatie-gebruik bij ouderen
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 888
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2024
Er zijn ruim 3,6 miljoen 65-plussers in Nederland. Een groot deel van deze ouderen
heeft één of meer chronische aandoeningen en gebruikt daarvoor één of meer geneesmiddelen.
Ongeveer 34% van alle 65-plussers is polyfarmacie patiënt, wat betekent dat zij vijf
of meer geneesmiddelen chronisch gebruiken, oftewel 1,2 miljoen ouderen. Bij een polyfarmacie
patiënt is het risico op een incident door onjuist geneesmiddelgebruik groter dan
bij een niet-polyfarmacie patiënt. Het incident kan dusdanig ernstig zijn dat het
leidt tot een geneesmiddel gerelateerde ziekenhuisopname, met alle gevolgen van dien.
Mede om deze reden zet ik mij in om het medicijngebruik te optimaliseren. Het SIR
Institute for Pharmacy Practice and Policy heeft hiertoe samen met het NIVEL en de
Universiteit Utrecht een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar het medicijngebruik
bij ouderen in de periode van 2017 tot en met 2022. Dit onderzoek heeft als doel om
vast te stellen hoe de interventies medicatiebeoordeling1, minderen en stoppen2 en valpreventie3 bijdragen aan het optimaliseren van het medicijngebruik bij ouderen. Zij hebben ook
gekeken naar andere vormen van medicatie-evaluaties.4 Zoals toegezegd deel ik hierbij het eindrapport met de Kamer.5
In deze brief geef ik onder 1. een samenvatting van de resultaten van het onderzoek.
Vervolgens licht ik onder 2. de aanbevelingen toe en geef ik een reactie hoe ik, met
het veld, aan de slag ga met de aanbevelingen uit het onderzoek. Tenslotte licht ik
onder 3. toe hoe dit aansluit bij de stappen die ik met het veld zet om de extramurale
farmaceutische zorg (EFZ) verder te verbeteren.
1. Onderzoeksresultaten
Hieronder beschrijf ik de voornaamste resultaten die uit het onderzoek naar voren
komen. Deze hebben betrekking op de aantallen, de ervaringen van patiënten en zorgverleners,
en de praktijkeffecten.
Dalende trend in het aantal gedeclareerde medicatiebeoordelingen
Het aantal gedeclareerde medicatiebeoordelingen schommelt in de periode 2017 tot 2022
en vertoont een dalende trend (zie figuur 1). In 2022 zijn er ruim 100.000 medicatiebeoordelingen
gedeclareerd. Van de patiënten waar het om ging was 65% 75 jaar of ouder en 85% een
polyfarmacie patiënt.
Figuur 1: Overzicht van het totaal gedeclareerde medicatiebeoordelingen per jaar,
uitgesplitst naar wel of geen polyfarmacie
Bij ongeveer een kwart van de patiënten die een medicatiebeoordeling heeft gehad,
was sprake van chronisch gebruik van tien of meer geneesmiddelen (hyperpolyfarmacie),
waarvan 70% 75 jaar of ouder (zie figuur 2).
De Multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen6 adviseert een medicatiebeoordeling bij patiënten van 75 jaar of ouder met hyperpolyfarmacie
en/of met vastgestelde kwetsbaarheid. Daarnaast geldt voor de overige patiënten dat
indien de huisarts en apotheker een uitgebreidere analyse van het medicatiegebruik
noodzakelijk achten, zij een medicatiebeoordeling kunnen uitvoeren. Dus patiënten
hoeven geen polyfarmacie patiënt te zijn.
Figuur 2: Overzicht van het gemiddeld aantal medicatiebeoordelingen per jaar met het
aantal geneesmiddelen per gebruiker in percentages.
In Nederland waren er in 2022 725.000 ouderen boven de 75 jaar die 5 of meer geneesmiddelen
gebruikten. Van deze groep patiënten hebben in 2022 ruim 57.000 mensen een medicatiebeoordeling
gekregen.
Door wisselingen in contractafspraken tussen zorgverzekeraars en zorgverleners in
combinatie met de COVID-19 pandemie is eenduidige interpretatie van de dalende trend
lastig. Mogelijke verklaringen kunnen zijn:
○ Een deel van deze patiënten heeft mogelijk in voorgaande jaren een medicatiebeoordeling
gehad. In Nederland zijn in de periode 2017–2022 in totaal ruim 689.000 medicatiebeoordelingen
uitgevoerd;
○ Een ander deel viel niet binnen de doelgroep van een medicatiebeoordeling;
○ Veel patiënten met vijf of meer geneesmiddelen gebruiken medicatie op rol. Bij deze
patiënten vindt een medicatie-evaluatie plaats, maar deze wordt niet gedeclareerd
als een medicatiebeoordeling.
Uit de vragenlijsten en groepsinterviews met zorgverleners kwamen als redenen voor
het minder uitvoeren van medicatiebeoordelingen dat huisartsen en apothekers tijdsgebrek
ervaren (door personeelsgebrek, administratieve lasten en geneesmiddeltekorten), en
van mening zijn dat er geen kostendekkende vergoeding is voor een medicatiebeoordeling.
De vergoedingscondities verschillen per zorgverzekeraar en de medicatiebeoordeling
valt bij een aantal zorgverzekeraars binnen het eigen risico. Het rekening houden
met deze factoren maakt het selecteren en uitnodigen van patiënten in de dagelijkse
praktijk complex.
Ook worden inefficiëntie in de samenwerking, in communicatie en in elektronische gegevensuitwisseling
binnen de eerste lijn en met de tweede lijn als belemmerende factoren ervaren. De
geïnterviewde apothekers gaven aan dat een van de mogelijke redenen van de daling
vanaf 2018 zou kunnen zijn dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
in haar toezicht niet langer vroeg naar de uitvoering van het aantal medicatiebeoordelingen.
De IGJ heeft besloten om vanaf 2018 niet meer systematisch te toetsen op de aantallen
uitgevoerde medicatiebeoordelingen maar wel, tijdens inspectiebezoeken, op de kwaliteit
en effectiviteit ervan. In 2019 is dit onderdeel van de richtlijn herzien in de vorm
van de nieuwe module medicatiebeoordeling (MBO).
Zorgverleners willen zich blijven inzetten voor deze interventie. Resultaten van het
onderzoek laten zien dat 90% van de deelnemende openbaar apothekers en 72% van de
deelnemende huisartsen meer medicatiebeoordelingen willen uitvoeren.
De ervaringen en wensen van ouderen
Van de in het onderzoek bevraagde ouderen die geneesmiddelen gebruiken is 50% bekend
met een medicatiebeoordeling, of een ander soort gesprek over hun medicijnen met hun
zorgverlener. Patiënten die hier ervaring mee hebben geven aan dat dit leidt tot meer
begrip van en vertrouwen in de medicatie. Een derde gaf aan dat er sprake was van
minder gezondheidsklachten. Daarnaast worden bij medicatiebeoordelingen ook aanpassingen
in de medicatie gedaan die gericht zijn op verlaging van risico’s op langere termijn.
Dezelfde groep ouderen geeft aan dat ze interventies, zoals medicatiebeoordelingen,
aandacht voor valpreventie en het minderen en stoppen van medicatie belangrijk vinden.
Ze geven aan dat wat hen betreft deze interventies meer bekendheid bij patiënten zouden
moeten krijgen, zodat patiënten met vragen over hun medicijnen weten welke zorgverleners
ze daarvoor kunnen benaderen.
Medicatie minderen en stoppen bij één op de drie medicatiebeoordelingen
De interventie minderen en stoppen van medicatie vindt met name plaats tijdens medicatiebeoordelingen,
of via gerichte screening door huisartsen en apothekers. Huisartsen en apothekers
ervaren het minderen en stoppen van medicatie als complex, door de energie die nodig
is om patiënten te motiveren en door de benodigde afstemming met andere zorgverleners,
bijvoorbeeld specialisten in het ziekenhuis. Tussen 2017 en 2022 registreerden apothekers
bij een op de drie medicatiebeoordelingen dat een medicijn was geminderd of gestopt.
66% van de huisartsen heeft aandacht voor valpreventie; apothekers met name tijdens
medicatiebeoordelingen
Twee derde van de huisartsen besteedt structureel aandacht aan valpreventie, waarbij
de medicatie in wisselende mate aandacht krijgt. Apothekers besteden met name tijdens
medicatiebeoordelingen aandacht aan valpreventie. Een minderheid van de apothekers
doet dit ook op andere manieren, bijvoorbeeld door patiënt-avonden of werkgroepen
met andere zorgverleners.
Zeer beperkt aantal gedeclareerde facultatieve zorgprestaties
Wanneer een apotheker wil afwijken van de reguliere zorg, bijvoorbeeld om meer zorg
op maat te leveren aan de patiënt, dan zijn er mogelijkheden om facultatieve prestaties
in te zetten. Facultatieve prestaties kunnen alleen worden ingezet als ze vooraf gecontracteerd
zijn tussen apotheker en zorgverzekeraar. In de praktijk treden zorgmakelaars in dit
proces veelal op als tussenpersoon voor meerdere apothekers. Voorbeeld van een facultatieve
prestatie is een farmaceutisch consult bij een zorgvraag van de patiënt. Doel is het
bieden van ruimte in de bekostiging voor consultvoering bij patiënten met een farmaceutische
inhoudelijke zorgvraag die niet via één van de andere zorgprestaties gedeclareerd
kan worden. Een ander voorbeeld is een begeleidingsgesprek bij astma- en/of COPD-geneesmiddelen.
Doel hiervan is het verbeteren van de therapietrouw door middel van een geprotocolleerd
begeleidingsgesprek7. Voor meer uitleg over de facultatieve prestaties verwijs ik u naar de Kamerbrief
van mijn ambtsvoorganger.8
Het onderzoek laat zien dat de aantallen declaraties van facultatieve zorgprestaties
op het gebied van medicatie-evaluaties zeer beperkt zijn: enkele duizenden per jaar.
Een belangrijke reden hiervoor is dat facultatieve prestaties beperkt worden gecontracteerd,
terwijl uit het onderzoek blijkt dat apothekers wel graag meer van dergelijke medicatie-evaluaties
zouden willen uitvoeren.
Een voorbeeld van een incident met medicatie:
Een 70-jarige man krijgt op een dag hartklachten. Hij gaat naar het ziekenhuis waar
de cardioloog drie extra chronische geneesmiddelen voorschrijft naast zijn andere
twee geneesmiddelen. Deze 70-jarige wordt daarmee een polyfarmacie patiënt, een van
de velen in Nederland. Een medicijn dat hij dagelijks moet gebruiken dient ervoor
om het hartritme te verlagen, metoprolol. Eenmaal thuisgekomen na ontslag uit het
ziekenhuis heeft hij moeite met slapen. Hij gaat naar de huisarts die kortdurend een
slaapmiddel, temazepam, voorschrijft. Een week later valt hij in zijn woning. De val
is zo hard dat hij zijn heup breekt. De ambulance wordt gebeld en de meneer moet worden
opgenomen in het ziekenhuis. De arts van de spoedeisende hulp concludeert dat het
gebruik van metoprolol samen met temazepam een mogelijke reden is dat hij zijn balans
heeft verloren en is gevallen. Vooral bij oudere patiënten is het gewenst om een combinatie
van dit soort geneesmiddelen die het valrisico verhogen, te vermijden.
Er is veel personeel nodig om hem te behandelen: chirurg, verpleegkundigen en geriater
voor de operatie, nazorg en overige behandelingen. De kosten in het ziekenhuis lopen
hoog op. Eenmaal thuis moet hij maandenlang revalideren. De fysiotherapeut komt langs
en meneer krijgt een rollator als medisch hulpmiddel. Hij blijft nog lange tijd hulpbehoevend
waarvoor de thuiszorg hulp komt bieden. Hij krijgt medicijnen van de apotheker tegen
de pijn en consulten bij de huisarts en praktijkondersteuner (POH’er).
Conclusie
Medicatiebeoordelingen, minderen en stoppen van medicatie en medicatie gerelateerde
valpreventie bevorderen de kwaliteit van farmacotherapie bij ouderen in de eerstelijn
die chronisch meerdere geneesmiddelen gebruiken. Dit blijkt uit de daling van het
aantal farmacotherapeutisch gerelateerde problemen (FTP’s)9 en medicatiefouten. Het is niet vast te stellen in welke mate ziekenhuisopnames en
overlijdens hierdoor afnemen. Zorgverleners en patiënten vinden de interventies belangrijk
voor de medicatieveiligheid.
2. Aanbevelingen
De aanbevelingen zijn in het onderzoek geclusterd binnen vijf thema’s: I) medicatiebeoordelingen
en andere interventies; II) patiënt centraal & samen beslissen; III) samenwerking,
organisatie en communicatie; IV) gegevensuitwisseling en -vastlegging en V) vergoeding.
Ik ga in op de aanbevelingen onder de thema’s en sluit af met mijn reactie daarop.
2.1 Aanbevelingen medicatiebeoordelingen en andere interventies (I), patiënt centraal
& samen beslissen (II) en samenwerking, organisatie en communicatie (III)
In de aanbevelingen staat dat oudere patiënten die chronisch geneesmiddelen gebruiken
periodiek een vorm van medicatie-evaluatie zouden moeten krijgen. Daarnaast moet er
ruimte komen om de patiënt meer te betrekken bij het medicijngebruik. De patiënt moet
bij de start van de geneesmiddelbehandeling op de hoogte worden gesteld hoe lang de
medicijnen moeten worden gebruikt en wanneer een medicatie-evaluatie plaatsvindt.
Het is van belang dat patiënten tijdens deze medicatie-evaluaties een rol spelen in
de besluitvorming en de mogelijkheid hebben om problemen en incidenten met de medicijnen
te melden. Om dit te bewerkstelligen is het belangrijk dat de huisarts, openbaar apotheker
en, indien betrokken, de wijkverpleging in de wijk hierover duidelijke afspraken maken
en de uitvoering hiervan periodiek evalueren.
In de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken (LESA) «Organisatie van zorg bij
chronische medicatie»10 zijn reeds afspraken gemaakt tussen huisartsen, apothekers en wijkverpleging over
de organisatie van zorg rondom chronische medicatie. Dit document bevat onder andere
afspraken rondom het optimaliseren van de therapietrouw, herhaling van chronische
medicatie en medicatiebeoordelingen. Goede implementatie van deze LESA kan de aanbevelingen
handen en voeten geven. Ook is het belangrijk dat ouderen weten dat zij aan hun zorgverleners
om een medicatie-evaluatie kunnen vragen.
In het onderzoek wordt verder aanbevolen om afspraken te maken op regionaal niveau
over de farmaceutische zorg bij ouderen. Zorgverleners in de eerste lijn, zeker apothekers,
ervaren barrières bij het voorstellen tot het aanpassen van door specialisten voorgeschreven
geneesmiddeltherapie.
Reactie op aanbevelingen medicatiebeoordelingen en andere interventies (I), patiënt
centraal & samen beslissen (II) en samenwerking, organisatie en communicatie (III)
Ik vraag de Koninklijke Nederlandse Maatschappij der Pharmacie (KNMP), het Nederlands
Huisartsen Genootschap (NHG), de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en Verpleegkundigen
en Verzorgenden Nederland (V&VN) om implementatie van de afspraken in de bovengenoemde
LESA bij hun leden te stimuleren en te ondersteunen.
Ik zal in gesprek gaan met de KNMP, NHG, LHV, V&VN en de Patiëntenfederatie over het
vergroten van de bekendheid van medicatie-evaluaties. Daar waar communicatie uitingen
van mijn ministerie hierin helpend zijn, wil ik hier een bijdrage aan te leveren.
Op dit moment zet ik mij in voor het versterken van de multidisciplinaire regionale
organisatie, zoals ook in de visie Eerstelijnszorg 2030 benoemd staat.11 Deze regionale organisaties hebben meerdere taken, waaronder het maken van zorginhoudelijke
afspraken. Daarnaast heeft het versterken van de gegevensuitwisseling tussen de eerste
en tweede lijn mijn aandacht en zet ik hier al stevig op in, zie hieronder de reactie
op aanbevelingen gegevensuitwisseling en -vastlegging.
Aanbevelingen thema gegevensuitwisseling en -vastlegging (IV)
De onderzoekers bevelen aan om de gegevensuitwisseling en vastlegging van medicatiebeoordelingen
en medicatie-evaluaties beter te stroomlijnen. Om het effect hiervan op lange termijn
te monitoren is gestructureerde vastlegging van uitkomsten, gekoppeld aan interventies,
noodzakelijk. Hierbij hoort de uitwerking van een behandelplan, taakverdeling, afspraken
en follow-up. Alle behandelaren in de eerste en tweede lijn dienen hieraan bij te
dragen. Ook staat in het onderzoek vermeld dat het mogelijk zou moeten zijn dat alle
zorgverleners inzage hebben in de uitkomsten van de interventies.
Reactie op aanbevelingen gegevensuitwisseling en -vastlegging (IV)
In het landelijke programma Medicatieoverdracht wordt hard gewerkt aan het beschikbaar
stellen en uitwisselen van de medicatiegegevens tussen zorgverleners en patiënt. Dit
heeft als doel een compleet en actueel medicatieoverzicht, waarin uitkomsten van bovengenoemde
interventies kunnen worden vastgelegd. Ik faciliteer deze ontwikkelingen met financiële
middelen die ik ter beschikking stel en met wetgeving.
De opgave is complex en uitdagend en vergt naast middelen vooral ook tijd. Het Programma
Medicatieoverdracht loopt vanaf 2020. Alle partijen erkennen het belang van verbetering
van de uitwisseling van medicatiegegevens en dragen bij aan de implementatie van de
kwaliteitsstandaard en bijbehorende informatiestandaarden voor medicatieoverdracht.
Met de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) die sinds 1 juli
2023 van kracht is, worden aan de zorgsectoren stapsgewijs verplichtingen opgelegd
voor het uitwisselen van medicatiegegevens. Dit vormt daarmee een stimulans voor partijen
om gezamenlijk werk te maken van medicatieoverdracht. Over de voortgang wordt u periodiek
geïnformeerd via de jaarlijkse Kamerbrief over de voortgang van de Wegiz12.
Aanbevelingen thema vergoeding (V)
De aanbevelingen vragen van zorgverzekeraars en zorgverleners om langdurige en kostendekkende
afspraken te maken voor medicatiebeoordelingen en andere vormen van medicatie-evaluatie.
Een onderdeel van deze onderzoeksaanbeveling is om te komen tot een generieke, goed
gedefinieerde, niet-facultatieve NZa prestatie in het basispakket, gezien de huidige
veelheid van facultatieve prestaties. Het zou volgens de onderzoekers wenselijk zijn
dat zorgverzekeraars medicatiebeoordelingen en andere vormen van medicatie-evaluatie
buiten het eigen risico laten vallen.
Reactie op aanbevelingen thema vergoeding (V)
Mijn ambtsvoorganger heeft in de Kamerbrief van 8 mei 202313 gevraagd aan apothekers, huisartsen en zorgverzekeraars om met elkaar om tafel te
gaan over een passend tarief en voldoende tijd voor het uitvoeren van medicatiebeoordelingen.
Daarnaast is ook in de brief de oproep gedaan aan apothekers, zorgverzekeraars en
patiëntenorganisaties om facultatieve prestaties makkelijker in te laten zetten ten
behoeve van goede en passende farmaceutische zorg. Dit onderzoek betreft de eerdere
periode van 2017 tot en met 2022 en geeft daarom geen inzicht in de effecten van deze
recentere oproep aan het veld. Ik zal in gesprek gaan met het veld over de door hen
gezette en te zetten stappen. Ook zal ik de ontwikkelingen monitoren van de aantallen
gedeclareerde medicatiebeoordelingen en facultatieve prestaties.
Ik ga in overleg met het Zorginstituut Nederland om te bekijken of er nog iets nodig
is in de duiding voor de aanspraak op medicatie-evaluaties. Ook ga ik met de Nederlandse
Zorgautoriteit in overleg over de mogelijkheden van medicatie-evaluaties in de bekostiging.
3. Overige stappen extramurale farmaceutische zorg
Het optimaliseren van medicatie-gebruik bij ouderen sluit aan bij mijn wens om meer
aandacht te besteden aan de extramurale of eerstelijns farmaceutische zorg (EFZ).
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor
Ouderen (WOZO) zijn hierover afspraken gemaakt. In het IZA is deze opdracht gericht
op het ontlasten van de huisarts en in het programma WOZO is deze gericht op het optimaliseren
van de farmaceutische zorg voor ouderen. Mijn ambtsvoorganger heeft samen met betrokken
veldpartijen14 zeven thema’s vastgesteld om de EFZ te verbeteren. Deze worden nu via werkafspraken
met het veld geconcretiseerd.
Eerder is met financiering van het Ministerie van VWS de module minderen en stoppen
ontwikkeld als onderdeel van de multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen.
Deze module is in 2020 gepubliceerd. Apothekers- en artsenorganisaties hebben daarna
scholing ontwikkeld voor zorgverleners en communicatiematerialen voor patiënten, om
de implementatie van deze module te stimuleren.
Tevens zijn kennisdocumenten gefinancierd die zorgverleners praktische handvatten
bieden om ouderen te begeleiden in het minderen en stoppen van medicatie.
Tot slot
Ik vind het belangrijk dat ouderen die onder de doelgroep vallen voor een medicatiebeoordeling,
volgens de multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen, deze ook periodiek
krijgen. Ouderen met polyfarmacie zouden periodiek een andere, passende, vorm van
medicatie-evaluatie moeten krijgen. Dit allereerst voor de patiënt zelf, om medicatie
gerelateerde gezondheidsschade te voorkomen en bij te dragen aan gepast medicijngebruik
in tijden van schaarste van zorg en medicijnen.
De resultaten uit het onderzoek laten zien dat er ruimte is om de (inzet van) interventies
medicatiebeoordelingen, minderen en stoppen van medicatie, valpreventie en andere
vormen van medicatie-evaluaties te optimaliseren.
De aanbevelingen uit het onderzoek leiden tot de bovengenoemde acties, die ik uit
zal voeren. Ook geven de aanbevelingen mij handvatten om de extramurale farmaceutische
zorg verder te optimaliseren samen met het veld. Voor het einde van 2024 zal ik u
informeren over de voortgang.
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
BIJLAGE 1: KERNBEGRIPPEN
Ouderen
70 jaar en ouder
Polyfarmacie1
Chronisch gebruik van 5 of meer geneesmiddelen
Hyperpolyfarmacie1
Chronisch gebruik van 10 of meer geneesmiddelen
Medicatiebeoordeling (MBO)1
Een beoordeling van de farmacotherapie door patiënt of mantelzorger, arts en apotheker.
Het doel hiervan is het optimaliseren van de effectiviteit van de farmacotherapie
en het verminderen van de kans op farmacotherapiegerelateerde problemen. Een medicatiebeoordeling
is de meest intensieve vorm van medicatie-evaluatie.
Het is mogelijk dat een uitgevoerde medicatiebeoordeling niet gedeclareerd is bij
de zorgverzekeraar. Ik spreek daarom in deze Brief alleen over het aantal gedeclareerde medicatiebeoordelingen.
Doelgroep voor een MBO volgens de MDR polyfarmacie bij ouderen (sinds 2019)1
75 jaar en ouder met 10 of meer geneesmiddelen en/of vastgestelde kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid
wordt ingeschat door de behandelende zorgverlener.
Andere vormen van medicatie-evaluatie
Omvatten niet alle aspecten of componenten van een MBO.
Voorbeeld 1, gerichte farmacotherapieanalyse:
een korte screening van de totale medicatielijst, zo mogelijk in combinatie met laboratoriumgegevens
en indicaties door openbaar apotheker en/of huisarts zonder consult met de patiënt
(veel voorkomend bij patiënten met medicatie op rol en/of patiënten wonend in een
zorginstelling)
Voorbeeld 2, gerichte medicatieconsult:
niet de integrale farmacotherapie maar een deelaspect geëvalueerd wordt in een consult
met de patiënt, bijvoorbeeld gericht op een specifiek geneesmiddel, een specifieke
aandoening of een specifieke zorgvraag.
Minderen en stoppen van medicatie
Het proces van onder toezicht van een zorgverlener minderen en/of stoppen van medicatie
waarvoor naar de mening van patiënt (of diens vertegenwoordiger) en/of behandelaar
onvoldoende reden voor het gebruik (meer) bestaat of waarvan de balans tussen effectiviteit
en veiligheid negatief is geworden.
Valpreventie
Zorgactiviteiten gericht op het verminderen van valincidenten bij ouderen. Bij valpreventie
kan aandacht besteed worden aan valgevaarlijke medicatie: medicatie waarvan bekend
is dat deze de kans op vallen verhoogt, bijvoorbeeld doordat deze sufheid of duizeligheid
veroorzaakt. Naast deze medicatiegerelateerde valpreventie kunnen ook fysieke training
en aanpassing van de leefomgeving bijdragen aan vermindering van het valrisico.
Medicatie op rol
Een geïndividualiseerde distributievorm waarbij de medicijnen voor een patiënt per
dag per innamemoment in een zakje worden geleverd (waarbij de zakjes gezamenlijk een
rol vormen voor 1 of 2 weken) om de ordening en inname voor de patiënt te vereenvoudigen.
Farmacotherapiegerelateerd probleem (FTP)
(risico op) een gebeurtenis of omstandigheid met betrekking tot de farmacotherapie
die mogelijk leidt tot een suboptimale behandeluitkomst zoals een bijwerking, een
probleem bij het gebruik, overbehandeling (geneesmiddelen in gebruik waarvoor geen
indicatie meer is) en onderbehandeling (niet alle aandoeningen/ klachten worden afdoende
behandeld). Een deel van de FTP’s betreft medicatiefouten: fouten in het proces van
voorschrijven, afleveren, of toedienen/gebruiken van geneesmiddelen.
X Noot
1
Definities sluiten aan bij de Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie bij ouderen
inclusief de onderliggende richtlijnmodules (2012–2020).
Indieners
-
Indiener
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg