Brief regering : Reactie op verzoek commissie om nadere beschouwing toezicht CTIVD
29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 259
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2024
Bij brief van 8 maart jl. heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken aan de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht om met een nadere
beschouwing te komen op de taakinvulling en reikwijdte van het toezicht door de CTIVD
en de gewenste toekomstige ontwikkeling van dit toezicht, met het oog op de conclusies
uit het CTIVD toezichtsrapport nr. 76 en met inachtneming van de (destijds) aangehouden
motie van de leden Omtzigt en Mutluer (Kamerstuk 29 628, nr. 1202) inzake het functioneel toezicht door de CTIVD op alle activiteiten in het domein
van de nationale veiligheid, en deze aan de Kamer te doen toekomen ten behoeve van
bespreking in het commissiedebat IVD-aangelegenheden in juni 2024. Met deze brief
wordt, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, tegemoetgekomen aan dit
verzoek.
In toezichtsrapport nr. 76 heeft de CTIVD verslag gedaan van haar onderzoek naar de
wijze waarop de AIVD en de MIVD de aansturing en controle op de werkzaamheden van
de inlichtingendiensten van de Nationale Politie en de Bijzondere Dienst van de Koninklijke
Marechaussee (hierna: de ID’en) hebben ingericht. De CTIVD wijst in dit rapport ook
op de strikte scheiding tussen de taak van de ID’en in het kader van de nationale
veiligheid en de taak van de Teams Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) in het kader
van de handhaving van de openbare orde en onder gezag van de burgemeester. De CTIVD
constateert, zonder hieraan conclusies of aanbevelingen te verbinden, dat zij geen
toezicht houdt op de TOOI. Deze constatering is terecht, aangezien de controle en
het toezicht op de TOOI is belegd bij andere toezichthouders, te weten de Inspectie
Justitie en Veiligheid ten aanzien van de taakuitvoering van de TOOI en de Autoriteit
Persoonsgegevens voor zover het de verwerking van politiegegevens door de TOOI betreft.
In dat kader wordt nogmaals benadrukt dat de TOOI niet werkzaam is in het domein van
de nationale veiligheid. Er wordt bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid op
dit moment gewerkt aan de versterking van de beleidsmatige controle en het toezicht
op de TOOI. Het aanwijzen van de CTIVD als toezichthouder is daarbij niet aan de orde.
Toezichtsrapport nr. 76 geeft naar ons oordeel dan ook geen aanleiding voor een andere
visie op de taakinvulling en reikwijdte van het toezicht door de CTIVD.
De motie van de leden Omtzigt en Mutluer verzoekt de regering bij de herziening van
de Wiv 2017 een voorstel te doen waarbij de CTIVD functioneel toezicht houdt op alle
activiteiten in het domein van de nationale veiligheid. Wij wijzen erop dat de vraag
of het toezicht van de CTIVD het gehele domein van nationale veiligheid zou moeten
omvatten, reeds aan de orde is geweest bij het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring
van het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens en van het Protocol tot wijziging van het Verdrag
tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van
persoonsgegevens (Conventie 108+)1 en de Wet coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid2. Daarbij is aangegeven dat het toezicht in de Wiv 2017 is toegespitst op de taakuitvoering
van de diensten, die veelal heimelijk is en gericht op onderzoek naar personen en
organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. In die zin verschillen
de werkzaamheden van de diensten wezenlijk van andere overheidsorganisaties die zich
ook in meer of mindere mate bezighouden met de nationale veiligheid. Voor die organisaties
geldt, ook voor wat betreft het toezicht, het algemene gegevensbeschermingsrecht met
toezicht door de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit toezicht volstaat, ook volgens de
Afdeling advisering van de Raad van State.3 De motie van de leden Omtzigt en Mutluer is overigens op 19 maart jl. verworpen.
Overigens dient in dit verband benadrukt te worden dat nationale veiligheid een overkoepelend
begrip is. De term is ontleend aan het EVRM en de reikwijdte wordt primair bepaald
door de betekenis die daaraan wordt gegeven in de jurisprudentie omtrent dit begrip.
Het begrip is in de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens
echter niet nader gedefinieerd. Daar komt bij dat veel organisaties en instanties
een rol of verantwoordelijkheid hebben die raakt aan nationale veiligheid, niet alleen
bij de rijksoverheid, maar ook decentrale overheden en private partijen. Anders dan
de diensten, die hun wettelijke taken en bevoegdheden exclusief in het kader van de
nationale veiligheid uitvoeren, hebben al deze organisaties en instanties ook andere
taken. Het introduceren van één toezichthouder voor nationale veiligheid vergt een
strikte scheiding tussen dit domein en andere domeinen, die in de praktijk vaak niet
gemaakt zal kunnen worden aangezien de taken die overheidsinstanties in het kader
van de nationale veiligheid uitvoeren vaak verweven zijn met taken uit andere domeinen.
Tot slot merken wij op dat in de hoofdlijnennotitie herziening Wiv 2017, die op 1 september
2023 aan uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 34 588, nr. 92), is ingegaan op het stelsel van toetsing, toezicht en klachtbehandeling. Daarbij
zijn op hoofdlijnen enkele scenario’s geschetst voor een aangepast stelsel waarmee
de dynamische onderzoekspraktijk van de diensten en de wijze waarop toetsing en toezicht
– ook ten opzichte van elkaar – plaatsvindt, beter op elkaar zouden kunnen aansluiten.
Eén van de scenario’s betreft een geïntegreerd stelsel van toetsing en toezicht waarbij
de TIB en de CTIVD worden samengevoegd tot één onafhankelijke toezichthouder. Het
domein van de CTIVD blijft in alle scenario’s ongewijzigd in de zin dat de CTIVD uitsluitend
toezicht houdt op de taakuitvoering van de AIVD en de MIVD. Wij wisselen graag met
u van gedachten over deze scenario’s tijdens het commissiedebat.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie