Brief regering : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Polisaanbod 2024 en verzekerdeninvloed (Kamerstuk 29689-1235)
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1242
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 maart 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de volgende brieven:
• zorgverzekeringstelsel Polisaanbod 2024 en verzekerdeninvloed1,
• stand van zaken contractering 20242
• verzekerdenmonitor 20233.
De vragen en opmerkingen zijn op 1 februari 2024 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 28 maart 2024 zijn de vragen door de Minister
voor Medische Zorg, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
beantwoord.
De fungerend-voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
9
II.
Reactie van de Minister
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van een drietal brieven met betrekking
tot het zorgverzekeringsstelsel. Zij hebben de indruk dat de Minister vooral positieve
ontwikkelingen naar voren brengt en geen oog heeft voor negatieve ontwikkelingen.
Deze leden hebben daarom nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie begrijpen uit de evaluatie dat de Wet Verzekerdeninvloed
Zvw nog weinig positiefs heeft gebracht voor de individuele verzekerden. Om te beginnen
is er veel onbekendheid over zowel de inspraakregeling als de verzekerdenraad. Wat
gaat de Minister hieraan doen? De verzekerdenraad bemoeit zich (nog) niet met het
inkoopbeleid van de zorgverzekeraar, dat was toch een belangrijke doelstelling van
deze wet. Als dit niet tot stand komt is de hele wet een bureaucratische exercitie
geweest, aldus genoemde leden. Zij ontvangen graag een reactie van de Minister op
dit ontbreken van invloed op de zorginkoop. Genoemde leden verbazen zich dat blijkbaar
meer onderzoek nodig is naar wat er in de praktijk nodig is om individuele verzekerden
meer te betrekken bij de beleidsvorming van zorgverzekeraars. Dat betekent eigenlijk
dat de wet voorbarig en gehaast is ingevoerd zonder aandacht voor de praktijk. Is
de Minister het met deze leden eens?
De leden van de PVV-fractie verbazen zich over de positieve woorden van de Minister
ten aanzien van de zorgcontractering. Elk jaar duurt het onderhandelen tussen zorgverzekeraars
en zorgaanbieders langer, er zit werkelijk geen verbetering in de contractering. Hierdoor
weten verzekerden niet op tijd welke zorg ze vergoed krijgen van zorgverzekeraars.
Hoe kunnen ze dan een adequate keuze maken voor hun zorgpolis, zo vragen de leden
de Minister.
De contracteringsgraad blijft met name achter bij de zelfstandige behandelcentra (ZBC)
en de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Maakt de Minister zich daar net als deze
leden ernstige zorgen over? De Minister schrijft verder onder andere het volgende:
«Er zijn geen brede signalen die erop duiden dat de zorgcontractering met het oog op
2024 moeizaam verloopt.» De Minister negeert daarmee dus totaal de zorgen van de Consumentenbond die twee
weken daarvoor nog een brandbrief naar de Minister stuurde en een handhavingsverzoek
bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) indiende, omdat de contractering van zorgaanbieders
dit jaar weer niet rond is bij de start van het overstapseizoen. Wil de Minister hierop
reflecteren, zo vragen genoemde leden.
De leden van de PVV-fractie lezen in de Verzekerdenmonitor dat het aantal wanbetalers
van de zorgpremie in 2022 ongeveer gelijk is met het jaar daarvoor. Waarom neemt dat
aantal niet af, zo vragen zij de Minister. Kan de Minister toelichten wat de voornaamste
redenen zijn die leiden tot betalingsachterstand en zijn daarin bepaalde groepen te
onderscheiden? Genoemde leden lezen ook dat het aantal wanbetalers dat de totale schuld
heeft voldaan afneemt en dat het aantal heraanmeldingen toeneemt. Dat lijkt de leden
van de PVV-fractie geen gunstige ontwikkeling. Kan de Minister dit duiden?
Tot slot willen zij weten wat de totale premieschuld is van de ongeveer 170.000 wanbetalers
van de zorgpremie en graag een overzicht ontvangen van de totale premieschuld van
de afgelopen tien jaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
verschillende brieven. Dit heeft tot enkele vragen geleid bij hen. Genoemde leden
zien dat de restitutiepolis steeds minder wordt aangeboden, van 25 polissen in 2014
naar 4 in 2024. Welke risico’s ziet de Minister in de afname van restitutiepolissen?
Genoemde leden vinden dat deze trend een grote verantwoordelijkheid plaatst bij de
verzekerden. De verzekerden moeten dan elk jaar bij het afsluiten van een verzekering
een goede inschatting maken of de zorgaanbieder aan wie zij de voorkeur geven voldoende
zorg heeft ingekocht bij hun preferente zorgaanbieder. Dit is op zichzelf al ingewikkeld,
maar deze leden zien hierbij twee complicerende factoren. In de eerste plaats is contractering
vaak nog niet rond als de overstapperiode begint en ten tweede zorgen omzetplafonds
ervoor dat verzekerden soms niet terecht kunnen bij zorgaanbieders die de zorgverzekeraar
wel heeft gecontracteerd. Hoe realistisch is het om van verzekerden te vragen om dit
allemaal te overzien in hun beslissing voor een zorgverzekeraar? Kan de Minister meer
zeggen over de contracteergraad op de vier peilmomenten (12 november, 8 december,
22 december en midden januari)? In hoeverre acht de Minister het haalbaar dat de zorgverzekeraars
daadwerkelijk met alle gewenste zorgaanbieders de contractering rond hebben voor de
start van het overstapseizoen? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het
zeer onwenselijk dat verzekerden nu op extra kosten kunnen worden gejaagd omdat ze
niet overzien welke zorgaanbieders gecontracteerd zijn. Daarom vinden zij het belangrijk
dat een offerteplicht wordt ingevoerd als een stap om de informatievoorziening voor
verzekerden te verbeteren.
Genoemde leden zijn benieuwd op welke datum de verkenning van de NZa voor het invoeren
van deze informatieverplichting wordt verwacht en of deze verkenning met de Kamer
gedeeld kan worden? Daarnaast horen zij graag of de uitkomsten van het gesprek aan
de thematafel contractering met de IZA-partijen over de offerteplicht ook gedeeld
kunnen worden met de Kamer.
Ook over de omzetplafonds die zorgverzekeraars met zorgaanbieders afspreken, hebben
deze leden enkele vragen. Kan de Minister inzichtelijk maken hoe vaak er in het afgelopen
jaar een omzetplafond is bereikt voor zorgaanbieders? In welke gevallen was er bij
het bereiken van omzetplafonds ook sprake van een wachtlijst voor de behandelingen
die niet langer bij deze zorgaanbieder konden worden uitgevoerd? Kan de Minister in
de beantwoording van de twee bovenstaande vragen een uitsplitsing maken van het aantal
gevallen per sector? Hoe verhouden omzetplafonds zich tot de zorgplicht van zorgverzekeraars
als er wachtlijsten zijn? Wat zou er gebeuren als zorgverzekeraars geen omzetplafonds
meer zouden bedingen? Welke nadelen kleven hier volgens de Minister aan? Vindt de
Minister het reëel om van verzekerden te vragen om niet alleen te controleren of een
gewenste zorgaanbieder een contract heeft bij een zorgverzekeraar, maar ook nog een
inschatting te maken of een afgesproken omzetplafond gehaald zal worden dat jaar,
om te weten of ze toegang zullen hebben tot de gewenste zorg? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
snappen dat er in het huidige oerwoud van polissen veel gebruik gemaakt wordt van
vergelijkingssites. Ze zijn benieuwd hoe deze vergelijkingssites gefinancierd worden.
Hoeveel van het geld, bestemd voor Zvw-gefinancierde zorg, gaat naar vergelijkingssites?
Ook zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd of de Minister meer inzicht
kan geven in andere vormen van contractering in het veld. Zo weten deze leden dat
sommige ziekenhuizen en zorgverzekeraars samen kiezen voor waardegedreven contractering
van zorg. Het idee is dat de focus zo verschuift van productie van zorg, naar de beste
oplossing voor de patiënt. Zorgaanbieders spreken dan een vaste vergoeding af met
zorgverzekeraars, onafhankelijk van zorgproductie, met een prestatiebeloning op basis
van KPI’s. Vindt de Minister deze ontwikkeling gewenst? Welke voor- en nadelen ziet
de Minister aan deze ontwikkeling? Kan de Minister uitleggen hoe de huidige vereveningssystematiek
tussen zorgverzekeraars op basis van Diagnose Behandel Combinaties (DBC)»s werkt?
Om te experimenteren met nieuwe vormen van contractering zou het voor zorgaanbieders
die dat willen doen, helpen als ze dit soort afspraken met één zorgverzekeraar kunnen
maken en niet met alle zorgverzekeraars aparte afspraken hierover hoeven te maken.
Hoe kijkt de Minister naar het aanstellen van een preferente zorgverzekeraar in een
regio, waarbij andere zorgverzekeraars deze preferente zorgverzekeraar volgen in de
contractering. Welke voor- en nadelen ziet de Minister aan deze mogelijkheid?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben samen met de ChristenUnie een voorstel
ingediend om de opslag van de wanbetalers regeling te verlagen van twintig naar tien
procent. Hoe beoordeelt de Minister dit voorstel? Uit het onderzoek wat de Minister
recent met de Kamer deelde, blijkt dat er geen preventieve prikkel uitgaat van de
opslag. Dat verbaast genoemde leden niet. Het spreekt naar hun idee voor zich dat
de voornaamste reden dat mensen hun zorgverzekering niet betalen is dat ze dit niet
kunnen betalen. Een boete schikt in dit geval niet af, maar helpt deze mensen verder
in de problemen.
Is de Minister bereid om stappen te zetten om de premieopslag helemaal af te schaffen?
En zo niet, waarom is de Minister hier niet toe bereid?
Afsluitend zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd in hoeverre de zorgtoeslag
in 2024 kostendekkend is voor de zorgverzekering van verzekerden en hoe de maximale
hoogte van de zorgtoeslag wordt vastgesteld? Is er een vuistregel voor hoe een stijging
in zorgpremie doorwerkt in de hoogte van de zorgtoeslag?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister. Zij
zijn blij te lezen dat het polisaanbod niet is toegenomen en dat de premiestijging
minder groot is dan verwacht in de begroting. Genoemde leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de samenwerking tussen zorgverzekeraars
en vergelijkingssites en vinden het goed te zien dat dit verzekerden in staat stelt
om een goede vergelijking tussen polissen te maken. Genoemde leden kijken dan ook
uit naar de brief over het verloop van het overstapseizoen 2023–2024. Kan aangegeven
worden hoeveel mensen gebruik hebben gemaakt van een vergelijkingswebsite? Deze leden
vinden het goed dat er afspraken zijn gemaakt over welke informatie over polissen
en contractering wordt getoond. Zij vragen hierbij aan de Minister hoe voor verzekerden
beter inzichtelijk wordt wanneer (binnen een concern) de polis vergelijkbaar is. Hoe
staat het met het voornemen van de NZa om de informatieverplichting voor zorgverzekeraars
hierover aan te scherpen? Welke definitie van «nagenoeg gelijk» wordt gehanteerd?
Het Nivel trekt een aantal positieve conclusies uit het onderzoek naar de Wet Verzekerdeninvloed
Zvw, maar doet ook aanbevelingen. Deelt de Minister deze conclusies en wat gaat zij
doen met de aanbevelingen?
Met betrekking tot de contractering zijn de leden van de VVD-fractie positief over
de constatering dat het zorgcontracteerproces voor 2024 beter is verlopen dan vorig
jaar en dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders zich gezamenlijk inzetten om de beweging
naar passende zorg te maken. Kan de Minister aangeven hoe zij uitvoering gaat geven
aan de motie-Tielen/Daniëlle Jansen over het in kaart brengen van knelpunten bij de
contractering van passende zorg?4 Wanneer wordt de Kamer over de voortgang geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie hebben al eerder aandacht gevraagd voor paramedici in
de uitvoering en ontwikkelingen van het IZA. Kan de Minister toelichten in hoeverre
zij wordt betrokken in het proces van monitoring van de IZA-afspraken over het contracteerproces?
Eerder hebben de leden van de VVD-fractie opgeroepen tot het in kaart brengen in hoeverre
cowboygedrag in de zorg een halt kan worden toegeroepen.5 Zij zijn benieuwd naar de stand van zaken. Kan de Minister in dit verslag of in de
toegezegde brief over de aanpassingen van het zorgspecifieke markttoezicht een toelichting
geven?
Met betrekking tot de Verzekerdenmonitor lezen genoemde leden dat het steeds lastiger
wordt om wanbetalers uit te laten stromen door alleen het aanbieden van een betalingsregeling.
Er is bij veel wanbetalers bredere schuldenproblematiek en daarom schuldhulpverlening
nodig. Zij vragen of het klopt dat zorgverzekeraars een signaal aan gemeenten kunnen
afgeven op het moment dat de zorgpremie niet meer betaald wordt, of er betalingsregelingen
worden aangevraagd, zodat gemeenten vroegtijdig actie kunnen ondernemen om mensen
te helpen en een verergering van de situatie te voorkomen? Is er een beeld van het
aantal signalen dat gemeenten jaarlijks van zorgverzekeraars krijgen en de opvolging
daarvan? Hoe staat het met de aanpak van niet-gebruik van bestaande sociale en betalingsregelingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de Nieuw Sociaal Contract (NSC)-fractie hebben de volgende vragen aan
de Minister over de brieven die zij hebben ontvangen. Zo hebben zij een vraag over
de enquête die door het Nivel is gehouden onder verzekerden. In hoeverre was de groep
met een lage opleiding vertegenwoordigd in deze enquête? Indien onvoldoende: wat kan
dat betekenen voor de resultaten en conclusie?
Aangegeven wordt dat de Wet Verzekerdeninvloed Zvw meer structuur geeft aan de inspraak
van verzekerden. Kan de Minister dit verduidelijken? Wat betekent dit en wat merkt
de verzekerde hiervan, zo vragen deze leden aan haar.
Hoewel zorgverzekeraars aangeven dat het een uitdaging kan zijn om een goede afspiegeling
van de verzekerdenportefeuille plaats te laten nemen in de verzekerdenraad, laat het
rapport ook zien dat zij hier de nodige inspanningen toe verrichten. Welke aanvullende
inspanningen kunnen gedaan worden om een betere afspiegeling te krijgen? Hoe hard
werkt men hieraan? Kan de Minister hier nader op ingaan?
Het Nivel beveelt aan om de zichtbaarheid van de verzekerdenraden te versterken. Dit
kan onder andere door individuele verzekerden te informeren over wat er in de verzekerdenraad
wordt besproken en besloten. Kan de Minister aangeven hoe ervoor wordt gezorgd dat
dit bij alle verzekerden (ook met lage sociaaleconomische status) terechtkomt?
Het valt de leden van de NSC-fractie op dat er niet wordt ingegaan op de eventuele
nadelen van de afname van restitutiepolissen. Welke zijn dit? En hoe worden deze nadelen
meegenomen in het vervolg?
De Minister geeft aan dat er nog geen inzicht is in de ontwikkeling van het aantal
nagenoeg gelijke polissen. Welk inzicht wenst zij precies en wanneer verwacht men
dit inzicht wel te hebben?
Uit het vragenlijstonderzoek onder zorgverzekeraars kwam naar voren dat zij verschillend
denken over het toevoegen van meer beleidsterreinen aan hun inspraakregeling.
De geïnterviewde zorgverzekeraars en verzekerdenraden gaven aan dat het niet nodig
is om meer beleidsterreinen toe te voegen aan de wet. Deze leden vragen de Minister
of er zicht is op alle beleidsterreinen en dus waar ze wel of geen inspraak over kunnen
hebben. Dus wat is mogelijk om toe te voegen?
Zorgverzekeraars zijn niet op de hoogte van het opleidingsniveau van hun verzekerdenportefeuille.
Is het wenselijk dit te veranderen en hoe komt men hiervan wel op de hoogte?
De leden van de NSC-fractie stellen vast dat het tijdig afronden van de contractering
een stevige inspanning vraagt van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars. In het
IZA is afgesproken om de komende jaren het contracteerproces zodanig te verbeteren
dat er ruim voor het einde van het jaar duidelijkheid is voor verzekerden welke zorg
wel en niet gecontracteerd is. Partijen zetten hier met een breed verbetertraject
volop op in. Kan de Minister garanderen dat dit eind dit jaar gebeurt? En zo ja, welke
inspanningen worden gedaan om dit te kunnen garanderen?
Op dit moment zijn er landelijk gezien een zeer beperkt aantal signalen die erop wijzen
dat er sprake is van een moeizame contractering, waarbij partijen er niet goed samen
uitkomen. Hoe krijgt men zicht op deze signalen? Hoe actief wordt (moeizame) contractering
uitgevraagd? En wat wordt concreet gedaan met deze signalen? Hoe wordt in deze periode
en bij deze partijen met de verzekerde omgegaan?
De Minister wil de verwachting temperen dat de contractering voor 2025 al voor 12 november
in zijn geheel is afgerond. Waarom is het een jaar van tevoren toch niet mogelijk
om wel naar contractering op 12 november te streven? Hoe groot is de kans dat contractering
voor 12 november wel mogelijk is wat betreft de contractering voor het jaar daarop
(2026)?
Buitenlandse studenten met een bijbaan en seizoensarbeiders zijn vaak/vaker onverzekerd.
Is er inzicht in hun zorggebruik? Door wie wordt hun zorg betaald? Wat wordt eraan
gedaan om dit grote aantal onverzekerde buitenlandse studenten met een bijbaan en
seizoensarbeiders te verminderen?
Kan de Minister aangeven hoe in de contractering samengewerkt wordt met de afzonderlijke
beroepsgroepen? Zit hier verschil tussen? Wordt met de ene beroepsgroep meer samengewerkt
dan met andere beroepsgroepen? Is er zicht op de tevredenheid over samenwerking over
contractering? Hoe zorgen zorgverzekeraars dat beroepsgroepen voldoende gehoord worden?
Voorts vragen deze leden hoe er in de contractering wordt samengewerkt met kleine
zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de eerste lijn? Is er zicht op de tevredenheid over
samenwerking over kleine zorgaanbieders? Hoe zorgen zorgverzekeraars dat ook kleine
zorgaanbieders voldoende gehoord worden?
Kan de Minister bevestigen dat op het moment van contractering onduidelijk is welke
polisvoorwaarden de zorgverzekeraar voor de aanvullende verzekering in het nieuwe
jaar gaat hanteren. Indien bevestigd, erkent de Minister dat het vooral voor fysiotherapeuten
van belang is om de polisvoorwaarden wel duidelijk te hebben, omdat fysiotherapeutische
zorg voor het grootste deel onder de aanvullende verzekering valt? Welke oplossing
ziet de Minister hiervoor?
Welke mogelijkheden ziet de Minister om de opslag op de premie voor wanbetalers te
schrappen en op welke termijn? En welke mogelijkheid is er volgens de Minister om
hierbij onderscheid te maken tussen wanbetalers (die wel/niet kunnen betalen)?
Op dit moment is het onduidelijk voor mensen met een natura- of combinatiepolis welke
zorg gecontracteerd is. Op welke manier kan de Minister realiseren dat zorgverzekeraars
voor 1 december voorafgaand aan het verzekeringsjaar naar (potentiële) verzekerden
bekent maakt welke zorgaanbieders gecontracteerd zijn en hoeveel de verzekerde zelf
moet betalen voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder?
Hoe controleert de Minister dat bij een natura- of combinatiepolis er voldoende zorg
gecontracteerd is? Hoe controleert de Minister dat er in elke regio voldoende zorg
gecontracteerd is, zo vragen genoemde leden tot slot.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brieven met betrekking tot
het zorgverzekeringstelsel en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie constateren dat 2024 het tweede jaar is dat de collectiviteitskorting
is afgeschaft en zijn benieuwd in hoeverre dit invloed heeft gehad op het maken van
een keuze voor een zorgverzekering door de consument. Voorts vragen deze leden of
de Minister kan toelichten welke andere effecten kunnen worden waargenomen.
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat patiënten en consumenten inspraak
hebben op hun zorgverzekering, zoals georganiseerd in de Wet Verzekerdeninvloed Zvw.
Het Nivel-onderzoek Evaluatie Wet Verzekerdeninvloed geeft aan dat patiënten en consumentenorganisaties
zich de vraag stellen in welke mate de wetswijziging heeft geleid tot meer invloed
van verzekerden. Deze leden vragen de Minister om in te gaan op de aanbevelingen uit
het onderzoek, zoals de aanbeveling om de zichtbaarheid van de verzekerdenraden te
versterken. Kan de Minister aangeven op welke wijze zij voornemens is hier navolging
aan te geven?
De leden van de D66-fractie hebben ook met veel interesse kennisgenomen van de onderzoeken
over de premieopslag, mede gezien het feit dat deze leden afgelopen jaren meermaals
hebben gevraagd om meer informatie over de effecten van de wanbetalersregeling (bijvoorbeeld
in de motie-Ceder/Kat d.d. 31 mei 2022, Kamerstuk 24 515, nr. 641). Deze leden vragen de Minister te reflecteren op het in het schriftelijk overleg
«evaluatie van de wet structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering» genoemde
onderzoeksresultaat dat de wanbetalers over het algemeen in de lagere inkomensklassen
zitten. Hoe verhoudt zich dit tot de in het onderzoek gestelde randvoorwaarde dat
iemand voldoende inkomen dient te hebben om de opslag te laten werken? Deze leden
vragen of de Minister kan aangeven welke beleidsopties er zijn om het aantal wanbetalers
af te laten nemen, zonder de negatieve effecten voor mensen die hun premie niet kunnen
betalen vanwege de in het onderzoek gestelde randvoorwaarden. Kan de Minister aangeven
welke stappen er gemaakt zijn om mensen met beginnende betalingsachterstanden vroegtijdig
te benaderen. Hoeveel mensen zijn er op deze manier behandeld en welke stappen zijn
er vervolgens ondernomen, zo vragen deze leden haar.
Ten slotte, vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan toelichten op welke
wijze er volledig gebruik wordt gemaakt van de capaciteit van klinieken. Deze leden
begrijpen dat de treeknorm in de ziekenhuizen vaak wordt overschreden, terwijl er
bij de klinieken nog voldoende capaciteit is om zorg te verlenen. Kan de Minister
aangeven welke knelpunten hierin meespelen – bijvoorbeeld bij contractering door zorgverzekeraars
– en op welke wijze dit in verhouding staat tot het nakomen van de zorgplicht door
zorgverzekeraars?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben de brieven van Minister ontvangen over het zorgverzekeringsstelsel
en hebben nog enkele vragen aan haar.
Uit het onderzoek van Nivel blijkt dat alle zorgverzekeraars in Nederland een inspraakregeling
hebben en bijna allemaal een verzekerdenraad hebben opgericht. De veranderingen in
de wet hebben echter maar beperkt invloed gehad op de manier waarop verzekerden invloed
hebben op het beleid van de zorgverzekeraars. De adviezen van de verzekerdenraden
lijken voornamelijk te leiden tot aanpassingen in het klantcommunicatiebeleid en niet
zozeer op het beleid rondom de inkoop van zorg. De leden van de BBB-fractie willen
graag meer inzicht krijgen in wat de verzekerdenraden nodig hebben om concrete beleidsadviezen
te kunnen geven over de inkoop van zorg. Is de Minister bereid om hier onderzoek naar
te doen?
Daarnaast is het een aandachtspunt dat de verzekerdenraad niet bekend genoeg is bij
individuele verzekerden. Veel mensen weten niet eens dat de verzekerdenraad bestaat.
Het is belangrijk om de zichtbaarheid van de verzekerdenraad te vergroten, zodat individuele
verzekerden contact kunnen opnemen met hun zorgverzekeraar via de verzekerdenraad.
Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat de zichtbaarheid wordt vergroot?
Verder is er volgens het onderzoek behoefte aan vervolgonderzoek om te kijken naar
wat er in de praktijk nodig is om individuele verzekerden meer te betrekken bij het
vormen van het beleid van zorgverzekeraars. Is de Minister bereid om dit vervolgonderzoek
mogelijk te maken?
Zorgverzekeraars hebben een belangrijke rol bij het inkopen van zorg. Zij hebben ook
de verantwoordelijkheid om de beschikbare zorgcapaciteit optimaal te benutten en de
wachttijden te verkorten tot minimaal de wettelijk vastgestelde norm. De leden van
de BBB-fractie constateren dat niet alle klinieken die graag gecontracteerd willen
worden en een bijdrage kunnen leveren aan het verkorten van de wachttijden, worden
gecontracteerd voor 2024.
Zij willen daarom weten of de Minister op de hoogte is van het feit dat de toegankelijkheid
van zorg steeds meer onder druk staat. Dit komt doordat de wachttijden in ziekenhuizen
de treeknorm ruimschoots overschrijden, terwijl er onbenutte capaciteit is bij niet-gecontracteerde
klinieken. Daarnaast willen zij ook weten of de Minister op de hoogte is van het feit
dat er capaciteit beschikbaar is bij klinieken, maar dat deze niet benut kan worden
omdat zorgverzekeraars niet genoeg contracteren. Dit is jammer, omdat deze capaciteit
juist kan helpen bij het verminderen van wachttijden. Wat gaat de Minister doen om
ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars hun wettelijke verplichtingen nakomen? Zorgverzekeraars
hebben namelijk de verantwoordelijkheid om de beschikbare zorgcapaciteit in te kopen
en ervoor te zorgen dat zorg toegankelijk is voor iedereen.
Daarnaast willen de leden van de BBB-fractie nog een paar andere punten aankaarten.
Ze willen graag dat er onderzoek wordt gedaan naar de impact van groeiende commerciële
huisartsenketens op de kwaliteit en bereikbaarheid van zorg. Hierbij kan gekeken worden
naar hun waarde binnen het zorgstelsel en hoe we het praktijkhouderschap voor huisartsen
aantrekkelijker kunnen maken. Ook kan de fusietoets van de zorgautoriteit worden uitgebreid
naar de mogelijke gevolgen van overnames voor de kwaliteit van zorg. Het bestaande
verbod op winstuitkering in de zorg kan indien nodig worden uitgebreid. Wat vindt
de Minister hiervan?
De leden van de BBB-fractie constateren dat de marktwerking in de zorg te ver is doorgeslagen
en dat het zorgstelsel vrijwel vastgelopen is. Een idee om dit op te lossen is om
de marktwerking te beperken door één verplichte basisverzekeringspolis in te voeren
en de premieverschillen te maximeren. Ook het verminderen van het aantal verschillende
labels en polissen kan bijdragen aan het vereenvoudigen van het verzekeringsstelsel.
Is de Minister positief over deze ideeën en zo ja, hoe kunnen deze maatregelen worden
uitgevoerd?
Tot slot vinden de leden van de BBB-fractie dat zorgverzekeraars te machtig zijn geworden.
Daarom willen zij dat zorgverzekeraars voortaan afspraken maken met collectieven,
zoals brancheverenigingen, en niet met individuele zorgaanbieders. Zorgaanbieders
mogen zich organiseren en hoeven niet meer individueel in gesprek te gaan. Dit bespaart
veel tijd en frustratie en zorgt bovendien voor een gelijkwaardiger onderhandelingsniveau.
Wil de Minister dit meenemen in haar overwegingen om het zorgstelsel te vereenvoudigen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van het kabinet en
hebben nog een aantal vragen over deze brieven en het zorgverzekeringsstelsel.
De leden van de SP-fractie constateren dat de zorgpremie ook dit jaar weer is gestegen
naar gemiddeld € 146 per maand. Zij benadrukken dat dit voor veel mensen een zware
last is, ook in de groep mensen die geen recht heeft op zorgtoeslag. Tegelijkertijd
is er wel voldoende geld in Nederland om de zorg te financieren. De zorg is dus niet
onbetaalbaar, maar de zorgpremie wordt dat wel voor veel mensen.
Wat gaat de Minister doen om te voorkomen dat de zorgpremie voor nog meer mensen een
te zware last wordt? Hoe kijkt zij bijvoorbeeld naar mogelijke maatregelen om de kosten
eerlijker te verdelen, door de zorg meer uit de belastingen te betalen of de premie
inkomensafhankelijk te maken?
Daarnaast benadrukken de leden van de SP-fractie dat er ook genoeg maatregelen te
nemen zijn om de zorguitgaven te beperken, zonder in te leveren op de kwaliteit en
de toegankelijkheid. Daarvoor is het echter wel noodzakelijk om fundamenteler in te
grijpen in het stelsel. Zo stelde de CNV recent voor om de bewijslast voortaan om
te draaien en de zorgverzekeraars verantwoordelijk te maken om het te bewijzen als
zorg niet is geleverd, om zo te kunnen stoppen met overbodige administratieve last
voor zorgaanbieders.6 Is de Minister bereid naar dit soort mogelijkheden te kijken?
De leden van de SP-fractie stellen dat er snel iets moet gebeuren om mondzorgmijding
tegen te gaan. Uit onderzoek onder het EenVandaag opiniepanel bleek immers dat ruim
één op de vijf mensen mondzorg mijdt vanwege de kosten.7 Om die reden zijn deze leden van mening dat mondzorg zo snel mogelijk in het basispakket
zou moeten worden opgenomen. In de tussentijd moet er echter ook zo snel mogelijk
iets gebeuren om de mondzorg voor mensen die kampen met ernstige gebitsproblemen door
mondzorgmijding. Welke stappen is de Minister bereid daar nu voor te zetten? Hoe kijkt
zij aan tegen het voorstel van Dokters van de Wereld en de FNV voor «eenmalige triage
en behandeling van deze groepen om hun gebit weer in orde te brengen, op basis van
de minimumeisen (pijn- en ontstekingsvrij, functioneel gebit en representatief)»?8 Hoe staat het daarnaast met de uitvoering van de motie-Dijk/Drost over met concrete
voorstellen komen om mondzorg voor bepaalde groepen te verbeteren?9
De leden van de SP-fractie stellen daarnaast dat fysiotherapie zo snel mogelijk in
het basispakket zou moeten worden opgenomen. Dit verbetert namelijk de toegankelijkheid
van deze noodzakelijke zorg voor mensen en kan ook nog besparen op zwaardere zorg.
In hoeverre verwacht de Minister dat fysiotherapie in 2025 voor meer gevallen vergoed
zal worden uit het basispakket?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het eigen risico een onrechtvaardige
boete is op ziek zijn, die zo snel mogelijk zou moeten worden afgeschaft. Zij vragen
de Minister daarom wat het laatste moment is dat het eigen risico aangepast of afgeschaft
zou kunnen worden voor het jaar 2025?
De leden van de SP-fractie zijn ten slotte van mening dat het huidige zorgverzekeringsstelsel
gebaseerd op marktwerking niet werkt en de oplossing van de problemen in de zorg in
de weg zit.
Zij zijn zich ervan bewust dat het huidige kabinet niet meer met een voorstel zal
komen om dit stelsel grondig te herzien, gezien de demissionaire status. Echter benadrukken
zij wel dat zo’n herziening onvermijdelijk is en vragen daarom wat de huidige Minister
doet om aanpassing van dit stelsel te onderzoeken en voor te bereiden.
De leden van de SP-fractie constateren dat het aantal restitutiepolissen weer verder
is gedaald van zeven naar vier. Zij vragen de Minister in hoeverre zij verwacht dat
dit aantal verder af zal nemen. Daarnaast vragen zij de Minister of zij zich bewust
is van de risico’s van het verdwijnen van restitutiepolissen voor mensen die afhankelijk
zijn van ongecontracteerde zorg, bijvoorbeeld bij transzorg of in de ggz. Wat gaat
zij doen om te voorkomen dat die mensen te maken krijgen met veel extra kosten of
een minder toegankelijke zorg?
De leden van de SP-fractie blijven kritisch op de gang van zaken bij de contractering
van de zorg. Nog steeds moeten mensen vaak een verzekering afsluiten, voordat zij
weten welke zorgaanbieders door hun zorgverzekeraar gecontracteerd worden. Zij vragen
de Minister in hoeverre het is gelukt om dit te verbeteren. Welk percentage van de
contracten was dit jaar voor 1 januari afgesloten? Gaat het met het verbetertraject
lukken om dit percentage aankomend jaar honderd procent te maken?
Daarnaast wijzen zij op de ongelijke positie tussen kleine zorgaanbieders en de zorgverzekeraars,
die er vaak toe leidt dat deze aanbieders onder druk komen te staan door niet-dekkende
tarieven. Hoe kan de ongelijke positie tussen zorgverzekeraars en kleine zorgaanbieders
worden verbeterd?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het nog altijd voorkomt dat zorgaanbieders
onverzekerden weigeren, waardoor zij veel lastiger toegang kunnen krijgen tot de zorg
die zij nodig hebben.10 Er zijn nu wel subsidiepotjes voor, maar die volstaan niet om ervoor te zorgen dat
onverzekerden een gelijke toegang hebben tot noodzakelijke zorg. Wat gaat de Minister
doen om ervoor te zorgen dat ook onverzekerden altijd toegang krijgen tot de zorg
die zij nodig hebben?
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte hoe de Minister kijkt naar de vraag vanuit
diabetespatiënten naar een ruimere vergoeding van glucosemonitoren. Daarvan wordt
nu een deel niet vergoed, terwijl deze voor patiënten wel een duidelijke meerwaarde
hebben. Is de Minister bereid om te kijken of het mogelijk zou zijn deze monitoren
ook te vergoeden?
II Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van een drietal brieven met
betrekking tot het zorgverzekeringsstelsel. Zij hebben de indruk dat de Minister vooral
positieve ontwikkelingen naar voren brengt en geen oog heeft voor negatieve ontwikkelingen.
Deze leden hebben daarom nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie begrijpen uit de evaluatie dat de Wet Verzekerdeninvloed
Zorgverzekeringswet (Zvw) nog weinig positiefs heeft gebracht voor de individuele
verzekerden. Om te beginnen is er veel onbekendheid over zowel de inspraakregeling
als de verzekerdenraad. Wat gaat de Minister hieraan doen? De verzekerdenraad bemoeit
zich (nog) niet met het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar, dat was toch een belangrijke
doelstelling van deze wet. Als dit niet tot stand komt is de hele wet een bureaucratische
exercitie geweest, aldus genoemde leden. Zij ontvangen graag een reactie van de Minister
op dit ontbreken van invloed op de zorginkoop. Genoemde leden verbazen zich dat blijkbaar
meer onderzoek nodig is naar wat er in de praktijk nodig is om individuele verzekerden
meer te betrekken bij de beleidsvorming van zorgverzekeraars. Dat betekent eigenlijk
dat de wet voorbarig en gehaast is ingevoerd zonder aandacht voor de praktijk. Is
de Minister het met deze leden eens?
De resultaten van het evaluatieonderzoek heb ik onder de aandacht gebracht van alle
zorgverzekeraars. Daarbij heb ik hen gewezen op de aanbevelingen die in het rapport
staan, waaronder de aanbeveling dat de zichtbaarheid van verzekerdenraden versterkt
kan worden. De komende periode houd ik een vinger aan de pols welke stappen worden
gezet om de zichtbaarheid te versterken. Ik ben niet voornemens te bekijken wat er
nodig is om de invloed van verzekerden op het inkoopbeleid te vergroten. Uit de evaluatie
volgt immers (paragraaf 6.2, p. 37) dat de betrokkenheid van verzekerden bij het zorginkoopbeleid
is vergroot door de wetswijziging. Zowel zorgverzekeraars als verzekerden geven daarover
aan dat betrokkenheid op dit onderwerp lastig kan zijn, omdat het inkoopproces complex
is en dit afhankelijk is van verschillende factoren. Verder deel ik de afrondende
conclusie van deze leden niet, omdat ik het vooral belangrijk vind dat de conclusie
van het rapport is, dat er meer betrokkenheid is ontstaan en er wel degelijk mogelijkheid
tot inspraak is. Nog belangrijker vind ik de conclusie uit de evaluatie dat verzekerdenraden
zich gehoord voelen door zorgverzekeraars en dat zij fungeren als een klankbord.
De leden van de PVV-fractie verbazen zich over de positieve woorden van de Minister
ten aanzien van de zorgcontractering. Elk jaar duurt het onderhandelen tussen zorgverzekeraars
en zorgaanbieders langer, er zit werkelijk geen verbetering in de contractering. Hierdoor
weten verzekerden niet op tijd welke zorg ze vergoed krijgen van verzekeraars. Hoe
kunnen ze dan een adequate keuze maken voor hun zorgpolis, zo vragen de leden de Minister.
De contracteringsgraad blijft met name achter bij de zelfstandige behandelcentra (ZBC)
en de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Maakt de Minister zich daar net als deze
leden ernstige zorgen over?
De Minister schrijft verder onder andere het volgende: «Er zijn geen brede signalen
die erop duiden dat de zorgcontractering met het oog op 2024 moeizaam verloopt.» De
Minister negeert daarmee dus totaal de zorgen van de Consumentenbond die twee weken
daarvoor nog een brandbrief naar de Minister stuurde en een handhavingsverzoek bij
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) indiende, omdat de contractering van zorgaanbieders
dit jaar weer niet rond is bij de start van het overstapseizoen. Wil de Minister hierop
reflecteren, zo vragen genoemde leden.
Zoals eerder aangegeven is mijn beeld dat de contractering in het algemeen vlotter
is verlopen dan vorig jaar. In april ontvangt u een brief waarin ik de uitkomsten
van de contractering terugkoppel, evenals de stand van zaken ten aanzien van het verbeteren
van het contracteerproces en de verbetering van de informatievoorziening richting
verzekerden.
Ik vind het belangrijk dat verzekerden weten welke zorgaanbieders er gecontracteerd
zijn en dat zij een bewuste keuze kunnen maken voor een zorgverzekeraar en een polis.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) hebben partijen met elkaar aan aantal afspraken
gemaakt om zowel het contracteerproces te verbeteren als de informatievoorziening
aan de verzekerden. Op grond van deze afspraken hebben zorgverzekeraars afgelopen
overstapseizoen op hun website vermeld in welke fase de onderhandeling met de zorgaanbieder
zich bevonden en hebben zij afgesproken om allemaal dezelfde kwalificaties daarvoor
te gebruiken. Ook wordt aangegeven wat de mogelijke consequenties zijn voor het recht
op vergoeding van de kosten van de geleverde zorg.
In de brief van 7 december 202311 heeft mijn ambtsvoorganger uitgebreid antwoord gegeven en gereflecteerd op een aantal
vragen van het lid Van Dijk (fractie SP) over de brief van de Consumentenbond waar
de leden van de fractie PVV naar verwijzen. Mijn voorganger schreef daar o.a. dat
zorgverzekeraars en zorgaanbieders jaarlijks via de contractering afspraken maken
over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop
gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd
wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt. Mijn ambtsvoorganger betreurde
het feit dat in de media het beeld naar voren kwam dat er sprake was van getreuzel.
Zijn ervaring was dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars juist heel hard aan het werk
waren om gezamenlijk tot goede afspraken te komen in het belang van de patiënt.
Het tijdig afronden van de contractering vraagt echter stevige inspanning van zowel
zorgaanbieders als zorgverzekeraars. In IZA is afgesproken om de komende jaren het
contracteerproces zodanig te verbeteren dat er ruim voor het einde van het jaar duidelijkheid
is voor verzekerden welke zorg wel en niet gecontracteerd is. Partijen zetten hier
met een breed verbetertraject volop op in. Het doel van partijen is het steeds meer
binnen de contouren van 12 november (start van het overstapseizoen) organiseren van
het contracteerproces.
Dit vraagt echter een verandering van de contractering, het proces en de contracteercultuur
en daarmee veel inspanning van zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders.
De leden van de PVV-fractie lezen in de Verzekerdenmonitor dat het aantal wanbetalers
van de zorgpremie in 2022 ongeveer gelijk is met het jaar daarvoor. Waarom neemt dat
aantal niet af, zo vragen zij de Minister. Kan de Minister toelichten wat de voornaamste
redenen zijn die leiden tot betalingsachterstand en zijn daarin bepaalde groepen te
onderscheiden? Genoemde leden lezen tevens dat het aantal wanbetalers dat de totale
schuld heeft voldaan afneemt en dat het aantal heraanmeldingen toeneemt. Dat lijkt
de leden van de PVV-fractie geen gunstige ontwikkeling. Kan de Minister dit duiden?
Tot slot willen zij weten wat de totale premieschuld is van de circa 170.000 wanbetalers
van de zorgpremie en graag een overzicht ontvangen van de totale premieschuld van
de afgelopen tien jaar.
Het aantal wanbetalers is afgenomen van 325.000 in 2014 tot ongeveer 170.000. Dit
betreft de stand van het aantal wanbetalers medio 2022. Deze daling is veroorzaakt
door inspanningen van zorgverzekeraars (met name door het aanbieden van betalingsregelingen),
in combinatie met een wijziging in het beleid (opschorting wanbetalersregeling bij
het treffen van een betalingsregeling). Een verdere grote daling van het aantal wordt
niet verwacht. Er blijft altijd een groep verzekerden in- en uitstromen. Ondanks het
aanbod van een betalingsregeling door de zorgverzekeraar en vroeg signalering door
gemeenten, zijn er altijd verzekerden die te maken krijgen met problematische schulden
en intensievere hulp nodig hebben. In 2022 stroomde ongeveer 135.000 verzekerden in
en uit de wanbetalersregeling.
We zien dat een relatief groter deel van de verzekerden in de wanbetalersregeling
te maken heeft met bredere schulden en vaak multiproblematiek. Het aanbieden van een
betalingsregeling is dan niet voldoende. Bij deze groep is (schuld)hulpverlening nodig.
Om die reden kunnen gemeenten bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK) een lijst
opvragen met wanbetalers in hun gemeenten. Ongeveer 150 (vooral grote en middelgrote)
gemeenten ontvangen regelmatig de CAK-lijst. Het CAK promoot deze lijst actief.
Het jaarlijkse onderzoek door het CBS laat zien dat meer dan 75% van de verzekerden
in de wanbetalersregeling een inkomen heeft van minder dan € 30.000, – per jaar. Verder
zien we dat, zoals hierboven al toegelicht, veel wanbetalers bredere schulden hebben.
Onderzoek door het CBS12 (2022) laat zien dat 60.000 van de destijds 170.000 wanbetalers ook schulden hadden
bij andere publieke uitvoeringsorganisaties. Er is geen zicht op eventuele schulden
bij andere (private) schuldeisers. Door bredere schulden ontstaat de situatie dat
de zorgtoeslag die wanbetalers mogelijk ontvangen, niet altijd wordt uitgegeven aan
het betalen van de zorgpremie. Daardoor ontstaan dan weer schulden bij de zorgverzekeraar.
In de jaarlijkse verzekerdenmonitor zijn verschillende kenmerken opgenomen van de
groep verzekerden in de wanbetalersregeling, zoals leeftijd, geslacht, inkomen en
uitkeringen. Meer in het algemeen zijn er niet bepaalde groepen te onderscheiden.
Het aantal heraanmeldingen is toegenomen, doordat sinds 2015 meer betalingsregelingen
zijn getroffen hetgeen voor die tijd niet mogelijk was. Op het moment dat de wanbetaler
een betalingsregeling treft volgt een opschorting voor de wanbetalersregeling. Een
deel van de betalingsregelingen mislukt waarna heraanmelding volgt.
Het is niet bekend wat de totale premieschuld is van de ongeveer 170 000 verzekerden
die op dit moment in de wanbetalersregeling zitten, omdat dit geen statische groep
betreft. In de onderstaande tabel treft u onder andere het totaal te incasseren premies
eind 2022 en in de jaren daarvoor.
Tabel Opgelegde bestuursrechtelijke premie en status (bron: CAK)
X € 1.000
2009 tm 2020
2021
2022
Totaal
Te incasseren premies
5.035.536
299.039
303.195
5.637.770
Netto betaald
2.933.782
279.224
385.470
3.598.476
Afgeboekt
752.744
92.964
164.308
1.010.016
Naar eindafrekening
514.093
0
0
514.093
In betalingsregeling
2.462
0
0
2.462
Openstaande premie
832.454
– 73.149
– 246.583
512.723
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
verschillende brieven. Dit heeft tot enkele vragen geleid bij hen.
Genoemde leden zien dat de restitutiepolis steeds minder wordt aangeboden, van 25
polissen in 2014 naar 4 in 2024. Welke risico’s ziet de Minister in de afname van
restitutiepolissen?
Er is sprake van een ruim polisaanbod op de zorgverzekeringsmarkt. Voor iedere polis
is sprake van een ruime keuze aan zorgaanbieders, waarvoor de kosten van zorg in de
basisverzekering volledig wordt vergoed. De restitutiepolissen die de laatste jaren
zijn omgezet naar combinatiepolissen bieden voor de meeste vormen van zorg nog een
vergoeding op basis van restitutie, behalve voor de wijkverpleging en ggz. Dus ook
al neemt het aantal restitutiepolissen af, er blijven nog voldoende natura- en combinatiepolissen
over met een ruime keuze voor zorgaanbieders. De verzekerde heeft bij natura- en combinatiepolissen
daarmee nog steeds de mogelijkheid om te kiezen voor de zorgverlener die bij hem of
haar past. Wel heeft de NZa recentelijk de vier grootste zorgverzekeraars formeel
aangesproken; zij moeten zich in het kader van hun wettelijke zorgplicht, meer inspannen
om met name het aanbod van voldoende ggz-zorg beter te borgen.
Bovendien is in art. 13 Zvw bepaald dat zorgverzekeraars ook voor een naturapolis
een deel van de kosten voor niet-gecontracteerde zorg moet vergoeden.
Daarnaast kunnen zorgverzekeraars via de contractering voor hun verzekerden kwalitatief
goede en doelmatige zorg inkopen en sturen op het vermijden van niet-passende en ondoelmatige
zorg. Goede contractering kan zich dus vertalen naar goede, passende zorg tegen een
scherpe premie. Daarom kan een natura- of combinatiepolis voor veel verzekerden een
goede keuze zijn. Kortom: ik zie niet direct risico’s in de afname van het aantal
restitutiepolissen.
Genoemde leden vinden dat deze trend een grote verantwoordelijkheid plaatst bij de
verzekerden. De verzekerden moeten dan elk jaar bij het afsluiten van een verzekering
een goede inschatting maken of de zorgaanbieder aan wie zij de voorkeur geven voldoende
zorg heeft ingekocht bij hun preferente aanbieder. Dit is op zichzelf al ingewikkeld,
maar deze leden zien hierbij twee complicerende factoren. In de eerste plaats is contractering
vaak nog niet rond als de overstapperiode begint en ten tweede zorgen omzetplafonds
ervoor dat verzekerden soms niet terecht kunnen bij aanbieders die de verzekeraar
wel heeft gecontracteerd. Hoe realistisch is het om van verzekerden te vragen om dit
allemaal te overzien in hun beslissing voor een zorgverzekeraar?
Ik vind het belangrijk dat verzekerden (tijdens het overstapseizoen) weten welke zorgaanbieders
er gecontracteerd zijn en een bewuste keuze kunnen maken voor een zorgverzekeraar
en een polis. Om te realiseren dat verzekerden dit kunnen overzien heb ik in het IZA
afspraken gemaakt over het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden.
Zorgverzekeraars hebben hiertoe, zoals eerder is toegelicht, tijdens het afgelopen
overstapseizoen vijf kernboodschappen gehanteerd die gedurende de onderhandelingsfase
duidelijk maken in hoeverre er al een contract is afgesloten met een zorgaanbieder
en wat de mogelijke financiële consequenties zijn voor de verzekerden. Als een verzekerde
met een omzetplafond wordt geconfronteerd en daardoor geen zorg kan krijgen bij de
zorgaanbieder van voorkeur, kan hij zich melden bij de zorgverzekeraar. Deze kan dan
besluiten om het zorgplafond van de betreffende zorgaanbieder te verruimen zodat de
verzekerde alsnog bij zijn zorgaanbieder van voorkeur terecht kan of de zorgverzekeraar
bemiddelt de verzekerde naar een andere zorgaanbieder. Daarmee voldoet de zorgverzekeraar
aan zijn wettelijke zorgplicht. De verzekerde heeft namelijk recht op zorg en geen
recht op zorg bij een specifieke zorgaanbieder.
Kan de Minister meer zeggen over de contracteergraad op de vier peilmomenten (12 november,
8 december, 22 december en midden januari)? In hoeverre acht de Minister het haalbaar
dat de verzekeraars daadwerkelijk met alle gewenste zorgaanbieders de contractering
rond hebben voor de start van het overstapseizoen? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vinden het zeer onwenselijk dat verzekerden nu op extra kosten kunnen worden gejaagd
omdat ze niet overzien welke aanbieders gecontracteerd zijn.
De NZa bekijkt op dit moment hoe het contracteerseizoen 2024 is verlopen. Zij hebben
samen met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) op vier peilmomenten (12 november, 8 december,
22 december en midden januari) in kaart gebracht wat de contracteerstatus is binnen
de medisch specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg en wijkverpleging. Dit
geeft een indicatie over de contracteergraad binnen deze sectoren. De uitkomst van
deze evaluatie zal ik in april met uw Kamer delen. Deze evaluatie is onderdeel van
een breed traject dat de IZA-partijen hebben afgesproken om het contracteerproces
te verbeteren. De verandering van het contracteerproces vraagt echter een verandering
van vorm, proces en cultuur en daarmee ook de nodige inspanning van zowel zorgverzekeraars
als zorgaanbieders. Deze verandering is weliswaar in volle gang, maar neemt ook zeker
nog de nodig tijd in beslag.
Daarbij wil ik ook opmerken dat het weliswaar belangrijk is dat het contractering
snel wordt afgerond, maar dat het ministens zo belangrijk is dat er betere inhoudelijke
afspraken over passende zorg in de contracten worden gemaakt. Om zo de bewegingen
uit het IZA van de grond te krijgen. Het gaat naar mijn mening dus niet alleen om
snelheid maar ook om de kwaliteit van de inhoud van het contract. Ik kan niet garanderen
dat de contractering rond is voor de start van het volgende overstapseizoen.
Daarom vinden zij het belangrijk dat een offerteplicht wordt ingevoerd als een stap
om de informatievoorziening voor verzekerden te verbeteren. Genoemde leden zijn benieuwd
op welke datum de verkenning van de NZa voor het invoeren van deze informatieverplichting
wordt verwacht en of deze verkenning met de Kamer gedeeld kan worden? Daarnaast horen
zij graag of de uitkomsten van het gesprek aan de thematafel contractering met de
Integraal Zorgakkoord (IZA)-partijen over de offerteplicht ook gedeeld kunnen worden
met de Kamer.
De NZa heeft de verkenning naar de offerteplicht uitgevoerd en ook de IZA-partijen
meegenomen in deze verkenning. Op 12 maart 2024 is de verkenning met de partijen besproken.
Ik zal uw Kamer in april informeren over de uitkomsten van deze bespreking.
Ook over de omzetplafonds die verzekeraars met aanbieders afspreken, hebben deze leden
enkele vragen. Kan de Minister inzichtelijk maken hoe vaak er in het afgelopen jaar
een omzetplafond is bereikt voor zorgaanbieders? In welke gevallen was er bij het
bereiken van omzetplafonds ook sprake van een wachtlijst voor de behandelingen die
niet langer bij deze aanbieder konden worden uitgevoerd? Kan de Minister in de beantwoording
van de twee bovenstaande vragen een uitsplitsing maken van het aantal gevallen per
sector? Hoe verhouden omzetplafonds zich tot de zorgplicht van verzekeraars als er
wachtlijsten zijn? Wat zou er gebeuren als zorgverzekeraars geen omzetplafonds meer
zouden bedingen? Welke nadelen kleven hier volgens de Minister aan?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid om
de zorg in Nederland van een kwalitatief hoog niveau, duurzaam betaalbaar en toegankelijk
te houden. Het al dan niet afspreken van een omzetplafond is de uitkomst van onderhandelingen
door twee private partijen, de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder.
Ik weet niet hoe vaak er in het afgelopen jaar een omzetplafond is bereikt voor zorgaanbieders.
Wat voor mij echter van belang is, is dat een verzekerde de zorg krijgt waar hij of
zij recht op heeft. Als een omzetplafond bereikt is dan blijft de zorgplicht van zorgverzekeraars
gelden. De verzekerde die zorg nodig heeft, heeft recht op zorg. Dat houdt in dat
de zorgverzekeraar zorg moet leveren die tijdig en bereikbaar is. Dan voldoet de zorgverzekeraar
aan zijn wettelijke zorgplicht. Als verzekerden niet (tijdig) terecht kunnen bij de
zorgverlener van hun voorkeur (bijvoorbeeld door een omzetplafond of door een wachtlijst),
dan moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat deze zorg elders – tijdig en bereikbaar
– beschikbaar is. Daarbij moet worden opgemerkt dat een zorgverzekeraar te maken kan
hebben met overmacht, bijvoorbeeld bij een algeheel gebrek aan personele capaciteit.
Er moet dan wel door de zorgverzekeraar kunnen worden aangetoond dat er serieuze inspanningen
zijn gepleegd. De NZa ziet toe op de naleving van de zorgplicht.
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks via de contractering afspraken
over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop
gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd
wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt. Onder andere budgetplafonds
zijn voor zorgverzekeraars een belangrijk instrument om de uitgaven te beheersen.
Als de zorgverzekeraar voldoet aan zijn zorgplicht door de patiënt te bemiddelen naar
zorg bij een andere zorgaanbieder waar nog ruimte is binnen het afgesproken plafond,
kan dit bijdragen aan de betaalbaarheid van de zorg en blijft de patiënt nog steeds
verzekerd van kwalitatieve en passende zorg die tijdig en bereikbaar is.
Als zorgverzekeraars geen omzetplafonds meer zouden afspreken, dan zou dit ten koste
kunnen gaan van de kostenbeheersing. Maar ook zou dit tot gevolg kunnen hebben dat
er te veel zorg wordt geleverd door een zorgaanbieder, waarvan de zorgverzekeraar
meent dat dit niet gewenst is, bijvoorbeeld omdat de zorgverzekeraar weet dat andere
zorgaanbieders passendere zorg leveren dan deze zorgaanbieder.
Vindt de Minister het reëel om van verzekerden te vragen om niet alleen te controleren
of een gewenste zorgaanbieder een contract heeft bij een verzekeraar, maar ook nog
een inschatting te maken of een afgesproken omzetplafond gehaald zal worden dat jaar,
om te weten of ze toegang zullen hebben tot de gewenste zorg?
Informatie over omzetplafonds is beschikbaar voor verzekerden. Daarnaast is het zo
dat ook bij een omzetplafond de noodzakelijke zorg altijd geleverd moet worden, ofwel
als gevolg van een doorleverplicht ofwel via een doorverwijzing. Zorgverzekeraars
zijn verplicht hun verzekerden te informeren met welke zorgaanbieder zij een contract
hebben. Ook zorgaanbieders zijn daartoe verplicht. Ook hebben zorgverzekeraars de
plicht om hun verzekerden te informeren over volumeafspraken of omzetplafonds die
zij hanteren in de contracten. Deze informatie is daarom toegankelijk voor verzekerden
via de informatiekanalen van de zorgverzekeraars. Als er een omzetplafond is afgesproken
en de geleverde zorg komt boven dat plafond, dan staat in het contract van de zorgaanbieder
met de zorgverzekeraar dat de zorgaanbieder ofwel zorg moet blijven leveren (doorleverplicht),
ofwel dat de zorgaanbieder de betreffende patiënt mag verwijzen naar de zorgverzekeraar
of een andere zorgaanbieder waar de noodzakelijke zorg wel te verkrijgen is (geen
doorleverplicht). De verzekerde heeft dus altijd de garantie dat de noodzakelijke
zorg voldoende tijdig geleverd zal worden. Als een verzekerde tijdens het overstapseizoen
meer inzicht wil in de gevolgen van het omzetplafond, dan hij daarover contact op
te nemen met de zorgverzekeraar. De verzekerde kan ook kiezen voor een polis waar
geen omzetplafond aan de orde is voor de betreffende zorgaanbieder, als deze polis
beschikbaar is.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie snappen dat er in het huidige oerwoud van
polissen veel gebruik gemaakt wordt van vergelijkingssites. Ze zijn benieuwd hoe deze
vergelijkingssites gefinancierd worden. Hoeveel van het geld, bestemd voor Zvw-gefinancierde
zorg, gaat naar vergelijkingssites?
Zorgverzekeraars en vergelijkingssites maken onderling afspraken over de hoogte van
de provisie die vergelijkingssites ontvangen. De hoogte en vormgeving van deze provisie
kan per vergelijkingssite verschillen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een zorgverzekeraar
een eenmalige provisie verstrekt, maar ook doorlopende provisies zijn mogelijk. Ik
heb geen zicht op de totale inkomsten van vergelijkingssites. Wel hebben de vergelijkingssites
die verbonden zijn aan het «Keurmerk Objectief Vergelijken» afgesproken dat zij de
gemiddelde provisie die zij ontvangen op hun website tonen. Betalingen aan vergelijkingssites
vallen overigens niet onder de kosten van Zvw-verzekerde zorg, maar onder de bedrijfskosten
van zorgverzekeraars.
Ook zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd of de Minister meer inzicht
kan geven in andere vormen van contractering in het veld. Zo weten deze leden dat
sommige ziekenhuizen en verzekeraars samen kiezen voor waardegedreven contractering
van zorg. Het idee is dat de focus zo verschuift van productie van zorg, naar de beste
oplossing voor de patiënt. Aanbieders spreken dan een vaste vergoeding af met verzekeraars,
onafhankelijk van zorgproductie, met een prestatiebeloning op basis van KPI’s. Vindt
de Minister deze ontwikkeling gewenst? Welke voor- en nadelen ziet de Minister aan
deze ontwikkeling? Om te experimenteren met nieuwe vormen van contractering zou het
voor zorgaanbieders die dat willen doen, helpen als ze dit soort afspraken met één
verzekeraar kunnen maken en niet met alle verzekeraars aparte afspraken hierover hoeven
te maken. Hoe kijkt de Minister naar het aanstellen van een preferente zorgverzekeraar
in een regio, waarbij andere verzekeraars deze preferente zorgverzekeraar volgen in
de contractering. Welke voor- en nadelen ziet de Minister aan deze mogelijkheid?
Ik ben een voorstander van elke contractsvorm die een positieve bijdrage levert aan
kwaliteit, betaalbaarheid, toegankelijkheid en organiseerbaarheid van de zorg. Waardegedreven
contractering kan zo’n contractsvorm zijn, omdat de focus daarbij ligt op de beste
oplossing voor de patiënt. Dat is een voordeel. Een nadeel kan zijn dat zorgverzekeraars
en zorgaanbieders echter wel goede afspraken moeten maken over de «key performance
indicators» (kpi’s) die gebruikt worden om de waarde voor de patiënt te meten en te
normeren. En dat blijkt in de praktijk op dit moment nog lastig. Het is dus aan de
contracterende partijen om het contract zodanig in te vullen en uit te voeren dat
de meerwaarde voor de patiënt ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Het uitgangspunt
binnen het stelsel is dat het grootste deel van de zorg binnen de Zvw concurrentieel
wordt ingekocht en individueel wordt gecontracteerd. Wel is volgbeleid mogelijk, waarbij
de zorgaanbieder een verzoek doet aan de overige zorgverzekeraars om het contract
van de preferente zorgverzekeraar te volgen. Dat is in de praktijk ook al op verschillende
plekken aan de orde, zoals bij de inkoop van huisartsenzorg. Verder hebben partijen
in het IZA afgesproken dat dit ook wordt nagestreefd met betrekking tot de relevante
regioplannen. Tot slot zijn specifiek voor impactvolle transformaties bestuurlijke
afspraken gemaakt over gelijkgerichte inkoop om de goedgekeurde transformaties te
realiseren.
Ik vind dat gelijkgerichtheid een goed instrument is dat kan bijdragen een snellere
transformatie van de zorg. Uiteraard moet wel geborgd worden dat de Mededingingswet
niet in het gedrag komt en dat er voldoende concurrentie overblijft zodat de zorgverzekeraars
geprikkeld blijven om een optimale bijdrage te leveren aan het behalen van de doelen
van het IZA.
Kan de Minister uitleggen hoe de huidige vereveningssystematiek tussen verzekeraars
op basis van Diagnose Behandel Combinaties (DBC)»s werkt?
Zorgverzekeraars worden via de risicoverevening financieel gecompenseerd voor een
aantal voorspelbare gezondheidsrisico’s van hun verzekerdenpopulatie. Dit om een gelijkspeelveld
te borgen zodat er sprake kan zijn van eerlijke concurrentie tussen hen. Er bestaat
immers een wettelijke acceptatieplicht voor zorgverzekeraars en een verbod op premiedifferentiatie
(elke verzekerde moet voor dezelfde verzekeringspolis dezelfde premie betalen). En
zonder verevening van deze risico’s zouden zorgverzekeraars met een verzekerdenpopulatie
met hoge zorgkosten, niet kunnen concurreren. Een van de kenmerken van de verzekerdenpopulatie
die worden verevend is de zogenaamde diagnosekostengroepen. Andere zijn bijvoorbeeld,
leeftijd en geslacht, de woonplaats en sociaaleconomische status (SES). De diagnosekostengroepen
zijn groepen van chronische aandoeningen die kostenhomogeen zijn en waarvan verwacht
wordt dat die in het komende jaar relatief hoge kosten met zich meebrengen. Diagnose-informatie
(gebaseerd op gedeclareerde diagnose behandelcombinaties (dbc’s)) uit het jaar voorafgaand
aan het vereveningsjaar is hiervoor beslissend. Mocht een verzekerde uit de verzekerdenpopulatie
van de zorgverzekeraar in een diagnosekostengroep vallen, dan krijgt de zorgverzekeraar
daarvoor een (financiële) vereveningsbijdrage.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben samen met de ChristenUnie een voorstel
ingediend om de opslag van de wanbetalers regeling te verlagen van twintig naar tien
procent. Hoe beoordeelt de Minister dit voorstel? Uit het onderzoek wat de Minister
recent met de Kamer deelde, blijkt dat er geen preventieve prikkel uitgaat van de
opslag. Dat verbaast genoemde leden niet. Het spreekt naar hun idee voor zich dat
de voornaamste reden dat mensen hun zorgverzekering niet betalen is dat ze dit niet
kunnen betalen. Een boete schikt in dit geval niet af, maar helpt deze mensen verder
in de problemen. Is de Minister bereid om stappen te zetten om de premieopslag helemaal
af te schaffen? En zo niet, waarom is de Minister hier niet toe bereid?
Het onderzoek door de bureaus AEF en Zorgvuldigadvies waaraan wordt gerefereerd, geeft
een genuanceerd beeld bij de motiverende werking van de bestuursrechtelijke opslag.
Bij een deel van de verzekerden heeft deze opslag een negatief effect en wordt de
financiële problematiek verergerd. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat we de
positieve ontwikkeling met betrekking tot het aantal verzekerden in de wanbetalersregeling
vasthouden.
In lijn met het aangenomen amendement13 van de leden Bikker en Klaver wordt het uitgavenbedrag van artikel 2 Curatieve zorg
van de departementale begrotingsstaat verlaagd, zodat de opslag op korte termijn verlaagd
kan worden naar 110%. Door het verlagen van de opslag zou het aantal wanbetalers weer
kunnen stijgen. Het effect van deze verlaging op het aantal wanbetalers wordt daarom
zorgvuldig gemonitord.
Afsluitend zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd in hoeverre de zorgtoeslag
in 2024 kostendekkend is voor de zorgverzekering van verzekerden en hoe de maximale
hoogte van de zorgtoeslag wordt vastgesteld? Is er een vuistregel voor hoe een stijging
in zorgpremie doorwerkt in de hoogte van de zorgtoeslag?
Voor de zorgtoeslag is bepaald welk deel van het inkomen maximaal afgedragen hoeft
te worden aan de Zvw (normpercentages). Voor alle kosten boven dit maximum ontvangt
een verzekerde zorgtoeslag. Het doel is dus niet om kostendekkend te zijn. Verder
is de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk van het inkomen en de geraamde gemiddelde
nominale premie en het geraamde gemiddelde eigen risico (standaardpremie).
De maximale hoogte van de zorgtoeslag is € 1.483 voor éénpersoonshuishoudens en € 2.833
voor meerpersoonshuishoudens per jaar in 2024. De geraamde standaardpremie is gelijk
aan € 1.987 (€ 3.974 voor meerpersoonshuishoudens). Een stijging van de zorgpremie
vertaalt zich in een stijging van de standaardpremie. Een stijging van de standaardpremie
leidt tot een 1-op-1 stijging van de zorgtoeslag, ceteris paribus. Ondanks dat de
zorgtoeslag meestijgt met de ontwikkeling van de zorgpremie, daalt de zorgtoeslag
in 2024 ten opzichte van 2023 omdat de éénmalige verhoging in 2023 ter compensatie
van de hogere energiekosten niet wordt verlengd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister. Zij
zijn blij te lezen dat het polisaanbod niet is toegenomen en dat de premiestijging
minder groot is dan verwacht in de begroting. Genoemde leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de samenwerking tussen zorgverzekeraars
en vergelijkingssites en vinden het goed te zien dat dit verzekerden in staat stelt
om een goede vergelijking tussen polissen te maken. Genoemde leden kijken dan ook
uit naar de brief over het verloop van het overstapseizoen 2023–2024. Kan aangegeven
worden hoeveel mensen gebruik hebben gemaakt van een vergelijkingswebsite?
Onderzoek van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) laat zien dat in 2023 (overstapseizoen
2022–2023) meer dan de helft van de respondenten (58 procent) een vergelijkingssite
heeft geraadpleegd bij het oriënteren op een zorgverzekering. Er zijn mij nog geen
cijfers bekend rondom het gebruik van vergelijkingssites tijdens het afgelopen overstapseizoen.
Deze leden vinden het goed dat er afspraken zijn gemaakt over welke informatie over
polissen en contractering wordt getoond. Zij vragen hierbij aan de Minister hoe voor
verzekerden beter inzichtelijk wordt wanneer (binnen een concern) de polis vergelijkbaar
is. Hoe staat het met het voornemen van de NZa om de informatieverplichting voor verzekeraars
hierover aan te scherpen? Welke definitie van «nagenoeg gelijk» wordt gehanteerd?
De NZa heeft per 1 november 2023 de «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars
aan consumenten» aangescherpt (zie TH/NR-027). Artikel 7 beschrijft de transparantieverplichtingen
voor zorgverzekeraars ten aanzien van op elkaar lijkende polissen. In de toelichting
beschrijft de NZa dat zij in ieder geval polissen gelijk of erg op elkaar vinden lijken
als er bijvoorbeeld bij die polissen een beperkt verschil is in het gecontracteerde
aanbod en/of er maar weinig verschillen zijn in de hoogte van de vergoeding voor niet
gecontracteerde zorg. Het gaat daarbij om de mate waarin polissen in zijn geheel van
elkaar verschillen. De NZa beschrijft in de regeling (zie blz. 15–19) aan de hand
van concrete voorbeelden het afwegingskader dat zij hiervoor gebruikt.
Het Nivel trekt een aantal positieve conclusies uit het onderzoek naar de Wet Verzekerdeninvloed
Zorgverzekeringswet, maar doet ook aanbevelingen. Deelt de Minister deze conclusies
en wat gaat zij doen met de aanbevelingen?
De resultaten van het evaluatieonderzoek heb ik gedeeld met alle zorgverzekeraars.
Daarbij heb ik hen gewezen op de aanbevelingen die in het rapport staan, waaronder
de aanbeveling dat de zichtbaarheid van verzekerdenraden versterkt kan worden. De
komende periode houd ik een vinger aan de pols welke stappen worden gezet om de zichtbaarheid
te versterken.
Met betrekking tot de contractering zijn de leden van de VVD-fractie positief over
de constatering dat het zorgcontracteerproces voor 2024 beter is verlopen dan vorig
jaar en dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders zich gezamenlijk inzetten om de beweging
naar passende zorg te maken. Kan de Minister aangeven hoe zij uitvoering gaat geven
aan de motie-Tielen/Daniëlle Jansen over het in kaart brengen van knelpunten bij de
contractering van passende zorg?14 Wanneer wordt de Kamer over de voortgang geïnformeerd?
IZA-partijen hebben met elkaar afspraken gemaakt over het verbeteren van het contracteerproces
en het bevorderen van de contractering, inclusief de beweging naar passende zorg.
Zij hebben samen een aantal knelpunten in kaart gebracht die worden meegenomen in
de structurele gesprekken die zij hebben over onder andere deze onderwerpen. Ten aanzien
van passende zorg en contractering heeft het Zorginstituut Nederland (ZiNL) in de
eerste helft van 2023 een «werkplaats contracteren van Passende zorg» georganiseerd.
Dit heeft ertoe geleid dat in de Handvatten Contractering en Transparantie Gecontracteerde
zorg van de NZa, een richtsnoer is opgenomen over het bereiken van overeenstemming
tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar over de transitie naar passende zorg. Dit
zou gebruikt moeten worden als uitgangspunt bij contractvoorstellen. ZiNL, NZa en
VWS-plannen op korte termijn een afspraak in om te bezien hoe dit nog een stap verder
te brengen.
Met de brief over het verloop van het contracteerseizoen 2024 zal ik een toelichting
geven op de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie.
De leden van de VVD-fractie hebben al eerder aandacht gevraagd voor paramedici in
de uitvoering en ontwikkelingen van het IZA. Kan de Minister toelichten in hoeverre
zij wordt betrokken in het proces van monitoring van de IZA-afspraken over het contracteerproces?
Ook de partijen die het IZA niet hebben getekend worden betrokken bij de afspraken
die op deze partijen van toepassing zijn of waar dit hen raakt. Periodiek vindt (vrijblijvend)
overleg met deze partijen plaats, om hen mee te nemen in de stand van zaken op alle
thematafels van het IZA. Daarnaast is recentelijk een sessie georganiseerd met brancheorganisaties
van paramedische beroepen en zorginkopers van zorgverzekeraars, waarbij expliciet
aandacht is besteed aan de rol van paramedische beroepsgroepen bij het IZA. Daarbij
is ingegaan op de mogelijkheden om als kleinere zorgaanbieders gezamenlijk op te trekken
in de onderhandelingen met zorgverzekeraars. De ACM heeft daarbij nadere duiding gegeven
aan samenwerking in relatie tot de mededingingsregels.
In het IZA zijn verschillende afspraken gemaakt om het contracteerproces te verbeteren.
Deze zijn ook van belang voor de paramedische beroepsgroepen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld
over de betere bereikbaarheid van zorgverzekeraars voor kleinere zorgaanbieders. De
NZa heeft in die lijn het document «Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde
zorg»15 opgesteld met daarin een aantal richtsnoeren voor contracterende partijen. Ook bekijkt
de NZa voor 2025 de noodzaak om de regelgeving aan te passen waarbij ook de paramedici
zullen worden geconsulteerd.
Eerder hebben de leden van de VVD-fractie opgeroepen tot het in kaart brengen in hoeverre
cowboygedrag in de zorg een halt kan worden toegeroepen.16 Zij zijn benieuwd naar de stand van zaken. Kan de Minister in dit verslag of in de
toegezegde brief over de aanpassingen van het zorgspecifieke markttoezicht een toelichting
geven?
Ik zal uw Kamer in april in de toegezegde brief met een terugblik op het afgelopen
contracteerseizoen en een vooruitblik naar het komende contracteerseizoen, informeren
over «het cowboygedrag in de zorg».
Ook zal ik, zoals toegezegd, dit voorjaar in de brief over het zorgspecifieke markttoezicht
ingaan op het tweede gedeelte van de motie van de leden Bevers en Tielen om in navolging
van de uitvoering van de motie Van den Berg en Tielen17 met een voorstel te komen over hoe de positie van kleinere zorgaanbieders in de contractonderhandelingen
verbeterd kan worden.
Met betrekking tot de Verzekerdenmonitor lezen genoemde leden dat het steeds lastiger
wordt om wanbetalers uit te laten stromen door alleen het aanbieden van een betalingsregeling.
Er is bij veel wanbetalers bredere schuldenproblematiek en daarom schuldhulpverlening
nodig. Zij vragen of het klopt dat zorgverzekeraars een signaal aan gemeenten kunnen
afgeven op het moment dat de zorgpremie niet meer betaald wordt, of er betalingsregelingen
worden aangevraagd, zodat gemeenten vroegtijdig actie kunnen ondernemen om mensen
te helpen en een verergering van de situatie te voorkomen? Is er een beeld van het
aantal signalen dat gemeenten jaarlijks van zorgverzekeraars krijgen en de opvolging
daarvan? Hoe staat het met de aanpak van niet-gebruik van bestaande sociale en betalingsregelingen?
Per 1 januari 2021 is de wetswijzing op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs)
van kracht. Met deze wijziging is vroegsignalering van schulden op basis van signalen
door derden een wettelijk taak voor gemeenten geworden. Op basis van signalen van
zorgverzekeraars, maar ook (in combinatie met) energiebedrijven, woningverhuurders
en drinkwaterbedrijven, benaderen gemeenten bewoners met betaalachterstanden proactief
om hen hulp aan te bieden. Gemeenten moeten binnen vier weken actie ondernemen (bijvoorbeeld
het versturen van een brief, telefonisch contact of een huisbezoek) als zij een signaal
ontvangen. Het is aan een inwoner om deze hulp van de gemeente wel of niet te aanvaarden.
De afgelopen jaren hebben gemeenten de volgende aantallen signalen ontvangen van zorgverzekeraars:
2021: 218.800
2022: 242.439
2023: 228.902 (t/m Q3)
Hier is een duidelijk stijgende lijn van signalen van de zorgverzekeraars richting
gemeenten zichtbaar, waarbij steeds meer gemeenten actief hulp aan inwoners aanbieden.
Dit kabinet heeft in 2023 en 2024 incidentele middelen van 50 miljoen euro per jaar
beschikbaar gesteld voor extra inzet op vroegsignalering en bijzondere bijstand. Het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is voornemens in 2024 de Wet
gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en daarmee ook de vroegsignalering te gaan
evalueren.
Het aantal wanbetalers (verzekerden in de wanbetalersregeling met een schuld van zes
of meer maanden zorgpremie) is afgenomen van 325.000 in 2014 tot 170.000 sinds de
zomer van 2022. Deze daling is met name veroorzaakt doordat zorgverzekeraars op grote
schaal betalingsregelingen zijn gaan aanbieden in combinatie met een wijziging van
het beleid, namelijk de opschorting van de wanbetalersregeling bij het treffen van
een betalingsregeling. Veel wanbetalers met een bijstandsuitkering maken daarbij gebruik
van een speciale uitstroomregeling voor bijstandsgerechtigden met een gunstige betalingsregeling
en directe instroom in de gemeentelijke zorgverzekeringspolis. Het aanbieden van een
betalingsregeling bij de resterende groep wanbetalers heeft minder effect, omdat deze
verzekerden relatief vaker te maken hebben met bredere schulden en multiproblematiek.
Bij deze groep is (schuld)hulpverlening nodig. Om die reden kunnen gemeenten bij het
CAK een lijst opvragen met wanbetalers in hun gemeenten. Gemeenten kunnen dan samen
met de inwoner met schuldenproblematiek een passend schuldhulptraject starten, zoals
het inzetten van een traject Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (MSNP)-
of een traject Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de Nieuw Sociaal Contract (NSC)-fractie hebben de volgende vragen aan
de Minister over de brieven die zij hebben ontvangen. Zo hebben zij een vraag over
de enquête die door het Nivel is gehouden onder verzekerden. In hoeverre was de groep
met een lage opleiding vertegenwoordigd in deze enquête? Indien onvoldoende: wat kan
dat betekenen voor de resultaten en conclusie?
Het Nivel heeft in de evaluatie een vragenlijst uitgezet aan de leden van het Consumentenpanel
Gezondheidszorg. Dit consumentenpanel bevat een zo goed mogelijk representatieve afspiegeling
van personen van 18 jaar of ouder. In totaal zijn reacties van 857 respondenten gebruikt
voor de analyse in deze evaluatie. Voor wat betreft de representativiteit van opleidingsniveau
van verzekerden heeft het Nivel laten weten dat de groep laagopgeleiden (dat wil zeggen:
de groep respondenten tot en met lager beroepsonderwijs) is ondervertegenwoordigd
ten opzichte van de algemene bevolking, maar dat dit niet van invloed is geweest op
de resultaten. Zo hebben bijvoorbeeld verzekerden met een laag opleidingsniveau niet
vaker nog nooit van de inspraakregeling of ledenraad gehoord dan verzekerden met een
hoog opleidingsniveau.
Aangegeven wordt dat de Wet Verzekerdeninvloed Zvw meer structuur geeft aan de inspraak
van verzekerden. Kan de Minister dit verduidelijken? Wat betekent dit en wat merkt
de verzekerde hiervan, zo vragen deze leden aan haar.
Uit de evaluatie volgt dat zorgverzekeraars proberen verzekerdenraden zo goed mogelijk
te ondersteunen in hun rol en hun input mee te nemen bij de besluitvorming. Verzekerdenraden
voelen zich gehoord door zorgverzekeraars en fungeren als klankbord. Voor de verzekerden
betekent dit dat de beoogde structuur van verzekerdenraden bij (bijna) alle zorgverzekeraars
werkend is. Met vragen of ideeën kunnen zij zich desgewenst tot de verzekerdenraad
wenden. Daarbij komt wel dat de evaluatie als aandachtspunt meegeeft dat de zichtbaarheid
van de mogelijkheden tot invloed voor individueel verzekerden verbeterd kan worden.
Dit punt heb ik onder de aandacht van zorgverzekeraars gebracht.
Hoewel verzekeraars aangeven dat het een uitdaging kan zijn om een goede afspiegeling
van de verzekerdenportefeuille plaats te laten nemen in de verzekerdenraad, laat het
rapport ook zien dat zij hier de nodige inspanningen toe verrichten. Welke aanvullende
inspanningen kunnen gedaan worden om een betere afspiegeling te krijgen? Hoe hard
werkt men hieraan? Kan de Minister hier nader op ingaan?
Het onderzoeksrapport vermeldt dat voor sommige karakteristieken van de verzekerdenportefeuille
geldt dat zij extra lastig te betrekken zijn bij de verzekerdenraad. De evaluatie
laat echter ook zien dat zorgverzekeraars de nodige inspanning verrichten om te komen
tot een zo goed mogelijke afspiegeling van hun verzekerdenportefeuille. Zo laten meerdere
zorgverzekeraars weten dat zij een goede afspiegeling nastreven voor wat betreft geslacht,
zorggebruik, etniciteit of culturele achtergrond.
Om een zo breed mogelijke groep aan te spreken stellen sommige zorgverzekeraars in
samenspraak met de verzekerdenraad een wervingstekst op en worden daartoe in sommige
gevallen ook profielen opgesteld. Het verdere wervingsproces ligt in de handen van
de verzekerdenraden zelf.
Het Nivel beveelt aan om de zichtbaarheid van de verzekerdenraden te versterken. Dit
kan onder andere door individuele verzekerden te informeren over wat er in de verzekerdenraad
wordt besproken en besloten. Kan de Minister aangeven hoe ervoor wordt gezorgd dat
dit bij alle verzekerden (ook met lage sociaaleconomische status) terechtkomt?
De resultaten van het evaluatieonderzoek zijn gedeeld met alle zorgverzekeraars. Daarbij
heb ik hen gewezen op de aanbevelingen die in het rapport staan, waaronder de aanbeveling
dat de zichtbaarheid van verzekerdenraden versterkt kan worden. De komende periode
hou ik een vinger aan de pols en hou ik de gaten welke stappen worden gezet om de
zichtbaarheid te versterken. Hoe daarop wordt ingezet, is aan zorgverzekeraars zelf.
De evaluatie laat zien dat een persoonlijke brief of e-mail door verzekerden wordt
aangewezen als favoriete middel om te worden geïnformeerd over zowel de inspraakregeling
als de verzekerdenraad.
Het valt de leden van de NSC-fractie op dat er niet wordt ingegaan op de eventuele
nadelen van de afname van restitutiepolissen. Welke zijn dit? En hoe worden deze nadelen
meegenomen in het vervolg?
De trend van het afnemen van het aantal restitutiepolissen is al een aantal jaren
geleden ingezet. De oorzaak daarvoor is dat bij de restitutiepolissen zeer hoge kosten
gedeclareerd worden, met name in de wijkverpleging en de ggz. Zorgverzekeraars hebben
dan de keuze om ofwel de premie sterk te verhogen, ofwel de vergoeding voor deze zorg
om te zetten naar natura. Zorgverzekeraars geven aan dat zij een forse premiestijging
niet eerlijk vinden voor de verzekerden die deze hoge kosten niet declareren; daarom
kiezen zij voor omzetten naar vergoedingen in natura.
Er is sprake van een ruim polisaanbod op de zorgverzekeringsmarkt. Voor iedere polis
is sprake van een ruime keuze aan zorgaanbieders, waarvoor de kosten van zorg in de
basisverzekering volledig wordt vergoed. De restitutiepolissen die de laatste jaren
zijn omgezet naar combinatiepolissen bieden voor de meeste vormen van zorg nog een
vergoeding op basis van restitutie, behalve voor de wijkverpleging en ggz. Dus ook
al neemt het aantal restitutiepolissen af, er blijven nog voldoende natura- en combinatiepolissen
over met een ruime keuze voor zorgaanbieders. De verzekerde heeft bij natura- en combinatiepolissen
daarmee nog steeds de mogelijkheid om te kiezen voor de zorgverlener die bij hem of
haar past. Wel heeft de NZa recentelijk de vier grootste zorgverzekeraars formeel
aangesproken; zij moeten zich in het kader van hun wettelijke zorgplicht, meer inspannen
om met name het aanbod van voldoende ggz-zorg beter te borgen.
Bovendien is in art. 13 Zvw bepaald dat zorgverzekeraars ook voor een naturapolis
een deel van de kosten voor niet-gecontracteerde zorg moet vergoeden.
Daarnaast kunnen zorgverzekeraars via de contractering voor hun verzekerden kwalitatief
goede en doelmatige zorg inkopen en sturen op het vermijden van niet-passende en ondoelmatige
zorg. Goede contractering kan zich dus vertalen naar goede, passende zorg tegen een
scherpe premie. Daarom kan een natura- of combinatiepolis voor veel verzekerden een
goede keuze zijn. Kortom: ik zie niet direct risico’s in de afname van het aantal
restitutiepolissen.
Daarbij kunnen zorgverzekeraars via de contractering voor hun verzekerden kwalitatief
goede en doelmatige zorg inkopen en sturen op het vermijden van niet-passende en ondoelmatige
zorg. Goede contractering kan zich dus vertalen naar goede, passende zorg tegen een
scherpe premie.
Daarom kan een natura- of combinatiepolis voor veel verzekerden een goede keuze zijn.
Kortom: ik zie geen direct risico in de afname van het aantal restitutiepolissen.
De Minister geeft aan dat er nog geen inzicht is in de ontwikkeling van het aantal
nagenoeg gelijke polissen. Welk inzicht wenst zij precies en wanneer verwacht men
dit inzicht wel te hebben?
Nagenoeg gelijke polissen dragen niet bij aan een overzichtelijk polisaanbod. Dit
maakt het voor verzekerden lastiger om een passende zorgverzekering te kiezen. De
NZa voert momenteel een analyse uit naar de vraag in hoeverre polissen daadwerkelijk
van elkaar verschillen en zal daarover rapporteren. Deze rapportage wordt vóór de
zomer verwacht.
Uit het vragenlijstonderzoek onder zorgverzekeraars kwam naar voren dat zij verschillend
denken over het toevoegen van meer beleidsterreinen aan hun inspraakregeling. De geïnterviewde
zorgverzekeraars en verzekerdenraden gaven aan dat het niet nodig is om meer beleidsterreinen
toe te voegen aan de wet. Deze leden vragen de Minister of er zicht is op alle beleidsterreinen
en dus waar ze wel of geen inspraak over kunnen hebben. Dus wat is mogelijk om toe
te voegen?
Uit de evaluatie volgt dat zowel verzekerdenraden als zorgverzekeraars het op dit
moment niet nodig vinden het aantal (beleids-)onderwerpen met verzekerdeninvloed uit
te breiden. Het staat de zorgverzekeraars overigens vrij om dit naar eigen inzicht
te doen. In de antwoorden op de vragenlijst hebben drie zorgverzekeraars aangegeven
dat zij overige onderwerpen hebben opgenomen in de regeling. Voor twee van deze zorgverzekeraars
betreft het geen concrete beleidsterreinen, maar biedt de regeling inspraakmogelijkheid
voor andere onderwerpen. Voor de derde zorgverzekeraar betreft het de wijze van werving
van leden van de verzekerdenraad. De reacties van zorgverzekeraars en verzekerden(-raden)
in deze evaluatie bieden daarom geen aanleiding voor het (wettelijk) verplicht toevoegen
van onderwerpen aan de verzekerdeninvloed.
Zorgverzekeraars zijn niet op de hoogte van het opleidingsniveau van hun verzekerdenportefeuille.
Is het wenselijk dit te veranderen en hoe komt men hiervan wel op de hoogte?
Het is belangrijk dat de verzekerdenraad een goede afspiegeling is van de verzekerdenportefeuille.
Zorgverzekeraars streven dit na via diversiteit van de leden in leeftijd, geslacht,
opleiding en achtergrond. Op deze manier worden zoveel mogelijk verzekerden vertegenwoordigd.
Uit de evaluatie volgt dat zorgverzekeraars hiertoe de nodige inspanningen verrichten.
Inzicht in het opleidingsniveau van alle individuele verzekerden lijkt niet noodzakelijk
voor of wezenlijk bij te dragen aan de beoogde afspiegeling. Ik zie dan ook geen aanleiding
voor hiertoe maatregelen te overwegen.
De leden van de NSC-fractie stellen vast dat het tijdig afronden van de contractering
een stevige inspanning vraagt van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars. In het
IZA is afgesproken om de komende jaren het contracteerproces zodanig te verbeteren
dat er ruim voor het einde van het jaar duidelijkheid is voor verzekerden welke zorg
wel en niet gecontracteerd is. Partijen zetten hier met een breed verbetertraject
volop op in. Kan de Minister garanderen dat dit eind dit jaar gebeurt? En zo ja, welke
inspanningen worden gedaan om dit te kunnen garanderen?
Ik kan niet garanderen dat ruim voor het einde van het jaar voor verzekerden duidelijk
is welke zorg een zorgverzekeraar wel en niet gecontracteerd heeft. Afgesproken is
dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars er zich voor inzetten dat de contractering
voor 12 november wordt afgerond. Voor verzekerden is het van belang dat zij weten
wat de financiële consequenties zijn als er geen contract is afgesloten. Naast het
verbeteren van het contracteerproces om ervoor te zorgen dat de contracten zoveel
mogelijk in het overstapseizoen worden afgesloten, heb ik ingezet op het verbeteren
van de informatievoorziening. Hiertoe zijn, zoals eerder aangegeven, de nodige stappen
gezet.
De IZA-partijen zijn bezig om samen met de NZa het contracteerseizoen 2024 te evalueren.
Indien nodig worden naar aanleiding hiervan aanvullende afspraken gemaakt voor het
contracteerseizoen 2025. Ik zal uw Tweede Kamer hierover in april van dit jaar informeren.
Deze evaluatie is onderdeel van een breed traject om het contracteerproces te verbeteren
dat de IZA-partijen hebben afgesproken. Dit vraagt echter een verandering van vorm,
proces en cultuur en daarmee veel inspanning van zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders.
Op dit moment zijn er landelijk gezien een zeer beperkt aantal signalen die erop wijzen
dat er sprake is van een moeizame contractering, waarbij partijen er niet goed samen
uitkomen. Hoe krijgt men zicht op deze signalen? Hoe actief wordt (moeizame) contractering
uitgevraagd? En wat wordt concreet gedaan met deze signalen? Hoe wordt in deze periode
en bij deze partijen met de verzekerde omgegaan?
De NZa houdt toezicht op de zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Dit doet zij onder
meer aan de hand van meldingen en signalen die zij heeft ontvangen op haar algemene
meldpunt. Daarnaast heeft de NZa het contracteerseizoen 2024 geëvalueerd via een consultatie
bij brancheorganisaties in de zorg. Ook heeft de NZa verdiepende gesprekken gevoerd
met de brancheorganisaties die het IZA ondertekend hebben. Verder heeft de NZa op
verschillende momenten tijdens het contracteerproces ook zogenoemde «vinger-aan-de-pols-gesprekken»
gevoerd met een aantal zorgverzekeraars en zorgaanbieders uit diverse sectoren over
de ervaringen van deze partijen met de contractering. Ook heeft de NZa op vier peilmomenten
tijdens het contracteerseizoen voor meerdere sectoren de contracteergraad gemeten
onder zorgverzekeraars. Dit geeft een indicatie over de mate van gecontracteerd aanbod.
Deze totale evaluatie-inzichten worden door de IZA-partijen in een bestuurlijk overleg
over de contractering op 12 maart 2024 besproken. Indien nodig worden dan naar aanleiding
hiervan aanvullende afspraken met het oog op het contracteerseizoen 2025 gemaakt.
Ik zal uw Kamer hierover in het voorjaar informeren.
De Minister wil de verwachting temperen dat de contractering voor 2025 al voor 12 november
in zijn geheel is afgerond. Waarom is het een jaar van tevoren toch niet mogelijk
om wel naar contractering op 12 november te streven? Hoe groot is de kans dat contractering
voor 12 november wel mogelijk is wat betreft de contractering voor het jaar daarop
(2026)?
Het is aan de bilaterale partijen om een contract af te sluiten. Er is afgesproken
dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars zich ertoe inzetten om de contractering
zoveel mogelijk voor 12 november af te ronden. Er kunnen allerlei redenen zijn, waardoor
dit in een individueel geval niet lukt. Ik zet me er wel voor in om ervoor te zorgen
dat het merendeel van de contracten tijdens het overstapseizoen worden afgesloten.
Op dit moment wordt het contracteerseizoen 2024 door de IZA- partijen geëvalueerd.
Hieruit moet naar voren komen in hoeverre de afspraken die met elkaar zijn gemaakt
hebben bijgedragen aan het verbeteren van het contracteerproces en in hoeverre er
aanvullende afspraken gemaakt moeten worden.
De benodigde cultuurverandering bij de IZA-partijen is in volle gang, maar neemt ook
tijd in beslag.
Buitenlandse studenten met een bijbaan en seizoensarbeiders zijn vaak/vaker onverzekerd.
Is er inzicht in hun zorggebruik? Door wie wordt hun zorg betaald? Wat wordt eraan
gedaan om dit grote aantal onverzekerde buitenlandse studenten met een bijbaan en
seizoensarbeiders te verminderen?
Seizoensarbeiders (arbeidsmigranten) die in Nederland arbeid verrichten en buitenlandse
studenten met een bijbaan zijn -zolang zij arbeid verrichten- verzekeringsplichtig
en zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Arbeidsmigranten worden over
de noodzaak om zich te verzekeren veelal door hun werkgever geïnformeerd en er is
een speciale website volledig gericht op arbeidsmigranten. Studenten kunnen zich hierover
via Nuffic informeren. Wanneer zij geen arbeid meer verrichten kan het voorkomen dat
zij onverzekerd raken.
Indien onverzekerde seizoensarbeiders en onverzekerde studenten zorg nodig hebben,
dient de zorg in beginsel door henzelf betaald te worden. Als zij daar financieel
niet toe in staat zijn, dan kan een zorgaanbieder de kosten voor medisch noodzakelijke
zorg declareren op grond van de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden.
De omvang van gedeclareerde zorgkosten is inzichtelijk op basis van het kenmerk van
de nationaliteit, die wordt geregistreerd als zorg op grond van bovengenoemde subsidieregeling
wordt gedeclareerd. Of een persoon met een Duitse nationaliteit student, seizoenarbeider
of toerist is, is geen gegeven dat een zorgaanbieder bij de declaratie moet vermelden
en is bij het CAK, dat de subsidieregeling uitvoert, daarom ook niet bekend. Hoeveel
studenten gebruik maken van de genoemde subsidieregeling is ook onbekend. Op basis
van de nationaliteit van de landen waar veel seizoensarbeiders (arbeidsmigranten)
vandaan komen, is wel enig inzicht in het gebruik van de genoemde subsidieregeling.
Uit de tien door de Commissie Roemer genoemde herkomstlanden, waaronder Polen, Bulgarije
en Roemenië, is in 2023 voor ruim € 25 miljoen kosten gedeclareerd (11.754 declaraties).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil met het wetsvoorstel Wet internationalisering
in balans (WIB) de internationalisering in het hoger onderwijs duurzaam in balans
brengen, waarbij ook de maatschappelijke voor- en nadelen worden meegewogen.
Met de WIB wordt daarom ingezet op het behoud van het Nederlands als onderwijs- en
wetenschapstaal en het kunnen beheersen en sturen van internationale studenten die
in Nederland willen komen studeren. Hiertoe worden er in het wetsvoorstel taal-, numerus
fixus- en regiemaatregelen geïntroduceerd. Het streven is om het wetsvoorstel zo vroeg
mogelijk in het tweede kwartaal van 2024 naar uw Kamer te sturen. De maatregelen uit
het wetsvoorstel worden aangevuld door zelfregieplannen van de instellingen en bestuurlijke
afspraken. De maatregelen daaruit kunnen ook de tijd tot inwerkingtreding van het
wetsvoorstel overbruggen.
De toegang tot laagbetaalde arbeidsmigratie kan in sommige gevallen de prikkel bij
werkgevers verkleinen om zich in te zetten voor verbetering van arbeidsvoorwaarden
en te investeren in innovatie. Daarnaast kan arbeidsmigratie gevolgen hebben voor
de leefbaarheid van wijken en de druk kan verhogen op voorzieningen zoals de zorg,
de woningmarkt en het onderwijs.
Met de hervorming van de arbeidsmarkt krijgen mensen in flexibele contracten meer
zekerheid over hun inkomen en hun rooster, en wordt schijnzelfstandigheid teruggedrongen.
Daarnaast kan de positie van arbeidsmigranten verbeteren door de aanbevelingen van
het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten uit te voeren. Met deze maatregelen wordt
Nederland minder aantrekkelijk voor laagbetaalde arbeid en zullen (malafide) werkgevers
minder inzetten op de werving van laagbetaalde arbeidsmigranten.
De oorzaken van geconstateerde misstanden liggen daarnaast dieper en raken zoals hierboven
geschetst aan de algehele inrichting van de arbeidsmarkt en economie. Uw Kamer heeft
de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 gevraagd om de consequenties
van verschillende demografische ontwikkelingen in kaart te brengen en advies over
uit te brengen. Het kabinet werkt aan een reactie waarin hierop wordt teruggekomen.
Kan de Minister aangeven hoe in de contractering samengewerkt wordt met de afzonderlijke
beroepsgroepen? Zit hier verschil tussen? Wordt met de ene beroepsgroep meer samengewerkt
dan met andere beroepsgroepen? Is er zicht op de tevredenheid over samenwerking over
contractering? Hoe zorgen zorgverzekeraars dat beroepsgroepen voldoende gehoord worden?
Een zorgverzekeraar onderhandelt met een individuele zorgaanbieder, en niet met een
beroepsgroep. Maar een beroepsvereniging kan zijn leden wel helpen bij de voorbereiding
van de onderhandelingen. Mits dit alles binnen de Mededingingswet gebeurt en daarmee
een correct contracteerproces niet wordt verstoord. Ook is er regelmatig contact tussen
ZN als koepelvereniging van de zorgverzekeraars en de verenigingen van de diverse
beroepsgroepen, bijvoorbeeld over de verbetering van het contracteerproces. In die
contacten kan een breed scala van onderwerpen aan de orde komen die de beroepsgroep
aangaan. En deze contracten beperken zich niet alleen tot de periode van contractonderhandeling,
maar vinden gedurende het hele jaar plaats.
Voorts vragen deze leden hoe er in de contractering wordt samengewerkt met kleine
zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de eerste lijn? Is er zicht op de tevredenheid over
samenwerking over kleine zorgaanbieders? Hoe zorgen zorgverzekeraars dat ook kleine
zorgaanbieders voldoende gehoord worden?
Een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder sluiten een contract waarin zij afspraken
maken over prijs en kwaliteit van de geleverde zorg, maar eventueel ook over andere
aspecten zoals de onderlinge samenwerking. Idealiter is dit maatwerk waarbij er voldoende
aandacht is voor de wensen van iedere zorgaanbieder. In de praktijk is het echter
onmogelijk voor een zorgverzekeraar om met iedere individuele zorgaanbieder maatwerkafspraken
te maken. Daarvoor is het aantal relatief kleinere zorgaanbieders vaak te groot. Ik
hoor geluiden dat sommige zorgaanbieders dit betreuren en hier graag verandering in
brengen. Het kan in dergelijke gevallen nuttig zijn om als kleinere zorgaanbieders
meer gezamenlijk op te trekken of ondersteund te worden door bijvoorbeeld hun brancheorganisatie.
In de leidraad Brancheorganisaties en zorgcontractering licht de ACM toe op welke wijze brancheorganisaties wel en niet hun leden mogen ondersteunen
bij contractonderhandelingen in relatie tot de mededingingsregels18. Daarnaast vind ik het van belang dat de organisatiegraad van kleinere zorgaanbieders
wordt vergroot. Zo zetten de Minister van VWS en ik met het veld vanuit de Visie op
de eerstelijnszorg in op het verbeteren van de organisatie van de eerstelijnszorg,
met onder meer als doel om betere samenwerking binnen de eerstelijnszorg en tussen
de eerstelijnszorg en andere partijen (waaronder zorgverzekeraars) te realiseren.
Kan de Minister bevestigen dat op het moment van contractering onduidelijk is welke
polisvoorwaarden de zorgverzekeraar voor de aanvullende verzekering in het nieuwe
jaar gaat hanteren. Indien bevestigd, erkent de Minister dat het vooral voor fysiotherapeuten
van belang is om de polisvoorwaarden wel duidelijk te hebben, omdat fysiotherapeutische
zorg voor het grootste deel onder de aanvullende verzekering valt? Welke oplossing
ziet de Minister hiervoor?
De aanvullende verzekering valt niet onder de Zorgverzekeringswet. Dat betekent dat
zorgverzekeraars zelf mogen bepalen welke aanvullende verzekeringen zij aanbieden
en onder welke voorwaarden. Voor aanvullende verzekering gelden de gebruikelijke regels
voor verzekeringsproducten.
Voor de aanvullende zorgverzekering zijn dus geen specifieke wettelijke termijnen
vastgesteld voor het bekendmaken van de polisvoorwaarden. De polisvoorwaarden waarnaar
verwezen wordt, bepalen de relatie tussen de zorgverzekeraar en de verzekerden, terwijl
het contract vormgeeft aan de relatie tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder.
Dit zijn daarmee twee verschillende trajecten die elkaar weliswaar kunnen beïnvloeden,
maar niet afhankelijk zijn van elkaar zijn. Het is voor de zorgaanbieder dus niet
noodzakelijk om te weten hoe de voorwaarden van de aanvullende polis er uit zien.
Ook zonder deze kennis kan de zorgaanbieder een evenwichtig contract afsluiten.
Welke mogelijkheden ziet de Minister om de opslag op de premie voor wanbetalers te
schrappen en op welke termijn? En welke mogelijkheid is er volgens de Minister om
hierbij onderscheid te maken tussen wanbetalers (die wel/niet kunnen betalen)?
De opslag kent een wettelijke bandbreedte van 110% tot 130%. Het verlagen van de opslag
tot 110% kan met een wijziging van de Regeling zorgverzekering per 1 januari of per
1 juli van enig jaar. Het afschaffen van de opslag vraagt om een wijziging van de
Zvw en daarmee om een traject van wetswijziging dat ongeveer 1,5 jaar duurt om te
doorlopen.
In lijn met het aangenomen amendement19 van de leden Bikker en Klaver wordt het uitgavenbedrag van artikel 2 Curatieve zorg
van de departementale begrotingsstaat verlaagd, zodat de opslag op korte termijn verlaagd
kan worden naar 110%.
Door het verlagen en afschaffen van de opslag zou het aantal wanbetalers weer kunnen
stijgen. Het effect van deze verlaging op het aantal wanbetalers wordt daarom zorgvuldig
gemonitord.
Een onderscheid tussen verzekerden die de zorgpremie wel/niet kunnen betalen is niet
mogelijk. Het CAK kan niet bij elke verzekerde in de wanbetalersregeling toetsen of
deze verzekerde wel of niet in staat is de zorgpremie te betalen. Dit hangt van veel
factoren af. Een verzekerde kan bijvoorbeeld zorgtoeslag ontvangen, maar deze zorgtoeslag
in verband met schuldenproblematiek voor andere kosten gebruiken.
Op dit moment is het onduidelijk voor mensen met een natura- of combinatiepolis welke
zorg gecontracteerd is. Op welke manier kan de Minister realiseren dat verzekeraars
voor 1 december voorafgaand aan het verzekeringsjaar naar (potentiële) verzekerden
bekent maakt welke zorgaanbieders gecontracteerd zijn en hoeveel de verzekerde zelf
moet betalen voor een niet-gecontracteerde aanbieder?
Ik vind het belangrijk dat verzekerden (tijdens het overstapseizoen) weten welke zorgaanbieders
er gecontracteerd zijn en een bewuste keuze kunnen maken voor een zorgverzekeraar
en een polis. In het IZA hebben partijen met elkaar aan aantal afspraken gemaakt om
zowel het contracteerproces te verbeteren als de informatievoorziening aan de verzekerden.
Op grond van deze afspraken hebben zorgverzekeraars afgelopen contracteerseizoen op
hun website vermeld in welke fase de onderhandeling met de zorgaanbieder zich bevindt
en hebben zij afgesproken om allemaal dezelfde kwalificaties daarvoor te gebruiken.
Ook wordt aangegeven welke consequenties een bepaalde kwalificatie heeft voor het
recht op vergoeding van de kosten van de geleverde zorg.
Op dit moment maart wordt het contracteerseizoen 2024 geëvalueerd, waarbij zowel het
contracteerproces als de informatievoorziening besproken wordt. Ik zal uw Kamer hierover
in april van dit jaar verder informeren.
Hoe controleert de Minister dat bij een natura- of combinatiepolis er voldoende zorg
gecontracteerd is? Hoe controleert de Minister dat er in elke regio voldoende zorg
gecontracteerd is, zo vragen genoemde leden tot slot.
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht die in de wet is verankerd. De NZa ziet erop
toe dat de zorgverzekeraars zich aan deze plicht houden en ziet dus ook toe op voldoende
aanbod in de regio. Zorgverzekeraars moeten ervoor zorgen dat hun verzekerden binnen
een redelijke tijd en reisafstand toegang hebben tot alle zorg uit het basispakket.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brieven met betrekking tot
het zorgverzekeringstelsel en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie constateren dat 2024 het tweede jaar is dat de collectiviteitskorting
is afgeschaft en zijn benieuwd in hoeverre dit invloed heeft gehad op het maken van
een keuze voor een zorgverzekering door de consument. Voorts vragen deze leden of
de Minister kan toelichten welke andere effecten kunnen worden waargenomen.
Bij de wetsbehandeling van de afschaffing van de collectiviteitskorting is toegezegd
om in 2024 onderzoek te doen naar de ontwikkeling van collectiviteiten na de afschaffing
van de korting en bijvoorbeeld te kijken naar de deelnamegraad20. Dit onderzoekt loopt nu en neemt ook de motie van het lid Paulusma c.s. 21 mee, die de regering verzocht om de zorginhoudelijke afspraken in collectiviteiten
te monitoren en hierbij te betrekken in hoeverre bewezen effectieve preventie- en
leefstijlprogramma’s onderdeel uitmaken van collectieve zorgverzekeringen. Ik verwacht
uw Kamer eind 2024 te kunnen informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat patiënten en consumenten inspraak
hebben op hun zorgverzekering, zoals georganiseerd in de Wet Verzekerdeninvloed Zvw.
Het Nivel-onderzoek Evaluatie Wet Verzekerdeninvloed geeft aan dat patiënten en consumentenorganisaties
zich de vraag stellen in welke mate de wetswijziging heeft geleid tot meer invloed
van verzekerden. Deze leden vragen de Minister om in te gaan op de aanbevelingen uit
het onderzoek, zoals de aanbeveling om de zichtbaarheid van de verzekerdenraden te
versterken. Kan de Minister aangeven op welke wijze zij voornemens is hier navolging
aan te geven?
De resultaten van het evaluatieonderzoek zijn gedeeld met alle zorgverzekeraars. Daarbij
heb ik hen gewezen op de aanbevelingen die in het rapport staan, waaronder de aanbeveling
dat de zichtbaarheid van verzekerdenraden versterkt kan worden. De komende periode
houd ik een vinger aan de pols welke stappen worden gezet om de zichtbaarheid te versterken.
Ik ben niet voornemens te bekijken wat er nodig is om de invloed van verzekerden op
het inkoopbeleid te vergroten.
Uit de evaluatie volgt immers (paragraaf 6.2) dat de betrokkenheid van verzekerden
bij het zorginkoopbeleid is vergroot door de wetswijziging. Zowel zorgverzekeraars
als verzekerden geven daarover aan dat het complexe materie betreft. Belangrijk is
dat er meer betrokkenheid is ontstaan en dat er een mogelijkheid tot inspraak is.
Verzekerdenraden voelen zich gehoord door de zorgverzekeraars.
De leden van de D66-fractie hebben tevens met veel interesse kennisgenomen van de
onderzoeken inzake de premieopslag, mede gezien het feit dat deze leden afgelopen
jaren meermaals hebben gevraagd om meer informatie inzake de effecten van de wanbetalersregeling
(bijvoorbeeld in de motie-Ceder/Kat d.d. 31 mei 2022). Deze leden vragen de Minister
te reflecteren op het in het schriftelijk overleg «evaluatie van de wet structurele
maatregelen wanbetalers zorgverzekering» genoemde onderzoeksresultaat dat de wanbetalers
over het algemeen in de lagere inkomensklassen zitten. Hoe verhoudt zich dit tot de
in het onderzoek gestelde randvoorwaarde dat iemand voldoende inkomen dient te hebben
om de opslag te laten werken?
In beginsel heeft iedere verzekerde dankzij de zorgtoeslag en andere sociale voorzieningen
voldoende inkomen om de zorgpremie te kunnen betalen. Door bijvoorbeeld geen gebruik
te maken van sociale voorzieningen of door terugvorderingen van sociale voorzieningen
en/of het gebruik van zorgtoeslag voor andere kosten (met name in de situatie van
schuldenproblematiek) kunnen er betalingsachterstanden op de zorgpremie ontstaan.
In die situatie is er ook weinig ruimte om de bestuursrechtelijke premie te betalen.
Als de bestuursrechtelijke premie niet wordt betaald, dan blijven verzekerden in de
wanbetalersregeling verzekerd voor de polis die zij hebben afgesloten. Als de inkomenssituatie
verbetert (al dan niet met hulp van de gemeente) dan kunnen zij een betalingsregeling
treffen met de zorgverzekeraar en betalen zij direct weer de normale premie van hun
polis. Als deze betalingsregeling is voldaan dan wordt de eventuele openstaande bestuursrechtelijke
premie bij het CAK niet meer geïncasseerd. In de situatie dat er (weer) financiële
ruimte is, dan kan de bestuursrechtelijke premie dus een motiverende werking hebben
om een betalingsregeling te treffen met de zorgverzekeraar, waardoor direct weer de
normale premie wordt betaald. De mate waarin de opslag hierin een motiverende werking
heeft wordt in het onderzoek door AEF en Zorgvuldigadvies (dat uw Kamer op 18 januari
2024 heeft ontvangen) genuanceerd, maar kan niet worden vastgesteld.
In lijn met het aangenomen amendement22 van de leden Bikker en Klaver wordt het uitgavenbedrag van artikel 2 Curatieve zorg
van de departementale begrotingsstaat verlaagd, zodat de opslag op korte termijn verlaagd
kan worden naar 110%. Door het verlagen en afschaffen van de opslag zou het aantal
wanbetalers ook weer kunnen stijgen. Het effect van deze verlaging op het aantal wanbetalers
wordt daarom zorgvuldig gemonitord.
Deze leden vragen of de Minister kan aangeven welke beleidsopties er zijn om het aantal
wanbetalers af te laten nemen, zonder de negatieve effecten voor mensen die hun premie
niet kunnen betalen vanwege de in het onderzoek gestelde randvoorwaarden.
Kan de Minister aangeven welke stappen er gemaakt zijn om mensen met beginnende betalingsachterstanden
vroegtijdig te benaderen. Hoeveel mensen zijn er op deze manier behandeld en welke
stappen zijn er vervolgens ondernomen, zo vragen deze leden haar.
Het aantal wanbetalers is afgenomen van 325.000 in 2014 tot ongeveer 170.000, dit
betreft de stand van het aantal wanbetalers medio 2022. Deze daling is veroorzaakt
door inspanningen van zorgverzekeraars (met name door het aanbieden van betalingsregelingen),
in combinatie met een wijziging van beleid (opschorting wanbetalersregeling bij het
treffen van een betalingsregeling). Een verdere grote daling wordt niet verwacht.
Er blijft altijd een groep verzekerden in- en uitstromen, omdat – ondanks het aanbod
van een betalingsregeling door de zorgverzekeraar en vroegsignalering door gemeenten
– er altijd verzekerden zijn die te maken krijgen met problematische schulden en intensievere
hulp nodig hebben. In 2022 stroomde ongeveer 135.000 verzekerden in en uit de wanbetalersregeling.
We zien dat een relatief groter deel van de verzekerden in de wanbetalersregeling
te maken heeft met bredere schulden en vaak multiproblematiek. Het aanbieden van een
betalingsregeling is dan niet voldoende. Bij deze groep is (schuld)hulpverlening nodig.
Om die reden kunnen gemeenten bij het CAK een lijst opvragen met wanbetalers in hun
gemeenten, zodat zij gericht hulp kunnen bieden. Ongeveer 150 (vooral grote en middelgrote)
gemeenten ontvangen regelmatig de CAK-lijst. Het CAK promoot deze lijst actief.
Het is uiteraard wenselijk om deze situatie van gevorderde schuldenproblematiek te
voorkomen. Om die reden heeft dit kabinet samen met gemeenten geïnvesteerd in vroegsignalering.
Per 1 januari 2021 is de wetswijzing op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs)
van kracht. Met deze wijziging is vroegsignalering van schulden op basis van signalen
door derden een wettelijk taak voor gemeenten geworden. Op basis van signalen van
zorgverzekeraars, maar ook (in combinatie met) energiebedrijven, woningverhuurders
en drinkwaterbedrijven benaderen gemeenten bewoners met betaalachterstanden proactief
om hen hulp aan te bieden. Gemeenten moeten binnen vier weken actie ondernemen als
zij een signaal ontvangen (bijvoorbeeld het versturen van een brief, telefonisch contact
of een huisbezoek). Het is aan een inwoner om deze hulp van de gemeente wel of niet
te aanvaarden. De afgelopen jaren hebben gemeenten de volgende aantallen signalen
ontvangen van zorgverzekeraars:
2021: 218.800
2022: 242.439
2023: 228.902 (t/m Q3)
Hier is een duidelijk stijgende lijn zichtbaar, waarbij steeds meer gemeenten actief
hulp aan inwoners aanbieden. Dit kabinet heeft in 2023 en 2024 incidentele
middelen van 50 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld voor extra inzet op vroegsignalering
en bijzondere bijstand. Het Ministerie van SZW is voornemens in 2024 de Wgs en daarmee
ook de vroegsignalering te gaan evalueren.
Ten slotte, vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan toelichten op welke
wijze er volledig gebruik wordt gemaakt van de capaciteit van klinieken. Deze leden
begrijpen dat de treeknorm in de ziekenhuizen vaak wordt overschreden, terwijl er
bij de klinieken nog voldoende capaciteit is om zorg te verlenen.
Kan de Minister aangeven welke knelpunten hierin meespelen – bijvoorbeeld bij contractering
door zorgverzekeraars – en op welke wijze dit in verhouding staat tot het nakomen
van de zorgplicht door zorgverzekeraars?
Er bestaat een wettelijke zorgplicht voor zorgverzekeraars. Bij een natura verzekering
realiseren zorgverzekeraars dit door zorg in te kopen. Welke hoeveelheid zorg zij
bij welke zorgaanbieders inkopen mogen zij zelf beslissen. Als er een te lange wachtlijst
is bij een zorgaanbieder dan is een (natura-) zorgverzekeraar verplicht om op grond
van zijn zorgplicht desgevraagd in actie te komen om voor de verzekerde te bemiddelen
bij het verkrijgen van die zorg bij een andere gecontracteerde of bij een niet-gecontracteerde
zorgaanbieder. Dat kan bij een kliniek zijn, maar hoeft niet. Daarmee maakt de zorgverzekeraar
gebruik van de capaciteit bij andere zorgaanbieders. De zorgplicht garandeert de beschikbaarheid
van zorg, niet de beschikbaarheid van zorg bij een bepaalde (soort) zorgaanbieder.
De NZa ziet erop toe dat de zorgverzekeraar voldoet aan de zorgplicht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben de brieven van Minister ontvangen over het zorgverzekeringsstelsel
en hebben nog enkele vragen aan haar.
Uit het onderzoek van Nivel blijkt dat alle zorgverzekeraars in Nederland een inspraakregeling
hebben en bijna allemaal een verzekerdenraad hebben opgericht. De veranderingen in
de wet hebben echter maar beperkt invloed gehad op de manier waarop verzekerden invloed
hebben op het beleid van de zorgverzekeraars. De adviezen van de verzekerdenraden
lijken voornamelijk te leiden tot aanpassingen in het klantcommunicatiebeleid en niet
zozeer op het beleid rondom de inkoop van zorg. De leden van de BBB-fractie willen
graag meer inzicht krijgen in wat de verzekerdenraden nodig hebben om concrete beleidsadviezen
te kunnen geven over de inkoop van zorg. Is de Minister bereid om hier onderzoek naar
te doen?
Uit de evaluatie van het Nivel volgt (zie paragraaf 6.2 van het onderzoek) dat de
betrokkenheid van verzekerden bij het zorginkoopbeleid is vergroot door de wetswijziging.
Zowel zorgverzekeraars als verzekerden geven echter aan dat inkoopbeleid complexe
materie is. Belangrijk is dat er meer betrokkenheid is ontstaan en er mogelijkheid
tot inspraak is. Daarom ben ik niet voornemens om vervolgstappen te ondernemen.
Daarnaast is het een aandachtspunt dat de verzekerdenraad niet bekend genoeg is bij
individuele verzekerden. Veel mensen weten niet eens dat de verzekerdenraad bestaat.
Het is belangrijk om de zichtbaarheid van de verzekerdenraad te vergroten, zodat individuele
verzekerden contact kunnen opnemen met hun zorgverzekeraar via de verzekerdenraad.
Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat de zichtbaarheid wordt vergroot?
De resultaten van het evaluatieonderzoek zijn gedeeld met alle zorgverzekeraars. Daarbij
heb ik hen gewezen op de aanbevelingen die in het rapport staan, waaronder de aanbeveling
dat de zichtbaarheid van verzekerdenraden versterkt kan worden. De komende periode
houd ik een vinger aan de pols welke stappen worden gezet om de zichtbaarheid te versterken.
Verder is er volgens het onderzoek behoefte aan vervolgonderzoek om te kijken naar
wat er in de praktijk nodig is om individuele verzekerden meer te betrekken bij het
vormen van het beleid van zorgverzekeraars. Is de Minister bereid om dit vervolgonderzoek
mogelijk te maken?
Naar aanleiding van het Nivel-onderzoek vind ik het belangrijk dat zorgverzekeraars
sterker inzetten op de bekendheid van de mogelijkheden van verzekerdeninvloed. Daarnaast
ga ik met zorgverzekeraars in gesprek om te bekijken welke stappen zij nog kunnen
zetten om de verzekerdeninvloed te kunnen vergroten en wat zij daarbij nodig hebben.
Vervolgonderzoek acht ik niet nodig.
Zorgverzekeraars hebben een belangrijke rol bij het inkopen van zorg. Zij hebben ook
de verantwoordelijkheid om de beschikbare zorgcapaciteit optimaal te benutten en de
wachttijden te verkorten tot minimaal de wettelijk vastgestelde norm. De leden van
de BBB-fractie constateren dat niet alle klinieken die graag gecontracteerd willen
worden en een bijdrage kunnen leveren aan het verkorten van de wachttijden, worden
gecontracteerd voor 2024. Zij willen daarom weten of de Minister op de hoogte is van
het feit dat de toegankelijkheid van zorg steeds meer onder druk staat. Dit komt doordat
de wachttijden in ziekenhuizen de treeknorm ruimschoots overschrijden, terwijl er
onbenutte capaciteit is bij niet-gecontracteerde klinieken. Daarnaast willen zij ook
weten of de Minister op de hoogte is van het feit dat er capaciteit beschikbaar is
bij klinieken, maar dat deze niet benut kan worden omdat zorgverzekeraars niet genoeg
contracteren. Dit is jammer, omdat deze capaciteit juist kan helpen bij het verminderen
van wachttijden. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars
hun wettelijke verplichtingen nakomen? Zorgverzekeraars hebben namelijk de verantwoordelijkheid
om de beschikbare zorgcapaciteit in te kopen en ervoor te zorgen dat zorg toegankelijk
is voor iedereen.
Ik ben ervan op de hoogte van het feit dat de toegankelijkheid van sommige zorgsoorten
in de gevarenzone terecht kan komen of al is gekomen. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid
van de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders om dit gevaar het hoofd te bieden. En
de capaciteit beter te benutten en daar waar nodig uit te breiden. De zorgverzekeraars
hebben daartoe een wettelijke zorgplicht. Bij een naturaverzekering realiseren zorgverzekeraars
dit door zorg in te kopen om aan deze plicht te voldoen. Welke hoeveelheid zorg zij
bij welke zorgaanbieders inkopen mogen zij zelf beslissen. Als er een te lange wachtlijst
is bij een zorgaanbieder dan is een (natura-) zorgverzekeraar verplicht om op grond
van zijn zorgplicht desgevraagd in actie te komen om voor de verzekerde te bemiddelen
bij het verkrijgen van die zorg bij een andere gecontracteerde of bij een niet-gecontracteerde
zorgaanbieder. Dat kan bij een kliniek zijn, maar hoeft niet. Daarmee maakt de zorgverzekeraar
gebruik van de capaciteit bij andere zorgaanbieders.
De zorgplicht garandeert de beschikbaarheid van zorg, niet de beschikbaarheid van
zorg bij een bepaalde (soort) zorgaanbieder. De NZa ziet erop toe dat de zorgverzekeraar
voldoet aan de zorgplicht.
Daarnaast willen de leden van de BBB-fractie nog een paar andere punten aankaarten.
Ze willen graag dat er onderzoek wordt gedaan naar de impact van groeiende commerciële
huisartsenketens op de kwaliteit en bereikbaarheid van zorg. Hierbij kan gekeken worden
naar hun waarde binnen het zorgstelsel en hoe we het praktijkhouderschap voor huisartsen
aantrekkelijker kunnen maken. Ook kan de fusietoets van de zorgautoriteit worden uitgebreid
naar de mogelijke gevolgen van overnames voor de kwaliteit van zorg. Het bestaande
verbod op winstuitkering in de zorg kan indien nodig worden uitgebreid. Wat vindt
de Minister hiervan?
Op dit moment laten de Minister van VWS en ik onderzoek doen naar de omvang van private
equity in de Nederlandse zorg en de effecten van private equity op de kwaliteit, toegankelijkheid
en betaalbaarheid van zorg. De resultaten van dit onderzoek worden binnenkort verwacht.
Mede aan de hand van dit onderzoek zullen we bezien of, en zo ja welke, nadere maatregelen
gewenst zijn om eventuele negatieve gevolgen van private equity te mitigeren. Het
eventueel uitbreiden van het winstuitkeringsverbod zou daarbij een optie kunnen zijn.
Daarnaast verkent de Minister van VWS op dit moment de mogelijkheid om de NZa de bevoegdheid
te geven om een voorgenomen fusie tijdelijk tegen te kunnen houden als er signalen
zijn dat er kwaliteits- en/of toegankelijkheidsproblemen zijn bij een betrokken zorgaanbieder.
Zij zal uw Kamer hierover dit voorjaar verder informeren.
Om het praktijkhouderschap en het werken met een vaste patiëntenpopulatie aantrekkelijker
te maken, zijn er het afgelopen jaar verschillende acties ondernomen. De komende tijd
worden er ambtelijk samen met het veld aanvullende beleidsopties verkend voor het
stimuleren van het werken met een vaste patiëntenpopulatie. Besluitvorming hierover
is aan een nieuw kabinet. De brief aan uw Kamer over stand van zaken versterking huisartsenzorg
van afgelopen december is hier uitgebreid op ingegaan.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de marktwerking in de zorg te ver is doorgeslagen
en dat het zorgstelsel vrijwel vastgelopen is. Een idee om dit op te lossen is om
de marktwerking te beperken door één verplichte basisverzekeringspolis in te voeren
en de premieverschillen te maximeren. Ook het verminderen van het aantal verschillende
labels en polissen kan bijdragen aan het vereenvoudigen van het verzekeringsstelsel.
Is de Minister positief over deze ideeën en zo ja, hoe kunnen deze maatregelen worden
uitgevoerd?
Op grond van de Zvw is geregeld wat de zorgverzekering aan zorg moet dekken. In die
zin lijken de verschillende zorgverzekeringen al behoorlijk op elkaar. Met als belangrijkste
voorbeeld dat alle zorgverzekeringen het basispakket verzekeren.
Ik vind een stelsel waarbij zorgverzekeraars, binnen voorbedoelde kaders van de Zvw,
vrijheid hebben in hun polisaanbod waardevol. Zij kunnen dan immers met hun polisaanbod
inspelen op verschillen in wensen van verzekerden. Bijvoorbeeld ten aanzien van de
mate van service en de mate waarin een relatief selectief aanbod aan zorgaanbieders
wordt gecontracteerd of juist een relatief breed aanbod.
Dit zorgt ervoor dat verzekerden kunnen kiezen voor een polis(type) dat bij hen past
en dat zorgverzekeraars scherp blijven ten aanzien van klantgerichtheid, inkoop van
zorg en premie. De mogelijkheid van overstappen is daarbij een stimulans voor zorgverzekeraars
om zich in te spannen voor kwalitatieve, betaalbare en toegankelijke zorg. Ik ben
daarom geen voorstander van het invoeren van één verplichte basisverzekeringspolis
en acht de bestaande voorwaarden die de Zvw aan polissen stelt, afdoende. Ook ben
ik geen voorstander van het maximeren van premieverschillen; dat zou de prikkel verzwakken
om een scherpe premie te vragen evenals de prikkel om passende zorg in te kopen om
een scherpe premie te kunnen vragen. Dit zijn bovendien verregaande maatregelen die
in het huidige privaatrechtelijke stelsel (Europees) juridisch niet of niet zonder
meer mogelijk zijn. Wel vind ik het belangrijk dat het polisaanbod overzichtelijk
en onderscheidend is. Daarom blijf ik zorgverzekeraars voortdurend oproepen om hun
polisaanbod kritisch tegen het licht te (blijven) houden. Ook is het goed dat de NZa
haar regelgeving ten aanzien van de informatieverplichtingen voor zorgverzekeraars
voor nagenoeg gelijke polissen heeft aangepast. Hierdoor is het voor verzekerden beter
inzichtelijk of er een vergelijkbaar, en wellicht goedkoper, alternatief is.
Tot slot vinden de leden van de BBB-fractie dat zorgverzekeraars te machtig zijn geworden.
Daarom willen zij dat zorgverzekeraars voortaan afspraken maken met collectieven,
zoals brancheverenigingen, en niet met individuele zorgverleners. Zorgverleners mogen
zich organiseren en hoeven niet meer individueel in gesprek te gaan. Dit bespaart
veel tijd en frustratie en zorgt bovendien voor een gelijkwaardiger onderhandelingsniveau.
Wil de Minister dit meenemen in haar overwegingen om het zorgstelsel te vereenvoudigen?
De mogelijkheid om individuele contractafspraken te maken tussen zorgverzekeraars
en zorgaanbieders is een belangrijke basis van ons zorgverzekeringsstelsel. Het stelt
zorgverzekeraars en zorgaanbieders in staat om gerichte afspraken te maken over de
kwaliteit, omvang en prijs van zorg om te komen tot een passend zorgaanbod en voldoende
keuzemogelijkheden voor patiënten en verzekerden. Tegelijkertijd realiseer ik me dat
individuele contractonderhandelingen in sommige gevallen hoge transactiekosten met
zich mee kunnen brengen, met name wanneer bij de onderhandelingen relatief kleinere
zorgaanbieders zijn betrokken. Denk bijvoorbeeld aan kosten gerelateerd aan afstemming
over kwaliteitsnormen en registraties. Het kan op die momenten nuttig zijn om als
brancheorganisatie in gesprek te gaan met zorgverzekeraars en daarmee individuele
leden te ondersteunen bij de contractonderhandelingen. Dat gebeurt in veel gevallen
ook al. Daarbij is wel van belang dat de gesprekken tussen brancheorganisaties en
zorgverzekeraars gericht zijn op het verbeteren van de toegang tot kwalitatief, goede
zorg voor patiënten en verzekerden. Gesprekken mogen niet gericht te zijn op puur
commerciële aspecten als prijzen en volume.
Dat is meestal ook niet in het belang van de patiënt/verzekerde. In de leidraad Brancheorganisaties
en zorgcontractering licht de ACM toe op welke wijze brancheorganisaties wel en niet
hun leden mogen ondersteunen bij contractonderhandelingen in relatie tot de mededingingsregels.
Dat neemt niet weg dat ik uw zorgen deel dat in specifieke situaties kan blijken dat
bovengenoemde mogelijkheden onvoldoende steun bieden en een ongelijke machtsverhouding
tussen kleinere zorgaanbieders en zorgverzekeraars negatieve effecten heeft op de
toegang tot kwalitatief goede zorg. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer in het voorjaar
een brief sturen in reactie op de motie van de leden Van den Berg en Tielen23, waarbij ik meer uitgebreid zal ingaan op de voor- en nadelen van verbreding van
de mogelijkheden voor collectief onderhandelen door zorgaanbieders door verhoging
van de bagatelbepaling in de Mededingingswet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van het kabinet en
hebben nog een aantal vragen over deze brieven en het zorgverzekeringsstelsel.
De leden van de SP-fractie constateren dat de zorgpremie ook dit jaar weer is gestegen
naar gemiddeld € 146 per maand. Zij benadrukken dat dit voor veel mensen een zware
last is, ook in de groep mensen die geen recht heeft op zorgtoeslag. Tegelijkertijd
is er wel voldoende geld in Nederland om de zorg te financieren. De zorg is dus niet
onbetaalbaar, maar de zorgpremie wordt dat wel voor veel mensen. Wat gaat de Minister
doen om te voorkomen dat de zorgpremie voor nog meer mensen een te zware last wordt?
Hoe kijkt zij bijvoorbeeld naar mogelijke maatregelen om de kosten eerlijker te verdelen,
door de zorg meer uit de belastingen te betalen of de premie inkomensafhankelijk te
maken?
De Zvw kent al een grote mate van inkomenssolidariteit dankzij de inkomensafhankelijke
bijdrage en zorgtoeslag voor huishoudens met een laag- en middeninkomen. De helft
van alle Zvw-uitgaven worden bekostigd via de inkomensafhankelijke bijdrage. De andere
helft via de nominale premie, het eigen risico en de rijksbijdrage kinderen samen.
Dit is de zogenaamde 50/50-verdeling. Daarnaast ontvangen huishoudens met een laag-
of middelhoog inkomen zorgtoeslag. Dat betekent niet dat ik mij niet inzet om zorgkosten
en de zorgpremie in de toekomst houdbaar te houden. In tegendeel: met het IZA zetten
we samen met alle partijen in en rond de zorg belangrijke stappen in het betaalbaar
houden van de zorg en daarmee de zorgverzekeringspremie. Het versterken van de inzet
op passende zorg en het verbeteren en verbreden van de toets op het pakketpakket zijn
hiervoor cruciale instrumenten.
Daarnaast benadrukken de leden van de SP-fractie dat er ook genoeg maatregelen te
nemen zijn om de zorguitgaven te beperken, zonder in te leveren op de kwaliteit en
de toegankelijkheid. Daarvoor is het echter wel noodzakelijk om fundamenteler in te
grijpen in het stelsel. Zo stelde de CNV recent voor om de bewijslast voortaan om
te draaien en de verzekeraars verantwoordelijk te maken om het te bewijzen als zorg niet is geleverd, om zo te kunnen stoppen met overbodige
administratieve last voor zorgverleners.24 Is de Minister bereid naar dit soort mogelijkheden te kijken?
De Minister van VWS en ik delen met de leden dat het belangrijk is om te stoppen met
onnodige administratieve lasten voor zorgaanbieders. Dit voorbeeld sluit goed aan
bij de lijn die de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) heeft geschetst
in haar recente rapport «Is dit wel verantwoord?» Hoe de zorg betekenisvol rekenschap
kan afleggen in transitie». De RVS pleit namelijk voor meer vertrouwen in de zorgsector,
en gaat in hun probleemstelling ook expliciet in op rechtmatigheidscontroles die doordat
ze zijn gestoeld op wantrouwen en risicobeheersing, zorgen voor administratieve lasten
voor zorgaanbieders. In de Regiegroep Aanpak Regeldruk bespreken de speciaal gezanten
regeldruk met alle betrokken partijen de mogelijkheden voor significante vermindering
van de administratieve last voor zorgaanbieders, het voorstel van Christelijk Nationaal
Vakverbond (CNV) kan dienen als concreet voorbeeld.
De leden van de SP-fractie stellen dat er snel iets moet gebeuren om mondzorgmijding
tegen te gaan. Uit onderzoek onder het EenVandaag opiniepanel bleek immers dat ruim
één op de vijf mensen mondzorg mijdt vanwege de kosten.25 Om die reden zijn deze leden van mening dat mondzorg zo snel mogelijk in het basispakket
zou moeten worden opgenomen. In de tussentijd moet er echter ook zo snel mogelijk
iets gebeuren om de mondzorg voor mensen die kampen met ernstige gebitsproblemen door
mondzorgmijding. Welke stappen is de Minister bereid daar nu voor te zetten? Hoe kijkt
zij aan tegen het voorstel van Dokters van de Wereld en de FNV voor «eenmalige triage
en behandeling van deze groepen om hun gebit weer in orde te brengen, op basis van
de minimumeisen (pijn- en ontstekingsvrij, functioneel gebit en representatief)»?26 Hoe staat het daarnaast met de uitvoering van de motie-Dijk/Drost over met concrete
voorstellen komen om mondzorg voor bepaalde groepen te verbeteren?27
In mijn brief van 29 juni 2023 over Stand van zaken project «Vermindering mijding
van mondzorg om financiële redenen»28 heb ik uw Kamer gerapporteerd over de literatuurstudie door Academisch Centrum Tandheelkunde
Amsterdam (ACTA) waaruit zou blijken dat ongeveer 0,5 miljoen Nederlanders de mondzorg
om financiële redenen mijden. Financiële regelingen om mensen te helpen bereiken hen
niet altijd. Dit leidt er soms toe dat mensen onnodig met mondziekten te maken krijgen.
Ik ben daarom blij dat er veel aandacht is voor bestaanszekerheid. Het verhogen van
de koopkracht van minima betekent ook meer financiële ruimte om naar de tandarts te
gaan.
In de tweede voortgangsrapportages van het project die uw Kamer op 21 december 202329 heeft ontvangen, zijn oplossingsrichtingen opgenomen die een volgend kabinet kan
nemen. Het gaat om: landelijke maatregelen, zoals een herziening van het basispakket
en investeringen in de publieke gezondheid, en lokale maatregelen, zoals een betere
inzet van gemeentelijke regelingen en het versterken van het maatschappelijk vangnet.
Het is echter niet duidelijk wat de exacte kosten en baten zijn van deze maatregelen.
Alle maatregelen kennen ook een keerzijde. De uitbreiding van het basispakket kan
bijdragen aan het tegengaan van ongewenste mijding van mondzorg, maar is een vrij
grove maatregel die ertoe kan leiden de totale zorgkosten sterk zullen stijgen (het
effect op ondoelmatige zorg is onduidelijk en lastig te onderzoeken, evenals de bredere
kosten en baten). Tegelijk kent ook lokaal maatwerk door gemeenten een keerzijde.
Gemeentelijke regelingen zijn niet altijd goed toegankelijk en de verschillen tussen
gemeenten zijn groot.
Ik zal voor de zomer het eindverslag van het bovengenoemde project met uw Kamer delen.
Het is aan het volgende kabinet om een besluit te nemen over de richting van de te
nemen maatregelen (en het eventuele verdere onderzoek naar de kosten en baten hiervan)
en hiervoor financiële middelen beschikbaar te stellen.
De leden van de SP-fractie stellen daarnaast dat fysiotherapie zo snel mogelijk in
het basispakket zou moeten worden opgenomen. Dit verbetert namelijk de toegankelijkheid
van deze noodzakelijke zorg voor mensen en kan ook nog besparen op zwaardere zorg.
In hoeverre verwacht de Minister dat fysiotherapie in 2025 voor meer gevallen vergoed
zal worden uit het basispakket?
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer verken ik samen met relevante beroepsgroepen (Koninklijk
Nederland Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Vereniging van Oefentherapeuten Cesar
en Mensendieck (VvOCM) en Stichting Keurmerk Fysiotherapie (SKF), de Patiëntenfederatie,
ZN, de NZa en het ZiNL via het traject «Naar een passende aanspraak fysio- en oefentherapie»
(PAFOZ) de mogelijkheid om meer fysio- en oefentherapeutische zorg vanuit het basispakket
te gaan vergoeden. Op 18 januari 2024 meldde ik uw Kamer dat het ZiNl een aantal kansrijke
bouwstenen voor een versnelde verbetering van de aanspraak op passende fysio- en oefentherapie
ziet. Hierover ben ik in gesprek met betrokken partijen. Dit voorjaar zal ik uw Kamer,
zoals ik u eerder heb toegezegd, in ieder geval informeren over (het vervolg) van
het PAFOZ-traject.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het eigen risico een onrechtvaardige
boete is op ziek zijn, die zo snel mogelijk zou moeten worden afgeschaft. Zij vragen
de Minister daarom wat het laatste moment is dat het eigen risico aangepast of afgeschaft
zou kunnen worden voor het jaar 2025?
Het eigen risico is een belangrijk en waardevol instrument in ons stelsel. Het eigen
risico zorgt voor betaalbaarheid, bewustwording van de kosten van de zorg en voor
solidariteit in het stelsel. Afschaffen kost structureel zo’n € 6 miljard en kan daardoor
de betaalbaarheid, en daarmee ook de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg op langere
termijn onder druk zetten. Ik ben daarom geen voorstander van het afschaffen van het
eigen risico.
Het afschaffen of verlagen van het eigen risico vergt een wijziging van de Zvw. Hiervoor
staat normaal gesproken minimaal 1,5 jaar. Daarnaast moet een wijziging vóór begin
september van een jaar t door beide Kamers aangenomen zijn, als de wijziging op 1 januari
t+1 in dient te gaan. Als deze deadline niet gehaald wordt, kan er geen rekening meer
gehouden worden met de wijziging van het eigen risico bij de vaststelling van de financiering
van de zorgverzekeraars.
Als de afschaffing van het verplicht eigen risico gepaard gaat met een hogere risicovereveningsbijdrage
zoals in het amendement dat de SP-fractie heeft ingediend bij het wetsvoorstel Verzamelwet
VWS 202330 dient er bovendien vooraf goedkeuring van de Europese Commissie te zijn. Dat komt
omdat de risicovereveningsbijdragen die de zorgverzekeraars van de overheid krijgen,
staatssteunmaatregelen zijn. Wijzigingen in staatsteun moeten vooraf ter goedkeuring
aan de Europese Commissie voorgelegd worden. Die zal een toets uitvoeren. Pas nadat
de Europese Commissie een positief oordeel heeft gegeven, zal afschaffing van het
eigen risico onder gelijktijdige invoering van een hogere risicovereveningsbijdrage
daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. De ervaring is dat het doorlopen van deze
toetsing minstens twee jaar duurt.
In het verleden hebben we weleens gezien dat een wijziging van het verplicht eigen
risico bij wet sneller kan gaan als er een breed politiek draagvlak is. De eerdere
bevriezingen van het eigen risico zijn hier een voorbeeld van. Deze bevriezingen zijn
met spoed behandeld en zijn in het gunstigste geval in slechts vier weken door beide
Kamers behandeld. Dit is echter niet goed vergelijkbaar met een forse verlaging of
afschaffing van het eigen risico. Zulke wijzigingen van het verplicht eigen risico
zijn groter dan een bevriezing. Een dergelijke wijziging heeft forse financiële consequenties
en heeft ook impact op de uitvoering van de Zvw door zorgverzekeraars, die genoeg
tijd moeten krijgen om die uitvoering aan te passen voordat de wijziging van kracht
gaat.
Kortom: het afschaffen of een forse verlaging of afschaffing van het eigen risico
per 1 januari 2025 acht ik niet haalbaar. Daarnaast geldt: als afschaffing van het
verplicht eigen risico gepaard gaat met een verhoging van de risicovereveningsbijdrage
zoals in het hierboven genoemde amendement van de SP, zal de afschaffing op zijn vroegst
op 1 januari 2027 in werking kunnen treden.
De leden van de SP-fractie zijn ten slotte van mening dat het huidige zorgverzekeringsstelsel
gebaseerd op marktwerking niet werkt en de oplossing van de problemen in de zorg in
de weg zit. Zij zijn zich ervan bewust dat het huidige kabinet niet meer met een voorstel
zal komen om dit stelsel grondig te herzien, gezien de demissionaire status. Echter
benadrukken zij wel dat zo’n herziening onvermijdelijk is en vragen daarom wat de
huidige Minister doet om aanpassing van dit stelsel te onderzoeken en voor te bereiden.
Alle partijen in het zorgstelsel zijn van mening dat het huidige zorgstelsel op een
groot aantal vlakken nog verbeterd kan worden. Met het IZA hebben partijen hierover
verschillende afspraken gemaakt om de zorg nu en in de toekomst toegankelijk te houden.
Tegelijkertijd is ook afgesproken dat individuele contractering het uitgangspunt van
het zorgstelsel blijft.
In het Rapport Technische werkgroep macrobeheersing zorguitgaven31 dat mijn voorganger op 12 december 2023 aan uw Kamer heeft aangeboden is een breed
scala aan mogelijke beleidsopties en uitvoeringvarianten voor een volgend kabinet
opgenomen.
De leden van de SP-fractie constateren dat het aantal restitutiepolissen weer verder
is gedaald van zeven naar vier. Zij vragen de Minister in hoeverre zij verwacht dat
dit aantal verder af zal nemen. Daarnaast vragen zij de Minister of zij zich bewust
is van de risico’s van het verdwijnen van restitutiepolissen voor mensen die afhankelijk
zijn van ongecontracteerde zorg, bijvoorbeeld bij transzorg of in de ggz. Wat gaat
zij doen om te voorkomen dat die mensen te maken krijgen met veel extra kosten of
een minder toegankelijke zorg?
De trend van het afnemen van het aantal restitutiepolissen is al een aantal jaren
geleden ingezet. De oorzaak daarvoor is dat bij de restitutiepolissen zeer hoge kosten
gedeclareerd worden, met name in de wijkverpleging en de ggz. Zorgverzekeraars hebben
dan de keuze om ofwel de premie sterk te verhogen, ofwel de vergoeding voor deze zorg
om te zetten naar natura. Zorgverzekeraars geven aan dat zij een forse premiestijging
niet eerlijk vinden voor de verzekerden op deze polissen die deze hoge kosten niet
declareren; daarom kiezen zij voor het omzetten naar een naturavergoeding. Het is
niet duidelijk of het aantal restitutiepolissen de komende jaren verder zal afnemen.
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Dit betekent dat verzekerden binnen een redelijke
tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars
moeten daarom ofwel voldoende zorg inkopen of vergoeden en bemiddelen als iemand niet
snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Als een zorgverzekeraar onvoldoende
zorg heeft ingekocht, kan een zorgverzekeraar ook richting verzekerden aangeven dat
de zorg van (bepaalde) ongecontracteerde aanbieders wordt vergoed alsof er een contract
is en daarmee aan zijn zorgplicht voldoen. De NZa ziet erop toe dat zorgverzekeraars
aan hun zorgplicht voldoen.
De leden van de SP-fractie blijven kritisch op de gang van zaken bij de contractering
van de zorg. Nog steeds moeten mensen vaak een verzekering afsluiten, voordat zij
weten welke zorgaanbieders door hun verzekeraar gecontracteerd worden. Zij vragen
de Minister in hoeverre het is gelukt om dit te verbeteren. Welk percentage van de
contracten was dit jaar voor 1 januari afgesloten? Gaat het met het verbetertraject
lukken om dit percentage aankomend jaar honderd procent te maken?
De NZa bekijkt op dit moment hoe het contracteerseizoen 2024 is verlopen. Zij hebben
samen met ZN op vier peilmomenten (12 november, 8 december, 22 december en midden
januari) in kaart gebracht wat de contracteerstatus is binnen de medisch specialistische
zorg, geestelijke gezondheidszorg en wijkverpleging. Dit geeft een indicatie over
de contracteergraad binnen deze sectoren. De uitkomst van deze evaluatie door de NZa
zal ik dit voorjaar met uw Kamer delen. Deze evaluatie is onderdeel van een breed
traject dat de IZA-partijen hebben afgesproken om het contracteerproces te verbeteren.
Dit vraagt echter een verandering van vorm, proces en cultuur en daarmee veel inspanning
van zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders. Dit is weliswaar in volle gang, maar
neemt ook zeker nog de nodig tijd in beslag.
Het is aan de bilaterale partijen om een contract af te sluiten, waarbij afgesproken
is dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars zich ertoe inzetten om de contractering
zoveel mogelijk voor 12 november af te ronden. Er kunnen allerlei redenen zijn, waardoor
dit in een individueel geval niet lukt. Ik zet me er wel voor in om ervoor te zorgen
dat het merendeel van de contracten tijdens het overstapseizoen worden afgesloten.
Daarnaast wijzen zij op de ongelijke positie tussen kleine zorgaanbieders en de zorgverzekeraars,
die er vaak toe leidt dat deze aanbieders onder druk komen te staan door niet-dekkende
tarieven. Hoe kan de ongelijke positie tussen zorgverzekeraars en kleine zorgaanbieders
worden verbeterd?
Individuele contractering is een belangrijke basis van ons zorgstelsel. Een evenwichtig
proces van contractering zorgt voor de optimale mix van betaalbaarheid, toegankelijkheid,
kwaliteit en organiseerbaarheid. Zorgaanbieders kiezen vaak bewust voor een bepaalde
«grootte» waarbij allerlei (persoonlijke en (bedrijfs)economische) overwegingen een
rol kunnen spelen, maar dat kan ook van invloed zijn op de ruimte die er vervolgens
bestaat om in de onderhandelingen maatwerkafspraken te maken. Bij kleinere zorgaanbieders
is die ruimte doorgaans beperkter. Het kan dan helpen als zorgaanbieders meer samenwerken
en gezamenlijk optrekken in de onderhandeling met zorgverzekeraars. In relatie tot
de mededingingsregels dient daarbij altijd het belang van de patiënt voorop te staan.
Gezamenlijk optrekken dient niet gericht te zijn op puur commerciële aspecten als
prijzen en volumes. Ik zet daarnaast actief in op het vergroten van de organisatiegraad
van kleinere zorgaanbieders. In reactie op de motie van de leden Van den Berg en Tielen32, zal ik dit voorjaar in de toegezegde brief over het zorgspecifieke markttoezicht
meer uitgebreid ingaan op de verschillende beleidsopties als bovengenoemde mogelijkheden
onvoldoende steun bieden.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het nog altijd voorkomt dat zorgaanbieders
onverzekerden weigeren, waardoor zij veel lastiger toegang kunnen krijgen tot de zorg
die zij nodig hebben.33 Er zijn nu wel subsidiepotjes voor, maar die volstaan niet om ervoor te zorgen dat
onverzekerden een gelijke toegang hebben tot noodzakelijke zorg. Wat gaat de Minister
doen om ervoor te zorgen dat ook onverzekerden altijd toegang krijgen tot de zorg
die zij nodig hebben?
Nederland is op basis van internationale verdragen en Nederlandse wetgeving gehouden
iedereen die zich op Nederlands grondgebied bevindt medisch noodzakelijke zorg te
bieden. Ik ontvang geen signalen dat acuut noodzakelijke zorg wordt geweigerd. Er
worden wel signalen ontvangen dat de druk bij sommige huisartsenpraktijken hoog is.
Met name op die plekken waar veel onverzekerden en onverzekerbare vreemdelingen verblijven.
Het kan daarom voorkomen dat patiënten die zorg nodig hebben bij drukte worden doorverwezen
naar een andere zorgaanbieder.
Er zijn geen financiële belemmeringen voor het verlenen van medisch noodzakelijke
zorg. Zorgaanbieders kunnen voor zorg aan onverzekerden en onverzekerbare vreemdelingen
een beroep doen op de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden
(SOV) en de Financieringsregeling medisch noodzakelijke zorg aan illegalen en onverzekerbare
vreemdelingen (OVV). De laatste jaren zijn de zorguitgaven ten laste van deze regeling
sterk gestegen; de uitgaven voor de SOV van € 34 miljoen in 2020 tot ca. € 75 miljoen
in 2023. Dit is inclusief de zorg aan ontheemde Oekraïners, die niet of nog niet staan
ingeschreven bij de Basisregistratie personen. De uitgaven voor de OVV zijn gestegen
van ca. € 48 miljoen in 2020 tot meer dan € 60 miljoen in 2023. Op basis van deze
kostenontwikkeling kan gesteld worden dat zorgaanbieders de weg naar deze regelingen
steeds beter weten te vinden. Toch verken ik met Zorgverzekeringslijn of en hoe de
voorlichting richting zorgaanbieders over deze financiële regelingen nog verder kan
worden verbeterd.
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte hoe de Minister kijkt naar de vraag vanuit
diabetespatiënten naar een ruimere vergoeding van glucosemonitoren. Daarvan wordt
nu een deel niet vergoed, terwijl deze voor patiënten wel een duidelijke meerwaarde
hebben. Is de Minister bereid om te kijken of het mogelijk zou zijn deze monitoren
ook te vergoeden?
Nee, hiertoe ben ik niet bereid. Het ZiNL heeft in 2022 opnieuw een screening gedaan
op basis van de door Diabetes Vereniging Nederland aangedragen studies om te beoordelen
of er voldoende passend wetenschappelijk bewijs is om opnieuw een duiding te kunnen
doen over de vergoeding van glucosemonitoren. Het ZiNL heeft geconcludeerd dat de
aangedragen studies onvoldoende relevant zijn om het huidige standpunt te heroverwegen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier