Brief regering : Geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 25 maart 2024 te Brussel
21 501-08 Milieuraad
Nr. 936 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR
KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2024
Hierbij doen wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister
voor Natuur en Stikstof, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 25 maart 2024 toekomen. Het kabinet is
voornemens deel te nemen aan deze Milieuraad. De inhoud van deze geannoteerde agenda
geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda op belangrijke punten
veranderen, dan wordt u hierover tijdens het commissiedebat van 19 maart 2024 geïnformeerd.
Tevens sturen wij u bij deze brief een position paper toe inzake productconformiteit aangaande pyrotechnische artikelen.
Ook informeren wij u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en de Minister voor Natuur en Stikstof, in deze brief over de laatste stand van zaken
van de lopende onderhandelingen op de richtlijn Bodemmonitoring en weerbaarheid.
Eveneens informeren wij u over het triloogakkoord over de herziening van de richtlijn
Luchtkwaliteit, en het triloogakkoord over de verordening inzake een vrijwillig EU
certificeringskader voor koolstofverwijdering.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
I GEANNOTEERDE AGENDA MILIEURAAD
Tijdens de Milieuraad van 25 maart 2024 worden naar verwachting twee beleidsdebatten
gepland, over de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA) en het voorstel voor een verordening
tot voorkoming van pelletverlies voor vermindering microplasticvervuiling. Ook is
een gedachtewisseling voorzien over het Klimaatdoel 2040.
Tevens zal het Belgisch voorzitterschap onder het punt «diversen» informatie verschaffen
over het voorstel tot regelgeving betreffende de monitoring van Europese bossen en
een terugkoppeling geven van high-level evenementen georganiseerd door het voorzitterschap. Ook zal de Europese Commissie
(hierna «Commissie») onder dit punt een presentatie geven over klimaatadaptatie en
het Achtste Milieuactieprogramma (8MAP).
Tot slot zal de Commissie onder het punt «diversen» ook een statusupdate geven van
de nationale energie- en klimaatplannen (NCEP), recente internationale bijeenkomsten,
en de ratificatie van multilaterale milieuovereenkomsten.
Kaderrichtlijn Afvalstoffen
De Commissie heeft op 5 juli jl. het voorstel1 gepresenteerd voor een herziening van de huidige Kaderrichtlijn afvalstoffen2. De door de Commissie voorgestelde wijziging heeft een tweeledige doelstelling. Ten
eerste beoogt het voorstel de milieu- en klimaateffecten van textielafval te verminderen
en zo de kwaliteit van het milieu en de volksgezondheid in relatie hiertoe te verbeteren.
Ten tweede beoogt het voorstel de milieu- en klimaateffecten van voedselverspilling
te verminderen en voedselverspilling te voorkomen. Uw Kamer is op 8 september 2023
geïnformeerd over de Nederlandse inzet in een BNC-fiche3 en vervolgens ook via een schriftelijk overleg4. Tijdens de Milieuraad op 25 maart staat een eerste beleidsdebat over dit voorstel
gepland. Het Voorzitterschap streeft ernaar tijdens de Milieuraad van 17 juni een
Algemene Oriëntatie te bereiken.
Inzet Nederland
Nederland steunt het Voorzitterschap om een beleidsdebat te voeren op dit dossier
in maart en vervolgens te komen tot een algemene oriëntatie in juni dit jaar. Zoals
aangegeven in het BNC-fiche verwelkomt het kabinet het voorstel om te komen tot een
Europese uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel. Wel heeft
het kabinet een aantal belangrijke kanttekeningen bij het voorstel. Nederland zal
er in de Raad voor pleiten dat het van belang is dat er ook maatregelen worden genomen
ten aanzien van de productie van textiel en levensduurverlenging. Gelet op het internationale
karakter van de textielindustrie, zet het kabinet in op het opnemen van bindende maatregelen
op EU-niveau voor het verduurzamen van de textielketen voor hergebruik, recycling
en preventie. Daarbij zal Nederland in de Raad inzetten op een goede samenhang tussen
dit voorstel en de Ecodesign-verordening5, via het koppelen van de tariefdifferentiatie op basis van milieukenmerken in de
UPV textiel met de vereisten uit de Ecodesign-verordening. Om tot een gelijk Europees
speelveld te komen zet het kabinet eveneens in op het opnemen van microbedrijven in
de UPV textiel. Ook zet het kabinet in op bepalingen gericht op het beperken van de
negatieve gevolgen van de export van textiel naar landen buiten Europa. Het kabinet
vindt harmonisatie binnen verschillende EU-wetgeving zoals de Kaderrichtlijn afvalstoffen,
Ecodesign-verordening en de Verordening Overbrenging van afvalstoffen (EVOA)6 van groot belang. Daarom zal Nederland in de Raad aandacht vragen voor harmonisatie
van definities van onder andere textiel, textiel-gerelateerde producten, schoeisel
en sociale ondernemingen.
Het kabinet verwelkomt de onderdelen van het voorstel over voedselverspilling gezien
het belang van het verminderen van voedselverliezen in de transitie naar een duurzamer
en houdbaar voedselsysteem. Het kabinet is zeer positief over het voorstel van de
Commissie om Europese bindende doelstellingen vast te stellen ten aanzien van het
terugdringen van voedselverspilling. Ook op dit onderdeel heeft het kabinet echter
enkele kritische kanttekeningen over onder meer het ambitieniveau en de reikwijdte
van het voorstel. De doelstellingen in het voorstel liggen onder de huidige doelstelling
volgend uit Duurzaam Ontwikkelingsdoel (SDG) 12.3, waaraan ook de EU is gecommitteerd.
Eveneens is het kabinet kritisch op het ontbreken van een doelstelling voor de primaire
voedselproducerende sector, omdat dit het risico met zich meedraagt van verschuivingen
van voedselverspilling binnen de keten in plaats van het verminderen van verspilling.
Nederland zal er tijdens de Raad en de onderhandelingen voor pleiten om hogere reductiedoelstellingen
binnen de gehele voedselketen op te nemen, waarbij dan ook de primaire sector (op termijn) wordt meegenomen.
Indicatie krachtenveld
Er zijn nog geen grote tegenstellingen tussen lidstaten zichtbaar geworden tijdens
de onderhandelingen. Met betrekking tot textiel steunt het merendeel van de lidstaten
in meer of mindere mate de doelstellingen en het ambitieniveau zoals opgetekend in
het Commissievoorstel. Dit laat wel weinig ruimte voor het direct vastleggen van bindende
doelstellingen die nu niet in het voorstel zijn opgenomen. Er is wel consensus om
micro-ondernemingen op te nemen onder de reikwijdte van de UPV textiel, maar er is
nog discussie over het opnemen van tweedehands textiel. Met betrekking tot voedsel
is de door het kabinet gekozen lijn eveneens ambitieuzer dan die van andere lidstaten.
Nederland blijft in beide onderwerpen onverminderd de nadruk leggen op het belang
van ambitieuze en bindende doelstellingen op EU-niveau.
Verordening voorkoming pelletverlies voor vermindering microplasticvervuiling
Op 16 oktober 2023 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) het voorstel gepubliceerd
voor de verordening ter voorkoming van pelletverlies om microplasticvervuiling te
verminderen. U bent op 15 november jl. over dit voorstel geïnformeerd via het BNC-fiche.7 Pellets worden gebruikt bij het maken van plastic deel- of eindproducten. Met de
voorgestelde verordening worden partijen die met pellets werken, verplicht om met
een uniforme methode informatie te verstrekken over pellets die onbedoeld in het milieu
belanden en om beheersmaatregelen te treffen om deze pelletlekkages naar het milieu
te verminderen.
De voorgestelde verordening is een nadere uitwerking van het EU-actieplan uit 2021
«verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul»8 waarin de Commissie inzet op 30% reductie van microplasticvervuiling in 2030. Eerder
is dit jaar een restrictie aangenomen onder de REACH-verordening9 om microplastics te beperken die bewust aan producten worden toegevoegd.10 Met het voorliggende voorstel stelt de Commissie ook maatregelen voor om microplastics
te beperken die onbedoeld in het milieu belanden.
Inzet Nederland
Ten aanzien van dit specifieke voorstel voor pellets is de inzet om het voorstel op
hoofdlijnen te steunen, en op sommige elementen van het voorstel iets ambitieuzer
te zijn. Specifiek pleit Nederland voor de optie om: (i) de definitie van pellets
in de verordening in lijn te brengen met de definitie die wordt gehanteerd in het
kader van de Conventie ter bescherming van het mariene milieu van de Noordoost Atlantische
Oceaan (OSPAR) zodat naast kleine plastic korrels, ook andere vormen van polymeren
voor de productie van eind- of deelproducten onder de verordening vallen, en; (ii)
de verordening tijdig te evalueren zodat kritisch kan worden gekeken naar de effectiviteit,
handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de maatregelen evenals bepaalde uitzonderingen
en drempelwaardes.
Indicatie krachtenveld
De verwachting is dat de voorgestelde verordening op hoofdlijnen goed wordt ontvangen
door de meeste lidstaten. Eerder dit jaar heeft Nederland het voortouw genomen voor
een politieke oproep samen met vijf andere lidstaten aan de Commissie om snel te komen
met een ambitieus, samenhangend maatregelenpakket voor de aanpak van microplastics
die onbedoeld in het milieu belanden.11
Klimaatdoel 2040
Tijdens de Milieuraad zal naar verwachting een gedachtewisseling plaatsvinden over
het EU klimaatdoel voor 2040. Op 6 februari jl. publiceerde de Commissie een mededeling
over een EU-klimaatdoelstelling voor 2040. Voor de inzet van het kabinet wordt verwezen
naar het BNC-fiche dat uw Kamer nog zal ontvangen op 15 maart.
Diversen
– Verordening over een monitoringskader voor veerkrachtige Europese bossen
Naar verwachting zal het Belgisch voorzitterschap tijdens de Milieuraad informatie
delen over de voortgang van de onderhandelingen over de Verordening over een monitoringskader
voor veerkrachtige Europese bossen12. Ook op de Milieuraad van 18 december 202313 en op de Landbouw- en Visserijraad op 23 januari 202414 is deze Verordening besproken. Uw Kamer is geïnformeerd over de uitkomst van deze
besprekingen in het verslag van deze Raden. Het voorstel met als doel om de informatievoorziening
rondom bossen te verbeteren, is op 22 november 2023 door Commissie gepubliceerd.
Klimaatadaptatie
Naar verwachting zal het Belgisch voorzitterschap voor de komende Milieuraad klimaatadaptatie
op de agenda zetten in verband met het verschijnen van de EU Climate Risk Assessment (EUCRA). Publicatie hiervan door het Europese Milieuagentschap staat gepland voor
11 maart. De EUCRA is een Europese risico- en impactanalyse, gericht op ondersteuning
van het EU beleid op het gebied van klimaatadaptatie. In het EUCRA worden daartoe
de belangrijkste risico’s voor Europa als gevolg van het veranderende klimaat geïdentificeerd.
Naar verwachting zal de Commissie vervolgens op 12 maart een Communicatie over de
EUCRA publiceren, waarin zij waarschijnlijk haar plannen over de vervolgstappen na
de EUCRA presenteert. Naar verwachting verzorgt de Commissie hierover een presentatie
tijdens de Milieuraad. Uw Kamer wordt hier binnenkort nader over geïnformeerd. Gezien
het naderende einde van de zittingstermijn van deze Commissie wordt verwacht dat de
Communicatie aanbevelingen voor initiatieven zal bevatten die door een nieuwe Commissie
opgepakt kunnen worden. Een inhoudelijke bespreking van de EUCRA tijdens de komende
Milieuraad is niet voorzien, gezien de korte termijn tussen publicatie en de Milieuraad.
Nederland zal de toelichting van de Commissie aanhoren.
– Achtste Milieuactieprogramma (8e MAP)
Mogelijk geeft de Commissie een presentatie over de evaluatie van het achtste milieuactieprogramma
(8e MAP). Deze evaluatie is momenteel nog niet beschikbaar. Het 8e MAP van de EU vormt het kader voor milieu- en klimaatmaatregelen. In 2024 (einde
eerste kwartaal) is een tussentijdse evaluatie gepland zodat de Commissie in 2025
eventueel met een wetgevingsvoorstel tot wijziging van het 8e MAP kan komen15. Het idee van de tussentijdse evaluatie is dat de Raad en het Europees Parlement
dan nog de benodigde acties voor de periode 2025–2030 kunnen toevoegen.
– Samenvatting high-level bijeenkomsten – IenW
Het Voorzitterschap zal een samenvatting geven van de recente high-level bijeenkomsten op het gebied van milieu die sinds de vorige Milieuraad op 18 december
jl. hebben plaatsgevonden.
– Nationaal Energie- en Klimaatplan: statusupdate
De Commissie zal onder dit «diversen» punt mogelijk een update geven over de beoordeling
van de concept Integraal Nationaal Energie en Klimaatplan (INEK) updates door de verschillende
lidstaten. Op 18 december 2023 publiceerde de Commissie een mededeling met een EU-brede
analyse van de INEK-updates die de ambitie en voortgang beoordeelt van de lidstaten
bij het verwezenlijken van de EU-doelstelling van ten minste 55% broeikasgasreductie
in 2030 op weg naar klimaatneutraliteit in 2050.16 Uit de EU-brede beoordeling van de Commissie van de concept INEK-updates blijkt dat
de lidstaten op de goede weg zijn, maar dat er nog steeds leemten in de collectieve
ambitie bestaan ten aanzien van de vastgestelde Europese doelen. Lidstaten dienen
daarom extra inspanningen te leveren om de vastgestelde doelstellingen op het gebied
van klimaat- en energiebeleid voor 2030 te behalen. Daarnaast heeft de Commissie landen-specifieke
beoordelingen en aanbevelingen uitgebracht. De lidstaten moeten met deze aanbevelingen
rekening houden bij het opstellen van hun definitieve INEK-updates die eind juni 2024
moeten worden ingeleverd, zo ook voor Nederland.
U bent in het verslag van de Energieraad van 19 december 2023 geïnformeerd over de
mededeling van de Commissie en de landen specifieke aanbevelingen voor Nederland.17
– Recente internationale bijeenkomsten
Naar verwachting zullen de Commissie en het Voorzitterschap een terugkoppeling geven
van de recente internationale bijeenkomsten die sinds de vorige Milieuraad van 18 december
jl. hebben plaatsgevonden. Dit zijn (i) de veertiende bijeenkomst van Conferentie
van de Partijen bij het Verdrag inzake de instandhouding van trekkende wilde diersoorten
(COP14), en (ii) de zesde bijeenkomst van de United Nations Environment Assembly (UNEA-6) die gericht is op effectieve, inclusieve en duurzame multilaterale acties
om klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en vervuiling aan te pakken.
– Ratificatie van multilaterale milieuovereenkomsten (MEA’s) – oproep tot actie
De Commissie zal naar verwachting oproepen tot het ratificeren van bestaande multilaterale
milieuovereenkomsten (MEA’s). Het is op het moment van opstellen van deze geannoteerde
agenda onduidelijk over welke het gaat. De EU heeft eerder MEA’s geratificeerd, onder
meer op het gebied van luchtkwaliteit, chemicaliën en afval, natuur en biodiversiteit,
en water. Nederland zal de toelichting aanhoren.
– Aangevraagde diversenpunten
In aanvulling op de door het Voorzitterschap voorgestelde agenda is een tweetal diversenpunten
door een klein aantal lidstaten toegevoegd: (i) een verzoek aan de Commissie voor
de herbeoordeling van de beschermde status van de bruine beer in Europa, en (ii) een
verzoek tot het delen van informatie door de Commissie over het voorstel tot verlaging
van de beschermde status van de wolf onder de Bern-conventie. Over de positiebepaling
met betrekking tot het voorstel van de Commissie voor het verlagen van de beschermde
status van de wolf wordt uw Kamer voor de volgende Milieuraad van 17 juni a.s. geïnformeerd.
II Position paper inzake productconformiteit van pyrotechnische artikelen
Nederland zet zich reeds jarenlang internationaal in voor verbetering van de regels
rondom pyrotechnische artikelen, waaronder vuurwerk. Dit jaar treedt een nieuwe Europese
Commissie aan voor de periode 2024–2029. Ook wordt op dit moment de Pyrorichtlijn
geëvalueerd. In het kader van bovenstaande ontwikkelingen is het belangrijk om de
Nederlandse inzet Europees goed onder de aandacht te brengen. Door Nederland zijn
twee non-papers opgesteld. Een van de papers betreft het tegengaan van de illegale
handel met professioneel vuurwerk, en is primair opgesteld door het Ministerie van
Justitie en Veiligheid. Dit non-paper is op 23 februari jl. door de Minister van Justitie
en Veiligheid aangeboden aan uw Kamer.18 Het tweede paper betreft een aantal voorstellen om op EU-niveau de productconformiteit
van (consumenten)vuurwerk te verbeteren. Dit non-paper is bijgevoegd bij deze brief.
III Stand van zaken onderhandelingen richtlijn bodemmonitoring en veerkracht
De Europese Commissie heeft op 5 juli 2023 het voorstel voor de richtlijn Bodemmonitoring
en -veerkracht gepresenteerd. In het BNC-fiche19 heeft Nederland de subsidiariteit van het voorstel als positief beoordeeld, en de
proportionaliteit deels negatief, deels positief. Zowel uw Kamer als de Eerste Kamer
hebben een brief aan de Commissie gestuurd met daarin hun zorgen en een negatief oordeel
over de subsidiariteit van de bodemmonitoringrichtlijn (de zogenoemde gele kaart-procedure).
Hier is echter niet de benodigde één derde van de nationale parlementen bereikt waardoor
de procedure niet heeft plaatsgevonden.
Onder het Spaans voorzitterschap is de behandeling van het voorstel opgepakt. In de
Milieuraad van 18 december 2023 is een beleidsdebat over dit voorstel gevoerd, waarover
ik uw Kamer heb geïnformeerd via het verslag van die Milieuraad20. Het kabinet heeft daar melding gemaakt van het negatieve subsidiariteitsoordeel
van het Nederlandse parlement, zoals de motie van de leden Olger van Dijk en Veltman21 vroeg. Wat betreft het andere deel van de motie om te zoeken naar een «blokkerende
minderheid» van lidstaten, kan het volgende worden gemeld. Het Belgisch voorzitterschap
heeft de behandeling van dit voorstel zeer voortvarend opgepakt en het tempo van de
onderhandelingen ligt hoog. Het Belgisch voorzitterschap zet in op het bereiken van
een algemene oriëntatie op de Milieuraad van 17 juni 2024. Het beeld van de lopende
onderhandelingen is dat de meeste landen over het algemeen voorstander zijn van de
richtlijn. Het is hierdoor nog onzeker of het vormen van een blokkerende minderheid
op alle Nederlandse zorgpunten een reële mogelijkheid is. Nederland blijft zich onverminderd
inzetten om het voorstel dusdanig aangepast te krijgen dat onze zorgpunten daarmee
voldoende worden weggenomen. Positief is bijvoorbeeld dat ook andere lidstaten, net
als Nederland, kritisch zijn over het one out all out-principe en dat dit wordt omgevormd tot een meer werkbaar alternatief wat beter recht
doet aan de diversiteit van bodem en gebruikte indicatoren. Ten aanzien van fosfor
is nog geen concrete indicatie te geven of het krachtenveld de voor Nederland goede
kant op beweegt. Conform het BNC-fiche acht het kabinet het niet zinvol en niet gewenst
om in het kader van deze richtlijn het fosforgehalte in de bodem te bepalen. Dubbele
wet- en regelgeving op EU-niveau moet worden vermeden. Wat betreft ruimtebeslag heeft
Nederland zich ingezet op zoveel mogelijk flexibiliteit en, conform BNC-fiche, het
schrappen van het onderdeel over compensatie. De zorgen over dit artikel worden alleen
door kleine dichtbevolkte lidstaten gedeeld.
IV Akkoord trilogen herziening Richtlijn Luchtkwaliteit
Op 20 februari jl. is er een voorlopig akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees
Parlement over de richtlijn Luchtkwaliteit. De grootste discussiepunten waren de mogelijke
redenen voor uitstel (derogatiemogelijkheden) en de voorwaarden die daaraan verbonden
worden. Conform eerder gemaakte informatieafspraken met uw Kamer over dit voorstel,
wordt de Kamer over de laatste stand van zaken van dit voorstel geïnformeerd.
De normen en het jaartal zijn hetzelfde gebleven als in het Raadsmandaat. De normen
zijn daarmee net iets minder streng dan de WHO-advieswaarden. De WHO-advieswaarden
zijn het doel voor 2050.
Tabel 1: Overzicht van de EU-grenswaarden en WHO-advieswaarden van de stoffen fijnstof
(PM2,5 en PM10) en stikstofdioxide (NO2)
Huidige grenswaarde
Akkoord herziende richtlijn (2030)
WHO-advieswaarden (2050)
PM2,5
25
10
5
PM10
40
20
15
NO2
40
20
10
Er is overeengekomen dat er 10 jaar uitstel mogelijk is om een aantal redenen: klimatologische
en orografische22 omstandigheden, locatiespecifieke dispersiekarakteristieken en grensoverschrijdende
luchtverontreiniging. Daarnaast is het ook mogelijk om derogatie aan te vragen voor
gebieden waar de normen alleen kunnen worden gehaald door het vervangen van een substantieel
deel van de huishoudelijke verwarmingssystemen.23 Ook is er 5+2 jaar uitstel mogelijk op basis van projecties24. Aan deze redenen voor uitstel zijn planverplichtingen verbonden. Een lidstaat moet
laten zien dat een derogatieperiode zo kort mogelijk wordt gehouden. Ook bij overschrijdingen
na het ingaan van de nieuwe normen moeten er plannen worden opgesteld door lidstaten.
Ook is overeengekomen dat in 2030 en elke 5 jaar daarna de richtlijn wordt herzien
in het licht van onder andere de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen.
Het kabinet is overwegend positief over de uitkomst van de trilogen. De hoogte van
de normen zijn niet naar boven of beneden bijgesteld ten opzichte van het Raadsmandaat.
Het doeljaar van 2030 is voor het grootste gedeelte van Nederland haalbaar, liet het
RIVM al eerder zien25. De overeengekomen normen en het doeljaar zijn in lijn met het standpunt van het
kabinet. De uitstelmogelijkheid voor 10 jaar is aan de ruime kant. Om de luchtkwaliteit
in Nederland te verbeteren hebben we namelijk ook de landen om ons heen nodig. Als
andere lidstaten langer de tijd krijgen om aan de normen te voldoen, maakt dat de
opgave in Nederland moeilijker. We weten echter nu nog niet of omliggende landen daadwerkelijk
derogaties gaan aanvragen en wat de effecten zullen zijn daarvan op de luchtkwaliteit
in Nederland.
In de Raad en in het Europees Parlement moet nog gestemd worden over het voorlopige
akkoord. Daarna is het akkoord definitief. Het akkoord vraagt om een nadere analyse
over wat de herziende richtlijn betekent voor Nederland. Bijvoorbeeld de impact op
ruimtelijke ontwikkelingen, wat het betekent voor het meten en monitoren van de luchtkwaliteit,
het informeren van het publiek en welke luchtkwaliteitsplannen er gemaakt moeten gaan
worden. In afwachting van het definitieve akkoord worden er acties in gang gezet om
deze analyse te maken, samen met betrokken partijen zoals medeoverheden en het RIVM.
Als het akkoord definitief is vastgesteld zal uw Kamer geïnformeerd worden over de
voortgang van deze acties.
V Akkoord trilogen verordening EU certificeringskader voor koolstofverwijdering
Op 19 februari jl. is overeenstemming bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement
en de Commissie over het voorstel voor een vrijwillig
Europees kader voor de certificering van koolstofverwijdering (Carbon Removal Certification Framework, CRCF). De grootste discussiepunten betroffen uitbreiding van de reikwijdte van de verordening
naar landbouwemissiereducties en duurzaamheidscriteria en regels rond het gebruik
van gecertificeerde eenheden.
In lijn met de Nederlandse inzet is de reikwijdte niet uitgebreid naar landbouwemissiereducties,
maar beperkt gebleven tot koolstofverwijdering en bodememissiereductie. Als compromis
is een herzieningsclausule in 2026 opgenomen en wordt gestart met een pilot voor het ontwikkelen van de methodologie voor landbouwactiviteiten die emissies uit
dieren en mestbeheer reduceren.
Om het Europees Parlement tegemoet te komen, zijn er toezeggingen gedaan rond de duurzaamheidscriteria
en regels rond het gebruik van certificaten voor koolstofverwijdering. Wat betreft
duurzaamheidscriteria moeten koolstof landbouw activiteiten minimaal één bijkomend
voordeel op het gebied van biodiversiteit realiseren (zoals bodemgezondheid of voorkomen
landdegradatie). Met betrekking tot regels rond gebruik is gespecificeerd dat gegenereerde
koolstofverwijderingen alleen mee mogen tellen voor de realisatie van de EU klimaatdoelstellingen
en niet voor die van derde landen, in ieder geval totdat mogelijk anders beslist wordt
tijdens de geplande herziening in 2026.
Verder zijn ten opzichte van het Commissievoorstel de verschillende mogelijkheden
voor koolstofverwijdering uitgesplitst in verschillende categorieën met bijbehorende
«eenheden», namelijk permanente verwijdering, opslag in producten voor ten minste
35 jaar en opslag in landgebruik en bodememissiereductie. Voor de laatste twee categorieën
(«koolstoflandbouw») geldt een minimale activiteitenduur van 5 jaar. Ook komt er een
EU-breed register, waarin alle geregistreerde koolstofverwijdering en emissiereductie
uit CRCF gecertificeerde activiteiten centraal worden opgeslagen. Zo wordt de transparantie
op de markt vergroot.
Tot slot zijn ook de regels over het gebruik van biogrondstoffen verder aangescherpt.
Zo gelden voor alle categorieën de duurzaamheidsregels uit de hernieuwbare energierichtlijn
(REDIII) en wordt nu ook het cascaderingsbeginsel, wat betekent dat biogrondstoffen
zo hoogwaardig mogelijk worden gebruikt, direct uitgewerkt in de methodologieën van
het CRCF.
Het kabinet is positief over de uitkomst van de trilogen. Doordat de reikwijdte niet
is uitgebreid naar landbouwemissies, is geen ruimte voor het certificeren (en belonen)
van vermeden emissies. Het kabinet heeft zich daarnaast vanaf het begin ingezet voor
het opnemen van verschillende categorieën voor verwijdering en reductie, en voor het
realiseren van consistente regels over de duurzaamheid van biogrondstoffen. Ook is
het kabinet voorstander van het Europese register.
In de komende weken zal stemming in het Europees Parlement plaatsvinden en zal het
voorlopig akkoord worden voorgelegd aan de lidstaten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.