Brief regering : A-brief projecten ‘Vervanging LC-fregatten’ en ‘Bewapening maritieme lucht- en raketverdediging’
27 830 Materieelprojecten
Nr. 426
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2024
De Europese landen moeten hun krijgsmachten versterken, ook op de langere termijn.
Voor Europa, en zeker voor een zeevarende natie als Nederland is de bescherming van
de (handel over) zee en de maritieme aanvoerlijnen van groot belang. De huidige Luchtverdedigings-
en Commandofregatten (LC-fregatten) van de Koninklijke Marine vormen een belangrijk
deel van de gevechtskracht op zee. Zij kunnen een maritieme taakgroep, civiele schepen
en kustgebieden beschermen tegen dreiging uit de lucht en het commando voeren over
een maritieme taakgroep. In de loop van de jaren «30 zijn deze marineschepen echter
aan vervanging toe. Bovendien groeit de dreiging door de technologische ontwikkelingen
van vijandelijke wapensystemen. Naast de fregatten zelf is daarom ook hun bewapening
toe aan vernieuwing.
Met deze A-brief informeer ik uw Kamer over de behoeftestelling van twee nauw verbonden
projecten: «Vervanging LC-fregatten» en «Bewapening maritieme lucht- en raketverdediging»
(hierna: project «Bewapening»)1. Het project «Vervanging LC-fregatten» is in financiële omvang één van de grootste
lopende materieelprojecten van Defensie.
Behoefte
Dreiging – De dreiging tegen marineschepen groeit en wordt meer divers. De wapens van mogelijke
tegenstanders worden geavanceerder en steeds meer landen en strijdgroepen beschikken
daarover. Een recent voorbeeld betreft de aanvallen door Houthi-eenheden op commerciële
en marineschepen in de Rode Zee waarbij nog relatief eenvoudige wapens zijn gebruikt.
Naast de luchtdreiging neemt het gebruik van vliegende of varende drones toe, zoals
de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne heeft laten zien. En met eenvoudige wapens
op het land moet ook rekening worden gehouden. Ongeleide raketten, mortieren en artillerie
zijn relatief eenvoudige wapensystemen maar blijven reële dreigingen. Lanceerinrichtingen
op het land en vliegtuigen, helikopters, onderzeeboten en schepen kunnen antischipraketten
lanceren. Sommige moderne antischipraketten en kruisraketten vliegen sneller dan het
geluid (supersoon) op zeer lage hoogte en volgen daarbij een onvoorspelbaar traject
om de verdediging te misleiden.
Verder is er een dreiging van raketten die een grote hoogte bereiken. Ballistische
raketten die na lancering een voorspelbare baan volgen bestaan al langer, maar zijn
niet zeer precies. Moderne antischipraketten die eerst een grote hoogte bereiken vormen
een grotere dreiging, aangezien deze wapens schepen vanaf zeer grote afstand met precisie
kunnen treffen. Vanaf grote hoogte zoeken deze wapens hun weg naar het doel, soms
met een onvoorspelbaar traject, waarbij zij snelheden bereiken van meer dan vijfmaal
het geluid (hypersoon). Vergelijkbare wapens vormen ook een dreiging voor doelen op
het land of oppervlaktedoelen op zee. Het NAVO-bondgenootschap moet tegen deze dreigingen
worden beschermd.
Kwalitatieve behoefte LC-fregatten – De hoofdtaak van de nieuwe LC-fregatten is onveranderd: de verdediging tegen luchtdreiging
waarbij zij een maritieme taakgroep van meerdere schepen beschermen. Ook civiele schepen,
kustgebieden en belangrijke objecten op zee zoals booreilanden kunnen worden beschermd.
De nieuwe LC-fregatten zijn geschikt voor optreden in het hoogste deel van het geweldsspectrum.
Ze kunnen bovendien een staf aan boord nemen om het commando te voeren over een maritieme
taakgroep.
De NAVO streeft naar een geïntegreerde lucht- en raketverdedigingscapaciteit voor
de bescherming van het Europese grondgebied en bondgenootschappelijke eenheden (Integrated Air and Missile Defence, IAMD). Nederland heeft de ambitie zijn IAMD-capaciteiten substantieel te versterken
en NAVO-tekorten op deze gebieden te verminderen. Belangrijke Nederlandse bijdragen
zijn onder andere de F-35, de Patriot-systemen, de SMART-L radars in Wier en straks
in Herwijnen en in maritiem opzicht de huidige LC-fregatten met dezelfde SMART-L radars.
De nieuwe LC-fregatten met hun extra verdedigingscapaciteiten moeten voor IAMD een
belangrijke meerwaarde leveren.
Kwalitatieve behoefte Bewapening – De huidige LC-fregatten beschikken over een gelaagde verdediging met verschillende
typen raketten die elkaar aanvullen qua bereik. Dat betreft de SM-2 raketten voor
de grote afstand, Goalkeeper-snelvuurkanons voor de nabijverdediging en de Evolved Sea Sparrow Missile (ESSM) Block 1 raketten voor de afstand daar tussenin. Deze bewapening is echter
niet meer opgewassen tegen alle moderne dreigingen. Over enkele jaren krijgen twee
van de vier huidige LC-fregatten daarom de ESSM Block 2 raket ter vervanging van de
ESSM Block 1.2 Deze nieuwe raket is vooral geschikt tegen moderne laagvliegende dreigingen.
Ook voor de nieuwe LC-fregatten wil Defensie een gelaagde verdediging toepassen met
effectieve wapens voor kortere en langere afstanden. De bewapening tegen hypersone
dreigingen is nog in ontwikkeling. In Europees verband lopen twee onderzoeksprojecten,
de Hypersonic Defence Interceptor Study (HYDIS) en het Hypersonic Defence Interceptor Programme (HYDEF), voor de ontwikkeling van een interceptiecapaciteit tegen deze wapens. Nederland
is betrokken bij HYDIS. Voor verwerving binnen het project «Bewapening» zijn deze
onderzoeksprojecten nog niet voldoende gevorderd om een keuze te kunnen maken.
De nieuwe LC-fregatten hebben verder het vermogen om oppervlaktedoelen op zee en landdoelen
te bestrijden met de Naval Strike Missile
3 en ze kunnen een rol spelen bij onderzeebootbestrijding. Doelen op het land kunnen
met de nieuwe LC-fregatten ook worden bestreden met het 127mm kanon met precisiemunitie
en op grote afstand met het Tomahawk-kruisvluchtwapen.4
Kwantitatieve behoefte LC-fregatten – De vier huidige LC-fregatten worden één op één vervangen. Daarmee kan Defensie
blijven voldoen aan wat de NAVO van ons verwacht. Met de gebruikelijke cyclus van
opwerken naar inzet, de inzet zelf, en het onderhoud beschikt Defensie structureel
over minstens twee inzetbare LC-fregatten.
Kwantitatieve behoefte Bewapening – Voor het project «Bewapening» geldt dat Defensie streeft naar voldoende munitie
voor uitvoering van de eerste hoofdtaak: de eigen en bondgenootschappelijke verdediging.
Met de beschikbare financiële middelen van de Defensienota 2022 kan de inzetvoorraad
munitie echter nog niet volledig worden aangevuld tot het niveau van de eerste hoofdtaak.5 In de D-fase bepaalt Defensie het aantal raketten dat kan worden aangeschaft op basis
van de offertes en de budgettaire mogelijkheden. De D-brief is voorzien voor 2026.
Verwervingsstrategie, Europese strategische autonomie en het Nederlandse bedrijfsleven
Naast de beschreven behoeften aan nieuwe fregatten en de bewapening daarvoor speelt
bij deze projecten ook een andere, meer overstijgende behoefte een rol. Dat betreft
de behoefte om via de versterking van de Nederlandse industrie de Europese strategische
autonomie te vergroten.
Defensie kiest bij de bouw van bovenwater marineschepen voor een industriepolitiek
van het «industrieversterkend aankopen». Deze nieuwe aanpak is in hoofdlijnen uiteengezet
in de Kamerbrief «Defensie en de Maritieme Maakindustrie».6 Hierbij beoogt Defensie een partnerschap met de sector dat niet alleen de bouw van
marineschepen omvat maar ook infrastructuur, personeel, innovatie, kennisontwikkeling
en de instandhouding. Deze aanpak verbreedt de focus van Defensie van behoeftestellingen
per type schip naar versterking van de sector als geheel.
De aanschaf van de nieuwe LC-fregatten via deze aanpak zorgt voor een versterking
van de Nederlandse defensie-industrie in een sector waar Nederland internationaal
een vooraanstaande positie heeft, en draagt daarmee bij aan versterking van de Europese
strategische autonomie. Een sterke Nederlandse maritieme industrie biedt bovendien
meer kansen op internationale samenwerking zoals in het kader van de Northern Naval Capability Cooperation. Ook langs de weg van de internationale samenwerking kan de Europese strategische
autonomie worden versterkt. De doelstelling om zowel de Nederlandse industrie te versterken
als de Europese strategische autonomie te bevorderen, is verwoord in de Kamerbrief
«Defensie Industrie Strategie in de nieuwe geopolitieke context»7. Voor de Nederlandse Maritieme Maakindustrie in het bijzonder is dat uitgewerkt in
de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie waarin enkele ministeries waaronder Defensie
met de sector afspraken hebben gemaakt over versterkende maatregelen.8
Defensie gaat bij nieuwe projecten zoals «Vervanging LC-fregatten» eerder en intensiever
dan in het verleden samenwerken met de defensie-industrie in den brede. Dit kan de
voorbereidingstijd op de bouw en de bouwtijd zelf bekorten. Deze aanpak zal ook van
invloed zijn op hierop volgende maritieme projecten zoals de verwerving van Amfibische
Transportschepen, waarover uw Kamer spoedig de A-brief ontvangt.9 De nieuwe wijze van samenwerking vraagt om de ontwikkeling van nieuwe instrumenten
om te verzekeren dat een project ten goede komt aan een zo groot mogelijk deel van
de sector als geheel.
Defensie is voornemens voor het project «Vervanging LC-fregatten» de Nederlandse maritieme
sector in te schakelen onder artikel 346 van het Verdrag betreffende de Werking van
de Europese Unie (VWEU). Daarvoor zal Defensie de samenwerking zoeken met Damen Naval
en Thales NL en daarnaast met de bredere defensie-industrie. Damen Naval is in beeld
voor het scheepsplatform en Thales NL is in beeld voor het radar- en vuurleidingssysteem
(Above Water Warfare System, AWWS). Defensie dient nog overeenstemming te bereiken met Damen Naval en Thales NL
over de condities van een dergelijke alliantie. De Auditdienst Rijk (ADR) onderzoekt
daarbij de prijsstelling van de offertes van leveranciers, zoals altijd bij aanbestedingen
zonder concurrentiestelling. In de B-fase van het project zal Defensie met deze industriële
partners op zoek gaan naar de juiste balans tussen de criteria die van belang zijn
bij dit grootste maritieme materieelproject, zoals prijs, leveringszekerheid, kwaliteit,
Europese strategische autonomie en interoperabiliteit.
Het budget van het project «Vervanging LC-fregatten» heeft als uitgangpunt dat de
casco’s van de schepen elders in Europa worden gebouwd, net als bij de bouw door Damen
Naval van het bevoorradingsschip (Combat Support Ship, CSS) en bij de Anti Submarine Warfare (ASW-)fregatten voor onderzeebootbestrijding. Bouwen van de casco’s in Nederland
is niet uitgesloten, maar vereist nadere besluitvorming en is mede afhankelijk van
de ontwikkelingen rondom het project «Werf van de toekomst» van de Sectoragenda. Dit
is toegelicht in de eerdergenoemde Kamerbrief over Defensie en de Maritieme Maakindustrie.
Defensie kiest voor de bouw van marineschepen met de industriepolitiek van het «industrieversterkend
aankopen» voor een andere aanpak dan in het verleden. Het kabinet hanteert de werkwijze
dat vanuit artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (CW3.1) voor voorstellen met significante
gevolgen een apart kader wordt opgenomen in Kamerbrieven onder de naam «Beleidskeuzes
uitgelegd». Om invulling te geven aan deze werkwijze is dit kader opgenomen als bijlage
bij deze Kamerbrief.
Voor het project «Bewapening maritieme lucht- en raketverdediging» streeft Defensie
naar de aanschaf van een familie van wapens van dezelfde fabrikant die deze «van de
plank» (Military-off-the-Shelf, MOTS) kan leveren. De aanschaf bij één leverancier zorgt voor een goede onderlinge
samenhang van de afzonderlijke wapens, maakt de integratie van de nieuwe raketten
in de vervangende LC-fregatten makkelijker en is doelmatiger bij het onderhoud. Daarnaast
is een verwervingsproces met één leverancier minder complex dan met meerdere leveranciers.
Voor de bewapening bestaan geen Nederlandse leveranciers. Defensie zal in de B-fase
bezien welke buitenlandse leveranciers aan de eisen kunnen voldoen en als dat er meerdere
zijn, zal Defensie concurrentiestelling toepassen. Het Ministerie van Economische
Zaken zal bij dit project Industriële Participatie eisen. Mogelijk kunnen Nederlandse
bedrijven onderdelen van de bewapening gaan leveren, zoals ook bij de ESSM Block 2
raketten gebeurt.
Uitwerking
Personeel – Net als bij de ASW-fregatten kan automatisering de bemanningsomvang van
het schip verlagen en tegelijkertijd de werkbelasting van de opvarenden verminderen.
De bemanningsomvang is mede afhankelijk van het nog te ontwikkelen onderhoudsconcept:
welk onderhoud gaat de bemanning zelf uitvoeren, welk onderhoud wordt door personeel
aan de wal gedaan, en welk onderhoud wordt uitbesteed aan de industrie. Dit wordt
in een later stadium verder uitgewerkt. Op dit moment wordt geen structurele personele
uitbreiding als gevolg van de invoering van de nieuwe LC-fregatten en de bewapening
voorzien.
Internationale samenwerking en interoperabiliteit – Meerdere landen in Noord- en West-Europa werken samen binnen de Northern Naval Capability Cooperation (NNCC) en verkennen daarin de mogelijkheden voor samenwerking bij maritieme capaciteiten.10 Dit betreft niet alleen marineschepen maar ook bijvoorbeeld onbemande systemen, sensoren
zoals voor bescherming van onderzeese infrastructuur, informatie- en communicatiesystemen
en bewapening waaronder laserwapens. De samenwerking binnen de NNCC kan een belangrijke
bijdrage leveren aan een sterkere Europese strategische autonomie. Nederland, dat
beschikt over een sterke Maritieme Maakindustrie, heeft daarbij veel te bieden.
Nederland voert met meerdere landen van de NNSC gesprekken over de fregattenvervanging
en heeft ter plaatse bezoeken gebracht. In het bijzonder Denemarken, Duitsland en
Noorwegen overwegen over enige tijd fregatten te vervangen. In december 2020 heeft
de toenmalige Staatssecretaris van Defensie een Letter of Intent getekend met Duitsland over samenwerking bij de vervanging van de Nederlandse LC-fregatten
en de Duitse F124-fregatten. Deze samenwerking heeft geleid tot het opstellen van
een gezamenlijk operatieconcept en gezamenlijke functionele eisen. Voor veel technische
aspecten zijn NAVO-standaarden van toepassing waar alle bondgenoten zich aan houden.
Vanzelfsprekend is de interoperabiliteit erbij gebaat als bondgenoten zoveel mogelijk
standaardisatie toepassen en hetzelfde materieel gebruiken.
Het is echter nog niet mogelijk gebleken om met andere landen concrete samenwerkingsafspraken
te maken. Nederland wil nog steeds tot dergelijke afspraken komen, maar ook het tempo
er in houden. Met de projectkaders van deze A-brief ligt de Nederlandse besluitvorming
voor op die van andere landen en Defensie wil hiermee fungeren als aanjager en katalysator
voor samenwerking en daarmee standaardisatie bevorderen.
Met internationale partners blijft samenwerking mogelijk ten aanzien van systemen
en wellicht ook bij het scheepsontwerp De samenwerking hoeft niet beperkt te blijven
tot de ontwerp- en bouwfase maar kan zich uitstrekken tot bijvoorbeeld gezamenlijke
inkoop, opleidingen, instandhouding en modificaties. Mogelijk kunnen afspraken daarover
worden opgenomen in een overkoepelend programma. Bij de samenwerkingsafspraken moet
ook de industrie worden betrokken. In de B-fase wordt dit verder uitgewerkt.
Innovatie – Bij het ontwerp en de bouw van marineschepen is innovatie onmisbaar. Nederlandse
kennisinstituten zoals TNO, NLR en MARIN leveren bijdragen aan de innovaties die nodig
zijn om het nieuwe LC-fregat te laten voldoen aan de gestelde operationele eisen,
zoals dat ook is gebeurd bij de ASW-fregatten. De permanente innovaties bij marineschepen
kunnen ook leiden tot civiele toepassingen en versterken daarmee de Maritieme Maakindustrie
als geheel.
Duurzaamheid – Waar operationeel mogelijk zullen de LC-fregatten volgens de behoeftestelling voldoen
aan huidige en voorziene internationale regelgeving voor milieu, energie en duurzaamheid.
De schepen zullen geschikt zijn voor synthetische en biologische brandstoffen die
op termijn het gebruik van dieselolie vervangen. Het gebruik van een brandstof als
methanol is operationeel niet mogelijk, onder andere vanwege de kwetsbaarheid in gevechtsomstandigheden
en het grote volume aan brandstof dat het schip zou moeten meenemen. De duurzaamheidsaspecten
worden in de B-fase van het project «Vervanging LC-fregatten» verder uitgewerkt.
Gerelateerde projecten – Meerdere lopende projecten hebben een verband met de vervanging van de LC-fregatten.
Dit komt mede doordat Defensie voor de nieuwe LC-fregatten enkele wapens en systemen
gaat toepassen die ook zijn bedoeld voor de huidige LC-fregatten, die in de komende
jaren een modernisering ondergaan, en voor de nieuwe ASW-fregatten.
– Het project «Vervanging M-fregatten (ASWF)» betreft de verwerving van twee ASW-fregatten
voor onderzeebootbestrijding.11 Het AWWS radar- en vuurleidingssysteem van de ASW-fregatten wordt doorontwikkeld
voor de nieuwe LC-fregatten.
– Het project «ESSM Block 2: Verwerving en integratie» behelst onder andere de installatie
van de doorontwikkelde APAR-radars op twee van de vier huidige LC-fregatten aan het
einde van de jaren «20.12 Deze twee APAR-radars worden overgezet op twee van de vier nieuwe LC-fregatten. De
andere twee nieuwe LC-fregatten krijgen nieuwe exemplaren van dezelfde radar.
– Momenteel worden de vier huidige LC-fregatten voorzien van het nieuwe 127mm kanon
voor de bestrijding van oppervlaktedoelen op zee en op het land.13 Deze vier kanons worden overgezet op de nieuwe LC-fregatten.
– Het project «Vervanging Close-In Weapon System» (CIWS) behelst de vervanging van de huidige Goalkeeper-snelvuurkanons voor de nabijverdediging
van meerdere typen marineschepen.14 Defensie beziet of de nieuwe wapensystemen voor de nabijverdediging die binnen dit
project worden aangeschaft, inpasbaar zijn in het concept van de nieuwe LC-fregatten.
– Defensie verwerft met het project «Verwerving Maritime Strike» Tomahawk-kruisvluchtwapens met conventionele lading voor de huidige LC-fregatten,
de nieuwe LC-fregatten en de huidige en nieuwe onderzeeboten.15 Met dit wapensysteem kan Defensie strategische doelen van een tegenstander van grote
afstand uitschakelen.
– Met het project «Vervanging Maritiem Surface-to-surface missile» verwerft Defensie raketten voor fregatten om oppervlaktedoelen op zee en landdoelen
te bestrijden. Zowel de huidige LC-fregatten, de nieuwe LC-fregatten als de ASW-fregatten
worden met deze raketten uitgerust. Defensie heeft in 2022 een contract getekend met
de Noorse firma Kongsberg voor de levering van de Naval Strike Missile.
Naamgeving – De ASW-fregatten worden vernoemd naar vrouwen met een grote betekenis voor de Nederlandse
vrijheid, in lijn met de motie-Van den Nieuwenhuijzen.16 Defensie streeft naar meer maatschappelijke betrokkenheid bij de naamgeving van marineschepen.
Hoe dit wordt vormgegeven wordt nog nader bezien.
Risico’s
Voor beide projecten heeft Defensie een risico-inventarisatie gemaakt. Bij beide projecten
bestaat het risico dat binnen Defensie onvoldoende personele capaciteit is om het
verwervingstraject op tijd te kunnen voltooien, ook gezien de andere grote maritieme
investeringsprojecten die aan de orde zijn zoals de onderzeeboten, de ASW-fregatten,
de hulpvaartuigen17 en de Amfibische Transportschepen. Verder geldt voor beide projecten het risico dat
de kosten hoger uitvallen dan nu begroot. Voor het project «Bewapening» bestaat het
risico dat fabrikanten in de onderzoeksfase (B-fase) onvoldoende informatie aanleveren
waardoor een goede vergelijking van de alternatieven wordt bemoeilijkt.
Defensie heeft voor deze risico’s beheersmaatregelen getroffen. Ten aanzien van de
personeelscapaciteit is het zaak het beschikbare personeel zorgvuldig te verdelen
over de verschillende projecten en zo nodig over te gaan tot externe inhuur. De intensieve
samenwerking die Defensie in een vroeg stadium met de industrie wil aangaan, kan ook
bijdragen aan de vermindering van dit risico. De projectbudgetten bevatten een risicoreservering
als mitigatie voor de budgetrisico’s.
Financiële aspecten
De vervanging van de LC-fregatten is wat betreft projectbudget het grootste maritieme
project waar Defensie aan werkt, met een budget van meer dan € 2,5 miljard. Het projectbudget
van het project «Bewapening» ligt in de bandbreedte tussen € 1 miljard en € 2,5 miljard.
De projectbudgetten komen ten laste van de defensiebegroting. Beide budgetten bestaan
uit een basisraming voor de investeringen, een risicoreservering en een verhoging
van de exploitatiekosten gedurende de voorziene levensduur van de nieuwe LC-fregatten
en de bewapening.
Planning
Zoals hierboven uiteengezet voert Defensie in de komende jaren meerdere grote marinebouwprojecten
uit. Het bedrijfsleven wordt daarbij zoveel mogelijk betrokken, ook bij het ontwerp
van de schepen, waardoor deze projecten sneller kunnen worden afgerond. Defensie maakt
voor het geheel van deze projecten een zorgvuldige verdeling van de beschikbare personeelscapaciteit.
Daarbij zijn prioriteiten gesteld en wordt gewerkt met mijlpalen. Met de kennis van
nu verwacht Defensie de levering van het eerste nieuwe LC-fregat uiterlijk in 2034,
in tegenstelling tot de eerder genoemde 2032.18 De B-brief zal hier nader op ingaan.
Na het eerste fregat volgen de andere drie schepen telkens een tot anderhalf jaar
later. Na de levering van een fregat duurt het ongeveer anderhalf jaar voordat het
volledig operationeel inzetbaar is. De huidige planning voorziet een volledige operationele
inzetbaarheid van het vierde en laatste nieuwe LC-fregat in 2041. In de B-fase en
D-fase zal Defensie bezien of de planning kan worden vervroegd door de intensieve
samenwerking met de industrie.
Als gevolg van het huidige leveringsschema moeten de huidige LC-fregatten maximaal
twee jaar langer doorvaren dan tot voor kort werd aangenomen. Defensie zal bezien
welke maatregelen nodig zijn om dit technisch en operationeel mogelijk te maken. In
de overgangsperiode waarin de huidige fregatten uitstromen en de nieuwe fregatten
in dienst komen, kan Defensie steeds beschikken over minimaal twee inzetbare fregatten,
hetzij een huidig fregat dan wel een nieuw. Een besluit over de wijze van afstoting
van de huidige LC-fregatten nadat zij buiten dienst zijn gesteld, volgt te zijner
tijd.
Vooruitblik
Naar verwachting ontvangt uw Kamer in 2025 de B-brief over de onderzoeksfase van het
project «Bewapening maritieme lucht- en raketverdediging», gevolgd door de B-brief
van het project «Vervanging LC-fregatten» in 2026. Deze volgorde is van belang omdat
de eisen aan de bewapening moeten vaststaan voordat de eisen aan de schepen kunnen
worden vastgesteld. De D-brief van de verwervingsvoorbereidingsfase van het project
«Bewapening» ontvangt uw Kamer in 2026 en die van het project «Vervanging LC-fregatten»
in 2028.
Tenslotte
In de komende vijftien jaar vervangt Defensie bijna alle grote bovenwaterschepen van
de Koninklijke Marine. De verwerving van nieuwe LC-fregatten en hun bewapening vormt
daarvan een belangrijk onderdeel. Deze schepen zorgen voor een flinke verbetering
van de maritieme capaciteiten en Nederland levert hiermee een forse bijdrage aan de
eigen en bondgenootschappelijke verdediging en de Europese strategische autonomie.
Bovendien geeft Defensie door de intensievere industriële samenwerking een krachtige
impuls aan de Europese strategische autonomie en de Nederlandse defensie-industrie.
In de B-fase van het project «Vervanging LC-fregatten» zal Defensie de aanpak van
het «industrieversterkend aankopen» verder uitwerken, met aandacht voor niet alleen
het ontwerp van de schepen maar ook voor aspecten zoals infrastructuur, personeel,
innovatie, kennisontwikkeling en de toekomstige instandhouding. Het betrekken van
de defensie-industrie in den brede is daarbij een belangrijke doelstelling.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
BIJLAGE
Kader Beleidskeuzes uitgelegd vervanging LC-fregatten
De met deze brief na te streven doelstelling is tweeledig.
1. Voor een zeevarende natie als Nederland is de bescherming van de handel over zee en
de maritieme aanvoerlijnen van groot belang. Door technologische ontwikkelingen groeit
de behoefte aan bescherming tegen vijandelijke wapensystemen. De nieuwe LC-fregatten
beschermen tegen dreigingen uit de lucht.
2. De behoefte bestaat voor versterking van de Nederlandse defensie-industrie en voor
een versterking van de Nederlandse Maritieme Maakindustrie in het bijzonder. Nederland
draagt hiermee bij aan de versterking van de Europese strategische autonomie.
Beleidsinstrumenten
Met de verwerving van vier nieuwe LC fregatten inclusief bewapening voor de Koninklijke
Marine dragen we bij aan het behalen van de eerste doelstelling. Door hierbij eerder
en intensiever dan in het verleden samen te werken met de defensie-industrie in den
brede wordt aan de tweede doelstelling bijgedragen. Hierbij kiest Defensie voor de
bouw van marineschepen met het «industrieversterkend aankopen» door middel van een
partnerschap met de sector dat niet alleen de bouw van marineschepen omvat maar ook
infrastructuur, personeel, innovatie, kennisontwikkeling en de instandhouding.
Financiële gevolgen voor het Rijk
Het projectbudget van de nieuwe LC-fregatten is meer dan € 2,5 miljard. Het projectbudget
van het project «Bewapening maritieme lucht- en raketverdediging» ligt in de bandbreedte
tussen € 1 miljard en € 2,5 miljard. Over de verdere detaillering van het budget zal
de Kamer worden geïnformeerd bij de nadere invulling van de behoefte.
Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
De fregatten worden zonder concurrentiestelling aanbesteed bij de Nederlandse industrie.
Nederlandse kennisinstellingen zoals TNO, NLR en MARIN leveren bijdragen aan de innovaties.
Nagestreefde doeltreffendheid
De hoofdtaak van de nieuwe LC-fregatten is de bescherming van maritieme taakgroepen,
civiele schepen, kustgebieden en belangrijke objecten op zee tegen dreigingen uit
de lucht. De nieuwe LC-fregatten zijn geschikt voor optreden in het hoogste deel van
het geweldsspectrum. Ze kunnen een staf aan boord nemen om het commando te voeren
over een maritieme taakgroep. De nieuwe LC-fregatten hebben bovendien het vermogen
om oppervlaktedoelen op zee en landdoelen te bestrijden en ze kunnen een rol spelen
bij onderzeebootbestrijding.
Om de Nederlandse defensie-industrie op doeltreffende wijze te versterken zal Defensie
de samenwerking zoeken met Damen Naval en Thales NL en daarnaast met de bredere defensie-industrie.
Defensie dient nog overeenstemming te bereiken met Damen Naval en Thales NL over de
condities van een dergelijke alliantie.
Nagestreefde doelmatigheid
In deze fase van het project kunnen nu reeds drie punten genoemd worden die de doelmatigheid
onderstrepen.
– Voor de bewapening streeft Defensie naar de aanschaf van wapens van dezelfde fabrikant
die deze «van de plank» kan leveren.
– Om budgettaire redenen is het uitgangpunt dat de casco’s van de schepen elders in
Europa worden gebouwd.
– Defensie streeft naar internationale samenwerking bij het ontwerp en de bouw van de
schepen. Dit kan leiden tot een gezamenlijke aanschaf van systemen en ook tot samenwerking
bij het toekomstige onderhoud en modificaties.
Verdere doelmatigheid zal worden bereikt bij de nadere invulling van de behoefte.
Evaluatieparagraaf
Deze brief valt onder het beleidskader Defensie Materieel Proces (DMP). Aan de hand
van verschillende ontwikkelingen wordt in 2024 een geactualiseerde brochure «DMP bij
de tijd» aan het parlement voorgelegd. Volgens het DMP volgt na de voltooiing van
in ieder geval projecten die vallen onder de regeling grote projecten een evaluatie
(E-fase).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.