Brief regering : Reactie op verzoek commissie over stikstof, regionale projecten en MIEK
29 826 Industriebeleid
35 334
Problematiek rondom stikstof en PFAS
31 239
Stimulering duurzame energieproductie
30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 210
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2024
De commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 1 maart 2024 het verzoek gedaan
uw Kamer te informeren over de manier waarop regionale infrastructuurprojecten worden
behandeld in het beleid voor natuurvergunningen en over de wijze waarop het stikstofknelpunt
opgelost is bij de in de voortgangsbrief Voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur
Energie en Klimaat (MIEK) genoemde projecten (Kamerstuk 29 826, nr. 201). Met deze brief voldoe ik graag, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof,
aan dat verzoek.
Regionale energie-infrastructuurprojecten
Voor de werking van het energienet zijn zowel nationale als regionale energieinfrastructuurprojecten
van essentieel belang. Bij de meeste energie-infrastructuurprojecten, van TenneT en
ook van regionale netbeheerders, zijn provincies bevoegd gezag voor natuurvergunningen.
Bij de grotere energie-infrastructuurprojecten is dat de Minister voor Natuur en Stikstof.
Er zijn uniforme regels over extern salderen en het toetsingskader voor stikstof is
in iedere provincie hetzelfde. Echter kan, mede vanwege de staat van de natuur, de
beoordeling van natuurvergunningaanvragen in de provincies verschillen. Dit kan een
uitdaging zijn voor netbeheerders.
Ik werk actief langs twee parallelle sporen om deze uitdaging te verkleinen, in nauwe
samenwerking met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en
het Interprovinciaal Overleg (IPO).
Ten eerste heb ik me ervoor ingezet dat de twaalf provincies en de netbeheerders samenwerkingsafspraken
maken. Netbeheerders delen in de eerste helft van 2024 met individuele provincies
welke projecten in de komende jaren een stikstofknelpunt hebben en daarom een omgevingsvergunning
voor een Natura 2000-activiteit nodig hebben. Gezamenlijk bekijken provincies en netbeheerders
welke projecten een kleinere kans op vergunning hebben en welke mogelijkheen er zijn
om projecten toch te kunnen vergunnen. Door samen deze verkenning te doen,wordt de
uitdaging voor netbeheerders om te werken met verschillende beoordelingen kleiner
en worden oplossingen in een vroegere fase besproken. Rond de zomer komen provincies,
netbeheerders, EZK, LNV en IPO weer bij elkaar om te zien hoe deze interactie dit
voorjaar verlopen is, welke lessen getrokken kunnen worden en welke eventuele hulpvragen
provincies nog hebben om bij kritieke projecten verder te kunnen.
Ten tweede verken ik met LNV en IPO, zoals gemeld in de Kamerbrief Voortgang MIEK
van 9 februari 2024 (Kamerstuk 29 826, nr. 201), de juridische mogelijkheden voor een generieke aanpak voor stikstof en energie-infrastructuur
op basis van stikstofreductie door verduurzaming van industrie. Mijn wens is om dit
beleid te laten gelden voor een zo groot mogelijke groep energie-infrastructuur projecten,
waaronder die van regionale netbeheerders. Verder in deze brief licht ik deze verkenning
nader toe.
Oplossingen stikstofknelpunt MIEK projecten
Energieinfrastructuurprojecten hebben in veel gevallen een natuurvergunning nodig
voor de realisatie. Het verkrijgen van een natuurvergunning wordt bemoeilijkt omdat
bij veel stikstofgevoelige habitats sprake is van (dreigende) verslechtering. Gezien
het belang van de energieinfrastructuur voor de verduurzaming van Nederland, is er
gezocht naar mogelijkheden waarop projecten met het wegvallen van de bouwvrijstelling
toch vergund kunnen worden.
In de Kamerbrief over het MIEK (Kamerstuk 29 826, nr. 201) is geschetst dat voor een aantal projecten uit het MIEK en de Rijkscoordinatieregeling
(RCR) een oplossing is gevonden. De projecten en hun uitvoeringswijze zijn uitgebreid
ecologisch beoordeeld, waaruit bleek dat de tijdelijke stikstofdepositietoenames geen
significante negatieve effecten hebben op de desbetreffende gebieden.
Een dergelijke uitgebreide ecologische beoordeling zal niet bij alle energie-infrastructuur soelaas bieden en kan voor vertraging zorgen. Dit hangt af
van de situatie in de concrete habitats waarop een toename van de stikstofdepositie
plaatsvindt en de omvang van het project. Zo kan in sommige gevallen de beoordeling
significante negatieve effecten op de natuur niet uitsluiten vanwege de slechte staat
van de natuur en/of de omvang van de stikstofdepositie.
Ook is er sprake van beperkte capaciteit bij ecologische bureaus die de benodigde
beoordelingen kunnen doen en kost het veel tijd om een dergelijke beoordeling per
project toe te passen. De kans op vertraging is groot als dergelijke onderzoeken moeten
woren uitgevoerd voor tientallen habitats in verschillende gebieden. Deze redenen
maken dat ecologische beoordelingenin bepaalde gevallen een oplossing is geweest voor
individuele projecten, en ook toekomstige projecten op deze manier een vergunning
kunnen krijgen. Tegelijk is dit een kwetsbare en geen generieke aanpak, die steeds
risicovoller wordt als de natuursituatie niet verbetert.
Samen met de Minister voor Natuur en Stikstof verken ik of en op welke manier een
bredere aanpak – waarin de natuurvergunning voor een groot aantal projecten in één
keer wordt verzorgd – juridisch haalbaar is. Deze bredere aanpak verkent of het programmatisch
beoordelen van projecten in plaats van per project mogelijk is. Dit doe ik mede op
basis van het rapport OSES (bijlage bij Kamerstuk 29 826, nr. 201) over Samenhang Energietransitie en Stikstof, waarin het grote belang van de energietransitie
voor het verminderen van stikstofuitstoot is beschreven en de stikstofreductie in
de industrie die mogelijk wordt gemaakt door de aanleg van deze energie-infrastructuur
is onderzocht.
Uiterlijk in juni 2024 rapporteren wij terug aan uw Kamer over de planning en de vervolgstappen
van deze verkenning. In de tussentijd blijven ecologische beoordelingen voor individuele
projecten een mogelijke route voor zowel MIEK als regionale projecten.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie