Brief regering : Verslag van de JBZ-Raad van 4 en 5 maart 2024
32 317 JBZ-Raad
Nr. 874 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2024
Hierbij bieden wij uw Kamer het verslag aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) op 4 en 5 maart 2024 in Brussel. De Minister voor
Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hebben deelgenomen
aan deze JBZ-Raad. Ook informeren wij uw Kamer over het voorlopig akkoord op de confiscatierichtlijn1 en op de API-verordeningen. Ook wordt uw Kamer geïnformeerd over de toetreding van
Polen tot het Europees Openbaar Ministerie (EOM).
Toetreding van Polen tot het EOM
Op 29 februari jl. bevestigde de Commissie de deelname van Polen aan het EOM. Het
Commissiebesluit zal op 20 maart a.s. gefaseerd in werking treden. Het kabinet verwelkomt
de toetreding van Polen tot het EOM, dit is een belangrijke stap richting het herstel
van het vertrouwen in de Poolse rechtsstaat.
Voorlopig akkoord confiscatierichtlijn
Onder het Spaanse voorzitterschap van de Raad is op 12 december 2023 een akkoord bereikt
over een nieuwe Europese richtlijn voor ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen
(hierna: Confiscatierichtlijn). U bent hierover op 12 december jl. geïnformeerd. 2 Onder het huidige Belgische voorzitterschap worden de laatste redactionele wijzigingen
aangebracht aan de tekst van de richtlijn. Voorzien wordt dat de richtlijn voor de
zomer van 2024 definitief wordt gepubliceerd.
De Europese Commissie heeft in mei 2022 het voorstel voor een Confiscatierichtlijn
gepubliceerd. De richtlijn introduceert regels ten behoeve van het opsporen, inbeslagnemen,
confisqueren en beheren van crimineel vermogen. Deze richtlijn vormt een modernisering
van het bestaande Europees juridisch kader en vervangt hiermee de volgende bestaande
wet- en regelgeving: Richtlijn 2014/42/EU betreffende de bevriezing en confiscatie
van opbrengsten van misdrijven;3 Besluit 2007/845/JBZ van de Raad betreffende samenwerking tussen nationale bureaus
voor ontneming van vermogensbestanddelen4 en Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad inzake de confiscatie van opbrengsten van
misdrijven.5
Onderhandelingsresultaat
Het BNC-fiche van 1 juli 20226 is de leidraad voor het Kabinet geweest in de onderhandelingen voor een nieuwe Europese
Confiscatierichtlijn. Het onderhandelingsresultaat is voor het grootste deel in lijn
met de inzet uit het BNC-fiche. De richtlijn vormt een belangrijke stap voorwaarts
in het Europees juridisch kader in het verstoren van criminele geldstromen en zorgt
ervoor dat samenwerking tussen opsporingsdiensten verantwoordelijk voor het opsporen,
beslag en beheer van vermogen wordt verbeterd. Om deze reden kan het Kabinet instemmen
met het politieke akkoord.
Zo dienen lidstaten, in lijn met de Nederlandse onderhandelingsinzet, te voorzien
in een mogelijkheid voor Asset Recovery Offices (ARO’s7) om een vermogensbestanddeel in afwachting van een bevriezingsbevel onmiddellijk
te kunnen veiligstellen. Het Kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ook aandacht
gevraagd voor de inbeslagname van crypto-valuta die door een eigenaar met één klik
op de knop gemakkelijk kunnen worden verplaatst. In lijn met het non-paper voor de
Europese Commissie ter versterking van de aanpak van georganiseerde criminaliteit,
zouden opsporingsdiensten de mogelijkheid moeten krijgen om bij crypto-exchanges in
de EU, rechtstreeks gegevens op te kunnen vragen en digitale valuta in beslag te nemen.
Deze, en andere non-papers, heeft u op 23 februari jl. ontvangen.8 Deze bevoegdheid is geen onderdeel van het politieke akkoord omdat de regulering
van crypto-exchanges en digitale valuta niet binnen de scope valt van de richtlijn,
maar het kabinet zal hier in de toekomst op in blijven zetten in de EU.
Mede op aandringen van Nederland worden Asset Recovery Offices (ARO’s) niet belast
met het opsporen van het vermogen van entiteiten en personen die op een EU-sanctielijst
zijn geplaatst. Naast een significante aanslag op de expertise en capaciteit van het
ARO, pasten dergelijke aanvullende bevoegdheden niet bij het strafrechtelijk karakter
van een ARO. Het ARO9 mag haar opsporingsbevoegdheden alleen inzetten bij een (verdenking van een) strafbaar
feit. Sancties zoals de maatregelen genomen als gevolg van de Russische oorlog in
Oekraïne betreffen echter administratieve maatregelen zonder dat er sprake is van
een strafbaar feit. Het inzetten van opsporingsbevoegdheden door het ARO voor het
opsporen van vermogen zou daarmee een disproportionele toepassing zijn geweest van
haar bevoegdheden. Het is goed om te vermelden dat de Confiscatierichtlijn ertoe verplicht
dat ARO’s wél in actie kunnen komen zodra gesanctioneerde entiteiten sancties (proberen
te) omzeilen. Op basis van Europees en Nederlands recht betreft dit immers een strafbaar
feit, op basis waarvan vermogen in beslag genomen kan worden en geconfisqueerd kan
worden door een beslissing van de rechter.
Daarnaast moeten lidstaten een gespecialiseerd Asset Management Office (AMO) inrichten,
verantwoordelijk voor het beheer van inbeslaggenomen en geconfisqueerde vermogen.
Nederland heeft al zeer positieve ervaringen met een eigen AMO en verwelkomt daarom
ook de oprichting van soortgelijke instanties in andere lidstaten. AMO’s krijgen ook
de bevoegdheid om in beslag genomen voorwerpen tussentijds te verkopen. Dit is met
name van belang bij voorwerpen die snel in waarde kunnen verminderen, zoals crypto-valuta
en auto’s. Nederland kent sinds 2014 deze bevoegdheid al en heeft hier positieve ervaringen
mee. De richtlijn verplicht landen bovendien tot het instellen van aanvullende waarborgen
voor personen van wie het vermogen tussentijds wordt verkocht. Zo moeten betrokken
personen voorafgaand aan verkoop worden gehoord en de mogelijkheid krijgen tot het
instellen van een rechtsmiddel. Dit is een uitbreiding van de huidige Nederlandse
praktijk die mogelijk zal leiden tot vertragingen in het uitvoeren van tussentijdse
verkoop en een aanvullende administratieve last vormt voor het Nederlands Openbaar
Ministerie. Het spoedig verkopen van snel in waarde verminderende voorwerpen is bovendien
in het belang van zowel de Staat als de eigenaar, omdat op deze manier de waarde kan
worden veiliggesteld die het goed vertegenwoordigde ten tijde van inbeslagname.
De richtlijn breidt, mede op verzoek van Nederland, de mogelijkheden uit om ten behoeve
van slachtofferbeslag en ná een definitieve veroordeling onderzoeksbevoegdheden in
te zetten om vermogen te kunnen traceren. Hiermee wordt de kans vergroot dat in een
andere EU-lidstaat vermogen van een dader kan worden opgespoord. Dit was een belangrijk
punt voor het kabinet gedurende de onderhandelingen.
In overeenstemming met de Nederlandse inzet, verplicht de richtlijn lidstaten tot
het inrichten van een procedure die voorziet in confiscatie zonder voorafgaande veroordeling.
Deze ambitieuze wijziging sluit aan bij de wens van het Nederlands kabinet om te komen
tot een nationale regeling aangaande non conviction based confiscation (hierna: NCBC).
In tegenstelling tot de onderhandelingsinzet van het Kabinet verplicht de Confiscatierichtlijn
lidstaten tot het inrichten van een strafrechtelijke procedure. Implementatie via
civielrecht is niet toegestaan. Hierover bent u in de geannoteerde agenda voor de
JBZ Raad van 8 en 9 juni 2023 en in de Halfjaarbrief georganiseerde ondermijnende
criminaliteit van 15 december 2023 nader geïnformeerd.10 Binnen de Kaders van het strafrecht biedt de richtlijn lidstaten voldoende ruimte
om te komen tot een effectieve procedure die vergelijkbaar is met het toepassingsbereik
van het civielrechtelijke wetsvoorstel confiscatie criminele goederen. Hier komt bij
dat een ruime strafrechtelijke procedure NCBC verschillende voordelen biedt. Eén voorbeeld
hiervan is het feit dat er (relatief eenvoudig) met andere Europese lidstaten kan
worden samengewerkt, omdat ook zij verplicht zijn eenzelfde, strafrechtelijke, procedure
NCBC in te richten. Op korte termijn ontvangt u een aanvullende brief met daarin de
beoogde vervolgstappen voor een nationale NCBC-procedure.
De tekst van het voorlopige akkoord zal voor de zomer worden geagendeerd bij één van
de Europese raden. Het kabinet is voornemens in te stemmen met dit akkoord. Ook het
Europees Parlement zal in moeten stemmen met het voorstel.
Als zowel het EP als de Raad formeel met het akkoord instemmen, wordt het akkoord
gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Lidstaten hebben vervolgens 30 maanden
de tijd om de bepalingen uit de richtlijn om te zetten in nationale wet- en regelgeving.
Voorlopig akkoord API-verordeningen
Op 1 maart jl. heeft het Belgische voorzitterschap van de Raad politiek akkoord bereikt
in de triloog met het Europees Parlement en de Commissie over de verordeningen voor
de verzameling en overdracht van Advance Passenger Information (API) voor grensbewakings-
en rechtshandhavingsdoeleinden. U bent op 13 juli jl. geïnformeerd over de bereikte
Raadsposities.11 Het voorstel API Grensbewaking heeft als doel externe grenscontroles te versterken
en faciliteren, alsook illegale migratie tegen te gaan. Dit voorstel is van toepassing
op vluchten uit niet Schengenlanden naar het Schengengebied. Het voorstel API Rechtshandhaving
heeft als doel terrorisme en ernstige misdrijven te voorkomen, detecteren, onderzoeken
en vervolgen. Dit voorstel geldt voor zowel vluchten van en naar de Europese Unie
als geselecteerde intra-EU vluchten.
De BNC-fiches van 10 februari 202312 zijn de leidraad voor het kabinet geweest in de onderhandelingen voor de nieuwe API
verordeningen. Het onderhandelingsresultaat is voor het grootste deel in lijn met
de inzet uit de BNC-fiches. De verordeningen dragen bij aan het effectiever voorkomen
en tegengaan van illegale grensoverschrijdingen, het voorkomen van grensoverschrijdende
criminaliteit en secundaire migratie en het efficiënter faciliteren van de grenspassages
van bonafide reizigers. Om deze reden kan het kabinet instemmen met het politieke
akkoord.
API-gegevens zijn paspoort- en vluchtgegevens van reizigers die aan boord van een
vliegtuig zitten om naar een bestemming in het Schengengebied te vliegen. De twee
verordeningen vervangen samen de huidige API-Richtlijn. Separaat zijn in de Richtlijn
Passenger Name Records (PNR) regels vastgelegd voor het gebruik van PNR-gegevens voor
het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en
ernstige criminaliteit. De nieuwe wetgeving stelt rechtshandhavingsinstanties in staat
API-gegevens van reizigers te combineren met PNR-gegevens, waarmee de gegevens betrouwbaarder
zijn en beter gebruikt kunnen worden in de strijd tegen ernstige criminaliteit en
terrorisme.
Het EP heeft in de triloog een voorstel gedaan om tot harmonisatie te komen van de
manier waarop lidstaten een selectie maken van intra-EU vluchten waarop API-gegevens
mogen worden doorgegeven. De hieruit voortgekomen methodologie biedt voldoende ruimte
voor nationale afwegingen, in lijn met de Nederlandse inzet en met het arrest van
het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over de PNR-Richtlijn.13 In de triloog is tevens overeengekomen dat de centrale router, die de door de luchtvaartmaatschappijen
verzamelde gegevens zal ontvangen en naar de bevoegde instanties voor grensbeheer
en rechtshandhaving zal doorsturen, in de toekomst ook verplicht zal worden gebruikt
om PNR-gegevens te verzamelen en door te geven.
Nederland heeft in de triloog, net als tijdens de onderhandelingen in de Raad, aandacht
gevraagd voor uitzonderlijke gevallen waarvoor het voor de grensbewakingsautoriteiten
nodig is om API-gegevens langer dan de gebruikelijke 48 uur te bewaren ten behoeve
van de bestrijding van illegale migratie. Het gaat hierbij om die gevallen dat een
vreemdeling zich pas ruim na het landen van zijn vlucht aan de grens meldt en een
asielaanvraag indient. Omdat de API-gegevens gebruikt worden voor het verifiëren van
de nationaliteit, identiteit en reisroute bij asielaanvragen op de luchthaven, was
voor Nederland een langere bewaartermijn een belangrijke wens. Waar het EP de bewaartermijn
aanvankelijk wilde inperken, is voor deze gevallen een akkoord bereikt voor de door
Nederland gewenste bewaartermijn van 96 uur.
Na goedkeuring van het politieke akkoord door de permanente vertegenwoordigers van
de lidstaten zullen de verordeningen formeel aangenomen worden door het EP en de Raad.
Het kabinet is voornemens in te stemmen met dit akkoord.
Ministeriële bijeenkomst in Calais-format
Aansluitend op de JBZ-raad van maandag 4 maart nam de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid deel aan een ministeriële bijeenkomst van de zogenaamde «Calais-groep»
om uitdagingen in de aanpak van irreguliere migratie en mensensmokkel te bespreken.
Het was de derde keer dat deze groep (Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, het
Verenigd Koninkrijk en de Europese Commissie) op ministerieel niveau samenkwam. Na
afloop brachten de deelnemende Ministers een gezamenlijke verklaring uit, waarin zij
het belang van nauwe onderlinge samenwerking tussen de landen op het tegengaan van
mensensmokkel en irreguliere migratie onderstreepten in Noord-West Europa en in derde
landen.14 Deze bijeenkomst past in de wens van het kabinet om, in lijn met de toezegging aan
de Kamer, gecoördineerd met gelijkgestemde landen zoals het Verenigd Koninkrijk, te
werken aan samenwerking met landen van herkomst dan wel doorkomst.15
Mensenrechten
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid komt – conform zijn toezegging aan
het lid Podt in het Commissiedebat voorafgaand aan de Informele JBZ-Raad te Stockholm
van 25, 26 en 27 januari 2023 – in het verslag van de JBZ-Raad terug op de bespreking
van mensenrechten tijdens deze Raad (Kamerstuk 32 317, nr. 818). Op deze Raad is het onderwerp mensenrechten onder andere aan de orde gekomen bij
het agendapunt over de evaluatie van de Europese Grens- en Kustwachtverordening. Nederland
heeft benadrukt dat naleving van mensenrechten hand in hand moet gaan met effectief
buitengrensbeheer.
Onder het agendapunt over de EU-externe dimensie van migratie kwam mensenrechten eveneens
aan de orde. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben opgeroepen tot een blijvend
ambitieuze inzet op partnerschappen, binnen het kader van Europees en internationaal
recht en met aandacht voor de bescherming van mensenrechten.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Verslag van de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 4 en
5 maart 2024
I. Binnenlandse Zaken
Belangrijkste resultaten
• De Raad nam het besluit aan tot vaststelling van aanbevelingen over goede praktijken
in de strijd tegen drugssmokkel
1. Staat van het Schengengebied, incl. Schengenbarometer
De Raad discussieerde over de ontwikkelingen op alle onderdelen van het Schengenacquis.
Het Voorzitterschap kondigde aan in te willen zetten op een versterking van de governance
van het Schengengebied en toe te werken naar een verklaring hierover op de Schengenraad
in juni dit jaar. Het Voorzitterschap zet concreet in op het verbeteren van inzicht
in de beschikbare data over de Schengenzone zodat discrepanties kunnen worden verklaard
en weggenomen. Het uiteindelijke doel hiervan is dat op basis van deze verbeterde
informatie ook betere gewogen politieke sturing kan plaatsvinden op maatregelen om
kwetsbaarheden binnen het gebied weg te nemen. De Commissie presenteerde de uitkomsten
van de nieuwe Schengenbarometer en lichtte er enkele opvallende punten uit. Allereerst
signaleerde de Commissie dat de migratiecijfers (irreguliere aankomsten en secundaire
migratie) de afgelopen periode langs alle routes zijn toegenomen. Daarnaast stond
de Commissie stil bij de discrepantie die bestaat tussen irreguliere aankomsten in
de EU (380.000 in 2023) en het aantal asielaanvragen (1.1 miljoen in datzelfde jaar).
De Commissie benoemde dat dit verschil onder andere verklaard kan worden door asielaanvragen
die gedaan worden door personen afkomstig uit landen waarvandaan visumvrij naar de
EU kan worden gereisd. De Commissie stond verder stil bij het gebrek aan raadplegingen
van belangrijke informatiesystemen bij grenscontroles door enkele lidstaten. Het gaat
dan om het Schengeninformatiesysteem (SIS) en visuminformatiesysteem (VIS). Tot slot
reflecteerde de Commissie op de voortgang die Roemenië en Bulgarije hebben geboekt
en blijven boeken op de versterking van hun grensbeheer. De Commissie kondigde aan
85 miljoen euro extra uit te trekken voor verdere investeringen op basis van de samenwerkingsovereenkomsten
die zij met deze landen sloot als duurzame voortzetting van de asiel- en grenspilots
die beide landen sinds maart 2023 uitvoeren.
Nederland heeft op de Raad de stappen die gezet worden door het Belgisch Voorzitterschap
om de Schengengovernance te versterken verwelkomd. Daarnaast heeft Nederland onderstreept
dat meer inzicht moet worden verkregen in de discrepantie tussen het aantal asielaanvragen
en irreguliere aankomsten. Hierdoor kan gerichter worden gehandeld. Het kabinet spant
zich er in het kader van de herziening van het visumopschortingsmechanisme voor in
om de geografische scope van de visummonitoring uit te breiden en het monitoringsmechanisme
te intensiveren. Nederland ziet hierbij ook een actieve rol voor de relevante Europese
agentschappen-LISA). Ook zal het toekomstige Entry-Exit systeem (EES) en het Europees
systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS) mogelijk handvatten bieden. In
het meest recente jaarlijkse Commissierapport in het kader van het opschortingsmechanisme
is, vooruitlopend op de herziening van het mechanisme, ook aandacht besteed aan relevante
ontwikkelingen in visumvrije landen buiten de directe buurlanden. Het kabinet verwelkomt
dit. Over het zesde rapport in het kader van het opschortingsmechanisme wordt u binnenkort
nader geïnformeerd.
Het kabinet geeft graag via dit verslag uitvoering aan de toezegging van de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid16om meer inzicht te geven in de door de Commissie benoemde asielaanvragen door personen
met visumvrije nationaliteiten. In de Schengenbarometer is opgenomen dat in 2023 in
de hele EU 250.000 asielaanvragen werden gedaan door personen uit visumvrije landen
en dat er sinds 2015 sprake is van een opwaartse trend op dit vlak. De top vijf visumvrije
nationaliteiten EU-breed in 2023 waren Venezuela, Colombia, Georgië, Peru en Albanië.
In 2023 waren in Nederland de meeste asielaanvragen van visumvrije nationaliteiten
afkomstig uit Moldavië (670) Colombia (600), Oekraïne (600), Venezuela (180) en Georgië
(140).17
Veel lidstaten spraken op de Raad hun zorgen uit over de toename van irreguliere migratie
en riepen op tot goede implementatie van het Asiel- en Migratiepact, blijvende inzet
op versterking van de buitengrenzen, tegengaan van secundaire migratie, aanpak van
mensenmokkel en de verbetering van terugkeer. Een grote groep lidstaten verwelkomde
het Raadsbesluit van december jl. t.a.v. de Schengentoetreding van Roemenië en Bulgarije,
waarmee per 31 maart 2024 de personencontroles aan de lucht- en zeegrenzen van beide
landen met het Schengengebied worden opgeheven. Een groep lidstaten vroeg ook aandacht
voor de dreiging van instrumentalisering van migranten en riep op tot waakzaamheid
en een proactieve aanpak.
2. Evaluatie van de verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht
Onder dit agendapunt wisselden de lidstaten van gedachten over het rapport en het
begeleidende actieplan dat de Commissie recent publiceerde over de evaluatie van de
Europese Grens- en Kustwachtverordening (EGKW-verordening). De Commissie lichtte toe
dat uit de evaluatie blijkt dat de EGKW-verordening op veel punten goed werkt en dat
de doelen die met de verordening worden nagestreefd in grote mate worden verwezenlijkt.
Tegelijkertijd zijn ook enkele tekortkomingen en leemten geïdentificeerd waarvoor
het actieplan is opgesteld. De Commissie zal zich inzetten voor verdere uitwerking
en monitoring van de uitvoering van de acties. De uitvoerend directeur (UD) van Frontex
lichtte toe dat het agentschap tevreden is met de resultaten van de evaluatie en zich
ervoor zal inzetten om de geïdentificeerde tekortkomingen te verbeteren. De directeur
noemde enkele stappen die reeds zijn gezet zoals de aanzet voor een nieuwe organisatiestructuur
en aanpassing van de commandostructuur, en stond stil bij enkele elementen waarmee
op korte termijn aan de slag zal worden gegaan: verbetering van uitwisseling van gegevens
met Europol, verbetering van het personeelskader, en duidelijke prioritering van operaties
met het oog op beschikbare middelen (personeel en financiën).
Nederland heeft de evaluatie en het actieplan van de Commissie verwelkomd. Ze bieden
wat Nederland betreft een goede basis voor de verdere doorontwikkeling van het Agentschap.
Nederland heeft het Agentschap aangemoedigd om de interne hervormingen die reeds zijn
ingezet verder door te voeren en ziet de volgende prioriteiten: 1) effectieve en strategische
inzet van het permanent korps, afgestemd op de operationele noodzaak aan de grens;
2) Lidstaten dienen conform de verplichtingen uit de EGKW-verordening hun bijdrage
te leveren en de aanbevelingen op te volgen uit de kwetsbaarheidsanalyses die door
het Agentschap worden uitgevoerd; 3) Het Agentschap kan zijn rol in derde landen versterken,
met name op het gebied van terugkeer en het ondersteunen van derde landen daarbij.
Wat Nederland betreft zijn veel van de verbeteringen mogelijk binnen het huidige mandaat.
Daarnaast heeft Nederland benoemd dat effectief buitengrensbeheer hand in hand moet
gaan met naleving van mensenrechten. Het kabinet verwelkomt dat het Agentschap op
dit gebied reeds stappen heeft gezet, bijvoorbeeld met de verankering van interne
procedures die toegang verlenen aan medewerkers van de grondrechtenfunctionaris tot
alle onderdelen van de operatie, training van operationeel personeel op het gebied
van fundamentele rechten en verbetering van het interne klachten- en rapportagemechanisme.
Wat het kabinet betreft blijft het Agentschap ook op dit terrein, aan de hand van
het actieplan, stappen zetten. Bespreking van de opvolging van het Actieplan zou zowel
moeten plaatsvinden in de Raad van bestuur van het Agentschap, alsook onderdeel moeten
zijn van de komende Schengencyclus, zodat de concrete opvolging op verschillende niveaus
terugkomt.
Veel lidstaten gaven aan het actieplan van de Commissie te zien als een goede basis
om te werken aan de tenuitvoerlegging van het volledige mandaat en nu geen aanleiding
te zien voor herziening van het mandaat. Meerdere lidstaten wensten, net als Nederland,
een versterking van terugkeeractiviteiten door het agentschap. Ook vroegen meerdere
lidstaten aandacht voor het tegengaan van instrumentalisering. Een enkele lidstaat
gaf aan het mandaat van het Agentschap wél te willen herzien, met het oog op een grotere
rol van Frontex bij de grensprocedures van het Asiel- en Migratiepact.
3. Besluit van de Raad tot vaststelling van aanbevelingen over goede praktijken die
zijn vastgesteld tijdens de thematische Schengenevaluatie van de strijd tegen de drugssmokkel
Het uitvoeringsbesluit van de Raad met aanbevelingen over de implementatie van goede
praktijken n.a.v. de thematische evaluatie over tegengaan drugssmokkel werd aangenomen.
4. Interoperabiliteit
Zowel het Voorzitterschap als Agnes Diallo, directeur van eu-LISA (EU agentschap voor
beheer van IT-systemen), gaf een toelichting op de voortgang van de implementatie
van het Entry-Exit system (EES) en het Europees Systeem voor Reisinformatie en -autorisatie
(ETIAS). Hierbij vroeg eu-LISA aandacht voor de voorbereidingen ten aanzien van de
operationalisering van deze systemen. Het Voorzitterschap benadrukte het belang van
inspanning vanuit de lidstaten om te voldoen aan de planning, volgens welke het EES
dit najaar in werking zal treden. Daarnaast onderstreepte de Commissie de noodzaak
van nauwe samenwerking om de geplande inwerkingtreding te realiseren en prees het
de inzet van zowel de lidstaten als het agentschap. Ten slotte lichtte de Commissie
enkele voorziene voorzorgsmaatregelen toe in het kader van de implementatie van de
voornoemde systemen.
5. Voorkoming en bestrijding van kindermisbruik
Het Voorzitterschap bevestigde de afgeronde besluitvorming ter verlenging van de derogatie
van de ePrivacy-richtlijn om het vrijwillig detecteren op online materiaal van seksueel
kindermisbruik door de internetsector mogelijk te maken. Ook deelde het Voorzitterschap
mede een nieuw tekstvoorstel te hebben verspreid betreffende de verordening ter voorkoming
en bestrijding van online seksueel kindermisbruik (CSAM-verordening) en dat de technische
discussies hierover net zijn gestart. Het Voorzitterschap gaf aan te streven naar
het bereiken van een algemene oriëntatie over de CSAM-verordening. Daarnaast lichtte
de Commissie de recent gepubliceerde herziening van de richtlijn ter bestrijding van
seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal betreffende
seksueel misbruik van kinderen toe. Het voorstel richt zich onder andere op de strafbaarstelling
en preventie van seksueel kindermisbruik. Enkele lidstaten benadrukten de noodzaak
om tot een gezamenlijke EU-aanpak van seksueel kindermisbruik te komen.
6. Externe dimensie van migratie
Het Voorzitterschap stond ter introductie van dit agendapunt stil bij het verband
tussen de EU-interne en EU-externe dimensie van migratie en vroeg lidstaten te reflecteren
op de gewenste voortgang van de migratiepartnerschappen en de implementatie van het
Actieplan op de Oostmediterrane route. De Commissie gaf een brede update van de activiteiten
die zij langs verschillende migratieroutes uitvoert en kondigde aan in dat kader op
korte termijn een brede overeenkomst met Mauritanië te zullen sluiten. Ook benadrukte
de Commissie dat op de Oostmediterrane route Turkije een zeer belangrijke partner
van de EU blijft.
Nederland heeft opgeroepen tot een blijvend ambitieuze inzet op partnerschappen, binnen
het kader van Europees en internationaal recht en met aandacht voor de bescherming
van mensenrechten. Nederland verwelkomde daarnaast, net als een aantal andere lidstaten,
het Actieplan voor de Oostmediterrane route en de volledige uitvoering van de EU-Turkijeverklaring
als belangrijke kaders voor samenwerking op het gebied van migratie langs deze route.
De Raad was verder eensgezind dat de implementatie van het Pact hand in hand moet
gaan met een sterke inzet op strategische, duurzame en gelijkwaardigepartnerschappenmet
derde landen en verwelkomde de inspanningen van de Commissie op de brede partnerschappen
met Tunesië, Mauritanië en Egypte, waarbij de Raad akkoord ging met de verklaring
die Commissaris Johansson uiteindelijk op 7 maart in het bijzijn van België en Spanje
overeenkwam met Mauritanië18. Meerdere lidstaten spraken uit dat zij verwachten dat de Commissie de lidstaten
in een vroegtijdig stadium betrekt bij de onderhandelingen over en de implementatie
van de plannen. Veel lidstaten benadrukten, net als Nederland, de noodzaak om invulling
te geven aan de verplichtingen voortkomend uit de EU-Turkijeverklaring. Enkele lidstaten
wensten de brede afspraken met Turkije op korte termijn opnieuw tegen het licht te
houden.
Conform de toezegging aan lid Piri door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
aan uw Kamer19 informeert het kabinet de Kamer via dit verslag over de plannen van de Commissie
met betrekking tot het brede, alomvattende partnerschap met Egypte. Tijdens de JBZ-Raad
gaf de Commissie aan dat Commissievoorzitter Von der Leyen voornemens is op 17 maart
met Egypte een gezamenlijke verklaring overeen te komen over het verdiepen van de
brede, strategische samenwerking tussen Egypte en de Commissie, waar migratie onderdeel
van is. Naar verwachting nemen ook de Griekse, Belgische en Italiaanse regeringsleiders
deel aan dit gesprek. De Commissie herhaalde op de Raad ook dat Commissaris Johansson
voornemens is in het voorjaar van 2024 naar Egypte te reizen voor overeenstemming
over een anti-smokkel operationeel partnerschap als onderdeel van het brede strategische
partnerschap tussen de Europese Commissie en Egypte. Het kabinet beschouwt Egypte
als een belangrijke partner als herkomst- en transitland voor migratiebewegingen richting
Europa. Egypte huisvest grote aantallen vluchtelingen en migranten (naar schatting
van IOM rond de 9 miljoen). Daarom is samenwerking met Egypte van belang in verband
met het voorkomen en tegengaan van irreguliere migratie, inclusief de aanpak van grondoorzaken,
en bescherming van kwetsbare migranten en vluchtelingen – en ziet Nederland de noodzaak
om de relatie over de volle breedte te versterken en steunt dit voornemen van de Commissie.
Eveneens maakt het kabinet gebruik van deze gelegenheid uw Kamer, conform de toezegging
aan het lid Koekkoek, te informeren over de Nederlandse migratie-inzet in Egypte.20 Deze bilaterale inzet richt zich hoofdzakelijk op het versterken van Egyptisch asiel-
en migratiemanagement inclusief grensmanagement, opvang in de regio, bescherming en
asiel, de aanpak van smokkel, en het voorkomen van irreguliere migratie, inclusief
de aanpak van grondoorzaken – in lijn met de Europese inzet op dit vlak in Egypte.
Nederland doet dat onder andere via de bilaterale afspraken (in een zgn. «Declaration of Intent») die in 2021 zijn gemaakt tussen Nederland en Egypte.21 De verklaring bestrijkt een brede migratie-agenda die is vormgegeven in lijn met
internationaal recht, waar het belang van aandacht voor mensenrechten expliciet in
is opgenomen. Concreet bevat de verklaring afspraken over een bilaterale migratiedialoog,
het tegengaan van irreguliere migratie, terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers,
economische samenwerking ten behoeve van de aanpak van grondoorzaken van migratie,
legale migratie binnen bestaande kaders, steun aan Egypte met betrekking tot opvang
van vluchtelingen en migranten, mensensmokkel- en handel en grensbeheer, hervestiging
en steun aan bewustwordingscampagnes voor migranten.
In het kader van opvang in de regio ondersteunt Nederland Egypte via het PROSPECTS-partnerschap
(2024–2027), waarbij extra aandacht en middelen uitgaan naar het groeiende aantal
Sudanese vluchtelingen in Egypte. Eveneens werkt Nederland via het COMPASS-programma
in (onder andere) Egypte aan het versterken van bescherming van migranten, het tegengaan
van mensenhandel- en smokkel, het vergroten van bewustzijn over de risico’s van irreguliere
migratie en het faciliteren van vrijwillige terugkeer en herintegratie. Op het gebied
van bilaterale terugkeersamenwerking kwamen Egypte en Nederland eveneens standard operating procedures overeen en zijn er goede contacten tussen de respectievelijke verantwoordelijke autoriteiten.
Op het gebied van grensmanagement en asiel verkent Nederland mogelijkheden ten aanzien
van het versterken van capaciteit van de verantwoordelijke autoriteiten. Voorts draagt
Nederland met UNODC bij aan de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel in Noord-Afrika,
waaronder in Egypte. Het betreft hier de verbetering van wettelijke kaders, capaciteitsversterking
voor efficiëntere opsporing en vervolging, samenwerkingsmechanismen en beschermingscapaciteiten
op het gebied van aan irreguliere migratie gerelateerde misdrijven, waaronder mensensmokkel
en mensenhandel. In 2023 heeft een hervestigingsmissie naar Egypte plaatsgevonden
in het kader van het nationale hervestigingsquotum. Ook in 2024 zal een dergelijke
hervestigingsmissie plaatsvinden. Tot slot hebben sinds het overeenkomen van de verklaring
uit 2021 verschillende gesprekken plaatsgevonden met Egypte over de brede migratiesamenwerking
op zowel ambtelijk als politiek niveau, inclusief specifieke gesprekken over samenwerking
op het gebied van legale migratie binnen bestaande kaders.
Tot slot informeert het kabinet uw Kamer in lijn met de toezegging aan uw Kamer graag
via dit verslag over het vormen van kopgroepen met andere lidstaten voor het aangaan
van migratiepartnerschappen.22 Nederland trekt geregeld op met gelijkgezinde Europese landen. Zo brengt Nederland
regelmatig in diplomatieke contacten met Europese lidstaten de noodzaak op tot het
ontwikkelen van ambitieuze partnerschappen met belangrijke landen van herkomst, transit
en bestemming. Voorts sprak de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid onlangs
in Calais-verband met verschillende landen over operationele samenwerking langs migratieroutes
in en naar Europa (zie de aanbiedingsbrief van dit verslag). Verder werkt Nederland
geregeld met Europese landen als Oostenrijk, Denemarken en Zwitserland aan (gezamenlijke)
projecten in het kader van migratiesamenwerking. Daarnaast verkent Nederland momenteel
samen met enkele andere EU-lidstaten, waaronder Denemarken en Zweden, hoe op een innovatieve
wijze samengewerkt zou kunnen worden met derde landen op het terrein van migratie.
Ook wordt er zowel in EU- als in Benelux-verband met derde landen gewerkt aan het
sluiten van terug- en overname overeenkomsten (T&O). Op 9 januari jl. is een T&O-overeenkomst
gesloten tussen de Benelux en Mongolië. Tot slot zal Nederland ook in aanloop naar
een nieuwe Europese Commissie de noodzaak tot partnerschappen onder de aandacht blijven
brengen.23
7. Strijd tegen drugshandel en georganiseerde criminaliteit: veiligheidsaspecten
Het Voorzitterschap gaf een overzicht van de stand van zaken van de prioriteiten op
het gebied van georganiseerde criminaliteit aan de hand van het op 18 oktober 2023
gepubliceerde EU stappenplan tegen drugssmokkel en voor een EU havenalliantie.24 Het Voorzitterschap richt zich op 10 prioritaire acties uit het stappenplan, deze
acties omvatten onder meer het in kaart brengen van hoog risico criminele netwerken
door Europol, de lancering van de EU-Havenalliantie, de bestuurlijke aanpak van georganiseerde
criminaliteit en de samenwerking met derde landen met bijzondere aandacht voor Latijns-Amerika.
In dit kader wees de Commissie op de bestaande samenwerkingen met de Latijns-Amerikaanse
en Caribische regio, waaronder de lancering van EL PAcCTO 2.025 en akkoorden van Europol met een aantal Latijns-Amerikaanse landen. Tijdens de JBZ-Raad
van juni a.s. zullen deze onderwerpen verder worden besproken.
Enkele agentschappen waaronder het EMCDDA, het Europees waarnemingscentrum voor drugs
en drugsverslaving, het EEAS, de Europese dienst voor extern optreden en de Europese
Politieacademie CEPOL, lichtten hun werkzaamheden toe in de strijd tegen georganiseerde
criminaliteit en hun samenwerkingen met de Latijns-Amerikaanse en Caribische regio.
8. Implicaties van het conflict in het Midden-Oosten en de oorlog in Oekraïne voor
de interne veiligheid van de EU
Tijdens de besloten lunch wisselden de lidstaten gedachten uit over de gevolgen van
de situatie in het Midden-Oosten en de Russische agressie tegen Oekraïne voor de interne
veiligheid van de EU. Er was aandacht voor recente ontwikkelingen, waarbij veel lidstaten
wezen op de toenemende hybride en fysieke dreigingen binnen de EU. De Oekraïense Minister
voor Binnenlandse zaken, Ihor Klymenko, verwelkomende de samenwerking tussen Oekraïne
en de EU in het kader van interne veiligheid. Daarnaast wees de Oekraïense Minister
op de geboekte vooruitgang in Oekraïne, met name op gebied van het voorkomen van illegale
handel in wapens en mensenhandel. De meeste lidstaten benadrukten de stijging van
online terroristische content, haat zaaien en het risico van radicalisering van jongeren.
9. Overige onderwerpen
Tijdens de any other business-punten lichtte Finland het vooraf gedeeld non-paper toe inzake de crisisparaatheid
van de EU. Hierbij wees Finland op het belang van een alomvattende strategie dat alle
sectoren betrekt. Ook riep Finland op tot de steun van de Raad voor de raadsconclusies
betreffende horizontale crisisbeheer die momenteel worden voorbereid door het Voorzitterschap.
Daarnaast blikte het Voorzitterschap terug op de EU-CELAC26 vergadering in Bolivia. Tijdens de vergadering vonden er thematische discussie plaats
over onder andere re-integratie van criminelen. Het CELAC-Voorzitterschap zal worden
overgedragen aan Colombia.
Ten slotte presenteerde Slovenië de resultaten van de ministeriële conferentie van
het Salzburg Forum, een Centraal-Europees veiligheidspartnerschap, die op 11 en 12 december
onder Sloveens voorzitterschap plaatsvond. Naar aanleiding van de conferentie is er
een gezamenlijke brief over de rol van Europol opgesteld en gedeeld met de Commissie.
II. Justitie
Belangrijkste resultaten
• De JBZ-Raad nam de raadsconclusies over het jaarverslag van de Commissie over de toepassing
van het Handvest van grondrechten aan.
1. Mensensmokkel
Het Belgische voorzitterschap lichtte het voorstel voor de nieuwe mensensmokkelrichtlijn
toe en nodigde de lidstaten uit om zich te buigen over drie elementen van de richtlijn,
te weten de opvatting van lidstaten over de strafbaarstelling in het voorstel en het
daarin opgenomen bestandsteel «financieel gewin», de strafbaarstelling in relatie
tot mensensmokkel die een migrant ernstig kan schaden en hoe lidstaten aankijken tegen
het opnemen van een expliciete humanitaire clausule in de operationele tekst.
De Commissie lichtte eveneens de richtlijn toe en benadrukte het belang van een geïntegreerde
aanpak van mensensmokkel en spoorde lidstaten aan om zich volledig in te zetten voor
de implementatie van de mensensmokkelrichtlijn, met als doel de aanpak van grootschalige
criminele netwerken in het mensensmokkellandschap
In een volledige tafelronde was er brede steun voor het beoogde doel van de richtlijn,
echter uitten de meeste lidstaten zorgen over de opname van het bestanddeel «financieel
gewin». De meeste lidstaten wezen op de verzwarende bewijslast voor autoriteiten dat
opname van dit bestanddeel met zich zou meebrengen. Ook wezen enkele lidstaten op
het ontbreken van aandacht in de richtlijn voor informele geldstromen waar mensensmokkelaars
gebruik van maken. Sommige lidstaten voorzien reeds in hun nationale wetgeving in
bepalingen met betrekking tot het element financieel gewin.
Ten aanzien van het beoogde element van ernstige schade in de strafbaarstelling pleitten
de meeste lidstaten voor een heldere definitie van het begrip om verschillende interpretaties
te voorkomen. Wederom uitten lidstaten zorgen ten aan zien van de bewijslast voor
het element van ernstige schade. Enkele lidstaten pleitten voor de strafbaarstelling
van het delict mensensmokkel zonder dat daarbij sprake hoeft te zijn van financieel
gewin of ernstige schade aan migranten.
Veel lidstaten gaven aan dat het verlenen van pure humanitaire hulp aan migranten
niet strafbaar zou moeten worden gesteld. Over of hiertoe een expliciete clausule
moet worden opgenomen in de operationele tekst van de richtlijn waren de opvattingen
verdeeld. Door sommige lidstaten werd gewezen op nationale regelgeving die al een
dergelijke clausule omvat. Ook benoemden enkele lidstaten dat de clausule niet ten
koste mag gaan van de vervolging van criminele mensensmokkel.
Nederland sprak steun uit voor de noodzaak van het EU-kader voor mensensmokkel. Daarbij
benadrukte Nederland dat het van belang is dat zuivere humanitaire dienstverlening
niet wordt vervolgd, echter dat een expliciete humanitaire clausule in de operationele
tekst niet noodzakelijk of effectief is. Nationale wetgeving voorziet in algemene
strafuitsluitingsgronden die in de weg staan aan strafbaarheid in gevallen van humanitaire
hulp. Ook werd het voornemen uitgesproken om verder te gaan in de nationale strafbaarstelling
dan de minimumnormen die in het voorstel worden uiteengezet. Ten slotte werd cf. de
Motie Veldkamp c.s. het belang benadrukt van een zo ver mogelijk reikende extraterritoriale
rechtsmacht bepaling ten behoeve van een effectieve Europese aanpak van smokkelnetwerken.27
2. Russische agressie tegen Oekraïne: strijd tegen straffeloosheid
Tijdens een besloten lunch wisselden de lidstaten van gedachten met de procureur-generaal
van Oekraïne, Andriy Kostin, en de Commissie over de ontwikkelingen in de strijd tegen
straffeloosheid. Alle lidstaten spraken steun uit voor de vervolging van de internationale
misdrijven. De procureur-generaal behandelde verschillende onderwerpen waarbij hij
wees op een stijging van geregistreerde strafbare feiten. Verder benadrukte de Commissie
het belang van het Verdrag van Ljubljana - Den Haag en vestigde zij de aandacht op
de ministeriële conferentie Restoring Justice
for Ukraine van 2 april in Den Haag.
3. Strijd tegen georganiseerde criminaliteit en drugshandel: aspecten van justitiële
samenwerking
Het Voorzitterschap wees op het belang van de aanpak van georganiseerde criminaliteit
en de samenwerking hierin met derde landen. Hierbij werden drie sporen toegelicht
betreffende deze samenwerking: het uitwisselen van informatie en best practices tussen de lidstaten ten aanzien van de samenwerking met derde landen, het coördineren
van EU en lidstaat capaciteiten in de derde landen en het verhogen van druk op politiek
niveau op sommige derde landen. Hierbij lichtte zowel Europol als Eurojust hun initiatieven
in dat verband toe. Ook de Commissie benadrukte het belang van samenwerking met derde
landen en het netwerk van aanklagers. Daarnaast wees de Commissie op de essentiële
rol van Eurojust in de verbeterde justitiële samenwerking in de strijd tegen georganiseerde
criminaliteit.
4. Weerbaarheid van het rechtsstelsel tegen criminele inmenging
Het Voorzitterschap opende de discussie door het belang van de onafhankelijkheid van
rechtsstelsel te benadrukken. De lidstaten werden gevraagd om de weerbaarheid van
nationale rechtsstelsels te bespreken aan de hand van een door het Voorzitterschap
verspreide discussiestuk.
De Commissie pleitte voor het waarborgen van de veiligheid en onafhankelijkheid van
magistraten en rechters en onderstreepte het belang hiervan in de strijd tegen georganiseerde
criminaliteit. Daarnaast benadrukte de Commissie het belang van de bespreking van
de justitiële aspecten van het rechtsstaatrapport in de JBZ-Raad.
De meeste lidstaten ondervinden intimidatie of bedreiging jegens rechters en aanklagers,
waarbij de omvang van deze problematiek per lidstaat varieert. Door meerdere lidstaten,
waaronder Nederland, werd het essentiële belang onderstreept van de veiligheid van
advocaten, officieren van justitie en rechters bij de uitoefening van hun functies.
Het is van belang dat deze beroepen worden beschermd tegen omkoping en bedreigingen
binnen het rechtsstelsel, hierbij vroegen enkele lidstaten aandacht voor invloed van
derde landen.
Door de lidstaten werden nationale strategieën en maatregelen gedeeld ter voorkoming
van criminele inmenging in het rechtsstelsel. Zo lichtte enkele lidstaten preventieve
maatregelen toe, zoals de verhoging van salarissen, een gedragscode, het verbeteren
van de beveiliging van rechtbankgebouwen en de screening van rechters en openbare
aanklagers. Ook Nederland lichtte enkele nationale initiatieven toe zoals de financiering
van weerbaarheidstraining. Andere lidstaten benadrukten ook het belang van weerbaarheidstraining.
Een aantal lidstaten wezen op recente nationale hervormingen gericht op het waarborgen
van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en het voorkomen van corruptie.
De meeste lidstaten, waaronder Nederland, steunen de mogelijkheid om Europees vergelijkend
onderzoek te verrichten om deze problematiek in kaart te brengen. Ook steunen de meeste
lidstaten, waaronder Nederland, het delen van nationale best practices ten aanzien van deze problematiek. Ten slotte vroeg Nederland aandacht voor het bestendigen
van deze vorm van inhoudelijke en gerichte gedachtewisselingen over de rechtsstaat
in de JBZ-Raad door middel van het toewerken naar Raadsconclusies.
5. Conclusies over het jaarverslag van de Commissie over de toepassing van het Handvest
van grondrechten: effectieve rechtsbescherming en toegang tot het recht
Het Voorzitterschap uitte tevredenheid over de aangenomen raadsconclusies, de conclusies
richten zich op het belang van de digitalisering van het rechtsbestel en de toegang
tot het recht. Ook de Commissie uit tevredenheid over de aanname van de conclusies.
Daarbij moedigt de Commissie de lidstaten aan om het rapport te benutten.
De nieuwe directeur van het FRA, Europees Bureau voor de grondrechten, Sirpa Rautio,
sprak eveneens tevredenheid uit over de aangenomen conclusies. Daarbij lichtte het
FRA de werkzaamheden van het agentschap toe en riep de lidstaten op om het agentschap
en zijn expertise te benutten.
De meeste lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van toegang tot het
recht en onderstreepten de noodzaak om het vertrouwen van de burger in het juridisch
systeem te versterken. Enkele lidstaten deelden nationale initiatieven die de verbetering
van de toegang tot het recht beogen, zoals het gebruik van kunstmatige intelligentie
voor meer toegankelijke taal en de digitalisering van het rechtsstelsel.
6. Overige onderwerpen:
Het Voorzitterschap gaf de stand van zaken weer inzake de onderhandelingen tussen
de EU en de VS over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs voor justitiële
samenwerking in strafzaken (e-evidence). De Commissie benadrukte het belang van de
afronding van deze onderhandelingen en dankte enkele lidstaten voor deelname aan de
testfase van de certficeringssystemen. De eerstvolgende onderhandelingsrondes zullen
plaatsvinden in april en juni aanstaande.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming