Brief regering : Reactie op de aangenomen moties n.a.v. het plenaire debat over oversterfte
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2168
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2024
Bij de stemmingen van 27 februari jl. heeft uw Kamer diverse moties aangenomen die
zijn ingediend bij het plenaire debat over oversterfte van 15 februari jl. Bij de
stemmingen heeft uw Kamer verzocht om een brief over hoe enkele moties worden uitgevoerd.
Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat
en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de wijze waarop
het kabinet uitvoering geeft aan het merendeel van de aangenomen moties. Op de motie
van het lid van Dijk over scenario’s om de financiering van onderzoek naar dementie
te vergroten, volgt een aparte brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer tevens te informeren
over de uitvoering van een aantal nog openstaande moties en toezeggingen met betrekking
tot het coronabeleid.
Leeswijzer
Aangenomen moties uit plenair debat oversterfte (15 februari jl.):
• lid Joseph c.s. over datasets en analyses van het CBS over oversterfte langer toegankelijk
houden voor wetenschappelijk vervolgonderzoek (Kamerstuk 25 295, nr. 2156)
• lid Joseph c.s. over een onafhankelijk en integraal wetenschappelijk onderzoek naar
de redenen en oorzaken van oversterfte sinds 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 2157)
• leden Agema en Van der Plas over de coronastrategie betrekken bij de opheldering van
de aanhoudende oversterfte (Kamerstuk 25 295, nr. 2158)
• lid Tielen c.s. over komen tot protocollen die gegevensuitwisseling sneller en makkelijker
mogelijk maken (Kamerstuk 25 295, nr. 2161)
• leden Tielen en Joseph over het samen met het RIVM veilig beschikbaar maken van actuele
vaccinatiegegevens (Kamerstuk 25 295, nr. 2162)
• lid Tielen c.s. over de ontsluiting van vaccinatiegegevens in één centraal overzicht
versnellen (Kamerstuk 25 295, nr. 2163)
Motie uit een eerder debat, wijziging van de Wpg (17 november 2021) (Kamerstuk 35 961, nr. 17):
• leden Paternotte en Aukje de Vries over lessen uit de lockdown van 2020–2021 meenemen
bij inzet van het CTB in de niet-essentiële detailhandel (Kamerstuk 35 961, nr. 13)
• lid Van den Berg c.s. over een afwegingskader dat uitgaat van de epidemiologische
situatie op landelijk dan wel lokaal niveau (Kamerstuk 35 961, nr. 14)
Toezegging tijdens het plenaire debat over oversterfte (15 februari jl.):
• aan het lid Dijk (SP) over aan Lareb vragen wat het beschikbaar kan stellen voor onderzoek
door andere wetenschappers
Motie van het lid Joseph c.s. over datasets en analyses van het CBS over oversterfte
langer toegankelijk houden voor wetenschappelijk vervolgonderzoek
Met de motie van het lid Joseph c.s. verzoekt uw Kamer de regering om het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) op te roepen om toegang tot de remoteaccessomgeving,
waarin onderzoekers datasets hebben gebouwd en analyses hebben uitgevoerd in het kader
van oversterfteonderzoek, te verlengen en tegen marginale kosten beschikbaar te blijven
stellen voor wetenschappelijke vervolgonderzoeken naar oversterfte en post-COVID.1 Mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat reageer ik hierbij op beide
onderdelen van deze motie. Ik heb de motie eerder ontraden en over de oproep uit de
motie gecorrespondeerd met het CBS. Het kabinet is van mening dat het CBS reeds passend
invulling geeft aan de wens van uw Kamer voor wat betreft de toegang tot de remoteaccessomgeving,
onder meer door de data met verlengde toegang beschikbaar te stellen en door te faciliteren
dat onderzoekers bij het opnieuw opstarten van een project vijf jaar lang toegang
behouden tot eerder gearchiveerde bestanden, zodat databewerkingen niet herhaald hoeven
te worden. De motie roept het CBS tevens op om de datasets tegen marginale kosten
beschikbaar te stellen. Het CBS brengt, zoals de Beleidsregel taakuitoefening CBS
in artikel 5 voorschrijft, aan gebruikers de integrale kostprijs in rekening voor
het verlenen van toegang tot microdata en deze is kostendekkend om kruissubsidiëring
te voorkomen. De Beleidsregel – en de daaruit volgende integrale kostprijs – heeft
tot doel om duidelijkheid te scheppen over de rolverdeling tussen private statistische
dienstverleners en het CBS bij het uitvoeren van opdrachten. Gelet op deze verplichting
in bindende regelgeving kan het CBS niet voldoen aan de wens van uw Kamer om slechts
marginale kosten in rekening te brengen aan onderzoekers die onderzoek op datasets
willen uitvoeren. De kosten voor onder andere het opzetten en onderhouden van de remoteaccessomgeving
worden ook in de integrale kostprijs voor toegang doorberekend.
Motie van het lid Joseph c.s. over een onafhankelijk en integraal wetenschappelijk
onderzoek naar de redenen en oorzaken van oversterfte sinds 2020
Met de motie van het lid Joseph c.s. verzoekt uw Kamer de regering om een onafhankelijke
instantie groot integraal wetenschappelijk onderzoek op te laten starten naar de redenen
en oorzaken van oversterfte sinds 2020.2 In reactie hierop wil ik allereerst nogmaals benadrukken dat ik de wens om onderzoek
te doen naar en verklaringen te vinden voor de oversterfte vanaf 2020 ondersteun.
Juist hierom heeft mijn ambtsvoorganger onderzoek laten doen door CBS en RIVM, een
uitgebreid onderzoeksprogramma opgezet bij ZonMw en data via het CBS beschikbaar gesteld
voor wetenschappelijk onderzoek, waarmee ook uitvoering wordt gegeven aan de motie
Omtzigt.3 Via ZonMw zijn twintig onderzoeken gefinancierd, waarvan er nu nog zes lopen. De
meeste nog lopende onderzoeken zullen rond de zomer zijn afgerond. U kunt zich er
dus van vergewissen dat het kabinet gedegen en onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek
naar oversterfte laat uitvoeren.
Dat neemt niet weg dat ik begrip heb voor de zorg die het lid Joseph en enkele andere
leden in het debat hebben geuit, dat het onderzoek te gefragmenteerd zou plaatsvinden
en een totaalbeeld ontbreekt. Ik heb eerder al aan ZonMw gevraagd om een congres te
organiseren waarin wetenschappers in gesprek gaan over afgerond onderzoek en tussentijdse
bevindingen. Dit congres vond plaats op 5 maart jl. en gaf een zeer waardevolle uitwisseling
van verklaringen en kennis van vele wetenschappers. Op de website van ZonMw kunt u
de resultaten van de onderzoekers volgen.4 Ter uitvoering van de motie zal ik ZonMw vragen om te bewerkstelligen dat de wetenschappelijke
begeleidingscommissie van het onderzoek naar oversterfte een overkoepelende duiding
geeft van de verschillende onderzoeksresultaten en een advies geeft over noodzaak,
randvoorwaarden en eventuele aandachtspunten voor vervolgonderzoek naar oversterfte.
Ik zal uw Kamer hier uiteraard over informeren. Ik verwacht mijn appreciatie naar
aanleiding van dit advies rond de zomer te geven. Ten slotte zorg ik dat benodigde
gegevens voor vervolgonderzoek in de CBS-omgeving staan en dat onderzoekers daarop
onderzoek kunnen uitvoeren. Ik zal erop toezien dat zoveel mogelijk van deze gegevens
van het RIVM en de GGD’en hiervoor beschikbaar zijn en blijven.
Motie van de leden Agema en Van der Plas over de coronastrategie betrekken bij de
opheldering van de aanhoudende oversterfte
In reactie op de motie van leden Agema en Van der Plas over de coronastrategie betrekken
bij de opheldering van de aanhoudende oversterfte wil ik aangeven dat er, zoals hierboven
ook aangegeven, lopend wetenschappelijk onderzoek is naar de oorzaken van oversterfte,
waarin diverse verklarende factoren worden onderzocht.5 Dit betreft onder meer onderzoek naar een mogelijke relatie tussen vaccinatie en
oversterfte en onderzoek naar een mogelijke relatie tussen uitgestelde zorg en oversterfte.
Verder geldt dat het kabinetsbeleid ter bestrijding van het coronavirus in brede zin
uitgebreid aan de orde is in diverse evaluatieonderzoeken, waaronder de rapporten
van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid (WRR). Daarnaast loopt er een ZonMw onderzoeksprogramma naar de effecten
van maatregelen. Ook heeft het RIVM een onderzoek gedaan naar de effectiviteit van
maatregelen waarin onder andere is gekeken naar de impact van de timing en samenstelling
van maatregelenpakketten.6 Met deze diverse lopende onderzoeken wordt het verzoek uit de motie volledig geadresseerd.
Motie van het lid Tielen c.s. over komen tot protocollen die gegevensuitwisseling
sneller en makkelijker mogelijk maken
Met de motie van het lid Tielen c.s. verzoekt uw Kamer de regering om te komen tot
protocollen die gegevensuitwisseling sneller en makkelijker mogelijk maken.7 Ik onderschrijf het belang van gegevensuitwisseling en ben op verschillende manieren
bezig om gegevens sneller en makkelijk beschikbaar te maken voor bijvoorbeeld wetenschappelijk
onderzoek. Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger de Nationale en strategie visie op
het gezondheidsinformatiestelsel (NVS) naar de Tweede Kamer gestuurd.8 Daarin is aangegeven dat we inzetten op het vergroten van de databeschikbaarheid
voor primair én secundair gebruik van gegevens.
De beschikbaarheid van gegevens uit het primaire zorgproces voor professionals en
anderen in het zorgnetwerk is essentieel voor effectief en efficiënt secundair gebruik,
zoals voor wetenschappelijk onderzoek. Deze gegevens moeten dan wel beschikbaar, bereikbaar
en bruikbaar zijn. Voor de beschikbaar- en bruikbaarheid, wil ik zoveel mogelijk uitgaan
van het principe van éénmalig registreren, meervoudig gebruik. Hierbij wordt data
op een gestandaardiseerde manier vastgelegd (eenheid van taal) en wordt deze vervolgens
op een standaard manier ontsloten (eenheid van techniek) voor secundair gebruik. Voor
de bereikbaarheid tref ik voorbereidingen om generieke functies en een landelijk dekkende
infrastructuur voor de uitwisseling van gegevens voor zowel primair als secundair
gebruik te kunnen realiseren.9 Voor generieke functies en het landelijk dekkend netwerk zijn middelen beschikbaar
gesteld, maar nog niet voldoende middelen om alle voornemens te kunnen realiseren.
Dit maakt onder meer onderdeel uit van voorjaarsbesluitvorming 2024. Daarnaast wordt
er bij deze ontwikkelingen rekening gehouden met de verwachte komst van de European
health data space (EHDS) Verordening en de brede scope aan verplichtingen daarin om
gegevensuitwisseling mogelijk te maken. De mogelijkheid, intensiteit en snelheid van
deze ambitie moeten worden bezien in samenhang met de middelen die beschikbaar zijn
op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën voor het bevorderen van de
gegevensuitwisseling in de zorg. Over de inzet van deze middelen moet nadere besluitvorming
plaatsvinden. Ik bericht u na het voorjaar over de stand van zaken.
Zoals ook beschreven in de NVS maken deze activiteiten onderdeel uit van een brede
aanpak om te komen tot databeschikbaarheid voor primair en secundair gebruik.10 Deze beweging vraagt de komende jaren veel van de veldpartijen. In de NVS is deze
strategie nader uitgewerkt in drie plateaus: interoperabiliteit (2023–2026), betere
ondersteuning van netwerkzorg (2027–2030) en geïntegreerde zorg en ondersteuning (2031–2035).
Naast bovenstaande ontwikkelingen is het voor het hergebruik van gegevens voor bijvoorbeeld
wetenschappelijk onderzoek van belang dat gegevens uit meerdere datasets op een gestandaardiseerde
manier gekoppeld kunnen worden. Er is in Nederland nog geen uniforme koppelsleutel
beschikbaar voor secundair gebruik. Dit leidt tot incomplete datasets en kan ook bias in datasets veroorzaken doordat de gegevens van bepaalde groepen burgers niet gekoppeld
kunnen worden. Dit blijkt onder andere uit een onderzoek van het CBS.11 Health-RI heeft dit probleem in het kader van het Obstakelverwijdertraject uitgewerkt
en heeft daarbij ook verschillende oplossingsrichtingen in beeld gebracht.12
In de motie wordt gevraagd om te komen tot protocollen met als doel om gegevensuitwisseling
sneller en makkelijker mogelijk maken. Zoals hierboven beschreven, onderstreep ik
het belang van databeschikbaarheid en ben ik reeds op verschillende manieren bezig
om gegevens sneller en makkelijk beschikbaar te maken voor bijvoorbeeld wetenschappelijk
onderzoek. De motie van het lid Tielen c.s. wordt opgepakt in samenhang met de andere
beleidsvoornemens die gericht zijn op het vergroten van de databeschikbaarheid voor
primair en secundair gebruik van gezondheidsgegevens.
Motie van de leden Tielen en Joseph over het samen met het RIVM veilig beschikbaar
maken van actuele vaccinatiegegevens
Met de motie van de leden Tielen en Joseph verzoekt uw Kamer de regering om samen
met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) te komen tot het veilig
beschikbaar maken van actuele vaccinatiegegevens.13 Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is mijn reactie
hierop als volgt. Het RIVM ontvangt dagelijks gegevens over toegediende vaccinaties
binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Deze informatie stelt het RIVM in staat
om de effectiviteit en veiligheid van de gebruikte vaccins continu te monitoren. Tevens
kunnen gegevens over het RVP op aanvraag vanuit het RIVM beschikbaar worden gesteld
voor wetenschappelijk onderzoek. Het RIVM rapporteert daarnaast tweemaal per jaar
over de vaccinatiegraad van het RVP. Het doel hiervan is een actueel beeld te geven
van de vaccinatiegraad en relevante ontwikkelingen daarin te signaleren. Halfjaarlijkse
rapportage van de vaccinatiegraden biedt reeds voldoende actueel inzicht in de volksgezondheid.
De Staatssecretaris van VWS acht het dan ook niet noodzakelijk om de frequentie hiervan
te verhogen. Voor COVID-19-vaccinaties geldt dat data uit het COVID-vaccinatie Informatie-
en Monitoringssysteem (CIMS) van het RIVM maandelijks worden gedeeld met het CBS,
alwaar deze toegankelijk zijn voor onderzoekers die daarvoor in aanmerking komen.
Daarnaast publiceerde het RIVM ten tijde van de vaccinatiecampagnes wekelijks (en
later maandelijks) actuele vaccinatiecijfers, rapportages en open data op haar website.
Deze data zijn publiek toegankelijk.
Belangrijk vraagstuk bij een toekomstige pandemie is hoe we individueel verzamelde
gegevens goed kunnen gebruiken voor het verkrijgen en behouden van goed collectief
zicht op een infectieziekte en de bescherming daartegen. Met de beleidsagenda Pandemische
paraatheid zet VWS in op een pandemisch paraat IV-landschap in de infectieziektebestrijding
(IZB).14 Dit zorgt ervoor dat de juiste informatie op het juiste moment en bij de juiste partijen
beschikbaar is in het IZB-domein. In dit IV-programma zetten we in op standaardisering
in processen, taal en techniek en afspraken zodat eenvoudiger ontsloten kan worden.
Daartoe wordt – bijvoorbeeld ten aanzien van vaccinatiegegevens – nu al werk gemaakt
van standaardisatie, en van passende afspraken die juridisch of bestuurlijk van aard
zijn. De onderzoeker is een belangrijke doelgroep van het pandemisch paraat IV-landschap.
Een van de doelen is dat onderzoekers de beschikking hebben over actuele gezondheidsgegevens
op een veilige en verantwoorde manier. In tijden van een toekomstige uitbraak van
een A1-infectieziekte is het belangrijk dat vaccinatie en andere relevante gegevens
vaker dan de reguliere procedures beschikbaar gesteld worden voor onafhankelijk wetenschappelijk
onderzoek. Bijvoorbeeld zoals nu maandelijks bij de COVID-19-vaccinaties wordt gedaan.
Hierdoor kunnen snel inzichten worden opgedaan die meegenomen kunnen worden bij de
bestrijding en beleidsvorming. De opgedane ervaring van de COVID-19-pandemie wordt
hierin meegenomen.
Vaccinatiegegevens worden reeds, al dan niet op verzoek, beschikbaar gesteld door
het RIVM ten behoeve van onderzoek en periodieke rapportages. Met mijn inzet op standaardisatie
en passende (juridische) afspraken – in het kader van het pandemisch parate IV-landschap
– zal het beschikbaar stellen van deze gegevens in de toekomst eenvoudiger worden.
De vaccinatiegegevens die het RIVM beschikbaar stelt zijn nu en in de toekomst geborgd,
mijns inziens actueel, en daarmee beschouwt het kabinet deze motie als afgedaan.
Motie van het lid Tielen c.s. over de ontsluiting van vaccinatiegegevens in één centraal
overzicht versnellen
Met de motie van het lid Tielen c.s. verzoekt uw Kamer de regering de ontsluiting
van vaccinatiegegevens in één centraal overzicht via de informatiestandaard vaccinaties
te versnellen en dit voor het eind van 2024 mogelijk te maken.15 Voorafgaand aan de stemmingen heb ik met mijn brief van 27 februari jl. aangegeven
op welke wijze ik uitvoering kan geven aan deze motie.16 Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief.
Afhandeling moties inzake het coronatoegangsbewijs
Na eerdere debatten heeft uw Kamer een tweetal moties aangenomen inzake het coronatoegangsbewijs.
Het betreft de motie van de leden Paternotte en Aukje de Vries over lessen uit de
lockdown van 2020–2021 meenemen bij inzet van het coronatoegangsbewijs (CTB) in de
niet-essentiële detailhandel en de motie van het lid Van den Berg c.s. over een afwegingskader
dat uitgaat van de epidemiologische situatie op landelijk dan wel lokaal niveau.17
,
18 Inmiddels is de wettelijke grondslag voor een coronatoegangsbewijs komen te vervallen.
Een coronatoegangsbewijs kan dus niet meer ingezet worden en daarmee beschouw ik beide
moties als afgedaan.
Afhandeling toezegging inzake Lareb
Tot slot meldde bijwerkingencentrum Lareb op 23 januari jl. dat er meer onderzoek
nodig is naar post-COVID-achtige klachten na het krijgen van een COVID-19-vaccinatie.19 In de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de begrotingsbehandeling
van VWS van 24 januari jl. heeft de Minister van VWS aangegeven dat het aan wetenschappers
is om te beoordelen of en met welk onderzoek meer inzicht kan worden geboden in een
mogelijk verband tussen COVID-19-vaccinaties en langdurige post-COVID-achtige klachten.20 Daarom wordt bij wetenschappelijk deskundigen geïnformeerd hoe zij de opvolging van
het advies van Lareb voor zich zien. In dat kader heb ik ook, zoals ik in het debat
over oversterfte aan het lid Dijk (SP) heb toegezegd, Lareb gevraagd wat het beschikbaar
kan stellen voor onderzoek door andere wetenschappers. Lareb heeft hierop aangegeven
in gesprek te zijn met wetenschappers die vervolgonderzoek gaan uitvoeren, om te kijken
hoe Lareb hier eventueel in kan bijdragen. Hiermee beschouw ik de toezegging als afgedaan.
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg