Brief regering : Appreciatie moties debat antisemitisme
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 397
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2024
Tijdens het debat over antisemitisme op 24 april jl. heeft de Minister van Justitie
en Veiligheid uw Kamer verzocht de moties op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) aan te houden in afwachting van een appreciatie. In deze brief geef ik invulling
aan deze toezegging met betrekking tot motie met Kamerstuk 30 950, nr. 384 over het faciliteren van lokale ontmoetingen en motie met Kamerstuk 30 950, nr. 388 over de verplichting om Holocausteducatie op te nemen in het inburgeringstraject.
Motie met Kamerstuk 30 950, nr. 384: Faciliteren lokale ontmoetingen
In het debat hebben de leden Koekkoek en Van Baarle het kabinet verzocht om met lokale
overheden samen te werken om ontmoetingen tussen verschillende bevolkingsgroepen te
stimuleren door lokale rolmodellen, organisaties en initiatieven te faciliteren in
het organiseren van ontmoetingen. Het kabinet is verzocht om hiervoor de vereiste
middelen vrij te maken.
Deze motie ondersteunt mijn eerder ingezette beleid om het samenleven in verscheidenheid
te bevorderen en discriminatie te voorkomen. Om in dit kader effectief maatschappelijk
initiatief op lokaal niveau te stimuleren, heb ik gemeenten voor de jaren 2020, 2021,
2022 en 2023 de decentralisatie-uitkering Voorkomen discriminatie naar herkomst en bevorderen samenlevenverstrekt.
Om uitvoering aan deze motie te geven, ben ik ook voor 2025 in principe bereid om
een aantal gemeenten te faciliteren. Dit is afhankelijk van de behoeften van de gemeenten.
Op basis van ervaringen en gesprekken met gemeenten afgelopen jaren schat ik de belangstelling
voor 2025 in op circa 5 nieuwe gemeenten. Ik kan hiervoor maximaal € 100.000 vrij
maken binnen de begroting van de directie Samenleving en Integratie van SZW.
Motie met Kamerstuk 30 950, nr. 388
In het debat hebben de leden Diederik van Dijk en Flach de regering verzocht om verplicht
te stellen dat nieuwkomers in het kader van hun inburgering een bezoek brengen aan
een locatie waar de gruwelijkheden van de Holocaust tastbaar en voelbaar worden. In
de motie wordt de regering verzocht een limitatieve lijst op te stellen van geschikte
locaties verdeeld over Nederland en goed bereikbaar voor inburgeraars. Dit gebeurt
in overleg met Joodse organisaties en de VNG.
De motie verzoekt de regering hiervoor dekking te vinden in de structurele financiering
van de maatregelen om antisemitisme tegen te gaan overeenkomstig de aangenomen motie
met Kamerstuk 36 410 VI, nr. 691.
In het Commissiedebat Inburgering en Integratie van 27 maart jl. (Kamerstuk 32 824, nr. 415) heb ik aangegeven positief tegenover deze motie te staan. Om goed zicht te krijgen
op de uitvoering bij gemeenten heb ik het lid Flach toegezegd om een verkenning te
doen naar hoe aandacht voor antisemitismebestrijding en de Holocaust door gemeenten
nu in het inburgeringstraject wordt ingevuld. Ik zal uw Kamer na de zomer over de
uitkomsten informeren.
Het is belangrijk dat alle inwoners van Nederland, inclusief nieuwkomers, kennis hebben
van de Holocaust. Iedereen moet ervan doordrongen zijn dat een dergelijke weerzinwekkende
gebeurtenis nooit meer mag plaatsvinden. Via de inburgering en meer specifiek via
de voorbereiding op de inburgering en in het participatieverklaringstraject maken
nieuwkomers kennis met de fundamentele waarden en rechten en plichten van de Nederlandse
samenleving. In de voorlichting over rechten staat de vrijheid en veiligheid van elke
minderheid centraal en wordt benadrukt dat er geen plaats is voor antisemitisme in
Nederland. In het kader van het participatieverklaringstraject bestaat de mogelijkheid
om een herinneringscentrum of een authentieke locatie van de Holocaust te bezoeken.
Dit is niet verplicht.
In de zogenaamde eindtermen van het examen Kennis Nederlandse Maatschappij is expliciete
aandacht voor het afwijzen van antisemitisme, de Holocaust en de geschiedenis van
Nederland in de Tweede Wereldoorlog. De kennis van inburgeraars over dit thema wordt
daarmee getoetst.
Een verplicht bezoek aan een herinneringscentrum kan de kennis en beleving hierover
versterken. Het maakt diepe indruk, vergroot de bewustwording en helpt mensen om zich
de verschrikkingen van de Holocaust te kunnen realiseren. Ik sta daarom inhoudelijk
positief tegenover de motie. Het is hierbij van belang dat er voldoende aandacht is
voor de uitvoerbaarheid voor gemeenten en dat de bezoeken waar mogelijk in de lokale
context in de regio plaatsvinden zoals ook in de motie van de leden Diederik van Dijk
en Flach is aangegeven.
In de motie wordt de regering verzocht om dekking te vinden in de middelen die zijn
verstrekt aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid en meer specifiek ten behoeve
van het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding (NCAB) conform
de eerder aangenomen motie (Diederik van Dijk c.s.). Deze middelen hebben een ander
doel en zijn niet toereikend voor de uitvoering van de motie. Op de begroting van
SZW zijn op dit moment geen middelen beschikbaar voor de dekking van de maatregel.
Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer mits er financiële middelen gevonden
kunnen worden. Het is aan het nieuwe kabinet om de maatregel, als de motie wordt aangenomen,
verder uit te werken. Aangezien de dekking bij deze motie ontoereikend is, zullen
middelen gevonden moeten worden tijdens de voorjaarsbesluitvorming van 2025.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid