Brief regering : Reactie op de motie van het lid Erkens over een scenario voor een groter aandeel kernenergie bestaande uit ten minste vier grote kerncentrales (Kamerstuk 32813-1358)
32 645 Kernenergie
Nr. 127 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2024
Op 5 maart 2024 heeft de Tweede Kamer een motie van het lid Erkens aangenomen. In
deze motie (Kamerstuk 32 813, nr. 1358) wordt het kabinet gevraagd in de eerstvolgende Energienota een scenario uit te werken
met een groter aandeel kernenergie bestaande uit ten minste vier grote kerncentrales
in uiterlijk 2040. Ten tweede vraagt de motie om te beginnen met de herziening van
het vestigings- en waarborgbeleid voor de eventuele realisatie van een grotere ambitie
voor grote kerncentrales. Het lid Erkens heeft een brief over deze motie verzocht.
Bij deze voldoe ik aan dit verzoek.
1) Scenario bestaande uit ten minste vier grote kerncentrales in uiterlijk 2040
Uiterlijk in de aankomende Energienota zal ik uitwerken wat de impact zou zijn op
het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) als er ten minste 4 grote kerncentrales staan
in 2040. Ik maak hiervoor gebruik van een aantal bestaande en aankomende studies die
binnenkort beschikbaar komen en scenario’s bevatten voor meer dan 4 kerncentrales
in 2040. De bestaande studie over dit onderwerp is de Scenariostudie Kernenergie van
Witteveen+Bos (2022) (Kamerstuk 32 645, nr. 99). Daarnaast wil ik een aantal aankomende studies betrekken, mits deze op tijd verschijnen
voor de Energienota. Dit betreft de Trajectverkenning Klimaatneutraal 2050 van het
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), de Update van de TNO scenario’s ADAPT en TRANSFORM,
en mogelijk de studie Flexibiliteit in 2035 van Witteveen+Bos. De informatie die dit
oplevert, geeft een beeld van de effecten op het energiesysteem van vraag en aanbodvolumes
en het geschetste ontwikkelpad in het NPE voor meer grote kerncentrales in 2040. Het
NPE houdt voor na 2035 al rekening met meer kernenergie dan 2 grote kerncentrales
(tot 7GW in 2050), dus deze analyse is een verdere uitwerking van het ontwikkelpad
binnen het NPE. Wel laat het NPE in het midden hoe de aanvullende kernenergie wordt
opgewekt, met Small modular reactors (SMRs) of met grote kerncentrales, ten behoeve
van de adaptiviteit van de energiesysteemontwikkeling en om voortschrijdend inzicht
over SMRs in de toekomst mee te kunnen wegen.
2) Herziening vestigings- en waarborgingsbeleid voor de eventuele realisatie van een
grotere ambitie voor grote kerncentrales
Wat betreft het tweede deel van de motie zal ik invulling geven aan dit verzoek door
de herziening van het vestigings- en waarborgingsbeleid mee te nemen in de eerstvolgende
actualisatie van het Programma Energiehoofdstructuur (PEH).
Dit levert informatie op over de impact op het fysieke energienet (o.a. netcapaciteit
en hoogspanningsinfrastructuur) en de ruimtelijke effecten op de omgeving en (andere)
ruimtelijke opgaven, zoals watergebruik. Dit stelt ons in staat om belangrijke ruimtelijke
effecten vroeg mee te wegen bij de keuzes voor waarborglocaties. De veranderingen
in het energiesysteem maken dat we niet meer project-voor-project («over elkaar heen»)
kunnen plannen zonder dat hier systematisch over is nagedacht. Deze integrale afweging
is van belang om niet pas in de uitvoering tegen knelpunten aan te lopen met het risico
om procedures opnieuw te moeten starten.
Relatie met de lopende procedures voor twee grote kerncentrales
Het is van belang dat een herziening van het waarborgingsbeleid niet start voordat
er meer zekerheid bestaat voor de locatie voor de twee nieuwe kerncentrales waarvoor
de projectprocedure nu loopt naar aanleiding van het coalitieakkoord. Zoals ik in
mijn brief over de stand van zaken nieuwbouw (Kamerstuk 32 645, nr. 121) heb aangegeven, vergt het aanwijzen van nieuwe vestigings- en waarborgingsgebieden
een zorgvuldig proces waarbij ook belangen in de regio en milieueffecten voor het
gebied worden meegewogen. Het tegelijkertijd en deels in dezelfde regio’s inzetten
van overlappende participatieprocessen en losse onderzoeken naar milieueffecten, leidt
tot verwarring en zou de recent in gang gezette projectprocedure waarin we ruimte
zoeken voor twee grote kerncentrales in de weg zitten. Bovendien is er tijd om dit
volgordelijk aan te pakken. Dit zal ik hieronder verder toelichten.
Planning
De planning voor het locatiebesluit voor twee grote kerncentrales op basis van het
coalitieakkoord is op dit moment om in het tweede kwartaal van 2025 een ontwerp voorkeursbeslissing
vast te stellen.
In 2024 wordt gestart met de actualisatie van het PEH. Binnen het PEH II is het mogelijk
om één of meer scenario’s met meer kerncentrales op verschillende locaties in een
veranderend energiesysteem door te rekenen op netimpact en ruimtelijke effecten. Door
dit voortijdig en op systeemniveau te analyseren, wordt de kans op onoverkomelijke
knelpunten in de uitvoeringsfase aanzienlijk beperkt. Bovendien kan sneller worden
gestart met projectprocedures omdat een deel van de milieuonderzoeken (plan-mer) dan
al via het PEH is gedaan. Bij het kiezen van mogelijke locaties in de scenario’s van
het PEH is het belangrijk dat het kabinet zorgvuldige participatie organiseert. De
participatie over nieuwe potentiële waarborglocaties in het PEH start begin 2026.
Zo houden we snelheid en behouden we een zorgvuldig besluitvormingsproces over de
bouw van de eventuele aanvullende kerncentrales op de lopende procedures. Na vaststelling
van het ontwerp van het PEH II in 2028 kunnen eventuele projectprocedures starten
met een stevige basis. De juridische borging van de waarborglocaties gebeurt vervolgens
in 2029/2030 in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving.
Tot slot
Als er op basis van bovenstaande stappen besloten wordt om meer grote kerncentrales
te bouwen, dan is de realisatietermijn afhankelijk van de snelheid waarmee de nu geplande
kerncentrales gerealiseerd worden. In de routekaart kernenergie (Kamerstuk 32 645, nr. 116) is de keuze gemaakt voor seriematige bouw van de twee centrales, met name vanuit
kostenoverwegingen. Ik verwacht dat dit uitgangspunt ook geldt voor eventuele additionele
grote centrales. Naar verwachting zal de bouw dus niet starten voordat de twee reeds
geplande centrales in een vergevorderd stadium van realisatie zijn. Ook de inzet van
een volgend kabinet ten aanzien van de voorbereiding van een concreet voornemen speelt
hierin een rol. We streven er naar de bouw van de nu geplande twee centrales zo snel
mogelijk na 2035 af te ronden. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld zullen de technische
haalbaarheidsstudies meer duidelijkheid geven over dit tijdpad.
Ik hoop hiermee helder uiteen te hebben gezet hoe we snelheid kunnen behouden én een
zorgvuldig besluitvormingsproces over de bouw van de eventuele aanvullende kerncentrales
kunnen inrichten zonder lopende processen onbedoeld te verstoren.
De Minister voor EXK
R.A.A. Jetten
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie