Brief regering : Voortgang reductie werknemers zonder pensioenopbouw
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 636
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2024
Een goed en fatsoenlijk pensioen is voor alle generaties belangrijk. Werknemers bouwen
daarvoor pensioen via hun werkgever. Hoewel dat niet verplicht is, vind ik het belangrijk
dat de groep werknemers zonder pensioen zo klein mogelijk is. Bij de invoering van
Wet toekomst pensioenen op 1 juli 2023 is opgenomen dat deze groep ten opzichte van
2019 moet halveren.1 Uit onderzoek van het CBS blijkt dat tussen 2019 en 2022 deze afname in gang is gezet.
Samen met sociale partners, die zich in het Pensioenakkoord hebben gecommitteerd aan
deze opgave, wil ik ook de komende tijd doorgaan met de opgave om ervoor te zorgen
dat nog meer werknemers actief pensioen opbouwen in de tweede pijler en het doel behaald
kan worden.
Het CBS doet periodiek onderzoek naar de omvang van de groep werknemers zonder pensioenopbouw.
Op 22 februari publiceerden zij de nieuwste cijfers op basis van de stand eind 2022.
Die laten een afname zien, zowel in absolute als relatieve zin. In 2019 waren er 936.000
werknemers zonder pensioenopbouw, 13,4% van het totaal aantal werknemers. Eind 2022
waren dat er 766.000, dit is 10,6% van het totaal.
Deze afname is het resultaat van de gezamenlijke aanpak van sociale partners en de
overheid. Zo zijn er door sociale partners in het kader van het aanvalsplan witte vlek diverse acties uitgevoerd. In 2020 is dit aanvalsplan opgesteld, dat in 2022 is aangescherpt.
De groep werknemers zonder pensioen in de uitzendsector is meer dan gehalveerd nadat
sociale partners de wachttijd per 1 januari 2022 hadden verkort naar 8 gewerkte weken.2 De afschaffing van de wachttijd is vervolgens met het amendement Maatoug/Nijboer
wettelijk vastgelegd en op 1 juli 2023 in werking getreden.3 Ook is zichtbaar dat er sinds 1 januari 2021 een wettelijk verplicht pensioen geldt
voor payrollwerknemers, waardoor ongeveer 20.000 werknemers pensioen zijn gaan opbouwen.
Tegelijkertijd hangt de omvang van de groep werknemers zonder pensioen ook samen met
bredere economische en demografische omstandigheden. Zo is bijvoorbeeld ook zichtbaar
dat het aantal werknemers met een flexibel dienstverband is afgenomen, van 2,2 mln.
in 2019 naar 2 mln. in 2022. Het bredere arbeidsmarktbeleid heeft daarmee ook invloed
op de omvang van de groep werknemers zonder pensioen.
Met de verkleining van de groep werknemers zonder pensioen komt de reductiedoelstelling
dichterbij, maar is deze nog niet behaald. Daarom ga ik samen met sociale partners
door op de ingeslagen weg om nog meer werknemers pensioen te laten opbouwen in de
tweede pijler. Dit vereist een continue inspanning van sociale partners, de pensioensector
en van het kabinet. Op dit moment is de aanpak concreet gemaakt in het aanvalsplan
van de Stichting van de Arbeid (StvdA). Op 6 maart heeft de StvdA een voortgangsrapportage
uitgebracht over de uitvoering van het aanvalsplan. Ook zij zien de noodzaak om zich
te blijven inspannen om met de uitwerking van de acties uit het aanvalsplan het aantal
werknemers zonder pensioenopbouw verder te verkleinen.
De voortgangsrapportage meldt dat op alle 22 geformuleerde acties resultaten zijn
geboekt en dat de meeste punten uit het aanvalsplan in uitvoering zijn gebracht. Op
basis van de huidige voortgang vind ik het verstandig om dit jaar de verdere uitwerking
en afronding van het aanvalsplan op te pakken. Dit betekent dat de nog niet afgeronde
acties verder worden gebracht en dat ik samen met de StvdA ga bekijken of er, op basis
van de aanvullende CBS cijfers, nog specifieke sectorgerichte actie mogelijk is, zoals
zij zelf ook aangeven. Dit kan bijvoorbeeld door het pensioenbewustzijn onder werkgevers
in specifieke sectoren te vergroten, eventueel gecombineerd met het onder de aandacht
brengen van de execution only pensioenregelingen. Er zijn ook middelen beschikbaar
voor de StvdA. Daarnaast benoemt de StvdA in de voortgangsrapportage de noodzaak om
het thema blijvend onder de aandacht te brengen en het monitoren van ontwikkelingen,
dit onderschrijf ik. Op basis van de voortgang over 2024 zal ik uw Kamer weer informeren,
wanneer de cijfers van ultimo 2024 bekend zijn.4 Op dat moment kan gekeken worden of er een aanvullend pakket aan maatregelen benodigd
is voor het behalen van de reductiedoelstelling, waarbij indien de voortgang onvoldoende
op schema ligt ook de mogelijkheid van een pensioenplicht wordt onderzocht met sociale
partners.
In het vervolg van deze brief informeer ik u over de voortgangsrapportage van het
aanvalsplan van de StvdA (als bijlage bij deze brief meegestuurd) en over de nieuwe
cijfers van het CBS over de omvang van de witte vlek.5
Voortgangsrapportage aanvalsplan
In het Pensioenakkoord is afgesproken dat de Stichting van de Arbeid een aanvalsplan
opstelt om de witte vlek terug te dringen. Op 17 juni 2020 heeft de StvdA dit aanvalsplan
gepresenteerd. Het verkleinen van de witte vlek vergt een gezamenlijke inspanning
van sociale partners, de pensioensector en de overheid. De afgelopen drie jaar heeft
de StvdA daarom, in een werkgroep met de Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars
en mijn ministerie, uitvoering gegeven aan de in het aanvalsplan opgenomen acties.
Op aandringen van uw Kamer heeft de StvdA in 2022 hun aanvalsplan verder aangescherpt.
Ik wil de StvdA bedanken voor hun blijvende inzet op dit onderwerp, de geboekte resultaten
en de voortgangsrapportage.
Bij alle 22 genoemde acties zijn resultaten geboekt. Bij vier actiepunten zijn er
naast de geboekte resultaten nog verder zaken af te ronden.
Afgeronde acties
De StvdA heeft de afgelopen jaren op terreinen voortgang gerealiseerd:
– ondernemingsraden en personeelsverenigingen zijn voorgelicht over het belang van pensioenregelingen,
– mijnpensioenoverzicht.nl is beschikbaar in het Engels,
– er is voorlichting geweest onder salarisadministrateurs en accountants over pensioenregelingen,
– de informatievoorziening voor startende ondernemers bij de KvK is versterkt en vertaald
naar het Engels,
– in samenwerking met AFM en Adfiz is een handreiking voor de dienstverlening op maat
door pensioenadviseurs opgesteld,
– de bestaande mogelijkheden voor een basispensioenregeling zijn onderzocht, er is een
handreiking voor werkgevers geschreven en beschikbaar gemaakt op geenpensioen.nl,
– de bedrijfstakpensioenfondsen zijn opgeroepen om de mogelijkheden tot vrijwillige
aansluiting te verruimen,
– cao-partijen zijn opgeroepen een pensioenvoorziening te treffen en de werkingssferen
te actualiseren,
– bij de KvK is het belang van een goede actualisatie van SBI-codes onder de aandacht
gebracht, zijn pensioenfondsen aangemoedigd hun handhavingsbeleid te moderniseren,
– de website geenpensioen.nl is gelanceerd als informatiepunt voor werkgevers,
– de reductie van de witte vlek is onderdeel geweest van de pensioen driedaagse,
– er wordt onderzocht of de aanwezigheid van een pensioenregeling een gunningsvoorwaarde
kan zijn bij een aanbestedingsprocedure.
Nog af te ronden acties
De effecten van de gerealiseerde acties uit het aanvalsplan zullen nog zichtbaar moeten
worden, en daarom is het van belang dat de StvdA deze goed monitort. Een aantal actiepunten
vergen nog verdere handelingen. Daarvan licht ik in ieder geval de basispensioenregeling
uit.
Basispensioenregeling
Om het voor kleine werkgevers aantrekkelijk te maken om een pensioenregeling te treffen,
is het van belang dat zij dat op een gemakkelijke en toegankelijke manier kunnen doen.
Daarbij is de ontwikkeling van een toegankelijke pensioenregeling die past bij de
situatie van deze werkgevers essentieel. De StvdA benoemt dit ook in de voortgangsrapportage.
Zij geven hierover aan dat er op basis van marktanalyse blijkt dat dergelijke regelingen
al worden aangeboden. Er zal gekeken worden of deze regelingen als «volwaardig» kunnen
worden gezien dan wel dat ze stapsgewijs kunnen uitgroeien tot «volwaardige» pensioenproducten.
Dit is een stap in de goede richting. Ik benoem daarbij dat het hierna ook van belang
is dat de StvdA nagaat hoe dergelijke regelingen ook onder de aandacht te brengen
van de beoogde doelgroep werkgevers. Mijn ministerie is bereid om hieraan mee te werken
waar mogelijk.
Voor de acties die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, ben ik van plan nog de
volgende handelingen te verrichten.
Communicatie-aanpak
Dit (na)jaar start er vanuit het ministerie een meerjarige communicatie-aanpak om
het bewustzijn van pensioenen bij werkgevers te vergroten. Het doel van deze meerjarige
aanpak is werkgevers, met name in de sectoren waar er relatief veel werknemers zonder
pensioenopbouw te vinden zijn (met name bij jonge/startende ondernemingen en bij kleine
bedrijven), te wijzen op het belang van het regelen van een pensioen voor hun werknemers.
Een eerste stap is kwalitatief onderzoek doen naar de drempels die werkgevers ervaren:
om welke drempels gaat het en hoe kunnen we deze met communicatie (welke boodschappen,
kanalen en middelen) verkleinen. De kwalitatieve uitkomsten van dit onderzoek dienen
als basis voor de communicatiestrategie en -aanpak. Met de Stichting van de Arbeid
verkennen we de mogelijkheden om via en met de partners (VNO-NCW en MKB-Nederland)
werkgevend Nederland te bereiken en het bewustzijn over dit onderwerp te vergroten.
Onderzoek aanbestedingen
Het onderzoek naar juridische houdbaarheid van de aanwezigheid van een pensioenregeling
een gunningsvoorwaarde kan zijn bij een aanbestedingsprocedure wordt voor de zomer
afgerond.
Pensioenregeling op de loonstrook
In de Wet toekomst pensioenen is de verplichting opgenomen om op de loonstrook te
vermelden of de werknemer ouderdomspensioen opbouwt. De inwerkingtreding van deze
bepaling is uitgesteld tot er duidelijkheid was over de uitvoerbaarheid. Uit overleg
met uitvoerende partijen blijkt dat het wetsartikel een technische aanpassing vereist
om goed uitvoerbaar te laten zijn. Daarvoor is een wetswijziging in voorbereiding.
Onderzoek CBS naar werkenden zonder pensioenopbouw
Het onderzoek dat het CBS op 20 februari 2024 heeft gepubliceerd heeft betrekking
op de witte vlek in 2022. Door de verlate aanlevering van cijfers door een aantal
pensioenuitvoerders was het CBS niet in staat om eerder hun onderzoek af te ronden.
In het voorjaar volgt nog een aanvulling van de cijfers, dit betreft onder meer de
uitsplitsing van het aantal werknemers zonder pensioen naar verschillende sectoren
en gegevens over het aantal zelfstandigen zonder pensioen.
In 2019 (peildatum 20 december 2019) waren er 6,98 miljoen werknemers in Nederland.
Daarvan bouwden 936 duizend werknemers geen pensioen op via hun werkgever. De witte
vlek in 2019 kwam daarmee uit op ongeveer 13,4%.6 In 2022 (peildatum 23 december 2022) waren er 7,25 miljoen werknemers, waarvan 766
duizend werknemers zonder pensioen, wat neerkwam op een witte vlek van 10,6%. Dit
betekent dat de witte vlek in aantal en als aandeel van het totaal aantal werknemers
tussen 2019 en 2022 is afgenomen. Uit de onderverdeling van de witte vlek naar karakteristieken
van werknemers valt, in vergelijking met de resultaten van 2019, een aantal aspecten
op.7
Uitzendkrachten en payroll
Het CBS heeft wederom inzage gegeven in de categorie uitzendkrachten. Daaruit blijkt
dat eind 2022 van de 382 duizend uitzendkrachten, 339 duizend werknemers actieve pensioenaanspraken
hadden en 43 duizend werknemers niet (12,6%). In 2019 betrof dit 435 duizend uitzendkrachten,
waarvan er 298 wel een actieve pensioenaanspraak hadden, en 138 duizend niet (31,7%).
In de uitzendsector is het aantal werknemers zonder pensioen daarmee met 95 duizend
afgenomen en het aandeel met 19,1%-punt.
Deze afname is grotendeels te verklaren door de verkorting van de wachttijd in de
uitzendbranche. Sociale partners in de uitzendsector hadden vooruitlopend op de Wet
toekomst pensioenen de wachttijd verkort van 26 gewerkte weken naar 8 gewerkte weken.
Waar in 2019 onder de uitzendkrachten die minder dan zes maanden in dienst waren bij
hun werkgever er 120 duizend van de 170 duizend (70,6%) geen actieve pensioenaanspraken
hadden, waren dat in 2022 slechts 39 duizend van de 154 duizend (25,3%), een afname
van 81 duizend (45,3%-punt.)
In de cijfers die betrekking zullen hebben op eind 2023 zal het effect van de afschaffing
van de wachttijd die met inwerkingtreding van de Wtp van kracht is geworden zichtbaar
zijn. Door de afschaffing van de wachttijd bouwen uitzendkrachten vanaf de eerste
werkdag pensioen op.
Jongeren
De cijfers van het CBS tonen voor de meeste uitsplitsingen het aantal werknemers van
21 jaar en ouder. Er is een aparte uitsplitsing voor de leeftijd 18–21 vanwege de
bij de Wet toekomst pensioenen ingevoerde maatregel om de maximale startleeftijd voor
pensioenopbouw te verlagen van 21 tot 18 jaar. Uit de cijfers blijkt dat ultimo 2022,
iets meer dan een jaar voor de inwerkingtreding van de verlaging van de startleeftijd,
364 duizend van de 455 duizend werkende 18–21 jarigen geen actieve pensioenopbouw
had, een aandeel van 80%. In 2019 waren dit er 366 duizend van de 438 duizend (84%).
In de cijfers over ultimo 2024 is het effect van de maatregel pas zichtbaar, naar
verwachting zijn die cijfers pas in het voorjaar van 2026 beschikbaar.
Ook de onder de groep werknemers van 21–35 jaar wordt de groep werknemers zonder pensioenopbouw
kleiner, zowel in absolute als relatieve zin. Uit de cijfers blijkt dat ultimo 2022,
363 duizend van de 2,5 miljoen 21–35 jarige werknemers geen actieve pensioenopbouw
had, een aandeel van 14,5%. In 2019 waren dit er 468 duizend van de 2,37 miljoen (19,7%),
een afname van 105 duizend (5,2%-punt). Door de oververtegenwoordiging van werknemers
onder de 35 in de groep werknemers met een flexibele arbeidsvorm, heeft deze leeftijdsgroep
meer voordeel aan maatregelen die zich richten op deze arbeidsvorm, zoals het verkorten
van de wachttijd in de uitzendsector.
Kleine werkgevers
Een doelgroep die belangrijk blijft voor het behalen van de reductiedoelstelling zijn
de werknemers die werkzaam zijn bij een kleine werkgever (1–10 werkzame personen).
Hoewel ook bij deze groep een daling te zien is, blijft deze daling achter bij andere
belangrijke doelgroepen, en blijft het aantal en aandeel werknemers zonder pensioen
hoog. 266 duizend werknemers, of 34% van deze groep, bouwt niet actief pensioen op.
In de komende jaren zal ik extra aandacht besteden aan het onderzoeken naar en ontwikkelen
van beleid om de werkgevers van deze werknemers in staat te brengen pensioenvoorzieningen
te treffen, om te voorkomen dat een goede pensioenregeling niet wordt voorbehouden
aan werknemers in grote organisaties.
Vervolg
Op basis van de huidige voortgang trek ik de conclusie dat de juiste stappen zijn
gezet, maar dat we er nog niet zijn. Het reduceren van het aantal werknemers zonder
pensioen kan alleen met goede samenwerking tot stand worden gebracht. Dat betekent
inzet vanuit mijn ministerie en inzet vanuit sociale partners en de vele werkgevers
en werknemers in Nederland. Het is daarom belangrijk om dit jaar de verdere uitwerking
en afronding van het aanvalsplan op te pakken. Dit betekent dat de nog niet afgeronde
acties verder worden gebracht en dat ik samen met de StvdA ga bekijken of er nog specifieke
sectorgerichte actie mogelijk is, zoals zij zelf ook aangeven. Dit kan bijvoorbeeld
het pensioenbewustzijn onder werkgevers vergroten in specifieke sectoren, gecombineerd
met een volwaardige basispensioenregeling. Er zijn ook financiële middelen beschikbaar
voor sociale partners binnen de StvdA. Op basis van die voortgang kan uw Kamer weer
informeren, wanneer de cijfers over ultimo 2024 bekend zijn. Op dat moment kan gekeken
worden of er een aanvullend pakket aan maatregelen benodigd is voor het behalen van
de reductiedoelstelling, waarbij indien de voortgang onvoldoende op schema ligt ook
de mogelijkheid van een pensioenplicht wordt onderzocht.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Bijlage 1. Overzicht werknemers en werknemers zonder pensioenopbouw naar kenmerken
2019 en 2022 (aantallen x 1.000; tussen haakjes percentage weergegeven als aandeel
van het kenmerk; bron: CBS)
Werknemers totaal
Waarvan zonder pensioenopbouw
2019
2022
2019
2022
Totaal
6.983
7.248
936
766
Geslacht
Man
3.603
3.684
509 (54%)
410 (54%)
Vrouw
3.381
3.564
427 (46%)
356 (46%)
Geboorteland
Geboren in Nederland, beide ouders geboren in Nederland
5.241
5.208
561 (63%)
457 (60%)
Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in het buitenland
608
659
94 (10%)
79 (10%)
Geboren in het buitenland
1.093
1.380
242 (27%)
230 (30%)
Wel/geen partner
Alleenstaand
2.501
2.672
486 (52%)
371 (48%)
Partner zonder baan of jaarloon onder WML
777
702
96 (10%)
73 (10%)
Partner met baan en jaarloon boven WML, geen witte vlek
2.985
3.086
245 (26%)
217 (28%)
Partner met baan en jaarloon boven WML, wel witte vlek
373
416
71 (8%)
69 (9%)
Partner is zelfstandige
348
371
38 (4%)
35 (5%)
Gestandaardiseerd huishoudensinkomen
Minder dan 20.000 euro
688
395
177 (22%)
92 (14%)
20.000 tot 30.000 euro
1.884
1.290
209 (26%)
131 (20%)
30.000 tot 40.000 euro
2.144
2.042
198 (25%)
163 (24%)
40.000 tot 50.000 euro
1.165
1.643
113 (14%)
130 (20%)
50.000 euro en meer
764
1.489
94 (12%)
150 (23%)
Bezit eigen woning
Wel eigen woning
4.638
4.720
457 (58%)
397 (60%)
Geen eigen woning
1.994
2.123
331 (42%)
267 (40%)
Vermogen huishouden
Minder dan 10.000 euro
1.979
1.529
311 (39%)
202 (30%)
10.000 tot 20.000 euro
331
234
37 (5%)
24 (4%)
20.000 tot 50.000 euro
729
376
71 (9%)
36 (5%)
50.000 tot 100.000 euro
859
485
78 (10%)
39 (6%)
100.000 euro en meer
2.747
4.235
294 (37%)
365 (55%)
Jaarloon als werknemer
Minder dan 35.000 euro
3.922
3.514
695 (74%)
500 (65%)
35.000 – 70.000 euro
2.478
2.915
182 (19%)
186 (24%)
Meer dan 70.000 euro
584
819
60 (6%)
80 (10%)
Soort dienstverband
Vast
4.768
5.171
385 (41%)
381 (50%)
Flexibel (flexibel aantal uren of tijdelijk dienstverband)
2.215
2.076
551 (59%)
385 (50%)
Economische activiteit bedrijf
Landbouw, visserij, bouwnijverheid en industrie
1.063
1.103
86 (10%)
96 (14%)
Commerciële dienstverlening
3.392
3.473
646 (74%)
486 (69%)
Niet-commerciële dienstverlening
2.268
2.425
136 (16%)
120 (17%)
Grootte bedrijf
1 tot 10 werkzame personen
784
783
283 (30%)
266 (35%)
10 tot 50 werkzame personen
1.100
1.146
183 (20%)
162 (21%)
50 tot 100 werkzame personen
536
553
60 (6%)
53 (7%)
100 of meer werkzame personen
4.564
4.767
410 (44%)
285 (37%)
Leeftijd bedrijf
Korter dan 2 jaar
223
219
62 (7%)
48 (7%)
2 tot 5 jaar
560
360
113 (13%)
80 (11%)
5 tot 8 jaar
516
553
97 (11%)
82 (11%)
8 jaar of langer
5.634
6.061
626 (70%)
515 (71%)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen