Brief regering : Verslag van een schriftelijk overleg over de Nederlandse inzet in de Sahelregio (Kamerstuk 29237-201)
29 237 Afrika-beleid
Nr. 203
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 maart 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
van Defensie en van Justitie en Veiligheid over de brief van 1 december 2023 over
de Nederlandse inzet in de Sahelregio (Kamerstuk 29 237, nr. 201).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 februari 2024 aan de Ministers van Buitenlandse
Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, van Defensie en van
Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 27 maart 2023 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
18
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
20
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
23
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
26
II
Volledige agenda
28
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen over de Nederlandse
inzet in de Sahelregio, die al jaren wordt geteisterd door chaos en ellende.
De leden van de PVV-fractie putten weinig hoop en vertrouwen uit de brief. De brief
van het kabinet van 1 december 2023 is namelijk van hetzelfde laken een pak als eerdere
brieven. De talrijke (en bekende) problemen worden aangekaart, maar er staat geen
begin van een oplossing tegenover. Er lijkt, al met al, weinige perspectief voor de
regio. Neem bijvoorbeeld het begin van de brief. Zoals beschreven, is het inderdaad
een groot probleem dat antiwesterse sentimenten in de Sahelregio door landen als Rusland
en China worden aangewakkerd. Echter, in de rest van de brief lezen deze leden bar
weinig over Rusland en China. Welke trends en ontwikkelingen spelen er in de Sahelregio
met betrekking tot deze twee landen?
1. Antwoord van het kabinet:
In de afgelopen jaren is de invloed van Rusland, en in mindere mate China, in verschillende
landen in de Sahelregio toegenomen. Op nationaal niveau zijn er aanzienlijke verschillen
in de trends en ontwikkelingen tussen deze twee landen.
Met name Rusland zoekt diplomatiek meer toenadering tot meerdere landen uit de regio,
in het bijzonder tot landen waar een coup gepleegd is. Rusland doet dit bijvoorbeeld
door bezoeken op hoog niveau te organiseren en door het afsluiten van samenwerkingsakkoorden
op het gebied van veiligheid en economie. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de
inzet van paramilitaire groeperingen zoals Wagner. Daarnaast zet Rusland actief in
op het verspreiden van desinformatie en het aanwakkeren van latente anti-Franse en
antiwesterse sentimenten.
China heeft vooral economische banden in de Sahel door middel van staatsbedrijven
die actief zijn in o.m. Niger, Tsjaad, en Mali. China heeft na de beëindiging van
MINUSMA geen actieve militaire presentie meer in de Sahel regio, noch aanwezigheid
van militairen in deze regio. Er is geen duidelijke indicatie dat de toenemende instabiliteit
in de regio de invloed van China doet toenemen, gezien de Chinese belangen voornamelijk
economisch zijn en Chinese (staats)bedrijven gebaat zijn bij stabiliteit in de regio.
Op welke wijze is de invloed van Rusland en China sinds 2020 toegenomen, en denkt
het kabinet nog iets te kunnen doen tegen de alsmaar toenemende invloed van deze twee
onvrije landen? Zo ja, wat?
2. Antwoord van het kabinet:
De afgelopen jaren hebben de drie centrale Sahellanden Mali, Burkina Faso en Niger
in verschillende mate de banden met Rusland geïntensiveerd, zeker na de staatsgrepen,
zowel op diplomatiek vlak als op het gebied van veiligheid. Ook China onderhoudt goede
banden in de Sahel, hoofdzakelijk van economische aard. Toenemende instabiliteit is
dan ook niet in het belang van China en diens (staats)bedrijven in de regio.
De Nederlandse Afrikastrategie beoogt een gelijkwaardige dialoog met Afrikaanse landen
aan te gaan op basis van wederzijdse belangen. De Nederlandse inzet is er niet op
gericht Afrikaanse landen te dwingen een keuze te maken, maar om de EU en Nederland
als constructieve samenwerkingspartners te positioneren in de Sahel en te laten zien
dat Nederland en de EU een aantrekkelijker en meer duurzamer alternatief bieden voor
de ontwikkeling van de betreffende landen door middel van lange termijn perspectief
en duurzame ontwikkeling. Daarom investeert Nederland in het aanpakken van grondoorzaken
van instabiliteit, het investeren in werkgelegenheid van jongeren en het ondersteunen
van het maatschappelijk middenveld, vrouwen en jongeren. Ook investeert Nederland
in humanitaire hulp. Door blijvende ondersteuning van de bevolking en het bieden van
perspectief wil Nederland zich opstellen als lange termijn partner van die bevolking
en zo bijdragen aan de aanpak van de grondoorzaken van instabiliteit, wat tevens in
het belang is van Nederland.
Kan het kabinet tevens aangeven hoe Nederland en bondgenoten de Russische desinformatiecampagnes
– bedoeld om antiwesterse sentimenten aan te wakkeren – in de Sahelregio bestrijden?
Hoe wordt deze uitermate schadelijke vorm van beïnvloeding een halt toegeroepen?
3. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet werkt samen met partners om buitenlandse inmenging en Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) in de Sahel tegen te gaan. Dit betreft onder andere de doorlopende uitwisseling
van informatie via het European Centre of Excellence for Countering Hybrid Threats, het NAVO Strategic Communication Centre of Excellence, en in EU-verband. Met het recent opstarten van de StratCom Task Force Sub-Sahara Africa geeft de EU gehoor aan de oproep van onder meer het kabinet om EU-inzet op het tegengaan
van FIMI in Afrika te versterken. Het is belangrijk het lokale bewustzijn over desinformatiecampagnes
gericht tegen de EU te vergroten. De EU zet hiertoe in op versterking van de eigen
communicatie, en tevens op steun aan professionele en onafhankelijke media in de regio.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief dat het kabinet meer wil gaan samenwerken
met gelijkgestemde landen in de regio, om problemen in de Sahel aan te pakken. Maar
wat zijn in de ogen van het demissionaire kabinet dan gelijkgestemde landen?
Kunnen ondemocratische landen ook gelijkgestemd zijn?
4. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet vindt het belangrijk om de samenwerking in de regio te diversifiëren.
Ten eerste gaat het om samenwerking met de buurlanden van de Sahel, zoals de West-Afrikaanse
kuststaten en de Maghreb-landen (met name Algerije en Marokko). Daarnaast werkt Nederland
samen in EU-verband en met andere Westerse partners zoals het VK, Noorwegen, de VS
en Canada.
Uiteraard geeft het kabinet de voorkeur aan samenwerking met landen waarmee een inzet
op internationale rechtsorde en mensenrechten wordt gedeeld, maar tegelijkertijd kan
het nodig zijn een dialoog te voeren en samen te werken met landen waarvan het regime
niet op legitieme wijze aan de macht is gekomen. Dit is noodzakelijk om de belangen
op het gebied van veiligheid, misdaadbestrijding, stabiliteit, het tegengaan van irreguliere
migratie en klimaat te waarborgen Tegelijkertijd wil het kabinet voorkomen dat deze
regimes door de samenwerking worden gelegitimeerd. Het kabinet weegt daarom voortdurend
de belangen en risico’s zorgvuldig af en anticipeert op mogelijke risico’s.
Ook willen deze leden weten of het kabinet bereid is het mensenrechtenbeleid te parkeren,
als hiermee in ieder geval de veiligheid en stabiliteit in de Sahelregio kan worden
geholpen.
5. Antwoord van het kabinet:
Vrijheid en stabiliteit kunnen niet los worden gezien van mensenrechten, democratie
en de internationale rechtsorde. In de Sahel staan mensenrechten onder druk, is er
sprake van een krimpend maatschappelijk middenveld en zijn er zorgen over persvrijheid.
Dit draagt niet bij aan een stabiele en veilige context, waar mensen in vrijheid hun
mening kunnen uiten. Het kabinet blijft daarom onverminderd samenwerken met maatschappelijke
organisaties en mensenrechtenverdedigers en brengt deze thema’s waar en wanneer opportuun
in contacten met de autoriteiten aan de orde, waarbij het effectiever is wanneer Nederland
en de EU dit doen als onderdeel van een bredere strategie.
Grondoorzaken conflict
Het valt de leden van de PVV-fractie op dat het kabinet onder het kopje «Analyse grondoorzaken
gewelddadig conflict» begint over klimaatverandering. Er zijn tientallen niet-klimaat
gerelateerde oorzaken die de regio teisteren, maar het kabinet acht het blijkbaar
nodig met klimaatverandering te beginnen. Waarom?
6. Antwoord van het kabinet:
De analyse van de grondoorzaken van gewelddadig conflict beoogt een beknopt overzicht
te bieden van de belangrijkste structurele problemen en hun samenhang. Zoals weergegeven
in de Kamerbrief1 leiden klimaatverandering, bevolkingsgroei en overexploitatie gezamenlijk tot toenemende
schaarste van natuurlijke hulpbronnen, zoals water, en ligt deze schaarste mede ten
grondslag aan het gewapend conflict in de Sahel.
Ook wordt in de brief vermeld dat wetenschappers voorspellen dat de temperatuur in
de Sahel de komende dertig jaar met drie tot vijf graden zal toenemen. Welke wetenschappers
haalt het kabinet hier aan? Welk rapport en/of klimaatscenario is als bron voor deze
passage gebruikt?
7. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft deze passage onder meer gebaseerd op het Wereldbank-rapport G5 Sahel Region Country Climate and Development Report (2022), de ND-GAIN Country Index (2022) van de University of Notre Dame en de Physical Vulnerability to Climate Change Index (2022) van Fondation pour les études et recherches sur le développement international (FERDI) en Potts et al. (2012) Crisis in the Sahel: possible solutions and the consequences of inaction. De bovengenoemde voorspelling komt uit het laatstgenoemde rapport.
Gigantisch veel problemen in de Sahelregio zijn te wijten aan jihadistische groeperingen.
Groeperingen die met hun gewelddadige islamitische agenda dood en verderf zaaien.
Openbare bronnen maken melding van duizenden doden per jaar. Erkent het kabinet deze
aantallen?
8. Antwoord van het kabinet:
Zie beantwoording van de vraag hieronder.
Klopt het dat het aantal islamitische aanslagen en aanvallen al jaren toeneemt?
9. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet bevestigt het hoge en stijgende aantal slachtoffers dat door jihadistisch
en etnisch geweld in de Sahel te betreuren valt. Sinds enkele jaren neemt de aanwezigheid
van jihadistische groeperingen in de Sahel toe. De grootste zorgen gaan hierbij uit
naar het aan al-Qaida gelieerde Jama’at Nusrat al-Islam wal-Muslimin (JNIM), Islamitische
Staat Sahel Province (ISSP) en Islamitische Staat West Afrika Province (ISWAP). Deze
groeperingen breiden gestaag hun operatiegebied uit, met een groeiend aantal (dodelijke)
slachtoffers, mensenrechtenschendingen, ontheemden en vluchtelingen als gevolg. Lokale
conflicten en de grote armoede, werkloosheid en corruptie leiden tot een gebrek aan
(economisch) perspectief, waardoor mensen – waaronder ook jongeren- eenvoudiger gerekruteerd
kunnen worden door jihadisten.
Worden islamitische landen, ook buiten Afrika, aangespoord om hun geloofsgenoten in
het gareel te houden? Zo nee, waarom niet?
10. Antwoord van het kabinet:
Nederland werkt zowel in bilateraal als multilateraal verband aan het tegengaan van
gewelddadig jihadisme, waarbij aandacht uitgaat naar de ontwikkelingen in Afrika alsook
andere gebieden waar hierover zorgen bestaan. In multilateraal verband spant Nederland
zich hiervoor in – samen met een divers aantal andere landen waaronder uit het Westen,
de Golfregio, Afrika en Azië – via o.a. het Global Counter Terrorism Forum en de Anti-ISIS
coalitie.
Nederlandse belangen en inzet
De leden van de PVV-fractie lezen dat in de brief wordt gesproken over een belangrijke
migratieroute die door de Sahel naar Europa loopt. Het kabinet verwacht dat het aantal
migranten via deze route, die door jihadistisch gebied loopt, steeds verder in omvang
zal toenemen. Hoe groot acht het kabinet het risico dat jihadisten deze steeds drukker
wordende migratieroute gaan gebruiken om naar Europa te komen? Profiteren de jihadistische
groeperingen ook economisch van deze migratieroute?
11. Antwoord van het kabinet:
Het is aannemelijk dat jihadistische groeperingen ook via de Centraal Mediterrane
migratieroute irreguliere reisbewegingen maken. Er kan niet worden uitgesloten dat
ook jihadisten naar Europa reizen en asiel aanvragen. Screening aan de EU-buitengrens
is daarom belangrijk. Onder de nieuwe screeningverordening, als onderdeel van het
EU Asiel- en Migratiepact, zal er aan de buitengrens een verplichte screening plaatsvinden.
Alle personen die irregulier de EU inreizen of asiel aanvragen aan de buitengrens
worden gescreend op onder andere veiligheidsaspecten. De informatie uit de screening
wordt gebruikt voor vervolgprocedures, zoals een asielprocedure. Als er aanwijzingen
zijn dat een asielzoeker mogelijk een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, dan
zal dit via de gebruikelijke kanalen worden doorgeleid aan opsporings, inlichtingen-
en veiligheidsdiensten. Andersom kunnen deze diensten, waar mogelijk en opportuun,
informatie verstrekken aan de organisaties die een rol hebben binnen de asielprocedure.
Tijdens de screening hebben personen geen toegang tot het EU-grondgebied. Hiermee
wordt de kans op ongeregistreerde doorreis en daarmee gepaard gaande risico’s verkleind.
Jihadistische groeperingen worden geregeld in verband gebracht met grensoverschrijdende
criminaliteit zoals mensensmokkel/mensenhandel. Zowel in EU-verband als nationaal
zet het kabinet in op versteviging van de aanpak van mensensmokkel. Het kabinet wijst
in dit kader op het wetsvoorstel Verhoging wettelijke strafmaxima mensensmokkel en
de recente voorstellen voor een richtlijn en een verordening voor een meer gezamenlijke
aanpak van mensensmokkel. Over die laatste twee voorstellen heeft uw Kamer recent
de BNC-fiches ontvangen.
Over de puinhoop die Niger heet, hebben de leden van de PVV-fractie ook een vraag.
In de brief staat dat het merendeel van de civiele missie EUCAP Sahel Niger gepauzeerd
is en de Nederlandse steun voorlopig is opgeschort. Het merendeel is echter niet alles.
Welk deel van de missie is niet gepauzeerd? Wat wordt nu nog gedaan in Niger, met
welk doel en welke middelen?
12. Antwoord van het kabinet:
Gezien de voortdurende onzekerheid in Niger en de onduidelijkheid over de toekomst
van de missie waren de activiteiten van EUCAP Sahel bevroren. In afwachting van verdere
ontwikkelingen bleef enkel een kernteam aanwezig in Niger. De de facto autoriteiten in Niger hebben op 25 november 2023 per decreet de wet ingetrokken die
migrantensmokkel strafbaar stelde, welke de basis voor het mandaat van EUCAP Sahel
Niger vormde. Hierop volgend hebben de de facto autoriteiten laten weten dat EUCAP Sahel Niger en de militaire partnerschapsmissie
van de EU (EUMPM) Niger) het land moesten verlaten.
Op 19 februari jl. zijn de de facto autoriteiten het hoofdkwartier van EUCAP Sahel Niger binnengevallen en zijn bij doorzoekingen
bezittingen van EUCAP geconfisqueerd. De de-facto autoriteiten claimen dat EUCAP de Status of Mission Agreement (SOMA) had geschonden. Tot op heden heeft Niger de beschuldigingen niet met concrete
informatie onderbouwd. Naar aanleiding hiervan is besloten EUCAP Sahel Niger versneld
terug te trekken.
De leden van de PVV-fractie zijn verbaasd dat er nog steeds een civiele missie (EUCAP
Sahel Mali) actief is in Mali. Volgens het kabinet is dat belangrijk voor de informatiepositie.
Als de informatiepositie zo goed is, kan het kabinet dan meer vertellen over de executies
van tientallen mensen, waarvoor het Malinese leger en (Russische?) huurlingen in januari
2024 als daders zijn aangewezen door de Verenigde Naties (VN)?
13. Antwoord van het kabinet:
Er zijn inderdaad beschuldigingen dat de Malinese strijdkrachten, vergezeld van buitenlands
militair personeel, op 26 januari jl. ten minste 25 mensen buitenrechtelijk hebben
geëxecuteerd in de centrale regio Nara. De VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten,
Volker Turk, heeft hierover zijn zorgen uitgesproken.
De civiele GVDB-missie EUCAP Sahel Mali richt zich op capaciteitsopbouw van binnenlandse
veiligheidsdiensten (politie, douane, en het Ministerie van Defensie voor zover betrokken
bij binnenlandse veiligheid) in Mali met het oog op bestrijding van terrorisme en
georganiseerde criminaliteit. Het kabinet zet, onder voorwaarden, in op continuering
van de civiele missie EUCAP Sahel Mali. Voorwaarden voor het voortzetten van de Nederlandse
bijdrage zijn dat de veiligheid van missiepersoneel voldoende gewaarborgd blijft en
het mandaat van de missie uitvoerbaar blijft. Het handhaven van een uitvoerbaar mandaat
vereist een combinatie van factoren waaronder politieke steun, samenwerking met lokale
actoren, logistieke ondersteuning en voldoende menskracht in de missie. De relatie
tussen EUCAP Sahel Mali en de lokale autoriteiten is nog steeds constructief.
EUCAP Sahel Mali heeft een beperkte situational awareness in centraal Mali en is daar ook niet fysiek aanwezig. Bovendien valt het monitoren
van mensenrechtenschendingen niet onder het mandaat van EUCAP Sahel Mali. Desalniettemin
heeft de missie via relaties met het maatschappelijk middenveld, ministeries, gendarmerie
en andere belanghebbenden een redelijk goede informatiepositie en toegang. De combinatie
van expertise, breed netwerk en toegang tot informatie toont de vooralsnog toegevoegde
waarde van EUCAP Sahel Mali voor Nederland.
Kan het kabinet daarnaast aangeven in welke mate de Wagner Group momenteel samenwerkt
met de centrale autoriteiten in Mali, en hoe deze relatie zich heeft ontwikkeld sinds
de dood van Prigozhin?
14. Antwoord van het kabinet:
De Wagner Group onderhoudt goede contacten met de Malinese autoriteiten. De Russische
paramilitaire eenheden ondersteunen de Malinese strijdkrachten bij militaire operaties
en leveren wapens. In ruil voor militaire steun van Wagner krijgt Rusland meer invloed
in Mali. Ook na de dood van Jevgeni Prigozhin hebben het Malinese leger en Wagner
gezamenlijke operaties uitgevoerd. Er is nog veel onduidelijk over de toekomst van
Wagner en de oprichting en inzet van het zogenoemde Africa Corp. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwlettend.
Ontwikkelingssamenwerking
Met ontwikkelingssamenwerking in de Sahelregio lijkt het demissionaire kabinet door
te gaan op dezelfde doodlopende weg als de afgelopen jaren. Dat vinden de leden van
de PVV-fractie een uitermate slechte zaak. Het is pure verspilling van Nederlands
belastinggeld. Toch blijft Nederland geld in de regio pompen met «ongeoormerkte, flexibele
en meerjarige financiering», zoals het formeel staat opgesteld. Kan het kabinet daar
een cijfer op plakken, al dan niet bij benadering? Hoeveel Nederlands belastinggeld
gaat er de komende jaren naar de ontwikkeling van de Sahelregio, uitgesplitst per
jaar?
15. Antwoord van het kabinet:
Wat betreft de ongeoormerkte financiering voor humanitaire hulp is deze voorspelbaar
en flexibel in te zetten, met als doel dat partijen in staat zijn hulp te verlenen
waar de humanitaire noden het hoogst zijn. In onderstaande tabel staat een overzicht
van de financiële ramingen voor de Sahel-regio op de lopende OS-activiteiten en de
bedragen van de verplichtingenbudgetten voor de periode 2024 t/m 2027 die aan de posten
Bamako, Niamey en Ouagadougou zijn toegekend. Nederland geeft geen begrotingssteun
aan landen in de Sahel.
Jaar
Bedrag in miljoenen euro
2024
392,1
2025
170,8
2026
135,4
2027
74,7
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de brief inzake de Nederlandse inzet in de Sahelregio.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de toenemende instabiliteit
in de Sahelregio. Het kabinet schrijft terecht dat Nederland duidelijke belangen heeft
op het gebied van het bevorderen van stabiliteit. Ook beseffen bovengenoemde leden
dat de (gedwongen) terugtrekking van de VN en Westerse landen en de toenemende invloed
van Rusland een destructief effect heeft op de handhaving van de internationale rechtsorde
en respect voor het oorlogsrecht. Deze leden maken zich bijvoorbeeld ernstige zorgen
over mensenrechtenschendingen en de hoge aantallen burgerslachtoffers als gevolg van
het optreden van zowel militante groeperingen als de autoriteiten zelf. In Burkina
Faso hebben de autoriteiten in 2020 een hulpeenheid voor de strijdkrachten opgericht,
de Vrijwilligers voor de Verdediging van het Vaderland (VDP’s), die gedurende een
periode van slechts 15 dagen worden getraind. Dit is onvoldoende om kennis te nemen
van maatregelen om burgerslachtoffers te voorkomen. Op welke manier probeert het kabinet
de bescherming van burgers in Niger, Mali en Burkina Faso te bevorderen? Is daarover
contact met de Burkinese en Malinese autoriteiten en, via de Europese Unie (EU), met
de Nigerese autoriteiten?
16. Antwoord van het kabinet:
Nederland dringt in diplomatieke contacten met de autoriteiten in de Sahel aan op
de naleving van mensenrechten en de bescherming van burgers. In Burkina Faso steunt
Nederland het kantoor van de OHCHR (Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde
Naties voor de Mensenrechten). Naast monitoring van mensenrechtenschendingen verzorgt
OHCHR mensenrechtentraining aan het leger en overige veiligheidsdiensten. Daarnaast
ontwikkelt OHCHR trainingsmodules voor het trainen van trainers op gebied van mensenrechten,
die eveneens voor de Vrijwilligers voor de Verdediging van het Vaderland (VDP), een
vrijwillige burgermilitie, kunnen worden gebruikt. Ook ondersteunt de OHCHR de Burkinese
transitieautoriteiten bij het verbeteren van monitoring van mensenrechtenschendingen
tijdens militaire operaties.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat het ondemocratische gehalte
van de huidige regimes in Niger, Burkina Faso en Mali een impact heeft op de aard
van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in de regio. Dat wil niet zeggen dat
Nederland zich volledig aan het gebied moet onttrekken. Integendeel, de bovengenoemde
leden vinden het in het Nederlandse belang dat het kabinet juist nu blijft investeren
in ontwikkelingssamenwerking en bijdraagt aan de opbouw van een solide infrastructuur
voor humanitaire hulp. Burkina Faso wordt door de Norwegian Refugee Council (NRC)
beschreven als een van de meest verwaarloosde crises voor ontheemden ter wereld. Volgens
het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA) heeft ongeveer
één op de drie Burkinezen, ofwel 6,3 miljoen mensen, humanitaire hulp nodig. Ondanks
deze cijfers, bleef de respons nog steeds achter op de benodigde behoeften in 2023:
van de 877 miljoen dollar die door humanitaire organisaties is aangevraagd, is slechts
33 procent verkregen. Volgens de meest recente cijfers van de Nationale Raad voor
Noodhulp en Rehabilitatie (CONASUR) in april 2023, waren meer dan twee miljoen Burkinezen
(iets meer dan 10 procent van de totale bevolking) intern ontheemd vanwege het conflict.
De humanitaire situatie is sindsdien aanzienlijk verslechterd doordat gewapende groepen
in 2022 steden en dorpen begonnen te omsingelen en de toegang tot voedsel, drinkbaar
water en gezondheidszorg te ontzeggen. Inmiddels zijn er minstens 36 plaatsen omsingeld.
Mensen vluchten naar andere steden die niet de voorzieningen hebben om het toenemende
aantal ontheemden op te vangen. Gezondheidscentra hebben niet genoeg personeel of
medicatie om het stijgende aantal patiënten hulp te kunnen bieden en voedselhulp is
schaars. Als hulp wordt teruggeschaald zal dit de toegang tot basisvoorzieningen,
zoals medische hulp en voedsel, verder verslechteren voor mensen die ontheemd zijn
geraakt. Het kabinet schrijft dat de ontwikkelingssamenwerking is aangepast; kan het
kabinet toelichten welke projecten op dit moment nog lopen in de drie bovengenoemde
landen?
17. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen omtrent de ontwikkelingen in de Sahel regio en de noodzaak
om te blijven investeren in ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp ten behoeve
van de bevolking. Na de staatsgrepen in Mali in 2021, Burkina Faso in 2022 en Niger
in 2023 heeft het kabinet de ontwikkelingssamenwerkingsrelaties met deze landen aangepast.
Er wordt geen directe financiële steun gegeven aan de centrale overheden van deze
landen. Ook zijn delen van programma’s waarop eerst nog met de centrale overheid werd
samengewerkt stopgezet of aangepast, zoals een anti-corruptieprogramma in Mali waarbij
niet meer direct wordt samengewerkt met de Malinese autoriteiten, maar via de VN wordt
gewerkt. In Niger is de directe samenwerking met de centrale overheid opgeschort,
bijvoorbeeld op de terreinen veiligheid en migratie (in het bijzonder bestrijding
van irreguliere migratie en mensensmokkel). In verreweg het grootste gedeelte van
de portefeuille aan ontwikkelingssamenwerkingsprojecten wordt samengewerkt met maatschappelijke
organisaties, of loopt programmering via multilaterale instellingen zoals de VN. De
aanpassingen hebben niet geleid tot onderbreking van deze projecten die direct ten
goede komen aan de bevolking van die landen.
Hoeveel geoormerkte Nederlandse financiering gaat er in 2024 naar ontwikkelingssamenwerking
dan wel humanitaire hulp in de drie landen?
18. Antwoord van het kabinet:
Onderstaande tabel toont de gecommitteerde activiteiten ontwikkelingssamenwerking
voor Mali, Burkina Faso en voor Niger, in miljoenen euro’s. Met daarnaast het cijfer
dat daarin is inbegrepen aan activiteiten op de thema’s stabiliteit en humanitaire
hulp. Geoormerkt is hier geïnterpreteerd als reeds goedgekeurde lopende projecten,
d.w.z. exclusief verplichtingen die door de landen nog worden aangegaan in 2024 (verplichtingenbudget).
Ontwikkelingssamenwerking in 2024 (miljoenen euro)
Waarin inbegrepen thema’s stabiliteit en humanitaire hulp (ongeoormerkt)
Mali
55,9
4,5
Burkina Faso
71,7
2,8
Niger
64,5
7
Het kabinet schrijft ook, terecht volgens de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie,
dat de afwezigheid van de overheid, publieke diensten en basisvoorzieningen en het
gebrek aan perspectief voor jongeren één van de grondoorzaken is voor gewelddadig
extremisme en de huidige instabiliteit. Besteedt het kabinet op dit moment aandacht
aan de opbouw van de meest basale publieke voorzieningen in het onderwijs of de gezondheidszorg
in Mali, Burkina Faso en Niger en/of het creëren van perspectief voor jongeren?
19. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet blijft inzetten op programma’s die bijdragen aan basisvoorzieningen, met
specifieke focus op de meest gemarginaliseerde groepen, waaronder het creëren van
kansen voor jongeren. Zo investeert Nederland in Niger in capaciteitsversterking van
lokale gezondheidsklinieken in drie districten. Terwijl de samenwerking met de autoriteiten
op nationaal niveau tot nader order is gepauzeerd, is de samenwerking op lokaal niveau
voortgezet. Het doel is de Nigerijnse bevolking blijvend te ondersteunen in haar basisbehoeften
en waarborging van de toegang tot gezondheidszorg. Ook in Mali blijft Nederland zich
inzetten voor basisgezondheidszorg. Nederland draagt bij aan het door de Wereld Bank
uitgevoerde Results Based Financing programma. Het doel van dit programma is om basisgezondheidszorg toegankelijk te
maken en de kwaliteit te verbeteren voor ongeveer 8 miljoen mensen in Mali. De Nederlandse
bijdrage gaat rechtstreeks naar de lokale klinieken. In Burkina Faso draagt Nederland
bij aan het programma: «Cultivons l’Esprit d’Entreprise (CLE).» Dit programma richt zich op 1500 jongeren in rurale gebieden om een bedrijf op te
starten. Een ander programma, Job Booster, heeft 14.000 jongeren getraind, waarvan er nu 6000 een baan gevonden hebben. Dergelijke
programma’s voor jongeren worden ook in Mali en Niger uitgevoerd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien in de VN Resident Coordinators belangrijke
steunpilaren voor een solide humanitaire infrastructuur in de Sahel. Deze leden zijn
dan ook bezorgd dat de VN-kantoren in zowel Burkina Faso als Niger op dit moment slechts
een Resident Coordinator ad interim hebben. In Burkina Faso is er zelfs sinds december
2022 geen vaste Resident Coordinator. Dit heeft gevolgen voor de onderhandelingspositie
van humanitaire organisaties in onderhandelingen over maatregelen die humanitaire
toegang beperken. Zo verplichten de autoriteiten organisaties om hulpgoederen naar
bepaalde gebieden te transporteren middels militair konvooi wat indruist tegen humanitaire
principes, en organisaties een doelwit maakt voor aanvallen van gewapende groeperingen.
Hulporganisaties gebruiken vluchten van de United Nations Humanitarian Air Service
(UNHAS) om deze gebieden en de omsingelde steden te bereiken, waardoor de operationele
kosten sterk stijgen, terwijl financiering achterblijft. Ook hebben deze vluchten
geen capaciteit om op grote schaal goederen te vervoeren. Cash-hulp zou in deze situatie
een effectieve manier zijn om hulp op te schalen om in de groeiende noden te kunnen
voorzien, maar dat verbieden de autoriteiten in diverse regio’s in Burkina Faso. Kan
de Minister toelichten waarom het de VN nog niet gelukt is om een vaste Resident Coordinator
voor beide kantoren aan te stellen en of het kabinet bij de VN en relevante lidstaten
de noodzaak voor een vaste Resident Coordinator benadrukt?
20. Antwoord van het kabinet:
Nederland acht het van groot belang dat het VN landenteam onder leiding van een volwaardige
Resident Coordinator (RC) zijn werkzaamheden kan uitvoeren. In Niger is de Resident Coordinator in oktober 2023 persona non grata verklaard door de de facto overheid. Momenteel loopt de selectieprocedure voor een nieuwe Resident Coordinator nog, omdat in twee voorgaande sollicitatierondes geen geschikte kandidaat is gevonden.
Nadat de Resident Coordinator-kandidaat is geselecteerd door de VN Secretaris-Generaal zal de goedkeuring van de
de facto overheid van Niger worden gezocht. In de tussentijd is de landendirecteur van UNDP
Niger de Resident/Humanitarian Coordinator ad interim.
De Resident Coordinator in Burkina Faso is in december 2022 persona non grata
verklaard. De transitieautoriteiten van Burkina Faso hebben sindsdien tweemaal een
door de VN Secretaris Generaal geselecteerde Resident Coordinator toegang geweigerd. De VN Secretaris Generaal heeft nu opnieuw een Resident Coordinator aangesteld en deze wacht momenteel op goedkeuring van de centrale overheid van Burkina
Faso. In de tussentijd is de landendirecteur van UNFPA Burkina Faso de Resident/ Humanitarian Coordinator ad interim.
Nederland betreurt dat Niger en Burkina Faso de Resident Coordinators person non grata hebben verklaard. Nederland benadrukt bij de VN in reguliere contacten, zowel op
hoofdkantoor niveau als op landenniveau, dat de Resident Coordinator functies in zowel Niger als Burkina Faso, alsook op ander plekken waar vacatures
zijn ontstaan, zo snel mogelijk ingevuld dienen te worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat de sancties van het Economische
Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) volgens de World Bank, World Health
Organization en World Food Program verregaande sociaaleconomische gevolgen hebben
en dat een economische crisis dreigt te ontstaan. De levering van humanitaire hulp
wordt belemmerd door de politieke crisis en sancties, waardoor toeleveringsketens
worden verstoord en humanitaire toegang, met name in door conflicten getroffen regio’s,
wordt beperkt. De humanitaire corridors via Benin en Nigeria blijven vooralsnog gesloten.
Ontwikkelingshulp blijft grotendeels opgeschort in Niger. Als gevolg hiervan is kritieke
ontwikkelingshulp onder gefinancierd. Deze programma’s verminderen humanitaire behoeften
op de lange termijn. Er bestaat een risico dat hard bevochten winsten en vooruitgang
worden teruggedraaid. Gezien de sociaaleconomische situatie en naarmate de impact
van sancties en grenssluitingen zichtbaarder wordt, is het aannemelijk dat de voedselzekerheidssituatie
verder verslechterd. Goedkeuring en implementatie van uitzonderingen voor humanitaire
goederen door ECOWAS en Niger is noodzakelijk om de onmiddellijke en langetermijngevolgen
van deze verslechterende situatie aan te pakken. Deze leden vragen dan ook aan het
kabinet of het voorstander is van een humanitaire uitzondering op de sancties en zo
ja, of het kabinet deze wens (eventueel via de EU) bij de lidstaten van ECOWAS heeft
voorgesteld voorafgaand aan de 64ste ECOWAS-top in Nigeria op 10 December 2023. Zo
nee, kan het kabinet toezeggen dit alsnog te doen? Welke andere mogelijkheden ziet
het kabinet om de humanitaire noden in Niger op korte termijn te verlichten?
21. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is bezorgd over de verslechtering van de humanitaire situatie in Niger.
Tegelijk erkent Nederland de noodzaak via sancties en andere middelen druk op de machthebbers
uit te oefenen. Nederland heeft in bilaterale contacten met West-Afrikaanse landen
en met ECOWAS in de afgelopen maanden herhaaldelijk gepleit voor een uitzondering
van humanitaire goederen op de sancties.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
Nederlandse inzet in de Sahelregio. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Het kabinet stelt dat, gezien de politieke situatie, migratiesamenwerking met Mali
en Niger tijdelijk is opgeschort. De leden van de VVD-fractie vragen of het stoppen
van deze samenwerking op dit moment al een substantieel verhoogd effect heeft op de
irreguliere migratie naar Europa.
22. Antwoord van het kabinet:
Migratieprogramma’s voor zover niet in samenwerking met de overheid, blijven doorgaan.
In de Nigerijnse context betekent dit bijvoorbeeld dat de programmering die de bescherming
van migranten betreft (o.a. opvang) momenteel nog doorgaat. Er is op dit moment onvoldoende
informatie beschikbaar om te kunnen beoordelen of het opschorten van de migratiedialoog
een substantieel effect heeft op irreguliere migratiebewegingen naar Europa vanuit
Mali of Niger.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet beleidsopties, zoals het verminderen
van ontwikkelingssamenwerking (OS)-geld, handelsvoordelen of andere vormen van samenwerking,
eventueel inzet bij landen uit de Sahel om hun medewerking aan terugkeersamenwerking
te stimuleren.
23. Antwoord van het kabinet:
De terugkeersamenwerking met landen in de Sahelregio is divers, zowel ten aanzien
van het aantal vertrekplichtige mensen dat zich in het werkproces van de Dienst Terugkeer
en Vertrek (DT&V) bevindt als ten aanzien van de feitelijke terugkeersamenwerking
en -mogelijkheden. Voor Niger geldt dat het kabinet de directe samenwerking met de
facto autoriteiten tot nader order heeft opgeschort naar aanleiding van de staatsgreep
van vorig jaar. Voor Mali, Mauritanië en Tsjaad geldt dat terugkeer in beginsel mogelijk
is. Gedwongen terugkeer naar Mali en Tsjaad is in het verleden complex gebleken; omdat
het om geringe aantallen gaat, ontbreekt het aan recente ervaringen.
De ervaringen met een positieve benadering met o.a. het opbouwen van gelijkwaardige
en duurzame partnerschappen zijn over het algemeen positief. Als dit onverhoopt niet
tot vooruitgang in de samenwerking leidt, zijn negatieve maatregelen mogelijk. Bij
de eventuele inzet van negatieve prikkels dient afgewogen te worden of mogelijke negatieve
effecten op de samenwerking het einddoel dichterbij brengen of juist verder uit zich
doen raken.
Ontwikkelingssamenwerking draagt bij aan de aanpak van grondoorzaken van migratie,
waarbij de Nederlandse OS-inzet in de Sahel zich richt op het steunen van de bevolking
en niet op overheden.
Deelt het kabinet de mening dat migratiesamenwerking een prioriteit moet zijn in ons
Sahel-beleid?
24. Antwoord van het kabinet:
Ja. Migratie vormt een prioritair onderdeel van ons brede buitenlandbeleid, zo ook
in de Sahel.
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het kabinet dat het zoveel mogelijk
moet worden voorkomen dat China en Rusland hun invloed in de Sahel verder kunnen uitbreiden.
Wel zijn deze leden benieuwd naar de concrete inzet van Nederland, bilateraal of multilateraal,
tegen de ontwrichtende inzet van Rusland om met paramilitairen en desinformatiecampagnes
antiwesterse sentimenten aan te wakkeren, waardoor de Europese invloed verder afbrokkelt.
Welke mogelijkheden ziet het kabinet om dit tegen te gaan? En wat doet Nederland hier
momenteel al tegen?
25. Antwoord van het kabinet:
Er is nog veel onduidelijkheid over de toekomst van Wagner en de oprichting en inzet
van het zogenoemde Africa Corps. Wel is duidelijk dat de scheidslijn tussen paramilitaire groepen en het Russische
leger vertroebelt. Het kabinet keurt de inzet van paramilitaire groepen en de mensenrechtenschendingen
die door deze groepen worden gepleegd af en volgt deze ontwikkelingen nauwlettend.
Het kabinet werkt samen met partners om buitenlandse inmenging en Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) in de Sahel tegen te gaan. Dit betreft o.a. de doorlopende uitwisseling van
informatie via het European Centre of Excellence for Countering Hybrid Threats en het NAVO Strategic Communication Centre of Excellence. Met het recent opstarten van StratCom Task Force Sub-Sahara Africa geeft de EU gehoor aan de oproep van onder meer het kabinet om EU-inzet op het tegengaan
van FIMI in Afrika te versterken. Dat dit onderwerp politiek hoog op de agenda staat
blijkt ook uit de RBZ van 19 februari jl. Het is belangrijk het lokale bewustzijn
over desinformatiecampagnes gericht tegen de EU te vergroten. De EU zet hiertoe in
op versterking van de eigen communicatie, en tevens op steun aan professionele en
onafhankelijke media in de regio.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het besluit om de meerdere langdurige missies
in de Sahel te beëindigen, maar stellen wel voorop dat veiligheid in de regio van
belang is voor de EU, onder andere om irreguliere migratie tegen te gaan. Kan het
kabinet toelichten wat voor constructies, met betrekking tot veiligheid, er op dit
moment lopen in de Sahel in samenwerking met andere landen? Staan er mogelijk nog
nieuwe veiligheidsconstructies op de planning?
26. Antwoord van het kabinet:
Vanwege de huidige situatie heeft het kabinet de inzet op het gebied van veiligheid
in Mali, Burkina Faso en Niger op dit moment grotendeels gepauzeerd. Het kabinet zet,
onder voorwaarden, in op continuering van de civiele missie EUCAP Sahel Mali. Deze
civiele GVDB-missie richt zich op capaciteitsopbouw van binnenlandse veiligheidsdiensten
(politie, douane, en het Ministerie van Defensie voor zover betrokken bij binnenlandse
veiligheid) in Mali met het oog op bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit.
Voorwaarden voor het voortzetten van de Nederlandse bijdrage zijn dat de veiligheid
van missiepersoneel voldoende gewaarborgd blijft en het mandaat van de missie uitvoerbaar
blijft. Het handhaven van een uitvoerbaar mandaat vereist een combinatie van politieke
steun, samenwerking met lokale actoren, logistieke ondersteuning en voldoende menskracht
in de missie. De relatie tussen EUCAP Sahel Mali en de lokale autoriteiten is nog
steeds constructief. Daarnaast wordt op case by case-basis een afweging gemaakt over de mogelijkheden voor veiligheidssamenwerking. Het
kabinet benadrukt het belang van aanhoudende betrokkenheid en constructief-kritische
diplomatieke dialoog met de overheden van de Sahellanden en onderzoekt de wijze waarop
deze betrokkenheid kan worden vormgegeven. Mocht hier nieuwe veiligheidsinzet uit
voortkomen dan wordt uw Kamer daarover nader geïnformeerd.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de effectiviteit van de ontwikkelingshulp de
afgelopen jaren is geweest. Hoe evalueert het kabinet ontwikkelingssamenwerking en
hoe speelt effectiviteit hierbij een rol? Ziet het kabinet hierbij opties om de hulp
nog effectiever in te zetten? Ziet het kabinet hierbij opties om de hulp in de Sahel
nog effectiever in te zetten?
27. Antwoord van het kabinet:
Net als over al het Nederlands beleid wordt over de ontwikkelingssamenwerking de afgelopen
decennia verantwoording afgelegd op basis van de criteria die door het Ministerie
van Financiën zijn vastgelegd in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE – versie
2022). Eén van de criteria voor deze evaluaties luidt: «de SEA [Strategische Evaluatie Agenda] bevat een agendering van passend ex ante, ex
durante en ex post evaluatieonderzoek om inzicht te genereren in (voorwaarden voor)
de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid en inzicht in mogelijkheden om
(de kans op) de doeltreffendheid en doelmatigheid hiervan te vergroten». Doeltreffendheid is hier een synoniem voor effectiviteit. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken beschikt over een onafhankelijke evaluatiedienst die de eindverantwoordelijkheid
heeft voor de evaluaties van alle buitenlandbeleid en die voor het OS-deel in samenwerking
met haar OECD/DAC partners continu werkt aan de kwaliteitsverbetering van internationaal
beleidsevaluatieonderzoek. Effectiviteit is ook voor OESO/DAC het belangrijkste criterium.
De IOB Evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan Stabiliteit, Veiligheid en Rechtsorde
in fragiele contexten (2023) constateert met betrekking tot effectiviteit:
− Nederland heeft bijgedragen aan positieve resultaten op lokaal niveau en in technische
sectoren, maar deze resultaten hebben de vicieuze cirkels van geweld en instabiliteit
in Afghanistan, Mali en Zuid-Soedan niet doorbroken.
− Er zitten beperkingen aan de maakbaarheid van de samenleving in fragiele contexten,
en er zit een gat tussen de beleidsambities van het ministerie enerzijds en zijn invloedssfeer
anderzijds.
− Interne politieke en institutionele barrières hebben het ministerie belemmerd om op
een geïntegreerde manier te werken, en om de programma’s en het beleid aan te passen
aan veranderende contexten.
− Er is te weinig aandacht voor conflictsensitiviteit en «do-no-harm» in fragiele contexten.
Andere inzichten met betrekking tot het effect van OS in de Sahel komen uit een IOB
studie uit 2016 naar de gevolgen van de terugtrekking van Nederland uit Burkina Faso.
Deze laat zien wat voor 2015 de effecten van de Nederlandse OS in het land waren,
m.n. op het gebied van onderwijs, gezondheid en democratisering.
Lessen uit evaluatieonderzoek, bijvoorbeeld zoals hierboven aangehaald, worden constant
meegenomen in de activiteitscyclus met het doel om de inzet van ontwikkelingssamenwerking
effectiever te maken.
Op welke manier dragen Nederland en de EU hierbij concreet bij aan democratie en aan
de verdere versterking van de daarbij horende instituties in de regio?
28. Antwoord van het kabinet:
Nederland draagt via meerdere OS-programma’s bij aan het versterken van instituties
in de verschillende Sahellanden. Concreet gaat het daarbij om programma’s gericht
op het versterken van nationale mensenrechtenraden, bureaus voor fraudebestrijding,
de strafrechtketen en goed bestuur in de veiligheidssector, alsmede het verbeteren
van goed bestuur en toegang tot recht op lokaal niveau. Daarbij moet worden aangetekend
dat na de staatsgrepen meerdere programma’s waarmee capaciteitsopbouw werd verstrekt
aan nationale overheden zijn gepauzeerd of aangepast.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie welke mogelijkheden het kabinet ziet om
handelsbelemmeringen tussen de EU en de Sahel verder af te bouwen en dit te koppelen
aan migratiesamenwerking.
29. Antwoord van het kabinet:
Een groot aantal landen in de Sahel valt onder het Algemeen Preferentieel Stelsel,
een voorwaardelijk handelsstelsel waarmee de EU tariefpreferenties voor import aanbiedt
aan bepaalde ontwikkelingslanden. Momenteel wordt in de EU onderhandeld over de herziening
van dit stelsel, waaronder over de mogelijkheid om dit stelsel voorwaardelijk te maken
aan terugkeersamenwerking, wat ook de Nederlandse inzet is.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat samenwerking tussen Nederland en West-Afrikaanse
kusstaten die grenzen aan de Sahel, vooral op het gebied van veiligheid, belangrijk
is om meer perspectief te krijgen in de Sahel. Welke initiatieven lopen er met deze
kuststaten om veiligheidstroepen te trainen voor onder andere vredesoperaties, en
hoe effectief wordt deze samenwerking gezien? Zet het kabinet zich in om de samenwerking
met deze kuststaten zowel op veiligheid, als op ontwikkeling- en handelssamenwerking,
verder uit te breiden?
30. Antwoord van het kabinet:
De EU heeft een veiligheids- en defensie-initiatief opgericht ter ondersteuning van
Ghana, Benin, Togo en Ivoorkust. Op basis van geleerde lessen uit de Sahel zoals lokaal
eigenaarschap, lange termijn betrokkenheid en vraaggestuurde, flexibele ondersteuning
gaat dit geïntegreerde partnerschap van start met een dialoog met deze vier landen
over veiligheid en defensie. Nederland levert in de tweede helft van 2024 een stafofficier
voor de planning- en coördinatie cel in Brussel die de uitkomsten van deze dialoog
helpt omzetten in concrete projecten.
Het kabinet wil een bijdrage leveren aan het tegengaan van georganiseerde misdaad,
de lokale manifestatie en expansie van het jihadistisch extremisme naar de West-Afrikaanse
kuststaten. Hier wordt momenteel door verschillende initiatieven invulling aan gegeven.
Zo heeft het kabinet besloten financieel bij te dragen aan de International Counterterrorism Academy (AILCT), opgericht door Ivoorkust en Frankrijk om regionale CT-samenwerking te versterken,
en het Coastal States Stability Mechanism (CSSM), een initiatief van de VS en Duitsland, gericht op het ondersteunen van Ghana,
Benin en Togo bij het voorkomen van gewelddadig extremisme.
Nederland is daarnaast voornemens om in 2024 wederom een bijdrage te leveren aan de
VS-geleide internationale oefening Flintlock. Dit is een jaarlijkse oefening gericht
op het training van Special Operations Forces (SOF) eenheden van West-Afrikaanse staten ten behoeve van het verbeteren van de internationale
samenwerking bij trans-regionale veiligheidskwesties waaronder terrorismebestrijding,
het bestrijden van georganiseerde criminaliteit en het bevorderen van informatie-
en inlichtingendeling. Met Ivoorkust en Ghana wordt momenteel gesproken over eventuele
uitbreiding en verduurzaming van de samenwerking tussen Nederlandse special forces en de krijgsmacht van deze respectievelijke landen, voortbouwend op de bestaande
relaties vanuit Flintlock.
Nederland draagt tevens bij aan het Amerikaanse Global Peace Operations Initiative
(GPOI), gericht op capaciteitsopbouw van Afrikaanse AU- en VN-vredessoldaten. De beëindiging
van MINUSMA noopt tot een herinrichting van de Nederlandse bijdrage. Het kabinet onderzoekt,
in samenspraak met de Verenigde Staten, nieuwe inzetmogelijkheden voor de Nederlandse
financiële en/of trainingsbijdrage in 2024. Daarbij wordt in eerste instantie onderzocht
hoe kan worden voortgebouwd op de bestaande samenwerking met Togo en Tsjaad.
De Minister van Defensie heeft tijdens haar bezoek aan West-Afrika begin januari jl.
met verschillende counterparts gesproken over deze initiatieven en heeft hier de Nederlandse
financiële bijdrage aan het AILCT bekend gemaakt. Daarnaast is in Ivoorkust gesproken
over de eventuele uitbreiding en samenwerking van de samenwerking tussen de Nederlandse
special forces en de Ivoriaanse krijgsmacht.
De leden van de VVD-fractie stellen dat mensen vaak op basis van verkeerde informatie
de gevaarlijke reis naar Europa afleggen, hierom is eerder ook een amendement ingediend
door het lid Brekelmans (VVD) om extra budget vrij te maken voor het opzetten en uitbreiden
van informatiecampagnes om desinformatie van mensensmokkelaars te weerleggen. Hoe
wordt het extra budget voor informatiecampagnes om irreguliere migratie tegen te gaan
ingezet in de Sahelregio?
31. Antwoord van het kabinet:
De Kamerbrief over additioneel budget voor informatiecampagnes over migratie van 9 februari
jl. geeft toelichting op de besteding van het additionele budget.2 Met het additionele budget van EURO 500.000 is een nieuw project van start gegaan
dat zich richt op jongeren in Noord-Afrika. Ook vanuit het reguliere budget voor migratiesamenwerking
wordt aandacht besteed aan bewustwording over de risico’s van migratie voor (potentiële)
migranten. Via het COMPASS-partnerschap tussen Nederland en de Internationale Organisatie
voor Migratie (IOM) worden in verschillende landen, waaronder in de Sahel, mensen
bereikt met informatie over de risico’s van irreguliere migratie en legale alternatieven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken het kabinet voor de toegezonden «Sahel strategie».
Deze leden hebben er enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de visie van het kabinet op de recente
veiligheidssituatie, in het licht van de recente vorming van de Alliance des États
du Sahel door de militaire machthebbers van Mali, Burkina Faso en Niger. Welke implicaties
zou dit bondgenootschap kunnen hebben voor de regionale stabiliteit en voor de Nederlandse
en Europese belangen in de regio?
32. Antwoord van het kabinet:
De Alliance des États du Sahel is in september 2023 gevormd om in eerste instantie tegenwicht te bieden tegen de
dreiging van een militaire interventie door ECOWAS naar aanleiding van de staatgreep
in Niger. De alliantie was enkel gericht op militaire samenwerking. Eind november
jl. zijn er overleggen geweest van verschillende Ministers van de drie landen met
als doel om ook de economische en financiële integratie van de drie landen te versnellen.
Op 28 januari jl. hebben Mali, Burkina Faso en Niger hun vertrek uit ECOWAS aangekondigd.
De terugtrekking van deze landen wordt volgens het ECOWAS-verdrag pas na 1 jaar van
kracht. Het is nog onduidelijk wat de precieze gevolgen zijn voor de economische en
politieke stabiliteit van de regio.
De terugtrekking uit ECOWAS en de vorming van de Alliantie heeft, tot nu toe, in beperkte
mate implicaties voor Nederlandse en Europese belangen in de regio. Het kabinet maakt
zich echter zorgen over het risico van regionale fragmentatie en een verzwakking van
ECOWAS. Nederland ziet ECOWAS als belangrijke partner in West-Afrika en zal zich blijven
inzetten voor regionale samenwerking en stabiliteit.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe Nederland de groeiende invloed van Rusland
en China in de regio beoordeelt, met de terugtrekking van traditionele Westerse bondgenoten
als Frankrijk uit landen als Niger en Mali, en de toenemende aanwezigheid van paramilitaire
groeperingen als de Wagner groep.
33. Antwoord van het kabinet:
Rusland en China hebben beiden een andere aanwezigheid in de regio. Wat betreft de
Russische aanwezigheid zijn er geluiden dat Rusland de Wagner Group in Afrika aan
het omvormen is tot een nieuwe groep genaamd Africa Corps. Deze groep zou strakker worden aangestuurd door het Kremlin, waardoor de scheidslijn
tussen paramilitaire groepen en het Russische leger vertroebeld zou raken. Er is echter
nog veel onduidelijk hierover. Het kabinet maakt zich veel zorgen over de groeiende
invloed van landen als Rusland in de regio. De inzet van groeperingen als de Wagner Group in de gewapende conflicten zorgt in veel gevallen voor buitenproportioneel geweld,
wat leidt tot verdere destabilisering en risico’s voor de naleving van mensenrechten
en het internationaal humanitair recht. China heeft vooral economische banden in de
Sahel. China heeft geen actieve presentie meer van militairen of militaire bases in
de regio. Initiatieven die China lanceert zoals het Belt and Road Initiative vinden veel steun onder de G77. Zorgen richten zich op zaken zoals waarborging van
mensenrechten en duurzaamheid op financieel, sociaal en milieu vlak bij projecten
en initiatieven.
Het kabinet erkent dat verschillende EU-lidstaten hun eigen belangen hebben in de
regio, zo lezen de leden van de D66-fractie. Deelt het kabinet de mening dat de EU
alleen effectief kan zijn in de Sahelregio als de lidstaten gezamenlijk optrekken?
Op welke wijze probeert het kabinet de Europese inzet te stroomlijnen zodat de EU
eendrachtig kan opereren in de regio?
34. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de mening dat gezamenlijk EU-optreden het meest effectief zou zijn
en daarom trekt Nederland zoveel als mogelijk op in EU-verband en zet Nederland zoveel
mogelijk in op een gezamenlijke EU-inzet in de Sahel, bijvoorbeeld in de besprekingen
tijdens de RBZ3 en de RBZ-OS. Waar gezamenlijk optreden niet mogelijk is werkt Nederland met zoveel
mogelijk gelijkgestemde EU-partners samen.
De leden van de D66-fractie vragen hoe Nederland in de nabije toekomst denkt bij te
gaan dragen aan of ondersteuning te bieden aan initiatieven gericht op het tegengaan
van de uitbreiding van het jihadistisch geweld en het bevorderen van de stabiliteit
in de Sahel, vooral in de context van het veranderende geopolitieke landschap en de
aanwezigheid van buitenlandse actoren als Rusland en China.
35. Antwoord van het kabinet:
Jihadistische groeperingen maken gebruik van lokale conflicten, de grote armoede,
werkloosheid, corruptie en het gebrek aan perspectief. Effectieve interventies dienen
daarom ook aandacht te besteden aan het tegengaan van de grondoorzaken van gewapend
conflict. Bovendien leiden verschillende staatsgrepen tot meer bewegingsruimte voor
jihadistische groeperingen. Mede hierom acht het kabinet blijvende betrokkenheid op
het gebied van diplomatie, veiligheid en ontwikkelingssamenwerking in de Sahel noodzakelijk.
Het kabinet houdt daarbij rekening met de dilemma’s met betrekking tot het voeren
van dialoog en samenwerking met niet-democratische regimes, als ook met de aanbevelingen
van de IOB-evaluatie over de Nederlandse bijdrage aan stabiliteit in fragiele contexten.
De evaluatie laat zien dat lokaal eigenaarschap, conflict-sensitiviteit, vraaggestuurdheid
en realistische verwachtingen wat betreft de Nederlandse inzet centraal moeten staan
bij nieuwe initiatieven. In EU-verband wordt momenteel gesproken over de toekomstige
Europese inzet in de Sahel, waaronder ook de (toekomstige) inzet van Gemeenschappelijke
Veiligheids- en Defensiebeleidmissies.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de EU een nieuw
verhaal moet ontwikkelen voor haar regionale ambities door haar aandacht te verleggen
van directe veiligheidskwesties naar het aanpakken van structurele oorzaken van crises
in de Sahel. Op welke wijze kan Nederland hieraan bijdragen?
36. Antwoord van het kabinet:
Het aanpakken van grondoorzaken is reeds een belangrijk onderdeel van de EU-Sahelstrategie
van 2021. Tegelijkertijd zorgen de huidige ontwikkelingen voor hernieuwde discussies
binnen de EU over hoe onszelf te verhouden tot deze landen. Binnen de EU pleit Nederland
ervoor dat de EU actief blijft in de Sahel om bij te dragen aan de aanpak van grondoorzaken
van de crises, en om bij te dragen aan het bevorderen van veiligheid en stabiliteit,
ook in ons eigen belang.
Deelt het kabinet de stelling dat de Europese inzet primair gericht moet zijn op het
versterken van de landen in de Sahelregio die niet onder een junta-regime vallen en
waar de democratie kwetsbaarder is geworden door de serie militaire coups in de regio?
Kan het kabinet aangeven welke wijzigingen in het partnerschap met ECOWAS beoogd zijn,
zo vragen deze leden.
37. Antwoord van het kabinet:
Drie van de vijf landen in de Sahel worden momenteel bestuurd door een militaire junta.
Het versterken van landen die niet geleid worden door een militaire junta – in dit
geval Tsjaad en Mauritanië – is niet voldoende om de Nederlandse belangen te behartigen.
Zoals ook benoemd in de Kamerbrief is een bepaalde mate van engagement met regimes
die niet legitiem aan de macht zijn gekomen in de Sahel soms noodzakelijk om de Nederlandse
belangen op het gebied van veiligheid, migratie, duurzame ontwikkeling en de internationale
rechtsorde te beschermen. Dit engagement brengt dilemma’s met zich mee, omdat het
kabinet door de samenwerking deze regimes niet wil legitimeren. Gezien deze dilemma’s
blijft het een continue weging hoe en op welk niveau Nederland kan samenwerken met
deze regimes, en welke risico’s daaraan verbonden zijn. Nederland erkent de sleutelrol
van ECOWAS in West-Afrika en de noodzaak voor een versterking van de regionale samenwerking
door ECOWAS. Het kabinet zet zich daarom onder meer in voor nauwere samenwerking tussen
de EU en ECOWAS.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de Nederlandse inzet in de Sahelregio.
Daarover hebben zij een set opmerkingen en vragen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de vier bewindspersonen schrijven dat Nederland
meerdere belangen en doelen in de Sahelregio heeft, maar dat Nederland «bij voorkeur
in Europees verband samenwerkt». Dat is goed, want dat maakt onze internationale slagkracht
sterker. Tegelijkertijd maakt optrekken op Europees niveau de besluitvorming trager.
In een dynamische wereld waarin veranderingen snel moeten kunnen worden gemaakt, is
het noodzakelijk dat Nederland ook zijn eigen plan trekt. Wat in de Nederlandse inzet
in de Sahelregio nog mist, is een plan om op te trekken met niet alleen de EU, maar
ook met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Wat zijn de plannen die Nederland
daartoe heeft ondernomen? Is het kabinet voornemens om bilaterale verbanden aan te
gaan?
38. Antwoord van het kabinet:
Het klopt dat Nederland naast samenwerking in EU-verband ook inzet op bilaterale verbanden
met gelijkgezinde landen zoals de VS en VK. Zo draagt Nederland sinds 2007 bij aan
het Global Peace Operations Initiative (GPOI) in partnerschap met de Verenigde Staten met een focus op het Afrikaanse continent.
GPOI voorziet in training van eenheden van de Afrikaanse partnerlanden ter voorbereiding
op inzet in VN-vredesmissies en Afrikaanse Unie (AU)-vredesmissies. Het kabinet heeft
besloten financieel bij te dragen aan de International Counterterrorism Academy (AILCT), opgericht door Ivoorkust en Frankrijk om regionale CT-samenwerking te versterken,
en het Coastal States Stability Mechanism (CSSM), een initiatief van de VS en Duitsland. Het programma beoogt Ghana, Benin
en Togo te steunen bij het voorkomen van gewelddadig extremisme. Implementatie van
deze initiatieven kan ook een stabiliserend effect in de Sahel hebben. Daarnaast zijn
de politieke banden met de VS en het VK sterk, er is regelmatig contact met experts
uit deze landen om nieuwe ontwikkelingen gezamenlijk te duiden en handelingsopties
te bespreken.
De leden van de BBB-fractie constateren dat Nederland met Niger en Mali de laatste
jaren een intensieve relatie heeft opgebouwd met de inzet van United Nations Multidimensional
Integrated Stabilization Mission in Mali (MINUSMA) en de ondersteuning van Niger.
Ziet het kabinet een zorgplicht of juist kansen om deze relatie te versterken of in
te zetten?
39. Antwoord van het kabinet:
Op verzoek van de Malinese autoriteiten heeft de VN-missie MINUSMA eind 2023 het land
verlaten. Nederland blijft actief overige VN-activiteiten in Mali steunen, zoals UNFPA
en UNWomen. Mogelijkheden voor ondersteuning van en samenwerking met Niger zijn beperkt
sinds de staatsgreep in 2023. Het kabinet heeft besloten om directe samenwerking met
de de facto Nigerijnse autoriteiten op het gebied van veiligheid, migratie en ontwikkelingssamenwerking
op te schorten. Wel zet Nederland in om ook met de de facto Nigerijnse autoriteiten een diplomatieke dialoog te voeren, juist vanwege de Nederlandse
belangen op de terreinen geopolitiek, veiligheid, migratie, en duurzame ontwikkeling.
De leden van de BBB-fractie stellen vast dat de Sahelregio sinds 2020 acht staatsgrepen
heeft gekend. De analyse van twee auteurs op Foreign Affairs is dat Westerse mogendheden
meer met hun Afrikaanse tegenhangers moet samenwerken als «partners» dan als «ontvangers».4 Hoe beziet de Minister deze analyse en hoe zou Nederland beter hierop kunnen inspelen?
40. Antwoord van het kabinet:
Landen in Afrika en in de Sahel zijn zelfbewust en willen op gelijke voet hun bilaterale
en multilaterale relaties vormgeven. In lijn met de Nederlandse Afrikastrategie is
het kabinet van mening dat in de dialoog met Afrikaanse landen moet worden gekeken
naar wederzijdse belangen op basis van gelijkwaardige partnerschappen. Dat betekent
dat de relatie per land thema’s als handel, investeringen, veiligheid, migratie, klimaat,
duurzame ontwikkeling en migratie kan omvatten.
De leden van de BBB-fractie delen de mening dat irreguliere migratie tegengegaan moet
worden. Dat kan door in te zetten op ontwikkelingssamenwerking en door genoeg projecten
te financieren om derdewereldlanden op te bouwen. Tegelijkertijd kan ontwikkelingssamenwerking
(uitgezonderd van noodhulp) ook worden ingezet als politiek drukmiddel om Afrikaanse
landen striktere maatregelen te laten nemen om grote migratiestromen te voorkomen.
Hoe ziet de Minister dit?
41. Antwoord van het kabinet:
Met ontwikkelingssamenwerking draagt Nederland bij aan het tegengaan van de oorzaken
van migratie, zoals armoede, instabiliteit en de afwezigheid van basisdiensten. Door
dat te doen ontstaat in de relatie met ontwikkelingslanden ruimte voor afspraken over
migratie, waaronder terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Het gaat echter te
ver om te beweren dat met gebruik van ontwikkelingssamenwerking als op zichzelf staand
drukmiddel, «grote migratiestromen» kunnen worden voorkomen.
De leden van de BBB-fractie maken zich ernstige zorgen over de humanitaire ramp die
zich aan het voltrekken is in de Sahel. Er wordt bijvoorbeeld door NGO’s gesproken
over «besieged cities» in Burkina Faso. Meer dan 36 steden zijn ondertussen omsingeld
door jihadistische groepen en het overheidsgezag geldt enkel nog in de stad zelf.
Herkent de Minister dit beeld?
42. Antwoord van het kabinet:
Ja, het kabinet herkent dit beeld. De humanitaire gevolgen van de onveiligheid in
de Sahel zijn groot, ook in Burkina Faso, waar door het geweld een aanzienlijk deel
van de bevolking op de vlucht is geslagen. Sommige jihadistische groepen maken gebruik
van de tactiek om steden te omsingelen.
De uitdaging voor noodhulp zit in het dilemma dat er diplomatiek niet kan worden gehandeld
met militaire junta’s en regimes in de Sahel en ook niet met de jihadisten die in
het land vaak de dienst uitmaken. NGO’s luiden ondertussen de noodklok. Wat is de
Nederlandse inzet en welke dilemma’s voorziet de Minister?
43. Antwoord van het kabinet:
De Nederlandse bijdrage aan humanitaire hulp loopt via de hulporganisaties van de
Verenigde Naties en de Rode Kruisbeweging die opereren op basis van de humanitaire
principes van neutraliteit, menselijkheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Er
gaat geen steun naar de militaire regimes in de Sahel. Nederland pleit voor ongehinderde
humanitaire toegang, naleving van het humanitair oorlogsrecht, en respect voor de
humanitaire principes en bespreekt dit ook met de junta’s die niet legitiem aan de
macht zijn gekomen in de Sahel. Daarnaast zet het kabinet in op de aanpak van de grondoorzaken
van instabiliteit om tot duurzame oplossingen te komen, zoals met voedselzekerheidsprogramma’s.
Ook bereiken deze leden signalen dat ambassadepersoneel zeer beperkte mogelijkheden
heeft om zelf op onderzoek uit te gaan en de feitelijke situatie op het gebied van
veiligheid en nood slecht kan vaststellen. Dat klinkt alarmerend, zeker gezien de
doelstellingen die Nederland nastreeft in de Sahel, voortkomend uit de nieuwe Afrika-strategie
en de Kamerbrief Afrikabeleid van 1 december 2023 (Kamerstuk 29 237, nr. 201). Hoe behoudt de Minister een goede situational awareness en begrip van de regio, in het geval de toegang meer en meer restrictief wordt?
44. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet erkent dat de verslechterde veiligheidssituatie het moeilijker maakt om
gebieden in de Sahel te bezoeken. Met de nodige voorbereiding en veiligheidsmaatregelen
kunnen bezoeken naar bepaalde gebieden nog wel plaatsvinden. De ambassades in Mali,
Niger en Burkina Faso en het ambassadekantoor in Tsjaad beschikken daarnaast over
een uitgebreid lokaal netwerk om de veiligheidssituatie op lokaal niveau in kaart
te brengen. Er vindt regelmatig overleg en informatie-uitwisseling plaats met de VN,
EU, andere landen, maatschappelijk middenveld en partnerorganisaties om te beoordelen
of aanpassingen in programmering nodig zijn. De veiligheid van eigen medewerkers en
die van partnerorganisaties is een prioriteit van Nederland en de EU.
Welke interdepartementale initiatieven worden er ingezet?
45. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 46.
Biedt het Netherlands Special Operations Command (NLD SOCOM) van het Ministerie van
Defensie een mogelijkheid om ook militaire capaciteiten op het gebied van inlichtingen
en verkenningen in te zetten om deze blinde vlek in te vullen?
46. Antwoord van het kabinet:
Het Early Forward Presence (EFP)-raamwerk van de Nederlandse Special Operations Forces (SOF) heeft tot doel
om tijdig escalatie van sluimerende conflicten te kunnen signaleren en daarop, indien
wenselijk, te kunnen handelen. Dit wordt gedaan door het plaatsen van een Special Operations Liaison Element (SOLE), dat gebruik maakt van het internationale en lokale SOF-netwerk. Om een geïntegreerde
benadering te waarborgen werken de SOLE’s nauw samen met relevante internationale
partners, het interdepartementale netwerk in Den Haag en de staf van de Nederlandse
ambassade in het land waar zij geplaatst zijn. In dit kader is een element geplaatst
in Burkina Faso.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief «Nederlandse inzet
in de Sahelregio». Dit heeft bij deze leden geleid tot de volgende opmerkingen en
vragen.
De hele brief beziend zijn de leden van de SP-fractie teleurgesteld door het gebrek
aan zelfreflectie over het handelen van Westerse regeringen in de Sahel (en andere
regio’s). Het Nederlandse kabinet constateert terecht dat er in de Sahelregio een
toename is van antiwesterse sentimenten (zoals op meer plekken in de wereld). Het
kabinet wijt dit vrijwel volledig aan de invloed van «niet-gelijkgestemde» landen,
zoals China en Rusland en de desinformatie die door deze landen wordt verspreid. Wat
in deze analyse echter volledig ontbreekt is het gedrag van Westerse landen, in dit
geval met name Frankrijk. Na de formele dekolonisatie van West-Afrika is de economische,
monetaire en militaire invloed van Frankrijk in West-Afrikaanse landen aanzienlijk
gebleven. Deze Westerse aanwezigheid ontzegde de bevolking van de Sahel voor een groot
deel de toegang tot de natuurlijke rijkdom. De leden van de SP-fractie zien in dit
feit ook een oorzaak van veel van de antiwesterse sentimenten die het kabinet terecht
benoemt. Hierover hebben de eerdergenoemde leden de volgende vragen: kan de Minister
reageren op bovenstaande analyse? Ziet de Minister in dat door de (post)koloniale
politiek van Westerse landen in West-Afrika (en elders in de wereld) de antiwesterse
sentimenten gegroeid zijn? Erkent de Minister dat het Westen zich hierdoor geopolitiek
steeds meer isoleert? Ziet de Minister in dat, ook in het langetermijnbelang van Nederland,
het andere landen ook gegund moet zijn hun eigenbelang na te streven? Wat verstaat
de Minister, in het licht van het bovenstaande, onder «gelijkwaardige en constructieve
partners», zoals de Minister schrijft op pagina 5 van de brief (Kamerstuk 29 237, nr. 201)?
47. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet onderkent dat historische banden en het koloniale verleden van veel Westerse
landen in Afrika doorwerken in de manier waarop Westerse landen in Afrika worden gepercipieerd.
De AU en Afrikaanse landen willen een relatie op basis van gelijkwaardigheid en (samenwerking
op basis van) wederzijdse belangen, elementen die ook centraal staan in de Nederlandse
Afrika-strategie. Nederland, en de EU, wil zich duidelijker laten zien als een duurzamere
en betrouwbare partner. Daar waar de negatieve perceptie tevens geïnstrumentaliseerd
wordt – o.a. middels desinformatie – door actoren die hier baat bij hebben, zoals
Rusland, willen Nederland en de EU de feiten (bijvoorbeeld de EU als grootste investeerder
in en handelspartner van Afrika) sterker naar voren brengen.
Het kabinet deelt niet de analyse dat het Westen zich in Afrika geopolitiek zou isoleren.
In de context van toegenomen geopolitieke spanningen, probeert het kabinet zowel bilateraal
als in EU-verband versterkt te engageren met Afrikaanse partners. Zowel in de genoemde
Afrikastrategie als in de Kamerbrief Sahel wordt hierop ingegaan.
Spreken over belangen op basis van gelijkwaardigheid betekent dat we over en weer
duidelijk zijn wat we elkaar kunnen vragen en bieden. Het kabinet is van mening dat
we, ook in EU-kader, onze inzet naar een gelijkwaardig en constructief partnerschap
kunnen intensiveren.
Tot slot hebben de leden van de SP-fractie kennisgenomen van het besluit van Burkina
Faso, Niger en Mali om uit ECOWAS te stappen. Dit besluit is van eind januari 2024,
dus hierop is in de brief nog geen reactie gegeven. Hoe beoordeelt het kabinet het
besluit van deze drie landen en welke gevolgen heeft dit voor het beleid dat in de
brief uiteen wordt gezet? Deze leden ontvangen graag een toelichting.
48. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet betreurt de aankondiging van Burkina Faso, Mali en Niger om zich uit ECOWAS
terug te trekken. Nederland erkent de sleutelpositie van ECOWAS in West-Afrika en
de noodzaak voor een versterking van regionale samenwerking. Het kabinet zet zich
daarom onder meer in voor nauwere samenwerking tussen de EU en ECOWAS. Terugtrekking
van lidstaten wordt volgens het ECOWAS-verdrag pas na 1 jaar van kracht. Tot die tijd
moeten landen blijven voldoen aan de verplichtingen van hun lidmaatschap. Het is nog
te vroeg om de politieke en economische gevolgen van het aangekondigde vertrek uit
ECOWAS van de drie landen te overzien, en wat het betekent voor de Nederlandse inzet
in Burkina Faso, Mali en Niger.
Het Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa-OS) beleid, zoals omschreven
in de beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» (Documentnummer 2022D27151) wordt door de eerdergenoemde leden beoordeeld als een beleid waarin de belangen
van de Nederlandse handelspositie prevaleren boven de ontwikkelingsdoelen. De concurrentiepositie
van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland wordt door ons beleid versterkt.
Hoe verhoudt dit zich tot de formulering «gelijkwaardige en constructieve partners»?
49. Antwoord van het kabinet:
In de BHOS-beleidsnota prevaleren de belangen van de Nederlandse handelspositie niet
boven de ontwikkelingsdoelen. Het huidige BHOS-beleid tracht om de synergie tussen
de inzet voor handels- en investeringsbevordering en voor ontwikkeling waar mogelijk
verder te versterken, wat nadrukkelijk ook in het belang is van onze Afrikaanse partners.
Afrikaanse landen hebben een grote interesse in duurzame buitenlandse investeringen
die werkgelegenheid en welvaart in hun landen stimuleren. Het aanjagen van dergelijke
Nederlandse investeringen is dan ook één van de nadrukkelijke doelen van de Nederlandse
inzet in Afrikaanse (combinatie)landen, zoals omschreven in de BHOS-nota, Afrikastrategie
en meest recente Voortgangsrapportage handelsbevordering Afrika (Kamerstuk 36 180, nr. 64). Die inzet verhoudt zich in de ogen van het kabinet goed tot de formulering «gelijkwaardige
en constructieve partners».
Hoe kan het Nederlandse kabinet er voor zorgen dat lokale bedrijven ook kunnen ontwikkelen?
50. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft verschillende instrumenten om bij te dragen aan private sector ontwikkeling,
die ten doel hebben om lokaal midden- en kleinbedrijf te versterken en het ondernemingsklimaat
voor lokale bedrijven te verbeteren. Dat vergt maatwerk per land, omdat de uitdagingen
per land verschillen. De diplomatieke en financiële inzet is dan ook flexibel inzetbaar.
In algemene zin werkt Nederland aan versterking van de private sector in ontwikkelingslanden
door bijvoorbeeld verbetering van wet- en regelgeving voor het MKB, nieuwe fysieke
of digitale infrastructuur zodat bedrijven hun markten beter kunnen bereiken, betere
toegang tot krediet of verzekeringen, ondersteuning van lokale bedrijven om meer jongeren
in dienst te nemen, betere opleidingen voor jongeren en betere handelsafspraken, zowel
internationaal als binnen ketens, waardoor er meer en beter werk ontstaat en arbeidsomstandigheden
verbeteren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie danken het kabinet voor het toezenden van de stukken over
de inzet in de Sahel. Dit is hoogst actueel, en de prioriteiten rond veiligheid, ontwikkelingssamenwerking
en migratie zijn zorgvuldig gekozen. Daarnaast respecteren de leden van de SGP-fractie
een aantal dilemma’s die het kabinet neerlegt.
Er worden een aantal belangen genoemd, maar in dit alles missen de leden van de SGP-fractie
woorden over de christenvervolging die toeneemt in Afrika met toenemend geweld. Is
dit wat het kabinet betreft een deel van de veiligheidsinzet en onze belangen of is
dit toch onderdeel van idealen en waarden bij de mensenrechten?
51. Antwoord van het kabinet:
De vrijheid van religie en levensovertuiging is en blijft een van de zes mensenrechtenprioriteiten
van het kabinet in het Nederlands buitenlandbeleid. Dit houdt in dat Nederland zich
ten doel stelt om in zowel bilateraal als multilateraal verband en via projectmatige
inzet de inperkingen op dit recht aan te kaarten en verminderen. Dit maakt waar effectief
deel uit van landenbezoeken van bewindspersonen, de mensenrechtenambassadeur en de
speciaal gezant vrijheid van religie en levensovertuiging. Het kabinet neemt met afkeuring
en met diepe zorg kennis van de toenemende cijfers van christenvervolging wereldwijd,
ook in Afrika, zoals die ook jaarlijks aan het kabinet gepresenteerd worden door onder
andere Open Doors, en zal zich via de genoemde kanalen blijven inzetten om ook voor
deze groep dit mensenrecht te bestendigen.
Rond het dilemma over hoe men in de Sahelregio met de regeringen werkt noemt het kabinet
met recht de ondemocratische regimes en wat afstand van de centrale autoriteiten.
Ook noemt Nederland lokaal eigenaarschap belangrijk, maar gaat de voorkeur toch naar
optrekken met de VN en de EU. Hoe wil Nederland dat lokaal eigenaarschap waarborgen
als er zo’n focus op internationale organisaties ligt, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
52. Antwoord van het kabinet:
Nederland legt in het Versterking van het Maatschappelijk Middenveld-beleid nadruk
op lokaal eigenaarschap, waarbij programma’s en initiatieven worden vormgegeven en
gedragen door lokale actoren. De EU, VN en internationale organisaties zijn aanwezig
in de Sahel. Nederland promoot in de samenwerking met hen lokaal eigenaarschap en
vraagt de bevordering daarvan, zoals beschreven in het donor statement on supporting locally led development.
Het kabinet acht het belangrijk dat alle humanitaire organisaties die Nederland ondersteunt
bij de levering van noodhulp samenwerken met nationale en lokale organisaties. Nationale
en lokale organisaties hebben over het algemeen de beste kennis van de context en
de beste toegang tot mensen in nood. Via de Rode Kruis/Rode Halve Maan beweging, worden
vrijwilligers en professionals ter plaatse ingezet. Voor UNICEF gaat inmiddels 29%
van de financiering naar lokale partners en voor UNHCR is dat 28%. De VN landenfondsen
kennen gemiddeld ruim 36% van hun financiering toe aan lokale organisaties. In de
Sahel is er een Regionaal VN Noodhulpfonds. Nederland heeft via dit regionale fonds
8 miljoen dollar bijgedragen aan de envelop bestemd voor Burkina Faso.
Kan het kabinet schetsen welke Nederlandse en internationale ngo’s actief zijn in
de verschillende Sahellanden, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Zijn die ngo’s
ook meer geworteld in de samenleving van Sahellanden dan het kabinet bij eigen inzet
en internationale organisaties merkt?
53. Antwoord van het kabinet:
Nederland ondersteunt verschillende type maatschappelijke organisaties in de Sahellanden,
die goede voeling hebben met de lokale situatie, bijvoorbeeld via het beleidskader
maatschappelijk middenveld. Het ministerie en de ambassades in de Sahel hebben regelmatig
contact met deze organisaties over de uitvoering van programma’s en over de veiligheidssituatie.
Ook zijn er diverse partnerschappen bestaande uit Nederlandse, internationale, nationale
en lokale ngo’s actief: in zowel Mali als Burkina Faso zijn dit er elf en in Niger
zes. Hierin bundelen Nederlandse en internationale non-gouvernementele organisaties
(INGO’s) specifieke operationele kennis en expertise met de kennis, expertise en ervaring
van nationale en lokale ngo’s. Hierbij wordt complementair gewerkt aan het aanpakken
van lokale uitdagingen. INGO’s gebruiken bijvoorbeeld hun ervaring om nationale en
lokale organisaties te versterken met onder andere hun lokale fondsenwervingsmechanismen.
Het versterken van lokale ngo’s vergroot de zichtbaarheid en kracht van deze organisaties,
waardoor ze in vergelijking tot bedrijven en overheden effectiever kunnen optreden
op basis van hun expertise en legitimiteit.
Het kabinet noemt terecht het risico dat Islamic State of Sahel Province (ISSP) en
Jama’at Nusrat al-Islam wal Muslimin (JNIM) zullen verspreiden door andere delen van
West-Afrika. In welke omliggende landen is de grootste noodzaak om de veiligheidssector
te versterken zodat die staten weerbaarder worden tegen terreur, voordat het een groot
probleem vormt, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Welke inzetten van het kabinet
in omliggende landen helpen deze staten zich op toekomstige terreur voor te bereiden?
54. Antwoord van het kabinet:
De afgelopen jaren hebben jihadistische groeperingen hun activiteiten in met name
het noorden van Ivoorkust, Togo, Benin en Nigeria uitgebreid. Het kabinet steunt deze
landen met zowel bilaterale als multilaterale programma’s bij het tegengaan van uitbreiding
van instabiliteit en extremisme. Zo ondersteunt Nederland de internationale contra-terrorisme
academie in Ivoorkust (Académie Internationale de Lutte Contre le Terrorisme, AILCT). Naar aanleiding van verzoeken van Ghana en Ivoorkust onderzoekt het kabinet
een eventuele uitbreiding en verduurzaming van de samenwerking tussen Nederlandse
special forces en hun krijgsmachten, voortbouwend op bestaande relaties vanuit de VS-geleide oefening
Flintlock. Ook zal Nederland bijdragen aan het Coastal States Stability Mechanism (CSSM), waarmee Benin, Ghana en Togo worden ondersteund bij het tegengaan van extremisme
en de uitbreiding van de invloed van jihadistische groeperingen. De EU heeft bovendien
een veiligheids- en defensie-initiatief opgericht ter ondersteuning van Ghana, Benin,
Togo en Ivoorkust. Op basis van geleerde lessen uit de Sahel zoals ten aanzien van
lokaal eigenaarschap, lange termijn betrokkenheid en vraaggestuurde, flexibele ondersteuning
gaat dit geïntegreerde partnerschap van start met een dialoog met deze vier landen
over veiligheid en defensie. Nederland levert in de tweede helft van 2024 een stafofficier
voor de planning- en coördinatie cel in Brussel die de uitkomsten van deze dialoog
helpt omzetten in concrete projecten.
II Volledige agenda
− Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over Nederlandse inzet in de Sahel (Kamerstuk
29 237, nr. 201)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier