Brief regering : Verslag Milieuraad d.d. 25 maart 2024
21 501-08 Milieuraad
Nr. 944 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR
KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2024
Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Minister voor Natuur en
Stikstof, over de Milieuraad die op 25 maart 2024 in Brussel plaatsvond.
Daarnaast informeren wij uw Kamer over de Nederlandse reactie op de publieke consultatie
van de Europese Commissie inzake de herziening van etiketteringsvoorschriften voor
textiel (textile labelling), en de evaluatie van de Europese Commissie van het Achtste Milieuactieprogramma.
Tot slot bieden wij uw Kamer, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
de kwartaalrapportage aan met de stand van zaken van de lopende onderhandelingen van
de Europese voorstellen op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
I. Verslag Milieuraad d.d. 25 maart 2024
Op de Milieuraad van 25 maart vonden twee beleidsdebatten plaats over de voorstellen
voor de deelherziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen, en de verordening ter voorkoming
van pelletverlies voor het verminderen van microplasticvervuiling. Verder vond er
een gedachtewisseling plaats over het Klimaatdoel 2040. Tijdens deze gedachtewisseling
werd er ook gesproken over de diversenpunten klimaatadaptatie en het Integraal Nationaal
Energie- en Klimaatplan. Tevens heeft het Voorzitterschap op de ochtend van de Milieuraad
onverwacht een informatiepunt over de Natuurherstelverordening aan de agenda toegevoegd
en is het informatiepunt over de status van de wolf onder de BERN-conventie van de
agenda gehaald.
Onder het punt «diversen» vroeg Oostenrijk aandacht voor duurzame zaadregulering,
Denemarken, Zweden en Frankrijk voor strengere exporteisen voor textiel, Tsjechië
en Slowakije voor een rechtvaardige transitie in regio’s meest getroffen door kolenafbouw,
en Roemenië, Slowakije en Finland voor de beschermstatus van de bruine beer onder
de Bern-conventie.
Tot slot informeerden de Europese Commissie (hierna: «de Commissie») en het Voorzitterschap
over het Achtste Milieuactieprogramma, de Bosmonitoringsverordening en de ratificatie
van multilaterale milieuovereenkomsten, en gaven ze een terugkoppeling van de recente
internationale bijeenkomsten op het gebied van milieu, en het lopende wetsvoorstel
verordening Plantaardig teeltmateriaal.
Kaderrichtlijn Afvalstoffen
Tijdens de Milieuraad vond een eerste beleidsdebat plaats over het voorstel tot deelherziening
van de Kaderrichtlijn afvalstoffen.1 Deze richtlijn is onderdeel van de Green Deal en gaat in op het voorkomen van textiel-
en voedselverspilling. Het Voorzitterschap lichtte het voorstel toe en vroeg de lidstaten
om reactie op (1) de voorgestelde juridisch bindende reductiedoelstellingen voor voedselverspilling,
en (2) de voorgestelde uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel.
De Commissie bedankte het Voorzitterschap voor het voortvarend oppakken van dit voorstel
en benadrukte het belang van nationale doelstellingen in de bijdrage aan het behalen
van het Duurzaam Ontwikkelingsdoel (SDG) 12.3.
Over het algemeen verwelkomen de lidstaten het voorstel. Ten aanzien van de juridisch
bindende reductiedoelstellingen voor voedselverspilling werd er door een kleine groep
lidstaten aandacht gevraagd voor de haalbaarheid van de doelstellingen. Ook werd de
Commissie door een grote groep lidstaten gevraagd onderscheid te maken tussen eetbaar
en niet-eetbaar afval. Tevens gaven verschillende lidstaten aan twijfels te hebben
bij het referentiejaar (2020) en de timing van de herzieningsclausule in 2027. Ook
werd er aandacht gevraagd voor een correctiefactor voor de toerismesector vanwege
de invloed op de productie van voedsel.
Nederland pleitte voor het verhogen van de reductiedoelstellingen voor voedselverspilling,
maar vond in die oproep nauwelijks weerklank bij andere lidstaten. Een klein aantal
lidstaten stond open voor het Nederlandse standpunt om de primaire sector onder de
scope van de juridisch bindende doelstellingen te laten vallen, al bleef onduidelijk
hoe ver deze groep bereid is te gaan.
Het voorstel voor de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel
wordt door het overgrote deel van de lidstaten gesteund. Door een grote groep lidstaten
werd wel het belang van het beperken van administratieve lasten benadrukt. Tevens
vroeg een grote groep lidstaten aandacht voor het belang van sociale ondernemingen
en goede doelen bij de inzameling van textiel.
Nederland pleitte voor het opnemen van concrete bindende doelen voor hergebruik, recyclen
en preventie van textielafval, en werd daarin gesteund door een klein aantal lidstaten.
Ook voerde Nederland aan om alle textielproducenten onder de UPV te laten vallen,
inclusief micro-ondernemingen, en riep op tot de ontwikkeling van reken- en ecomodulatiemethoden
op Europees niveau en werd hierin gesteund door een klein aantal lidstaten.
In reactie op het beleidsdebat benadrukte de Commissie het internationale karakter
van verduurzaming van textiel en de weerstand die zij laatst op mondiaal niveau heeft
ontvangen op een EU-resolutie op textiel. De Commissie benoemde het belang van het
creëren van bondgenootschappen op het mondiale toneel. Het Voorzitterschap gaf aan
de brede steun voor het voorstel te waarderen, de opmerkingen van de lidstaten mee
te nemen en dit dossier prioritair voort te zetten.
Verordening voorkoming pelletverlies voor vermindering microplasticvervuiling
Tijdens de Milieuraad vond een eerste beleidsdebat plaats over het voorstel voor een
verordening ter voorkoming van pelletverlies om microplasticvervuiling te verminderen.2 Dit voorstel is op 16 oktober 2023 door de Commissie gepubliceerd. Het Voorzitterschap
vroeg de lidstaten te reflecteren op de voorgestelde gepaste maatregelen, de verantwoordelijkheden
van de verschillende spelers, en een eventuele koppeling met de discussies op dit
dossier binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De Commissie vroeg eveneens
aandacht voor een eventuele opname van de maritieme sector in de verordening naar
aanleiding van de ecologische ramp in Spanje in december 2023, waarbij zes containers
met plastic pellets van een schip sloegen.
Het belang van dit voorstel werd breed gesteund door de lidstaten. Een klein aantal
lidstaten, waaronder Nederland, sprak steun uit voor de opname van de maritieme sector,
tegenover een iets grotere groep lidstaten die aangaf niet vooruit te willen lopen
op internationale afspraken. Een kleine groep lidstaten verzocht de definitie van
plastic pellets in het huidige voorstel te verbreden om zo ook de kleinste vormen
van pellets op te kunnen nemen.
Nederland pleitte tevens voor het opnemen van alle bronnen van microplasticvervuiling
in het voorstel en werd daarbij gesteund door een kleine groep lidstaten. Ook vroeg
Nederland om verduidelijking van de term gepaste maatregelen.
De onderhandelingen zullen worden voortgezet in de betreffende Raadswerkgroep, maar
niet onder het huidige Voorzitterschap worden afgerond.
Klimaatdoel 2040
Tijdens de Milieuraad vond een eerste gedachtewisseling plaats over de mededeling
over een EU-klimaatdoel voor 2040 als tussenstap op weg naar klimaatneutraliteit in
2050,3 dat de Commissie op 6 februari 2024 publiceerde. De EU-Klimaatwet verplicht tot het
vaststellen van een EU-klimaatdoel voor 2040 en schrijft voor dat de Commissie uiterlijk
zes maanden na de eerste Global Stocktake met een wetgevend voorstel hiertoe komt,
indien passend. Daarbij moet rekening gehouden worden met het advies van de EU Wetenschappelijke
Klimaatraad die een 2040-doel van netto 90–95% reductie ten opzichte van 1990 heeft
geadviseerd. In de mededeling doet de Commissie de aanbeveling dat het EU-klimaatdoel
voor 2040 moet uitkomen op 90% netto broeikasgasemissiereductie ten opzichte van 1990.
Om het doel te kunnen bereiken, presenteert de Commissie een aantal overkoepelende
randvoorwaarden. Ook worden diverse aandachtspunten per sector genoemd. De mededeling
bevat geen wetgevend voorstel, nieuwe beleidsmaatregelen of sectorspecifieke doelen,
maar beoogt een brede maatschappelijke dialoog te starten over het doel en de acties
die nodig zijn om dit doel te realiseren.
Het Voorzitterschap benadrukte het belang van een integrale aanpak met andere prioriteiten,
zoals het toekomstige concurrentievermogen van de EU, open strategische autonomie
en energiezekerheid. De lidstaten werden gevraagd in te gaan op de belangrijke randvoorwaarden
en uitdagingen en kansen in de verschillende sectoren. Vervolgens gaf de Commissie
een korte onderbouwing van het voorgestelde 2040 doel en benadrukte dat een tussendoel
ook wenselijk is vanuit de private sector met oog op investeringszekerheid. Ook onderstreepte
de Commissie een rechtvaardige transitie en het EU-concurrentievermogen als belangrijke
randvoorwaarden. Daarnaast benadrukte de Commissie dat het aan een volgende Commissie
is om plannen te ontwikkelen en dat de mededeling de opening van een dialoog is.
De meeste lidstaten moeten nog een positie bepalen. In algemene zin leek een meerderheid
te kunnen leven met een tussendoel van 90% in 2040 op het al afgesproken pad naar
klimaatneutraliteit in 2050. Deze lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten hierbij
het belang van een doel gebaseerd op wetenschappelijk advies in lijn met internationale
afspraken en de voortrekkersrol van de EU, en het belang van voorspelbaarheid van
het EU-klimaatbeleid. Enkele lidstaten waarschuwden voor een versnelling van klimaatbeleid,
vanwege zorgen over het gebrek aan publieke steun.
Nederland wees erop dat het voorstel van de Commissie zich aan de onderkant van het
wetenschappelijk advies bevindt en dat een emissiereductie van 88% ten opzichte van
1990 al wordt bereikt met de voortzetting van huidig beleid. Daarnaast benadrukte
Nederland het belang van het 90%-doel voor een mondiaal gelijk speelveld en voor de
transitie weg van fossiele brandstoffen.
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan een definitief oordeel te kunnen
vellen zodra er een uitgewerkt pakket ligt, maar wel een positieve grondhouding te
hebben ten aanzien van het voorstel van de Commissie voor een EU-klimaatdoel voor
2040 van 90%.
Nederland heeft cf. motie Erkens4 aangegeven dat een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de uitvoering op te
lossen en de transitie te versnellen cruciaal is om het doel te kunnen behalen. Nederland
verwees hierbij naar het verbeteren van de infrastructuur van het energienetwerk,
versnelling van vergunningsprocedures, het bestrijden van energiearmoede en het stimuleren
van investeringen in schone technologieën.
Het zwaartepunt van de discussie richtte zich voornamelijk op manieren om het bereiken
van het doel te faciliteren. Nederland benadrukte hierbij het belang van een aantal
randvoorwaarden.
Allereerst is de volledige implementatie van het Fit for 55 raamwerk richting 2030 (en daarna) een cruciale randvoorwaarde. Hiervoor is het oplossen
van knelpunten voor de uitvoering dan ook erg belangrijk. De Integrale Nationale Energie-
en Klimaatplannen (INEKs) spelen daarbij een belangrijke rol.
Ten tweede gaf Nederland aan dat voor een rechtvaardige transitie een bijdrage van
alle lidstaten en sectoren nodig is, waarbij de landbouwsector niet kan worden ontzien
en een goed toekomstperspectief voor de sector noodzakelijk is. Nederland verwelkomde
de door de Commissie aangekondigde strategische dialoog over het toekomstig klimaatbeleid
met de landbouwsector. Nederland heeft de Commissie verzocht om, naast de strategische
dialoog, concrete beleidsopties voor de landbouw en landgebruik sector te blijven
onderzoeken, inclusief marktgebaseerde maatregelen, om een eerlijke en realistische
bijdrage te kunnen leveren aan de klimaatdoelen.
Ten derde benadrukte Nederland het belang van een goed werkend mechanisme voor koolstofverwijdering,
zodat de opschaling hiervan niet ten koste gaat van emissiereductie. Nederland verwelkomde
een indicatieve uitsplitsing van het EU-doel voor 2040 tussen emissiereductie en koolstofverwijdering.
Nederland gaf ten vierde aan dat het naast hernieuwbare energie een complementaire
rol voor kernenergie ziet, waarbij Nederland de Commissie om concretisering heeft
gevraagd over de voorziene rol van CC(US) en waterstof.
Nederland onderstreepte ten vijfde ook het belang van een concurrerende en duurzame
industrie agenda. Hiervoor zijn toegang tot financiering en investeringszekerheid
ten behoeve van een mondiaal gelijk speelveld cruciaal, waarbij er mogelijk aanvullende
maatregelen nodig zijn bovenop het ETS en CBAM.
Tot slot verwelkomde Nederland de visie van de Commissie op het decarboniseren van
de transportsector, met onder andere aandacht voor duurzame brandstoffen, de benodigde
investeringen in de sector, en de mogelijke uitbreiding van het ETS voor kleinere
schepen.
Vrijwel alle lidstaten achtten een rechtvaardige transitie en draagvlak essentieel,
alsook het versterken van het EU-concurrentievermogen en het creëren van een mondiaal
gelijk speelveld. De genoemde randvoorwaarden variëren per lidstaat. Een aantal lidstaten
benadrukten het belang van technologieneutraliteit. Over de rol van afvang, gebruik
en opslag van koolstof (CC(U)S) en koolstofverwijdering waren de lidstaten verdeeld,
waarbij sommige lidstaten zich uitspraken als voorstander en enkele lidstaten aangaven
zorgen te hebben over de kosten van de opschaling van deze nieuwe technologieën. Andere
voorwaarden die werden genoemd waren voldoende (publieke en private) investeringen,
het vergroten en beter herverdelen van EU fondsen, verminderen van bureaucratie, versnelling
uitrol EU infrastructuur en meer duidelijkheid van de impact op lidstaatniveau.
In algemene zin werd de energiesector genoemd als sector met de meeste kansen om bij
te dragen aan het 2040 doel, waarbij er door lidstaten in de sectoren industrie, mobiliteit
en landbouw meer uitdagingen werden gezien.
Veel lidstaten refereerden in hun interventie naar het Climate risk assessment dat de noodzaak van meer actie op zowel klimaatadaptatie als mitigatie, alsook een
geïntegreerde aanpak van beiden, onderstreept.
Diversen
– Verordening over een monitoringskader voor veerkrachtige Europese bossen
Er werd door het Voorzitterschap kort een update gegeven over de voortgang van de
onderhandelingen over het Voorstel voor een monitoringssysteem voor veerkrachtige
Europese bossen. Er is een Ad Hoc Working Party opgezet en het Voorzitterschap heeft het zeer technische voorstel ingedeeld in clusters
die één voor één behandeld worden.
– Achtste Milieuactieprogramma (8MAP)
De Commissie presenteerde de evaluatie van het Achtste Milieuactieprogramma (8MAP).
Uit die evaluatie blijkt dat na uitrol van het milieuactieprogramma een stevig wetgevend
kader staat, voor een groot deel voortkomend uit de Green Deal. Het halen van de doelen
uit het milieuactieprogramma via de uitvoering van deze wetgeving zal veel aandacht
vragen. In de komende maanden is het Voorzitterschap voornemens Raadsconclusies op
te stellen, die vervolgens aangenomen dienen te worden tijdens de Milieuraad van 17 juni
a.s.
– Klimaatadaptatie
De Commissie gaf een presentatie van de Europese Climate Risk (EUCRA) mededeling en gaf daarin aan dat investeren in klimaatadaptatie geld oplevert
op de langere termijn, dat Europa voorloper is in de wereld op het gebied van klimaatadaptatie
en dat er hier mondiaal kansen liggen voor de Europese Unie. Aangezien de lidstaten
werden verzocht om een reactie te geven in de gedachtewisseling over het 2040 EU klimaatdoel,
is de inbreng van lidstaten onder dat kopje in dit verslag opgenomen.
– Integraal Nationaal Energie en Klimaatplan
De Commissie gaf een update over de beoordeling van de concept Integraal Nationaal
Energie en Klimaatplan (INEK) updates door de verschillende lidstaten, n.a.v. de mededeling
en land specifieke aanbevelingen die de Commissie op 18 december 2023 publiceerde.5
Volgens de Commissie zijn de lidstaten op basis van de concept INEKs nu op koers om
in 2030 een broeikasgasreductie van 51% te realiseren. Lidstaten dienen extra inspanningen
te leveren om in 2030 ten minste 55% broeikasgasreductie te bereiken op weg naar klimaatneutraliteit
in 2050. Nog één lidstaat moet haar concept INEK indienen. Eind juni 2024 moeten lidstaten
hun definitieve INEK updaten, waarbij rekening gehouden moet worden met de landen
specifieke aanbevelingen.
Aangezien de lidstaten werden verzocht om een reactie te geven in de gedachtewisseling
over het 2040 EU klimaatdoel, is de inbreng van lidstaten onder dat kopje in dit verslag
opgenomen.
– Just Transition
Tsjechië en Slovenië riepen onder dit diversenpunt op de rechtvaardige transitie te
versterken in regio’s die het meest getroffen zijn door kolenafbouw, waarbij ze wijzen
op uitdagingen rond het fonds voor een rechtvaardige transitie (Just Transition Fund) en de noodzaak tot financiële steun ook na 2027, wanneer het fonds afloopt.
Een aantal lidstaten gaven aan deze oproep te ondersteunen.
– Ratificatie van multilaterale Milieuovereenkomsten (MEA)
De Commissie gaf aan dat er nog te veel lidstaten zijn die belangrijke multilaterale
milieuovereenkomsten niet geratificeerd hebben en riep hen op dit zo snel mogelijk
de doen. De Commissie heeft brieven gestuurd aan de lidstaten die nog openstaande
ratificaties hebben.
– Strengere eisen voor export van textielafval
Denemarken, Frankrijk en Zweden riepen onder dit diversenpunt op tot strengere maatregelen
voor de export van textielafval onder het Verdrag van Basel, dat internationale afspraken
bevat over grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen.
– Beschermstatus van de bruine beer
Roemenië, Slowakije en Finland hebben onder dit informatiepunt gezamenlijk een oproep
gedaan aan de Commissie om een analyse te maken van de beschikbare wetenschappelijke
gegevens over de staat van instandhouding van verschillende populaties bruine beren
in de hele EU. De landen verzochten de Commissie om samen te werken met deskundigen
van het Large Carnivore Initiative
of Europe en de lidstaten om populaties bruine beren te identificeren die zich in een gunstige
staat van instandhouding bevinden, waardoor de beschermingsstatus dienovereenkomstig
kan worden aangepast. Ook willen zij met alle lidstaten die een gemeenschappelijke
populatie bruine beren delen, de regionale samenwerking intensiveren op het gebied
van beheer, monitoring en onderzoek. Deze samenwerking heeft tot doel een basis te
leggen voor gezamenlijke beheerstrategieën op bevolkingsniveau.
– Natuurherstelverordening
Het Belgisch voorzitterschap heeft op de ochtend van de Raad een informatiepunt over
de Natuurherstelverordening aan de agenda toegevoegd, nadat de goedkeuring van het
triloogakkoord eerder als beslispunt van de Raadsagenda was gehaald. Het Voorzitterschap
zal de komende periode bezien of het mogelijk is tot een politiek akkoord te komen,
maar heeft geen nadere toelichting op het verdere proces gegeven.
Tijdens de tafelronde namen vrijwel alleen voorstanders van het triloogakkoord het
woord. Zij benadrukten het belang van het herstel van de natuur voor biodiversiteit,
klimaat en economie. Ook spraken zij hun verbazing en teleurstelling uit over de recente
ontwikkelingen rond de stemverhoudingen in de Raad. Zij uitten hun zorg over de gevolgen
voor EU-besluitvorming en de positie van de EU in de internationale context. Zij riepen
het Voorzitterschap op om toch te proberen spoedig tot een akkoord te komen. Volgens
een groep lidstaten staat ook het aanzien en de geloofwaardigheid van de Raad in den
brede onder druk, wanneer de Raad in onderhandelingen niet in staat blijkt reeds gemaakte
afspraken na te komen.
– Lopende wetsvoorstellen
Oostenrijk heeft tijdens de Raad aandacht gevraagd voor de belangrijke rol van kleine
boeren en boerennetwerken voor duurzame zaadregulering, specifiek voor de Verordening
Plantaardig teeltmateriaal. Daarbij heeft Oostenrijk aangegeven het voorstel van de
Commissie te verwelkomen en daarbij zijn aandachtspunten gedeeld.
– Terugkoppeling recente internationale bijeenkomsten
Onder dit diversenpunt gaven de Commissie en het Voorzitterschap een terugkoppeling
van de UNEA-6. Mede door een stevige lobby vanuit de fossiele industrie, voldeden
de resultaten en de slotverklaring niet volledig aan de verwachtingen. De Commissie
riep op tot reflectie voor een effectievere multilaterale samenwerking in de toekomst.
Ook werd er door het Voorzitterschap stilgestaan bij de veertiende sessie van de Conferentie
van Partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten
(COP14). Tijdens deze sessie zijn er veertien nieuwe migrerende soorten en subsoorten
aan het Verdrag toegevoegd waarvan het beschermingsniveau is opgevoerd.
II. Publieke consultatie Herziening etiketteringsvoorschriften voor textiel (textile labelling)
In maart 2022 presenteerde de Europese Commissie een EU-strategie voor duurzaam en
circulair textiel. De strategie maakt deel uit van het actieplan voor de circulaire
economie en benoemt een aantal belangrijke acties die de Commissie van plan is te
ondernemen. Zo heeft de Europese Commissie in de Europese Textielstrategie aangekondigd
om te kijken naar zowel een fysiek als digitaal duurzaamheidslabel voor kleding. De
Commissie zal de Textile Labelling Regulation herzien om ambitieuze eisen te stellen
aan de fysieke en digitale etikettering van textiel, inclusief informatie over de
duurzaamheids- en circulariteitseigenschappen van het textielproduct.
De Commissie heeft een publieke consultatie uitgezet met als doel feedback te verzamelen
op de herziening van de EU-regels voor textiellabels. De Commissie vraagt om gedachten
bij de introductie van een textiellabel dat op een nauwkeurige, begrijpelijke en vergelijkbare
manier informatie verschaft aan consumenten, met name over de milieurelevante aspecten
van textiel. Daarnaast vraagt de publieke consultatie om feedback op de borging van
duidelijkheid en consistentie in de regelgeving. Ook vraagt de consultatie om ideeën
bij de mogelijke invloed van de invoering van uitgebreide eisen voor de fysieke en
digitale etikettering van textielproducten op Europese marktwerking en op consumentengedrag.
Het kabinet heeft in reactie op de publieke consultatie steun uitgesproken voor het
voorgestelde Europese duurzaamheidslabel voor kleding. Verder steunt het kabinet een
ambitieus, geharmoniseerd textiellabel, met informatie over duurzaamheid in overeenstemming
met de informatie-eisen voor textiel die onder de Ecodesign voor Duurzame Producten
verordening aan textiel worden gesteld. Het kabinet ziet de Europese Product Environmental
Footprint methode als een geschikt middel om textielproducten te voorzien van een
milieuscore. Wanneer de Product Environmental Footprint Category Rules (PEF) voor
de productgroepen «Apparel and Footwear» worden vastgesteld, kan de PEF methode worden
gebruikt om textiel en aanverwante producten te vergelijken in milieu-impact. Daarnaast
vindt het kabinet het logisch om de informatie uit het textiellabel te koppelen aan
de informatie uit het digitale productpaspoort. Zo zou het textiellabel de belangrijkste
product- en duurzaamheidsinformatie op hoofdlijnen voor consumenten kunnen laten zien,
terwijl het digitale productpaspoort verschillende doelgroepen voorziet van uitgebreider
productinformatie, inclusief een onderbouwing van de milieuscore zoals vermeld op
het textiellabel.
De kabinetsreactie op de consultatie is als bijlage bijgevoegd.
III. Evaluatie Achtste Milieuactieprogramma
Op 12 maart jl. publiceerde de Commissie de evaluatie van het 8e MAP6. Deze evaluatie is een opmaat naar de mid term review van de Commissie van het MAP. Die herziening zal onder de nieuwe Commissie plaatsvinden
en wordt in 2025 verwacht. De evaluatie bevat zodoende geen nieuwe beleidsaanbevelingen,
maar is slechts beschrijvend van aard.
De evaluatie bouwt voort op het recente rapport van het Europees Milieu Agentschap
(EMA)7. Opvallend is daarbij dat de conclusie van de Europese Commissie positiever is. In
de evaluatie schetst de Commissie dat aan de hand van de (wetgevende) initiatieven
van de afgelopen jaren onder de Green Deal, belangrijke stappen zijn gezet op het
terrein van klimaat, milieu, natuur en biodiversiteit. Hiermee zouden de gestelde
doelen binnen bereik liggen. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de EU en de lidstaten
de implementatie en uitvoering van de overeengekomen wetgeving voortvarend oppakken.
Het EMA erkent de gezette stappen ook, maar concludeert n.a.v. de resultaten van het
monitoringsraamwerk onder het MAP dat recente stappen op veel terreinen nog onvoldoende
zijn om de gestelde doelen daadwerkelijk te behalen.
Volgens het EMA wijzen verschillende indicatoren op een benodigde versnelling om de
doelen te behalen. Het EMA benadrukt dat daarbij aanvullend beleid en wetgeving mogelijk
nodig is.
Nederland heeft de evaluatie van het 8e MAP voor kennisgeving aangenomen. De beschrijving van de Commissie van de ondernomen
stappen onder de Green Deal is herkenbaar. Onder de Green Deal zijn inderdaad belangrijke
stappen gezet voor een beter klimaat, milieu en natuur. Tegelijkertijd is ook de noodzaak
van aanvullende stappen, zoals het EMA concludeert, evident. Deze tweeledigheid sluit
aan bij de bespreking in de Milieuraad (zie hierboven). Verdere standpuntbepaling
hangt af van de voorstellen van de Commissie voor de mid-term review. Uw Kamer zal t.z.t. hier verder over geïnformeerd worden via de gebruikelijke procedures.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie