Brief regering : Derde voortgang Meerjarenagenda Slachtofferbeleid
33 552 Slachtofferbeleid
Nr. 116 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2024
In deze derde voortgangsbrief informeer ik u over de uitvoering in de afgelopen periode
van de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022–2025 (hierna: Meerjarenagenda).1 Erkenning van slachtofferschap en ondersteuning van slachtoffers bij het te boven
komen van de gevolgen van een strafbaar feit vormt de basis van mijn beleid voor slachtoffers.
Die erkenning geef ik door slachtoffers een stevige positie in het recht te geven,
door hen waar nodig te beschermen en hen te ondersteunen op de weg naar herstel2. In de Meerjarenagenda heb ik uiteengezet dat ik mij wil richten op het borgen van
bestaande slachtofferrechten- en voorzieningen die de afgelopen jaren zijn geïntroduceerd
en de invoering van de rechten die hier met de Wet Uitbreiding Slachtofferrechten
in 2021 aan zijn toegevoegd. Slachtoffers moeten immers niet alleen op papier, maar
ook in de praktijk ervaren dat zij hun rechten3 kunnen uitoefenen. Om daarvan een goed beeld te krijgen, heb ik de afgelopen twee
jaar als Minister voor Rechtsbescherming veel gesprekken gevoerd met slachtoffers,
nabestaanden en professionals die zich dagelijks inzetten voor de belangen van slachtoffers.
Bij de herdenkingsdagen van de Federatie Nabestaanden Geweldsslachtoffers (FNG) heb
ik gesprekken gevoerd met nabestaanden over wat hun geliefde is aangedaan en dat het
gemis zo indringend aanwezig blijft. De gesprekken met slachtoffers en nabestaanden
van slachtoffers van wie de veroordeelde een levenslange gevangenisstraf is opgelegd
hebben inzicht gegeven dat de huidige procedure voor hen zeer belastend is en dat
verbeteringen nodig zijn. Al deze gesprekken hebben een grote indruk op mij gemaakt
en geven zicht op wat goed gaat, maar ook wat nog beter kan en moet in het belang
van slachtoffers en nabestaanden.
In deze brief ga ik allereerst in op de resultaten die het afgelopen jaar zijn geboekt
aan de hand van de vier hoofdthema’s:
1. Versterken rechtspositie slachtoffers
2. Verbeteren bescherming slachtoffers
3. Herijken schadeverhaal slachtoffers
4. Uitbreiden ondersteuning slachtoffer
Daarnaast ga ik in op de stand van zaken om te komen tot een herijkte visie op Slachtofferbeleid
met bijbehorende Meerjarenagenda en de ontwikkeling van de Strategische Evaluatie
Agenda (hierna: SEA) die daar de basis voor biedt. Tevens bied ik u met deze brief
het WODC-onderzoek naar grootschalige incidenten aan (bijlage 3) en mijn beleidsreactie
op dat rapport.
Voortgang Meerjarenagenda
Ik ben verheugd te kunnen constateren dat in goede samenwerking met ketenpartners
de uitvoering van de Meerjarenagenda 2022–2025 op koers ligt en slachtoffers in de
praktijk verschil merken. Slachtoffers van high impact zaken worden sinds 2022 actief
benaderd door Slachtofferhulp Nederland(hierna: SHN) voor juridische ondersteuning.
Slachtoffers hoeven sinds 1 oktober 2023 niet meer zelf hun woning te reinigen na
een misdrijf of voor de kosten daarvan op te draaien. Per 1 juli 2024 wordt de verschijningsplicht
voor verdachten bij de inhoudelijke zitting gerealiseerd zodat slachtoffers hun spreekrecht
desgewenst in aanwezigheid van de verdachte kunnen uitoefenen.
In het afgelopen jaar zijn stappen gezet om de privacy van slachtoffers, zowel in
het strafproces als in de media, te verbeteren. Ten aanzien van de privacy van slachtoffers
in het strafdossier is een concept-AMvB in internetconsultatie gebracht. Daarnaast
zijn er handreikingen opgesteld voor de omgang met slachtofferschap in de media. Ook
is de landelijke stichting van het Centrum Seksueel geweld versterkt en wordt in deze
brief aangekondigd dat stichting Fier een hulp- en ondersteuningspunt zal inrichten
om betere hulp aan slachtoffers van gesloten gemeenschappen mogelijk te maken. Slachtofferhulp
Nederland heeft daarnaast initiatieven ontplooid om jongeren die slachtoffer worden
beter te bereiken. Ook is gewerkt aan het verstevigen van de informatievoorziening
aan slachtoffers in de tenuitvoerleggingsfase waarbij het Centraal Justitieel Incassobureau
deze taken overneemt van het Openbaar Ministerie en daartoe een Slachtofferinformatiepunt
wordt ingericht. Bij deze verbeteringen is steeds acht geslagen op beschikbare capaciteit
bij ketenpartners en het absorptievermogen van deze organisaties, zodat we ook waar
kunnen maken wat we willen bereiken. Hieronder licht ik aan de hand van de vier hoofdthema’s
van de Meerjarenagenda deze en andere resultaten nader toe. Voor een compleet overzicht
van de activiteiten in het kader van de Meerjarenagenda, verwijs ik u naar bijlage
1.
1. Versterken rechtspositie slachtoffers
De schriftelijke slachtofferverklaring bij de OM-strafbeschikking
In mijn tweede voortgangsbrief van 6 juni 2023 heb ik aangegeven dat het Openbaar
Ministerie (hierna: OM) het slachtoffer expliciet zal gaan wijzen op de mogelijkheid
van het indienen van een schriftelijke slachtofferverklaring. Het OM heeft mij laten
weten dat zij slachtoffers in het wensenformulier, dat het OM na ontvangst van het
proces-verbaal aan het slachtoffer zendt, inmiddels vraagt of het slachtoffer een
schriftelijke slachtofferverklaring wil indienen. In die verklaring kunnen slachtoffers
aangeven wat zij van belang vinden bij de beoordeling van de zaak. De officier van
justitie wordt op die manier in staat gesteld de belangen van het slachtoffer adequaat
mee te wegen bij de keuze voor een afdoening. De expliciete verwijzing naar een schriftelijke
slachtofferverklaring volgt ook uit de nieuwe OM Aanwijzing «slachtoffers in het strafproces»4, die per 1 maart jl. in werking is getreden. Indien de officier van justitie voornemens
is een OM-strafbeschikking op te leggen, stelt hij het slachtoffer tijdig op de hoogte
van het OM-hoorgesprek met de verdachte. Het slachtoffer kan dan zijn onderbouwde
schade en de schriftelijke slachtofferverklaring aan de officier van justitie zenden.
Onderzoek uitvoeringspraktijk OM-strafbeschikking
Ik heb daarnaast aangegeven u te informeren over de uitkomsten van het (vervolg)onderzoek
naar de uitvoeringspraktijk van het afdoen van ernstige spreekrechtwaardige delicten
met een OM-strafbeschikking. Het OM heeft een dossieronderzoek uitgevoerd naar zaken
waarin in de periode van 1 januari tot 1 juli 2023 een OM-strafbeschikking is uitgevaardigd
voor spreekrechtwaardige delicten. Uit het onderzoek blijkt dat in genoemde periode
in 435 zaken een OM-strafbeschikking is opgelegd voor spreekrechtwaardige delicten
op een totaal van 32.000 zaken waarin een OM-beschikking is uitgevaardigd. Uit deze
zaken zijn 26 zaken nader bekeken. De conclusie is dat er nog steeds feiten zijn die
met een OM-strafbeschikking worden afgedaan terwijl dat volgens de wet of het beleid
van het OM niet zou mogen. Het gaat om een beperkt aantal op het totaal maar dit mag
niet gebeuren en voor het slachtoffer is iedere zaak er één te veel. In acht zaken
bleek dat de OM-strafbeschikking was uitgevaardigd voor een feit waarop een maximale
gevangenisstraf van meer dan zes jaren is gesteld, terwijl dat op grond van artikel
257a van het Wetboek van Strafvordering niet is toegestaan. Inmiddels is het in het
ICT-systeem technisch onmogelijk gemaakt om de OM-strafbeschikking voor zesjaars feiten
uit te vaardigen, zodat dit niet langer kan voorkomen. In vier zaken bleek dat er
in strijd met het beleid van het OM een strafbeschikking is uitgevaardigd terwijl
het een ernstig spreekrechtwaardig delict betrof waarbij slachtoffers hebben aangegeven
van hun spreekrecht gebruikt te willen maken. In dit soort zaken geldt een contra-indicatie
voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. Het OM heeft aangegeven de uitkomsten
uit het onderzoek uiterst serieus te nemen en dit nogmaals onder de aandacht te brengen
van zijn medewerkers. Daarnaast zal het OM bezien of de Aanwijzing OM-strafbeschikking
op het punt van de contra-indicaties vereenvoudigd zou kunnen worden zodat de toepassing
daarvan beter kan verlopen. In het kader van de reguliere kwaliteitscontroles wordt
de OM-strafbeschikking ook gemonitord. Ik hecht er grote waarde aan dat de praktijk
van de OM-strafbeschikking in lijn is met het geldende beleid. Ik zal dit wederom
met het College bespreken en nadrukkelijk een vinger aan de pols houden.
«Van aangifte tot afdoening» en «Zittingswegwijzer»
Uit onderzoek van het innovatieplatform van het OM, het TestlabOM, is gebleken dat
slachtoffers een beter beeld kan worden geschetst hoe een zitting verloopt, welke
rollen de procespartijen hebben en wat slachtoffers te wachten staat in bijvoorbeeld
het contact met verdachten. Daarnaast hebben slachtoffers behoefte aan meer inzicht
in het proces van aangifte tot aan de zitting en specifiek daarbinnen de rol en taken
van de verschillende betrokken instanties. Om die reden ondersteun ik middels een
financiële bijdrage de ontwikkeling van twee informatieproducten van het OM, te weten:
«Van aangifte tot afdoening» (een animatie) en «Zittingswegwijzer» (een scroll story). Deze worden op de website van het OM geplaatst. Door het slachtoffer goed voor te
bereiden op de zitting kunnen gevoelens van spanning worden gereduceerd en wordt beoogd
het slachtoffer meer het gevoel van eigen regie te geven. Tevens kan betere informatievoorziening
eraan bijdragen dat tijdens een gesprek tussen de officier van justitie en het slachtoffer
de vragen van het slachtoffer over de zaak centraal staan, en niet de algemene gang
van zaken tijdens de zitting.
Implementatie verschijningsplicht Wet uitbreiding slachtofferrechten
De verschijningsplicht voor inhoudelijke zittingen treedt op 1 juli 2024 in werking.
De verschijningsplicht strekt ertoe dat in de meest ernstige zaken de verdachte5 aanwezig is tijdens de zitting, waardoor de rechter en officier van justitie zich
een indruk kunnen vormen van de verdachte en deze kunnen bevragen. Slachtoffers die
daarvoor kiezen, kunnen in bijzijn van verdachte hun spreekrecht uitoefenen. De voorzitter
van de rechtbank kan vanwege zwaarwegende belangen of als geen van de procesdeelnemers
de verplichte aanwezigheid wenselijk acht, besluiten om af te zien van de verplichte
verschijning.
De verschijningsplicht geldt zowel voor zaken in eerste aanleg als in hoger beroep.
Recent is gebleken dat de schakelbepaling (in het Wetboek van Strafvordering) voor
hoger beroep voor de verschijningsplicht in de fase voorafgaand aan de zitting nog
een technische onvolkomenheid bevat. Deze zal worden hersteld in de Verzamelwet Justitie
en Veiligheid 2024, waarvan de internetconsultatie recent is afgerond. Dit staat echter
niet in de weg aan inwerkingtreding van de verschijningsplicht voor zowel eerste aanleg
als hoger beroep per 1 juli a.s. De betrokken ketenpartners hebben de afgelopen maanden
hard gewerkt aan de implementatie van de verschijningsplicht en hun werkprocessen
aangepast. De interpretatie en toepassing van de nieuwe wetgeving in de praktijk is
aan de individuele rechter.
Ik zet samen met SHN in op duidelijke communicatie richting slachtoffers en nabestaanden
over de verschijningsplicht.
Overwegingen met betrekking tot het spreekrecht in het nieuwe wetboek van strafvordering
Het spreekrecht voor slachtoffers tijdens een zitting in een strafzaak komt, in het
geval het slachtoffer overlijdt, toe aan diens familieleden.6 Sinds de inwerkingtreding van de Wet Uitbreiding Slachtofferrechten op 1 januari
2023 heeft ook de pleeg- en stieffamilie van het overleden slachtoffer spreekrecht.
Hiermee is recht gedaan aan de verschillende gezinssamenstellingen die in de huidige
samenleving bestaan.7 Nabestaanden dienen in onderling overleg tot overeenstemming te komen wie er op de
terechtzitting het woord zal voeren. Wanneer zij het niet eens kunnen worden over
wie van hen het woord zal voeren, beslist de rechter welke drie personen van het spreekrecht
gebruik kunnen maken. De echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel komt altijd
spreekrecht toe. Goede vrienden, buren of mantelzorgers hebben geen spreekrecht.
Tijdens de behandeling van de Wet Uitbreiding Slachtoffers in de Eerste Kamer hebben
de fracties van GroenLinks en de PvdA gevraagd of de huidige limitatieve opsomming
van spreekgerechtigden kon worden vervangen door een criterium als een nauwe persoonlijke
betrekking, in combinatie met de mogelijkheid voor de rechtbank om het aantal spreekgerechtigden
te limiteren, zodat niet alleen (pleeg/stief)familie maar iedereen met een relevante
band met het overleden slachtoffer spreekrecht zou toekomen.8 Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd om in het kader van het nieuwe Wetboek van Strafvordering
te bezien of toegewerkt zou kunnen worden naar een overkoepelend, materieel criterium.
Ook recent hebben de leden Faber-Van de Klashorst en Vondeling (beiden PVV) mij gevraagd
of ik bereid ben het spreekrecht uit te breiden naar vrienden.9
De afgelopen periode heb ik dit verkend en ben ik in gesprek gegaan met diverse organisaties,
waaronder Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Rechtspraak. Hieruit is naar
voren gekomen dat de huidige afbakening van de kring van spreekgerechtigden in de
praktijk geen knelpunt vormt. Daarnaast wijkt de rechter nu soms af van de huidige
kring van spreekgerechtigden door in hele bijzondere omstandigheden personen die formeel
niet spreekgerechtigd zijn, in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen.
Hiervoor is echter (nog) geen wettelijke grondslag.
Daarentegen is wel gebleken dat een open criterium mogelijk bezwaren geeft. De huidige
vaste kring biedt duidelijkheid over wie spreekgerechtigd is. Een open criterium als
«een nauwe persoonlijke band» laat zich moeilijker vaststellen dan een familierelatie.
De grens van een nauwe persoonlijke betrekking is niet scherp en kan voorafgaand of
tijdens de zitting tot discussie leiden. Onwenselijk aan een open norm vind ik verder
dat personen die willen spreken hun band met het overleden slachtoffer moeten onderbouwen.
Dit kan een aanzienlijke belasting geven, zeker als vervolgens wordt geoordeeld dat
de band onvoldoende is aangetoond.
Daarnaast zal de rechter naar verwachting vaker keuzes moeten maken, omdat de inschatting
is dat zich vaker de situatie zal voordoen waarin de groep spreekgerechtigden (familie
versus andere personen) het er niet over eens wordt welke drie personen mogen spreken.
Het afwijzen van een persoon die graag het spreekrecht zou willen uitoefenen, kan
tot pijnlijke situaties leiden. Dit moet waar mogelijk worden voorkomen.
Er kan altijd sprake zijn schrijnende of bijzondere gevallen waar anderen dan familie
in aanmerking voor spreekrecht kunnen komen. Om de rechter in die gevallen een grondslag
te geven, overweeg ik om in het wetsvoorstel voor de eerste aanvullingswet in het
kader van het nieuwe Wetboek van Strafvordering een hardheidsclausule op te nemen.
Die clausule biedt de rechter de expliciete mogelijkheid om in bijzondere en schrijnende
situaties (ook) spreekrecht toe te kennen aan andere personen dan degenen die in een
familie- of gezinsrelatie tot het overleden slachtoffer stonden. De komende periode
zal ik bij de betrokken organisaties nagaan wat de uitvoeringsconsequenties van een
hardheidsclausule zijn, om een definitieve beslissing hierover te nemen.
Een ander onderdeel van het spreekrecht dat mijns inziens aanpassing behoeft, is de
lijst van spreekrechtwaardige delicten. Er zijn enkele ernstige delicten waarbij wél
de verschijningsplicht voor verdachten bij inhoudelijke zittingen zal gelden, maar
waarbij geen spreekrecht kan worden uitgeoefend. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij
het delict mishandeling gepleegd met voorbedachten rade. Ik zie geen inhoudelijke
grond voor een verschil in de reikwijdte van delicten bij het spreekrecht ten opzichte
van de verschijningsplicht. Daarom overweeg ik om in het voorstel voor de eerste aanvullingswet
de delicten waarvoor het spreekrecht geldt uit te breiden, zodat de afbakening van
delicten dezelfde is als bij de verschijningsplicht. Ook voor deze uitbreiding zal
ik de ketenpartners vragen wat de uitvoeringsconsequenties zijn.
2. Verbeteren bescherming slachtoffers
Privacy van slachtoffers (Amendement Van Wijngaarden)
Het amendement van Wijngaarden/Toorenburg10 roept op de privacy van slachtoffers in het strafproces beter te beschermen en middels
een motie om daarbij tot een uitvoerbare oplossing te komen.11 Inmiddels ligt de concept-AMvB voor ter (internet)consultatie. Uitgangspunt in de
AMvB is dat bepaalde slachtoffergegevens bij de bron – dus door de auteur van een
stuk, waarmee opsporingsambtenaren van de politie en het OM worden bedoeld – worden
weggelaten. Op deze manier wordt voorkomen dat gegevens van slachtoffers zonder noodzaak
in het strafdossier en daarmee bij de verdachte terecht komen. Met dit voorstel is
een balans gevonden tussen effectiviteit en praktische uitvoerbaarheid. 100% zekerheid
dat slachtoffergegevens nooit meer onnodig voor komen in een strafdossier kan niet
worden gegeven. Bijvoorbeeld omdat er ruimte moet zijn voor het uitvoeren van taken
ten behoeve van de opsporing, waardoor in een proces-verbaal nog steeds aan slachtoffers
gerelateerde informatie kan staan. De verwachting is dat de ontwerp AMvB in Q2 van
2024 aan uw Kamer wordt voorgelegd, waarna de Raad van State om advies wordt gevraagd.
Het streven is de AMvB per 1 januari 2025 in werking te laten treden. Naast normstelling,
vraagt het zorgvuldig omgaan met persoonlijke gegevens van slachtoffers om (meer)
bewustwording van de professionals in de strafrechtketen. Ik heb daarom ook afspraken
gemaakt met betrokken organisaties waarop het besluit niet direct van toepassing is,
zoals Slachtofferhulp Nederland, het Nederlands Forensisch Instituut, de Raad voor
de Kinderbescherming en de reclassering, omdat deze partijen ook geregeld stukken
aanleveren ten behoeve van het strafdossier. Met deze stappen wordt de bescherming
van de privacy van slachtoffers in het strafproces aanzienlijk verbeterd.
Privacy van slachtoffers in de media
Ook het vermelden van namen van slachtoffers of het tonen van beelden in de media
kan pijnlijk zijn voor slachtoffers en nabestaanden en kan bijdragen aan het leed
dat zij al ervaren. Zoals ik in mijn brief van 3 november 202212 heb laten weten, voert het Fonds Slachtofferhulp een (vervolg)traject uit, waarin
zij de bewustwording bij de media over de impact van berichtgeving op slachtoffers
wil verstevigen en borgen. Een van de resultaten van dit traject is de website «Slachtoffers
in de Media», die in november 2023 door het Fonds Slachtofferhulp en de Hogeschool
Utrecht is gelanceerd. De website biedt mediaprofessionals zeven handreikingen voor
het omgaan met slachtofferschap in de media.13 Deze handreikingen zijn ontstaan vanuit dilemma’s uit de beroepspraktijk. Daarnaast
heeft in januari 2024 een reflectiebijeenkomst plaatsgevonden met journalisten en
slachtoffers waarbij is teruggekeken op de eerste periode van het initiatief en de
handreikingen zijn besproken. Het gehele traject van het Fonds loopt nog tot eind
2025. Hiermee krijgt de ingezette lijn van bewustwording een stevige verankering in
het handelen en denken van journalisten.
Informeren en raadplegen tijdens de tenuitvoerlegging van sancties
Ook in de fase van tenuitvoerlegging hebben slachtoffers recht op goede informatievoorziening
en het adequaat meewegen van hun mogelijke beschermingsbehoefte. De verantwoordelijkheden
van het OM voor het informeren en raadplegen van slachtoffers in deze fase worden
gefaseerd overgedragen naar mij als Minister en voor mij het Centraal Justitieel Incasso
Bureau (hierna: CJIB). Hierdoor wordt het slachtoffer in de tenuitvoerlegging zoveel
mogelijk vanuit één organisatie geïnformeerd en geraadpleegd. Daarbij is tevens oog
hoe de communicatie richting het slachtoffer verder verbeterd kan worden. Het eerste
deel van de taakoverdracht naar het CJIB is per 1 februari 2023 gerealiseerd met de
overgang van het Informatiepunt Detentieverloop (IDV). Op 1 april 2024 is een nieuwe
mijlpaal bereikt. Het CJIB informeert vanaf dat moment het slachtoffer over de onherroepelijke
uitspraak. Slachtoffers in die zaken hebben hierdoor één vast aanspreekpunt in de
fase van tenuitvoerlegging waar ze terecht kunnen voor informatie. Dit zal juridisch
worden verankerd middels de Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2024. Omdat de taakoverdracht
gefaseerd plaatsvindt, zullen ook in 2025 nog onderdelen geïmplementeerd worden bij
het CJIB waaronder de inwerkingtreding van het beperkte spreekrecht bij verlengingszittingen
over terbeschikkingstelling of plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Naar verwachting
treedt dit per 1 januari 2025 in werking. De slachtoffers en nabestaanden worden geïnformeerd
over hun spreekrecht. Hiermee wordt de toezegging aan de Eerste Kamer als afgedaan
beschouwd.14 Ook de implementatie van het laatste onderdeel van de Wet Straffen en Beschermen,
het meewegen van het slachtofferbelang bij re-integratieverlof op basis van actuele
informatie, wordt opgepakt in het traject van de overdracht van de verantwoordelijkheid
voor het informeren en raadplegen van slachtoffers in de tenuitvoerleggingsfase. Op
dit moment is hier nog geen implementatiedatum voor bepaald.
3. Herijken schadeverhaal slachtoffers
Pilot conservatoir beslag
Eerder heb ik aangegeven dat ik mogelijkheden verken van een pilot gericht op het
intensiveren van conservatoir beslag bij in ieder geval bepaalde vermogensdelicten.15Dit om te bezien of de inning van de schadevergoedingsmaatregel door het CJIB kan
worden verbeterd door vroegtijdig conservatoir beslag te leggen, waardoor slachtoffers
hun schade sneller vergoed krijgen en daders de schade betalen. Hierover voer ik verkennende
gesprekken met het OM, de politie en het CJIB voor de Regio Midden-Nederland. Daarnaast
kan ik mededelen dat in Zuid3 (parket Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg)
op initiatief van OM, politie, CJIB en infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen
(iCOV) reeds een kleinschalige pilot van start is gegaan. Deze pilot is praktisch
en laagdrempelig opgezet en richt zich op gedigitaliseerde criminaliteit en cybercrime,
zedendelicten en mensenhandel. Hiermee richt de pilot zich niet alleen op slachtoffers
die vallen onder de gemaximeerde voorschotregeling en mogelijk met restschade achterblijven,
maar ook op slachtoffers die een beroep kunnen doen op de ongemaximeerde voorschotregeling.
Deelname binnen de pilot is op vrijwillige en vrijblijvende basis, waarbij ruimte
wordt gegeven te experimenteren. De pilot loopt tot medio 2024, waarna een evaluatiemoment
zal plaatsvinden. Ik houd uw Kamer op de hoogte van dit onderwerp via de voortgangsbrieven
Slachtofferbeleid.
Fonds Buitenland
Van 1 mei 2021 tot 1 april 2023 konden nabestaanden van Nederlandse geweldsslachtoffers
in het buitenland, die als gevolg van het gebeurde in een financiële noodsituatie
zijn beland en niet in aanmerking komen voor andere financiële hulp, in aanmerking
komen voor een financiële tegemoetkoming van het Fonds Slachtofferhulp. In totaal
zijn er zes aanvragen ingediend, waarvan er één weer is ingetrokken en vijf zijn toegekend
met een totaalbedrag van € 42.500,–. Het ging onder meer om kosten voor vliegtickets,
repatriëring van het lichaam, advocaatkosten en sectiekosten. Deze resultaten en de
ervaringen van het Fonds Slachtofferhulp zal ik betrekken bij mijn verkenning van
de mogelijkheden van een proeftuin bij het Schadefonds geweldsmisdrijven voor Nederlanders
die in België en Duitsland slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict. Inmiddels
is wel duidelijk dat een deugdelijke juridische basis hiervoor ontbreekt en dat daarvoor
de wet moet worden aangepast. In de volgende voortgangsbrief Slachtofferbeleid informeer
ik uw Kamer u over de uitkomsten van de verkenning.
4. Uitbreiden ondersteuning slachtoffers
Inrichting online advies-, hulp- en kennisplatform dwingende groepsculturen
Eerder heb ik naar aanleiding van moties van de leden Van Nispen (SP) en Van Wijngaarden
(VVD)16 aangegeven dat meer herkenbaar kan worden ingezet op slachtoffers en naasten van
sektarische bewegingen en andere dwingende, vaak gesloten, groeperingen. Ook heb ik
aangegeven dat hierover meer expertise moet worden opgebouwd. Dit onder andere met
behulp van de relevante uitkomsten van het WODC-onderzoek naar uitsluiting17 van ex-leden door religieuze gemeenschappen. Ik ben verheugd u te kunnen melden dat
gesprekken met stichting Fier, die expertise heeft op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties,
hebben geleid tot een overeenkomst.18 Er zal een online advies-, hulp- en kennisplatform inzake dwingende groepsculturen
worden ingericht zodat er één herkenbaar punt komt voor hulp en doorverwijzing. Fier
gaat hier meteen mee aan de slag, maar heeft wel tijd nodig om het platform in te
richten en te investeren in uitgebreidere kennisopbouw. Fier zal:
– Een separate ruimte inrichten op de website met informatie over dwingende groepsculturen,
risico-indicatoren en een hulpwijzer;
– Met een chatfunctie op een veilige en laagdrempelige manier gratis informatie, advies
en hulp bieden aan slachtoffers van misstanden binnen dwingende groepsculturen en
hun naasten, en hen waar nodig doorverwijzen naar de juiste hulpverlening;
– Bijdragen aan kennisopbouw en -deling, bijvoorbeeld door kennisvergaring over trends
en ontwikkelingen in binnen- en buitenland en via voorlichtingssessies voor professionals
over het onderwerp dwingende groepsculturen. Hierbij wordt nadrukkelijk stilgestaan
bij de samenwerking en het uitwisselen van informatie over trends en ontwikkelingen
met politie en OM;
– Bij livegang campagne voeren ter bevordering van de bekendheid van het online hulp-,
advies- en kennisplatform dwingende groepsculturen.
Het online platform zal medio 2025 live gaan. In de tussentijd zal Fier slachtoffers
uit deze specifieke doelgroep, zoals zij dat in de praktijk nu ook al doen, zo goed
mogelijk blijven helpen. Door deze hulp en ondersteuning bij Fier te beleggen wordt
verdere versnippering van het hulpverleningslandschap voorkomen. De overeenkomst is
vooralsnog voor een periode van 2,5 jaar. Dan zal op basis van voortgangsgesprekken
en (tussentijdse) evaluaties worden besloten of en hoe dit wordt geborgd binnen het
structurele hulpaanbod.
Hulpverlening slachtoffers seksueel misbruik en geweld in afhankelijkheidsrelaties
Organisaties als de politie, het openbaar ministerie, de Centra Seksueel Geweld, Slachtofferhulp
Nederland, Fier en Veilig Thuis leveren elke dag een enorme inspanning om ervoor te
zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik en geweld de hulp ontvangen die zij
nodig hebben. In het kader van verbeteren van de hulpverlening aan slachtoffers van
seksueel geweld is onder meer besloten tot de versterking van de landelijke stichting
Centrum Seksueel geweld naar aanleiding van de aangenomen motie Van der Laan en Van
der Werf (D66).19 Dit neemt niet weg dat de hulpverlening kan worden verbeterd, waartoe uw Kamer ook
heeft opgeroepen, zodat hulpvragen altijd worden herkend, adequate doorverwijzing
plaatsvindt en slachtoffers niet meerdere keren hun verhaal hoeven te doen voordat
zij op de juiste plek terecht komen.20 Daarom is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport samen met mijn ministerie
en alle betrokken organisaties een traject gestart waarin opnieuw wordt gekeken hoe
hulp moet worden georganiseerd vanaf de fase dat een slachtoffer op zoek gaat naar
hulp tot aan de fase van het daadwerkelijk ontvangen ervan. Dit betreft tevens actielijn
5 van het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel
geweld (NAP).
Per doelgroep en per fase worden in een korte periode de knelpunten in de huidige
praktijk in kaart gebracht. Dit richt zich in eerste instantie op triage en goede
doorverwijzing. Daarna worden door de betrokken professionals mogelijke oplossingsrichtingen
verkend, die vervolgens direct worden doorleefd aan de hand van en samen met diverse
casussen van ervaringsdeskundigen. Zo kan meteen worden getoetst of de gekozen oplossingsrichting
ook inderdaad tegemoetkomt aan de belangen van slachtoffers. Op basis van de uitkomsten
wordt bepaald welke vervolgvraag in de weken erna wordt opgepakt.21 Hierin wordt ook meegenomen of het niet beter is om één herkenbare (fysiek) toegang
in te richten waar slachtoffers van seksueel geweld terecht kunnen en de samenwerking
daarachter verder te versterken22, zoals in enige vorm ook wordt aanbevolen door de commissie Hendriks in het rapport
«georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen». Daarbij worden ook de ervaringen
uit België met het Zorgcentrum voor slachtoffers van seksueel geweld en de fysieke
inloopmogelijkheid die daar bestaat meegenomen. Op dit moment worden in Nederland
in Rotterdam en Amsterdam ook al ervaringen opgedaan met de inrichting van fysieke
inlooplocaties welke ook worden meegenomen conform de motie Synhaeve (D66).23 Het streven is tot een breed en gezamenlijk gedragen voorstel te komen voor een effectieve
inrichting van het hulpverleningslandschap. Om dit zorgvuldig te doen moet voldoende
tijd worden uitgetrokken. Uw Kamer zal dit najaar nader worden geïnformeerd over de
verbeterinitiatieven die het traject tot dan toe heeft opgeleverd. Het hele traject
zal nog doorlopen in 2025.
Ondersteuning jongeren door SHN
Een groot aantal jongeren meldt zich na een ingrijpende gebeurtenis helaas niet bij
de politie of hulpinstantie. Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Slachtofferbeleid
van 23 februari 2023 (Kamerstuk 33 552, nr. 108) ben ik met SHN in gesprek gegaan om te bezien wat ervoor nodig is om jonge slachtoffers
beter te kunnen bereiken. SHN heeft in dit kader een aantal maatregelen genomen om
deze doelgroep beter te bereiken en te zorgen dat ook deze groep de juiste hulp en
ondersteuning ontvangt. Door middel van co-creatie met jongeren wordt het hulpaanbod
vormgegeven en getoetst, om zo nog beter aan te sluiten bij de behoeften van jongeren.
In januari 2024 is het online platform voor jongeren live gegaan, waar jongeren anoniem,
behapbare en laagdrempelige informatie kunnen vinden. Daarnaast startten binnen de
online community twee openbare groepen, speciaal gericht op jongeren waar zij elkaar
kunnen treffen en ervaringen kunnen uitwisselen. Na een analyse waarbij is gekeken
hoe jongeren kanalen als YouTube en TikTok gebruiken, is een aantal video’s met uitleg
en veelvoorkomende (juridische) vragen opgenomen24en zal in mei een landelijke lanceringscampagne plaatsvinden. Ook wordt WhatsApp per
1 april als eerste instroomkanaal geïmplementeerd, waarbij de privacy van de slachtoffers
gewaarborgd is. Hiermee kunnen jongeren op een laagdrempelige wijze in contact komen
met SHN. Afgesproken is dat dit traject wordt gemonitord, niet alleen op aantallen,
maar ook op effectiviteit en doelmatigheid. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd
via de voortgangsbrieven slachtofferbeleid.
Opvolging onderzoek «What works».
Naar aanleiding van het WODC-onderzoek «What Works. Psychosociale dienstverlening
Slachtofferhulp Nederland» uit 2022 is afgelopen periode bezien of het mogelijk is
dat SHN aan sommige slachtoffers van ernstig geweld- en zedendelicten langer nazorg
blijft verlenen of slachtoffers na een doorverwijzing naar een andere instantie ook
nog langer door SHN gevolgd kunnen worden. Uit nader uitgevoerd kwantitatief en kwalitatief
onderzoek blijkt onder meer dat slachtoffers in het algemeen een nazorggesprek prettig
zouden vinden. Ook medewerkers van SHN zien een meerwaarde in de uitbreiding van nazorg.
In 2024 wordt daarom een pilot uitgevoerd om de impact van deze werkwijze concreet
te bepalen. Daarnaast heeft SHN twee aanvullende instrumenten ingevoerd; te weten
een standaard cliënttevredenheidsonderzoek en een slachtofferpanel. Aan de hand hiervan
kunnen slachtoffers gedurende langere tijd gevolgd worden, mits zij dat willen. Tenslotte
is een vernieuwde en laagdrempelige «Herstelmeter» ontwikkeld die qua methodologie
aansluit bij de laatste wetenschappelijke inzichten. Met dit instrument verkrijgen
slachtoffers inzicht in hun herstel en kunnen zij dit in de tijd blijven volgen. Focus
ligt hierbij op herstel en veerkracht. Deze Herstelmeter wordt in 2024 getest en op
de website van SHN geplaatst.
Toegang algemene voorzieningen
Eerder heb ik het belang van een goede toegang tot algemene voorzieningen, benadrukt.25 Dit is een belangrijke voorwaarde voor herstel. De gidsfunctie die SHN op dit terrein
reeds vervult heb ik daarom versterkt. Zo is een campagne gevoerd om meer bekendheid
aan de beschikbare dienstverlening van SHN te geven.26 Dit heeft geleid tot meer websitebezoeken en telefoontjes naar SHN en tevens een
toename van (online) dienstverlening. Daarnaast worden door SHN nieuwe communicatiematerialen
ontwikkeld zodat de informatieverstrekking aan (moeilijk bereikbare) slachtoffers
structureel verbeterd wordt. Verder zijn in samenwerking met de organisatie Steffie
animaties met laagdrempelige uitlegmodules (voice-over) ontwikkeld om de website van
SHN nog toegankelijker te maken voor o.a. laaggeletterden en licht verstandelijk beperkte
slachtoffers.27
Lotgenotencontact
In voornoemde beleidsreactie heb ik tevens laten weten mogelijkheden te zien voor
het stimuleren en ontwikkelen van lotgenotencontact. SHN heeft hiervoor verschillende
(gebruikers) onderzoeken gestart. De resultaten zullen worden gebruikt om de dienstverlening
aan lotgenoten te verbeteren en verder uit te breiden. De ambitie is om nog dit jaar
het aantal lotgenotengroepen uit te breiden.
Overige onderwerpen, moties en toezeggingen
Slachtoffers schoolgijzeling Bovensmilde
Eerder heb ik u geïnformeerd dat ik wil bezien wat ik voor de slachtoffers van de
gijzeling van de lagere school in 1977 in Bovensmilde kan betekenen in het kader van
hun erkenning en ondersteuning. Vorig jaar is onder leiding van een projectleider
vanuit mijn departement gestart met een samenwerkingsverband van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid, de gemeente Midden-Drenthe – waartoe Bovensmilde behoort –
en de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid om dit vorm te geven. Een belangrijke volgende stap is het doen
van een onderzoek. Vanwege de gewenste onafhankelijkheid heb ik het WODC gevraagd
dit onderzoek te laten doen. Goed luisteren naar de ervaringen en behoeften van de
betrokkenen zelf en het optekenen daarvan vormt het fundament onder de aanpak. ARQ
Nationaal Psychotrauma Centrum gaat het onderzoek uitvoeren. ARQ heeft ruime ervaring
met traumaverwerking na ingrijpende gebeurtenissen en met onderzoek hiernaar. Het
onderzoek zal dit voorjaar van start kan gaan. Zorgvuldigheid in dit proces en in
de communicatie met voormalig gegijzelden en hun naasten is van het grootste belang
en staat voor mij voorop. Uw Kamer wordt over de belangrijkste mijlpalen geïnformeerd
via de voortgangsbrieven Slachtofferbeleid.
WODC-onderzoek grootschalige incidenten
Met deze voortgangsbrief wil ik uw Kamer ook het WODC-onderzoeksrapport «behoeften
van slachtoffers van grootschalige incidenten» aanbieden (bijlage 3), de onderzoekers
mijn dank uitspreken en mijn reactie geven. Het onderzoek is ingegeven door verschillende
grootschalige incidenten die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Op basis
van de definitie van «grootschalig incident» zijn drie technologische, één natuurramp
en drie intentioneel veroorzaakte rampen geselecteerd.28 Gekeken is naar 1) de behoeften van slachtoffers van grootschalige incidenten29 en in hoeverre deze verschillen van andere slachtoffers van kleinschalige criminaliteit
met grote impact en 2) in welke mate het huidige slachtofferbeleid tegemoet komt aan
hun behoeften.
Op basis van de resultaten kan worden geconcludeerd dat er weinig structurele verschillen
bestaan in de behoeften van slachtoffers van de drie verschillende typen grootschalige
incidenten, met uitzondering van één wezenlijk aspect dat specifiek is voor intentioneel
veroorzaakte grootschalige incidenten. Slachtoffers van deze incidenten lopen een
groter risico op een (zeer) ernstige verstoring van hun psychologisch functioneren
omdat dergelijke incidenten vaak niet gericht zijn op specifieke personen en daardoor
in sterkere mate als bedreigend worden ervaren, waardoor psychologische verwerking
en herstel extra moeilijk zijn.
Uit de bevindingen blijkt dat er in Nederland een ruim aanbod is aan ondersteuning
voor slachtoffers van grootschalige incidenten en dat wordt voorzien in goede ondersteuning
aan hen en dat de wijze waarop dit gebeurt, professioneel georganiseerd is. Ik ben
me ervan bewust dat dit te danken is aan de professionals en vrijwilligers die – op
het moment dat zich een ramp voltrekt of incident voordoet – alles uit hun handen
laten vallen om ter plaatse ondersteuning te bieden. Tegelijk laat het onderzoek zien
dat de invulling van de ondersteuning niet altijd voldoet aan de specifieke behoeften
die slachtoffers kunnen hebben op enig moment en dat de ondersteuning ook niet altijd
alle slachtoffers bereikt die het nodig hebben. In dat kader noemt het onderzoek een
aantal additionele voorzieningen die zouden kunnen bijdragen aan een betere ondersteuning
van slachtoffers, het gaat kort gezegd om:
– Eén centrale contactpersoon die slachtoffers voor een langere tijd ondersteunt en
hen informeert en begeleidt. Er zijn al professionals die deze rol vervullen, maar
zij worden niet bij alle typen grootschalige incidenten ingezet. Bovendien zijn zij
niet beschikbaar voor bijvoorbeeld familie en vrienden;
– Een handleiding met praktische tips voor zaken waarmee slachtoffers op korte en lange
termijn te maken kunnen krijgen;
– Vinger aan de pols houden om psychologische problemen te signaleren en tijdig hulpverlening
op te starten;
– Begeleiding voor gezin, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften niet alleen
van het directe slachtoffer, maar ook van het gezin eromheen.
Deze additionele voorzieningen zie ik als ondersteuning van mijn beleid. Ten aanzien
van de aanbeveling om te werken met één centrale contactpersoon of één centraal informatiepunt
vervullen de casemanagers van SHN deze rol al. Nabestaanden van dodelijke slachtoffers
maar ook slachtoffers met ernstig letsel komen in aanmerking voor deze ondersteuning
die «systeemgericht» is en zich richt op de eerste ring aan familieleden rondom een
slachtoffer. Daarnaast voorziet SHN in (digitale) individuele ondersteuning van overige
slachtoffers, getuigen en betrokkenen. Dit geldt ook voor familie en vrienden. Waar
dit bij kleinschalige incidenten via de website van de organisatie gebeurt, wordt
bij grootschalige incidenten vaak een voor het specifieke incident opgericht informatie
en adviescentrum, (IAC) opgetuigd, waarin direct na de gebeurtenis online alle informatie
met betrekking tot het incident en de gevolgen beschikbaar zijn. Ook een handleiding
over zaken waarmee een slachtoffer te maken kan krijgen is beschikbaar op de website
van Slachtofferhulp Nederland en in het geval van een grootschalige calamiteit vindbaar
op het online IAC.
Ik ben er voorts van op de hoogte dat problemen na een incident zich ook later pas
kunnen ontwikkelen. En dat het belangrijk is dat dit tijdig wordt gesignaleerd zodat
snel behandeling plaatsvindt. In de praktijk wordt dit op dit moment al vormgegeven
door «watchful waiting». Dat is een beproefde en werkbare methode gebleken waarbij in een korte periode na
het incident (4–6 weken) wekelijks contact wordt opgenomen door SHN om te toetsen
of het slachtoffer klachten ontwikkelt. Als in het contact blijkt dat het slachtoffer
bijvoorbeeld PTSS ontwikkelt, kan worden doorverwezen naar gespecialiseerde psychische
hulpverlening (GGZ). Als het gaat om het langdurig vinger aan de pols houden bij alle slachtoffers dan acht ik dat praktisch onuitvoerbaar. Wel kan ik mij voorstellen
dat dit voor bepaalde groepen slachtoffers van meerwaarde kan zijn. De Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is naar aanleiding van de motie van het lid
Van der Werf30 een verkenning gestart naar de voor- en nadelen van een periodieke check-up voor
minderjarige slachtoffers van seksueel geweld. De resultaten hiervan worden dit najaar
verwacht.
Afschrift vonnis (motie Ellian)
Bij motie van 8 juni 2022 heeft het lid Ellian (VVD)31 verzocht ervoor te zorgen dat een slachtoffer, of diens advocaat of vertegenwoordiger
automatisch binnen een week een afschrift ontvangt van het vonnis of arrest in de
strafzaak waarin het strafbare feit tegen het slachtoffer is behandeld. In eerste
instantie is deze opgevat als een verzoek dat slachtoffers geïnformeerd moeten worden
over de inhoud van het vonnis. Dit is reeds mogelijk. Pas later bleek dat bedoeld
is om slachtoffers te informeren door hen een fysiek kopie (afschrift) van het complete
vonnis toe te sturen. Ik sta er positief tegenover dat slachtoffers die dat willen
op een eenvoudige manier een fysiek afschrift van het vonnis kunnen ontvangen, zonder
dat zij hiertoe een verzoek hoeven te doen zoals de wet nu voorschrijft. Omdat de
behoeften van slachtoffers hierin kunnen verschillen, is het echter niet wenselijk
dat aan elk slachtoffer automatisch een afschrift wordt verstrekt. Met het oog hierop
ben ik met betrokken partijen, te weten het OM, de Rechtspraak en SHN in gesprek gegaan
hoe gekomen kan worden tot een praktische oplossing die ook tegemoet komt aan de verschillende
behoeften van slachtoffers. Er liggen intussen twee oplossingsrichtingen die op dit
moment nader worden bekeken op uitvoerbaarheid. De eerste oplossingsrichting is dat
slachtoffers in de gelegenheid worden gesteld om actief aan te geven of zij een afschrift
willen ontvangen. De tweede is dat slachtoffers toegang krijgen tot het vonnis, zodat
zij dat desgewenst zelf kunnen opzoeken. Zodra er meer bekend is zal ik uw Kamer hierover
nader berichten.
Mogelijkheden anoniem spreekrecht
Tijdens het commissiedebat Rechtspraak van 28 februari jl. heeft het lid Eerdmans
(JA21) aangedragen dat tijdens het Marengo-proces geen enkele nabestaande gebruik
heeft durven maken van zijn spreekrecht. In dat kader heeft hij aangegeven het onwenselijk
te vinden dat slachtoffers hun rechten niet kunnen uitoefenen en gevraagd naar mogelijkheden
om slachtoffers anoniem van hun spreekrecht gebruik te kunnen laten maken. Ik heb
uw Kamer toegezegd de mogelijkheden na te gaan bij de Raad voor de Rechtspraak (RvdR)
om slachtoffers geanonimiseerd te laten spreken en u hierover binnen 8 weken schriftelijk
te informeren. In deze brief kom ik hieraan tegemoet. Een vervolgens ingediende motie
hieromtrent is door uw Kamer niet aangenomen. Het waarborgen van de privacy van slachtoffers
binnen het strafproces vind ik erg belangrijk. Er zijn verschillende manieren waarop
ik het slachtoffer daarin reeds tegemoet kom. Voor wat betreft het verzoek van het
lid Eerdmans zie ik vanuit praktische en meer principiële overwegingen geen mogelijkheden
om slachtoffers anoniem gebruik te laten maken van hun spreekrecht. Ik heb dit besproken
met de RvdR, maar ook met SHN, die beide hebben aangegeven bedenkingen te hebben met
betrekking tot dit onderwerp. In het Marengo-proces was sprake van veel slachtoffers
en nabestaanden, maar in het merendeel van de strafzaken is sprake van een beperkt
aantal slachtoffers van één hooguit twee slachtoffers. In veel zaken kennen de verdachte
en het slachtoffer elkaar. Hiervoor biedt het anoniem spreekrecht dan ook geen oplossing.
Daarnaast kan de inhoud van een slachtofferverklaring herleidbaar zijn naar het betreffende
slachtoffer of de nabestaanden. Zeker nu slachtoffers zich, sinds de invoering van
het onbelemmerd spreekrecht, mogen uitlaten over alle onderwerpen die zij willen bespreken.
Daarnaast verhoudt anoniem spreekrecht zich moeilijk tot de principiële beginselen
van het strafrecht zoals het recht van de verdachte om te weten waarvan hij wordt
beschuldigd en door wie (equality of arms), en het vereiste dat rechtspraak in beginsel
in de openbaarheid dient plaats te vinden.
Dat laat onverlet dat het van belang is slachtoffers in staat te stellen om hun spreekrecht
uit te oefenen en zich veilig te voelen. Het slachtoffer kan de officier van justitie
vragen zich in zijn requisitoir in generieke zin uit te laten over de impact op het
slachtoffer. Slachtoffers en nabestaanden kunnen op deze wijze hun gevoelens vertaald
zien in het strafproces. Verder zijn er mogelijkheden om een directe confrontatie
met de verdachte voor het slachtoffers en de nabestaanden te voorkomen wanneer zij
hun spreekrecht willen uitoefenen. Zo kunnen slachtoffers binnen het rechtbankgebouw
in een andere ruimte spreken of via een videoverbinding. Ook kunnen spreekgerechtigden
de rechter verzoeken om hun raadsman of een daartoe bijzonder gemachtigde (bijvoorbeeld
een medewerker van Slachtofferhulp Nederland) namens hen het spreekrecht uit te oefenen.
Slachtoffers kunnen ook een schriftelijke slachtofferverklaring indienen.
Een gefundeerd en toekomstbestendig slachtofferbeleid
De afgelopen jaren heeft de focus gelegen op het borgen van de rechten van slachtoffers
en het effectueren van deze rechten in de praktijk. Ik heb gezien en gehoord dat iedere
dag weer door professionals en vrijwilligers met veel inzet wordt gewerkt om het slachtoffer
recht te doen. Slachtofferbewustzijn is daarbij van groot belang, het zijn immers
de professionals in de strafrechtketen die het gezicht van de overheid zijn voor slachtoffers
en nabestaanden. Daarom juich ik initiatieven vanuit de ketenpartners waarbij het
slachtofferbewustzijn wordt vergroot van harte toe. Zo zijn vanaf dit najaar de cursussen
bejegening van slachtoffers ter zitting en civiele vordering in het strafproces een
verplicht onderdeel van de strafrecht opleiding, daar waar dat nu aanbevolen onderdelen
zijn. Verder ondersteun ik middels een financiële bijdrage de pilot van de onlinetraining
«Recht door de Keten» die in de eerste helft van 2024 van start gaat en tot doel heeft
het slachtofferbewustzijn onder medewerkers in de strafrechtketen te vergroten.32
Zoals ik al heb aangegeven zijn er grote stappen gezet met betrekking tot de implementatie
van de Meerjarenagenda. Nu is het van belang dat we meer zicht krijgen op de effectiviteit
van de maatregelen die we treffen. Dit zijn we verplicht aan de slachtoffers voor
wie we het doen en de samenleving als geheel en is ook nodig om tot een nieuwe Meerjarenagenda
te komen. Ook is het van belang zicht te krijgen waar toekomstig beleid zich op zou
moeten richten.
In mijn tweede voortgangsbrief heb ik daarom aangekondigd te werken aan een meerjarig
onderzoeksprogramma, vastgelegd in een Strategische Evaluatie Agenda (hierna: SEA)
die hiervoor de basis biedt. In de afgelopen periode is voor de SEA een analyse gemaakt
van de onderzoeken die reeds zijn uitgevoerd, welke informatie voorhanden is en welke
informatie ontbreekt. Hiervoor zijn vanuit het departement gesprekken gevoerd met
het veld, betrokken ketenorganisaties, ervaringsdeskundigen, de slachtofferadvocatuur
en de wetenschap. Op basis hiervan is een eerste beeld ontstaan van waarop nader onderzoek
zich zou moeten richten. Dit betreft in ieder geval het meten van output in plaats
van slechts de tevredenheid van slachtoffers. Op die manier ontstaat meer zicht op
hoeveel slachtoffers gebruik maken van bepaalde rechten of voorzieningen en wat in
dat licht de prestaties van de slachtofferketen zijn.
Daarnaast bestaat de wens voor een langjarig onderzoek waarin een specifieke groep
slachtoffers wordt gevolgd om inzicht te krijgen in hun ervaringen in de verschillende
fasen van het strafproces. Verder wil ik een nieuwe meta-analyse laten uitvoeren naar
de behoeften van slachtoffers. De huidige doelen die met het slachtofferbeleid worden
nagestreefd (versterken rechtspositie, ondersteunen, beschermen en tegemoetkomen in
geleden schade) zijn gebaseerd op een meta-analyse van onderzoeken naar de behoeften
van slachtoffers uit 1980 en zijn de afgelopen jaren niet, of nauwelijks veranderd.
De vraag is in hoeverre deze nog tegemoetkomen aan de behoeften van (mogelijk nieuwe
groepen) slachtoffers anno nu. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de behoeften
van slachtoffers van relatief nieuwe delicten zoals online seksueel geweld en online
fraude, zeker nu dit al een aantal jaren toeneemt33 en de impact groot kan zijn, maar ook slachtoffers van traditionele criminaliteit.
Uit de meest recente slachtoffermonitor blijkt dat na een aantal jaren waarin het
aantal slachtoffers van traditionele criminaliteit afname er weer sprake is van een
toename van het aantal slachtoffers.34 Op basis van de uitkomsten van de onderzoeken zullen we meer kunnen zeggen over de
werking van het huidige beleid en waar aanpassingen nodig zijn. Dit zal ook worden
meegenomen bij de herijking van de huidige visie op slachtofferbeleid en een bijbehorende
Meerjarenagenda 2025–2029.
Tot slot
Met de bovenstaande ontwikkelingen wordt de positie van slachtoffers van strafbare
feiten nog beter geborgd. Hier hecht ik groot belang aan en de komende periode ga
ik verder met de uitvoering van mijn Meerjarenagenda slachtofferbeleid.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.