Brief regering : Voortgangsrapportage Toekomstagenda: ‘zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking’
24 170 Gehandicaptenbeleid
Nr. 310 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2024
In juli 2022 is de programmatische uitwerking van de Toekomstagenda: «zorg en ondersteuning
voor mensen met een beperking» (hierna: Toekomstagenda) naar uw Kamer gestuurd1. Deze agenda is met alle betrokken veldpartijen tot stand gekomen. Met deze brief
bied ik u de eerste voortgangsrapportage van de Toekomstagenda aan.
Leeswijzer
Het hart van de voortgangsrapportage bestaat uit zeven informatiebladen2 (factsheets) en zes filmpjes3. De informatiebladen laten per onderwerp van de Toekomstagenda de belangrijkste resultaten
van 2023 zien. Ze geven ook een vooruitblik naar 2024. Met de filmpjes wil ik inzicht
geven in het effect van het programma op het leven van mensen met een beperking, hun
zorgverleners en omgeving.
Met de informatiebladen en filmpjes wil ik de voortgangsrapportage voor zoveel mogelijk
mensen toegankelijk maken. Voor deze vorm heb ik gekozen naar aanleiding van het commissiedebat
gehandicaptenbeleid op 5 oktober jl. (Kamerstuk 24 170, nr. 305). Daarin is gesproken over begrijpelijke taal en de communicatie vanuit de overheid
naar mensen met een licht verstandelijke beperking. In deze oplegbrief leg ik aanvullend
uit hoe ik kijk naar de algemene voortgang. Ik ga in op een aantal specifieke onderwerpen
dat daarmee samenhangt. Ook reageer ik op een tweetal moties en ga ik kort in op de
tariefsverhoging van de subsidieregeling ADL-assistentie.
Inleiding Toekomstagenda
De Toekomstagenda staat voor een beweging naar toekomstbestendige gehandicaptenzorg.
Bij het maken van deze agenda in 2021 ging het niet om een kwantitatieve of kwalitatieve
opgave. Centraal stond de ambitie om het zorgaanbod in de gehandicaptenzorg te vernieuwen
en zorgorganisaties veerkrachtiger te maken. Zo kan het zorgaanbod zich beter aanpassen
bij de veranderende zorgvraag van mensen met een beperking. De Toekomstagenda zoekt
naar die vernieuwing dicht bij de praktijk van de zorg en ondersteuning. Er wordt
voortgebouwd op de succesvolle resultaten uit het voorgaande programma, Volwaardig
Leven. De nadruk ligt op het verduurzamen van deze resultaten. Dat kan zijn door het
bereiken van een sneeuwbaleffect, waarbij steeds meer organisaties een bepaalde aanpak
overnemen in hun werkwijze. Verduurzaming kan ook worden bereikt door kennis toe te
voegen aan die zorgpraktijk. Om dat te bereiken richten we de projecten van de Toekomstagenda
zo in dat organisaties maximaal kunnen leren van elkaar. Samen gaan ze op zoek naar
oplossingen die de domeinen overstijgen. Zo kunnen vernieuwende vormen van werken
en nieuwe kennis vast onderdeel gaan uitmaken van de zorg en ondersteuning voor mensen
met een beperking.
Naast aandacht voor duurzame borging en verspreiding van toepasbare kennis blijft
de Toekomstagenda ook flexibel inspelen op de veranderingen in de sector. Bijvoorbeeld
met het ontwikkelprogramma complexe zorg, waarin tot en met 2026 zorgaanbieders kunnen
worden ondersteund in het leveren van kwalitatief goede en passende zorg aan mensen
met een VG6- en VG7-indicatie. Met het project «Leren werken met data» wordt ingespeeld
op de ontwikkelingen rondom de mogelijkheden van data in de zorg en ondersteuning.
Op deze manier blijft de Toekomstagenda meebewegen met nieuwe ontwikkelingen.
Stand van zaken
1. Algemeen
De programmatische uitvoering van de Toekomstagenda is gestart vanaf 1 januari 2023.
Het afgelopen jaar stond dan ook in het teken van het opstarten van de projecten van
de Toekomstagenda, samen met de betrokken veldpartijen (inclusief cliëntenorganisaties
en ervaringsdeskundigen). Zij zijn vertegenwoordigd in de werkgroepen die aan alle
hoofdstukken zijn gekoppeld. Bij het uitwerken van die projecten ligt, zoals gezegd,
de nadruk op verduurzaming en verbreding van vernieuwende vormen van werken. Zo is
een grote projectsubsidie gegeven aan Vilans voor de doorontwikkeling van de Innovatie-impuls
2 en Begeleiding à la Carte 2. In deze trajecten wordt er voortgebouwd op de kennis
en ervaring over het implementeren van technologische en sociale innovaties en is
er expliciet aandacht voor borging van die kennis en ervaring in zowel zorgorganisaties
als breder in de sector.
Voor de borging van de pilots gespecialiseerde cliëntondersteuning is een speciale
subsidieregeling ontwikkeld en vindt er uitbreiding plaats van het aantal mensen en
gezinnen dat gespecialiseerde cliëntondersteuning kan krijgen van 500 in 2023 naar
ruim 3.000 in 2027.
In 2023 is dus al een aantal mooie resultaten geboekt. De zes bijgevoegde filmpjes
laten de kracht en de veelzijdigheid van de projecten zien.
2. Thema’s per hoofdstuk
Hoofdstuk 1 Complexe zorg
De zorg voor mensen met een beperking en gedragsproblemen is complex. Uit verschillende
onderzoeken en signalen blijkt dat er knelpunten in dat zorgsysteem zijn; sommige
oud en andere nieuw. Zo blijft methodisch en systematisch werken, vanuit goede kennis
over de doelgroep, lastig om in de praktijk in te vullen. Onder andere krapte op de
arbeidsmarkt staat het werken met een vast team vaak in de weg. Het vinden van een
passende plek voor mensen met een complexe zorgvraag wordt steeds moeilijker en het
tarief lijkt niet altijd meer te volstaan. Voor sommige van deze knelpunten ontbreekt
echter een goede verklaring. Daarom heb ik het afgelopen jaar een aantal onderzoeken
uit laten voeren om hier meer inzicht in te krijgen.
Met de uitkomsten van die onderzoeken verwacht ik gerichte acties in te kunnen gaan
zetten4. Wat voor mij daarbij essentieel is, is om met de acties op alle systeemniveaus5 een beweging in gang te zetten die de zorg en ondersteuning voor deze doelgroep op
de lange termijn toekomstbestendig maakt. Dit vraagt van alle betrokken partijen een
grote bijdrage en commitment. Ik wil hierover bestuurlijke afspraken met partijen
maken en bereid die momenteel voor.
Ook ben ik ondertussen met de sector de mogelijkheden aan het verkennen om te komen
tot een oplossing voor het ervaren financiële knelpunt in de zorg voor mensen met
zorgprofiel VG7, voortbordurend op het onderzoek naar onderscheidende (persoons)kenmerken,
zoals gepubliceerd in mei 20236. Uiteraard betrek ik daarbij ook de uitkomsten van het kostenonderzoek dat de NZa
op dit moment uitvoert. Ik hoop u voor de zomer nader te kunnen informeren over de
bestuurlijke afspraken, het antwoord op het ervaren financiële knelpunt en het vervolg
op de conclusies van de diverse onderzoeken.
Eén van de onderwerpen waarin het dynamische karakter van de Toekomstagenda naar voren
komt, is het oorspronkelijk geplande capaciteitsonderzoek naar passende plaatsen in
de Wlz-gefinancierde gehandicaptenzorg. De vraag welk type ondersteuning nodig is
en dus ook welk soort plekken, kan het beste worden beantwoord met een goed beeld
van de toekomst. Gebleken is dat in de meeste toekomstverkenningen nauwelijks aandacht
is voor mensen met één of meer beperkingen. Om die reden heb ik het Verwey-Jonker
Instituut gevraagd een bredere verkenning uit te voeren, te beginnen met het krijgen
van helder zicht op de manier(en) waarop maatschappelijke ontwikkelingen op de langere
termijn impact zullen hebben op de belangrijke leefdomeinen van mensen met een beperking.
Dat inzicht stelt ons in staat om op basis daarvan keuzes te maken ten aanzien van
het beleid. Ik verwacht deze verkenning in het derde kwartaal van 2024 naar uw Kamer
te kunnen sturen.
Filmpje 1: Complexe zorg
Regisseur Mari Sanders gaat in het filmpje in gesprek over het ESHPM rapport genaamd
«hoe het lukt», uitgevoerd i.o.v. de IGJ. Hij spreekt hierover met Erna (onderzoeker)
en Mariska (begeleider bij Alliade) over de uitkomsten van het onderzoek en de werkwijze
binnen Alliade.
Filmpje 1: Hoe het lukt; goede zorg voor mensen met moeilijk verstaanbaar gedrag (ESHPM
rapport)
Hoofdstuk 2 Licht verstandelijke beperking
Mensen met een LVB7 vormen een diverse groep van ongeveer 1,1 miljoen Nederlanders. Zij ervaren moeite
met het tot zich nemen van informatie, het uitvoeren van taken, zelfontplooiing en
het vinden van een betaalde baan of zinvol werk, waardoor meedoen niet vanzelfsprekend
is in een samenleving die steeds ingewikkelder wordt. Doel van de acties uit het programma
is dat mensen met een LVB passende hulp en ondersteuning krijgen, de samenleving inclusiever
wordt en er voldoende mogelijkheden zijn voor talentontwikkeling. Ik ben blij met
de twaalf STERKplaatsen waar mensen met een LVB zichzelf kunnen ontwikkelen. Gemeenten
werken steeds meer met ervaringsdeskundigen en leren ook van elkaar. Specifieke trajecten
worden benoemd in de factsheet over LVB.
Filmpje 2: LVB
In dit filmpje gaat Mari Sanders in gesprek met Bryan (heeft de brancheopleiding facilitair
afgerond) en Harma (ontwikkelingstrainer Philadelphia) over het behalen van zijn vakdiploma
waardoor hij met een betaalde baan kan starten bij Bakker Bart.
Filmpje 2: De brancheopleiding; een diploma op maat
Hoofdstuk 3 Cliëntondersteuning
Vanuit de Wmo en de Wlz kunnen inwoners/cliënten en hun naasten gebruik maken van
(onafhankelijke) cliëntondersteuning. Een onafhankelijk cliëntondersteuner (OCO) helpt
mensen bij het sneller en adequater verkrijgen van de juiste zorg en/of ondersteuning
en verkleint hierdoor de kans dat hun situatie complexer wordt en de problemen zich
opstapelen. Ik werk samen met de Staatssecretaris van VWS aan kwaliteitsverbetering,
vergroten van bekendheid en vindbaarheid van cliëntondersteuning en aan het verbeteren
van de overgang tussen Wmo- en Wlz-cliëntondersteuning.
Het is goed te zien dat daar stappen in zijn gezet. Ten eerste doordat steeds meer
gemeenten hiermee aan de slag zijn gegaan. Eind 2023 is Movisie gestart met een project
om de bekendheid van cliëntondersteuning onder professionals verder te verbeteren,
zodat zij mensen tijdig kunnen doorverwijzen naar een OCO. Bovendien werkt de beroepsvereniging
voor cliëntondersteuners (BCMB) in de periode 2022–2025 met subsidie van VWS aan bekendheid,
beschikbaarheid, onafhankelijkheid en deskundigheid van cliëntondersteuning.
Voor mensen die vanuit meerdere wetten zorg en ondersteuning nodig hebben, is het
fijn om iemand te hebben die (onafhankelijk) naast hen staat. Het feit dat de vijf
pilots gespecialiseerde clientondersteuning (GCO) per 1 januari 2024 zijn geborgd
in de alliantie «Metgezel» en dat in 2027 3.000 cliënten en naasten gebruik kunnen
maken van deze specifieke vorm van ondersteuning, is daarom een resultaat om trots
op te zijn. In bijlage 2 treft u een eerste overzicht aan van de feiten en cijfers
rondom de GCO-uitvoering.
Filmpje 3: Cliëntondersteuning
Mari Sanders gaat langs bij Saskia (onafhankelijk cliëntondersteuner) en Ellen (cliënt)
over het belang en de bekendheid van goede onafhankelijke cliëntondersteuning en de
impact die dit heeft op het leven van mensen.
Filmpje 3: Met de juiste ondersteuning naar de juiste plek
Hoofdstuk 4 Zorgtechnologie en Innovatie
De inzet van zorgtechnologie in de zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking
biedt veel kansen. Denk bijvoorbeeld aan het zelfstandiger thuis kunnen wonen door
middel van domotica of ondersteuning bij het indelen van de dagstructuur. Dat vergroot
de zelfredzaamheid of eigen regie van mensen. Zorgtechnologie heeft ook de potentie
om de kwaliteit van zorg en ondersteuning te verbeteren. Zo kan met hulp van technologie
meer inzicht in slaappatronen worden verkregen, waardoor iemand ’s nachts beter slaapt
en overdag minder gespannen is. Dit kan leiden tot een vermindering van zorgvragen,
waardoor zorgmedewerkers minder werkdruk ervaren en meer tijd hebben om te besteden
aan de zorg en aandacht te hebben voor hen die dat nodig hebben.
De gehandicaptenzorg werkt al langer succesvol aan zorgtechnologie en innovatie. Sinds
2018 gebeurt dat door Academy Het Dorp en Vilans binnen een programma.
De Toekomstagenda bouwt voort op alle kennis en ervaring die in die jaren is opgedaan.
Daarbij staat voorop dat de potentie van zorgtechnologie alleen kan worden verzilverd
als die technologie aansluit bij de zorginhoudelijke vraag van de cliënt. De inzet
van technologie gebeurt dan niet vanuit een technologiepush, maar vanuit een zorgvuldige
keuze voor passende technologie. Dit uitgangspunt vormt een rode draad bij de projecten
die vallen onder het hoofdstuk «zorgtechnologie en innovatie», zoals de Innovatie-impuls
2.
Technologische innovaties gaan vaak hand in hand met sociale innovaties. In het vernieuwingstraject
Begeleiding à la carte 2 worden organisaties ondersteund bij de doorontwikkeling van
hun vernieuwende aanpak. De kennis die daaruit wordt opgehaald wordt gedeeld met de
sector. Daarnaast wordt binnen het traject samen met organisaties die een succesvolle
aanpak hebben ontwikkeld gewerkt aan de toepassing daarvan op andere plekken. Zo wordt
een bijdrage geleverd aan de verbreding van de beweging naar toekomstbestendige persoonsgerichte
zorg. In bijlage 3 treft u de voortgangsrapportage van de Innovatie-impuls 2 en Begeleiding
à la carte 2 aan.
Filmpje 4: Zorgtechnologie en innovatie
Mari Sanders gaat langs bij het project «leren werken met data» uitgevoerd door Academy
Het Dorp. In het filmpje zien we Ellen (onderzoeker), Ruud (onderzoeker) en Tim (cliënt)
en vertellen zij over welke kansen data biedt en wat het project beoogt
Filmpje 4: Leren werken met data in de gehandicaptenzorg
Hoofdstuk 5 Arbeidsmarkt en Vakmanschap
Ook de gehandicaptenzorg heeft te maken met toenemende tekorten op de arbeidsmarkt.
Dat gaat niet veranderen, en daarom is het nodig om creatief op zoek te gaan naar
andere manieren van werken en organiseren. Anders werken en anders organiseren vraagt
de moed om tradities los te laten en met vernieuwend perspectief samen te willen werken
aan toekomstbestendige gehandicaptenzorg. Een cruciale factor bij het oplossen van
het arbeidsmarktvraagstuk is goed werkgeverschap. Het gaat daarbij om bezield leiderschap,
vanuit vertrouwen in medewerkers, en ruimte voor medewerkers om zich uit te mogen
spreken en zich veilig te voelen in de organisatie. De Toekomstagenda geeft tal van
handvatten om deze benodigde veranderingen te bereiken. Zo is het project Regiokracht
ingericht, waarin regionale aanjagers verbindingen leggen in de regio en regionale
samenwerking stimuleren. Dit doen zij door proactief de zorgkantoorregio’s in te gaan
en vraagstukken te identificeren waarop aanbieders samen meer kunnen doen dan alleen.
Om te werken aan meer identificatie met het beroep, meer professionele ontwikkeling
en daardoor meer beroepstrots en beroepsbewustzijn zijn onder andere ambassadeursleergangen
opgezet, speciaal gericht op begeleiders in de gehandicaptenzorg. Zij leren om binnen
en buiten hun eigen organisatie kansen te benutten om het werk in de gehandicaptenzorg
op de kaart te zetten. Ook ik maak dankbaar gebruik van de input van de ambassadeurs
bij de beleidsontwikkeling voor de Toekomstagenda.
Filmpje 5: Arbeidsmarkt en vakmanschap
Mari Sanders gaat in gesprek met Jan-Willem (directeur BPSW) en Miriam (persoonlijk
begeleider) over de pilot beroepsregistratie en wat dit voor professionals in de gehandicaptenzorg
betekent.
Filmpje 5: Pilot beroepsregistratie
Hoofdstuk 6 Levenslang en Levensbreed Wmo
Ook voor mensen die een levenslange en levensbrede beperking hebben, thuis wonen en
Wmo-ondersteuning nodig hebben, is het belangrijk dat zij met eigen regie volwaardig
kunnen participeren in de samenleving. Acties zijn dan ook breed gericht op de leefwereld
van mensen, zoals het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden in de dagbesteding8 en het verbeteren van ondersteuning aan mantelzorgers van mensen met een levenslange,
levensbrede ondersteuningsbehoefte9. Als bijlage 4 treft u het rapport «Ondersteuningsbehoeften van mantelzorgers die
zorgen voor een naaste met een levenslange en levensbrede zorg- of ondersteuningsvraag»
aan. Een inhoudelijke reactie hierop zal worden gegeven in de aankomende hoofdlijnenbrief
over de Wmo.
Daarnaast lopen mensen met een beperking regelmatig tegen zaken aan bij het organiseren
van zorg en ondersteuning. Eén van de grootste frustraties voor hen is dat ze elke
keer weer opnieuw hun verhaal moeten doen, terwijl hun beperking niet over gaat. Ik
juich daarom de beweging naar langere indicaties voor mensen met een levenslange niet
veranderende beperking door gemeenten toe. Ik zie dat steeds meer gemeenten dit in
de praktijk brengen. De afgelopen periode is o.a. via een webinar informatie gedeeld
welke mogelijkheden er nu al zijn in de Wmo. Daarnaast ben ik samen met veldpartijen
bezig met het opstellen van actieplannen rond de thema’s domeinoverstijgend samenwerken,
expertise vergroten binnen gemeenten en de hulpvraag integraal bekijken, waar (her)indicaties
onderdeel van zullen zijn. Bij de volgende voortgangsrapportage zal ik uw Kamer informeren
welke concrete stappen we hierin hebben gezet.
Filmpje 6: Levenslang en levensbreed Wmo
Mari Sanders bezoekt Marieke (inwoner Eindhoven) en Samir (Wethouder Eindhoven) en
gaat in gesprek over passende beschikkingsduur en welke mooie voordelen dit oplevert
voor zowel cliënten als gemeentes.
Filmpje 6: Passende beschikkingsduur
Moties en overige onderwerpen
Tariefsverhoging subsidieregeling ADL-assistentie
Ik wil uw Kamer melden dat ik de tarieven subsidieregeling ADL-assistentie per 2024
met 6,9% heb verhoogd boven op de reguliere prijsindexatie, om recht te doen aan de
toegenomen zorgzwaarte van ADL-cliënten. Dit is financieel gedekt uit nog niet ingezette
LPO-ruimte binnen het Wlz artikel. Voor 2025 en verder is een toekomstbestendige ADL-regeling
nodig. Op basis van kostenonderzoek vindt een definitieve herijking van de tarieven
plaats. Met het oog op de continuïteit van zorg vond ik het echter niet verantwoord
om te wachten op de uitkomsten van dit traject.
Moties Westerveld (c.s.)
Naar aanleiding van het commissiedebat op 5 oktober jl. over het gehandicaptenbeleid,
heeft uw Kamer de moties Westerveld c.s.10 en Westerveld11 aanvaard. De eerste motie is tweeledig: a. om met de sector en organisaties van vertrouwenspersonen
te kijken of er voldoende gespecialiseerde vertrouwenspersonen zijn voor de sector,
en b. ervoor zorgen dat zij regelmatig langs gaan bij mensen met een beperking in
zorginstellingen en zorgboerderijen – en de Kamer te informeren. De tweede motie verzoekt
om inspecteurs van de IGJ vrij te spelen zodat er proactief en regelmatig toezicht
gehouden kan worden op alle intramurale gehandicaptenzorg en pgb-wooninitiatieven.
Aan beide moties ligt de constatering ten grondslag dat er veel aanbieders van gehandicaptenzorg
zijn die niet in het zicht zijn van vertrouwenspersonen en waar ook geen regulier
inspectiebezoek plaatsvindt. Daardoor is er nauwelijks onafhankelijk toezicht, terwijl
deze mensen in een afhankelijkheidsrelatie zitten.
Ik merk op dat deze moties de nadruk lijken te leggen op toezicht en controle «aan
de achterkant». Dat is uiteraard belangrijk. Ik wijs er echter op dat de aanpak van
het kabinet zich juist ook richt op het voorkómen van grensoverschrijdend gedrag,
bijvoorbeeld door het bespreekbaar maken van intimiteit en seksualiteit12. Het gaat dus om het geheel aan maatregelen.
Ter uitvoering van deze beide moties ben ik allereerst in gesprek gegaan met de sector
over de cliëntvertrouwenspersoon. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN)
kent geen signalen van leden die erop duiden dat er een tekort is aan cliëntvertrouwenspersonen.
De Branchevereniging Kleinschalige Zorg (BVKZ) benadrukt dat de inzet van een cliëntvertrouwenspersoon
onderdeel is van een aantal stappen, waarin het belangrijk is dat scherp op signalen
wordt gelet en snel adequaat wordt opgetreden. Om de condities daarvoor zo optimaal
mogelijk te maken, is bewustwording vooraf en het bespreekbaar maken van grensoverschrijdend
en ongewenst gedrag cruciaal. Sluitstuk is het inregelen van een proces op het moment
dat er sprake is van grensoverschrijdend of ongewenst gedrag. Van de zorgaanbieder
mag verwacht worden dat hij deze stappen entameert, stimuleert respectievelijk inregelt.
Deze zienswijze komt overeen met hetgeen verschillende organisaties voor cliëntvertrouwenspersonen
– Het LSR, Quasir en de Stichting Landelijke faciliteit CVP – aangeven, namelijk dat
er meer mensen nodig zijn om een gesloten systeem te veranderen. Een cliëntvertrouwenspersoon
alleen kan dat vaak niet. Ook hier draait het primair om bewustwording en het durven
signaleren.
Met de IGJ heb ik gesproken over de motie die beoogt om inspecteurs vrij te spelen
voor de gehandicaptenzorg en pgb-wooninitiatieven. Zoals eerder aangegeven, heb ik
met de Toekomstagenda tot en met 2026 reeds fors extra capaciteit, specifiek voor
de gehandicaptenzorg, kunnen toevoegen aan de IGJ. Echter, gelet op de capaciteit
aan inspecteurs, het grote veld aan onder toezicht staanden en daaruit voortvloeiende
veelheid van meldingen, thema’s en trajecten, moet de IGJ keuzes maken en prioriteren.
Dat doet zij risicogestuurd en onafhankelijk. Bij de doorontwikkeling van dit risicogestuurde
toezicht wil de IGJ onderzoeken hoe nog beter gebruik kan worden gemaakt van signalen
die anderen betrokken partijen, zoals zorgkantoren, rondom de zorg hebben. Desgevraagd
laat de IGJ weten dat het bij alle verblijfslocaties periodiek langsgaan, zoals de
motie vraagt, veel extra capaciteit vergt, die nu niet beschikbaar is. De IGJ heeft
immers ook op andere onderwerpen en in de andere sectoren verplichtingen. Het vrijspelen
van capaciteit botst daarmee.
Met uw Kamer vind ik het essentieel dat alle partijen met elkaar er alles aan doen
om te voorkomen dat mensen met een (verstandelijke) beperking in een afhankelijke
positie, zeker wanneer zij zich moeilijk kunnen uiten, te maken krijgen met ongewenst
en grensoverschrijdend gedrag dat onder de radar blijft. Voor zowel cliënten als medewerkers
in de zorginstellingen en zorgboerderijen moet sprake zijn van een veilige omgeving.
Ik zet daarom in op het uitvoeren van beide moties langs vier lijnen:
1. Ik onderzoek de mogelijkheden van een transparantieregister, waarmee meer zicht komt
op waar kleinschalige woonvormen zich bevinden. Zo kunnen alle zorgorganisaties, ook
de kleinschalige initiatieven, worden meegenomen in het risicogestuurd toezicht van
de IGJ. In de Kamerbief over het pgb kom ik daarop voor het zomerreces terug;
2. Ervoor zorgen dat alle mensen die deze organisaties bezoeken alert zijn op signalen
en weten wat daarmee te doen. Ik noemde hiervoor al het zorgkantoor, maar denk ook
aan verwanten, crisis- en ondersteuningsteams, praktijkteams, huisartsen en vrijwilligers
die tekortkomingen kunnen signaleren. Stappen die hierin gezet kunnen worden zijn
het ervoor zorgen dat mensen de juiste instrumenten in handen hebben om signalen op
te vangen, bespreekbaar te maken en indien nodig correct te melden, het nader onderzoeken
waarom sommige partijen signalen (nog) niet melden en indien nodig drempels daarin
weghalen;
3. Ook onderzoek ik of er (bij pgb) eisen gesteld kunnen worden aan het inschakelen van
een behandelaar, indien er sprake is van zorg met intensieve begeleiding vanwege onbegrepen
gedrag;
4. Wanneer de kwaliteit van de meldingen als gevolg van het uitvoeren van punt 2. omhoog
gaat, wil ik met de IGJ in gesprek gaan over de mogelijkheid om gerichter te acteren
op meldingen van bepaalde partijen. De IGJ kan in haar toezicht meenemen of er bij
de zorginstelling sprake is van voldoende bewustwording over ongewenst en grensoverschrijdend
gedrag en of er een proces is ingeregeld om in voorkomend geval adequaat te handelen.
Ik stel voor uw Kamer periodiek, bij de voortgangsrapportages over de Toekomstagenda,
van de voortgang op de hoogte te stellen. Tenslotte: ik zie mij in deze aanpak gesterkt
door de cijfers die 5 maart jl. door de IGJ over het aantal meldingen van seksueel
grensoverschrijdend gedrag in de zorg zijn gepubliceerd. In de gehandicaptenzorg is
er sprake van een verdubbeling van het aantal meldingen; van 50 in 2022 naar 100 in
2023. Deze cijfers duiden er waarschijnlijk op dat er meer aandacht voor dit gedrag
is en dat men er ook steeds meer alert op is. De IGJ vermoedt dat daardoor ook vaker
melding wordt gedaan. Die toenemende alertheid, het signaleren, het elkaar aanspreken
op dit gedrag en het melden zijn goede ontwikkelingen, juist ook met het oog op het
voorkomen daarvan. Het tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de zorg
heeft nadrukkelijk de aandacht van het kabinet. Vanuit het Nationaal Actieprogramma
Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld wordt hieraan gewerkt.
Ter afsluiting
Ik constateer dat een goede start gemaakt is met de uitvoering van de Toekomstagenda.
Ik verwacht dat de komende jaren, naast alle projecten die in deze voortgangsrapportage
voorbij zijn gekomen, nog vruchten kunnen worden geplukt van de ingezette acties.
Dat is ook nodig, want de uitdagingen in de gehandicaptenzorg zijn groot.
De resultaten van de Toekomstagenda laten echter zien dat er volop mogelijkheden zijn
om anders te kijken naar de talenten van mensen met een beperking en de ondersteuning
van hun netwerk. Niet alleen krijgt «anders werken en anders organiseren» daarmee
vorm; het biedt ook kansen om écht te werken aan een inclusieve samenleving en ook
nieuwe uitdagingen en veranderingen in de zorg en ondersteuning van mensen met een
beperking tegemoet te treden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport