Brief regering : Voortgang Beleidsagenda voor duurzame financiering
33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)
Nr. 113
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2024
We staan in Nederland en de rest van de wereld voor een grote uitdaging: de transitie
                  naar een duurzame economie. We moeten de opwarming van de aarde beperken, ecosystemen
                  beschermen en de uitputting van grondstoffen voorkomen. Deze transitie vraagt om een
                  bijdrage van de hele samenleving: van de overheid, burgers, bedrijven, maatschappelijke
                  organisaties en de financiële sector. Het geld dat banken, verzekeraars, pensioenfondsen
                  en vermogensbeheerders investeren is sturend voor de financiering van een duurzame
                  economie. Vanuit deze overtuiging is in juni 2022 de Beleidsagenda voor duurzame financiering
                  (hierna: beleidsagenda) tot stand gekomen.1
De beleidsagenda bestaat uit drie ambities, elk met een aantal acties. Met deze brief
                  informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie, over de voortgang
                  hiervan.2 Daarnaast vindt u in de bijlage een samenvatting van de voortgang in drie tabellen.
               
Ambitie: financiële markten zijn een vliegwiel voor verduurzaming
De financiële markten moeten de economie van de toekomst financieren. Financiële instellingen
                  moeten bedrijven en consumenten helpen om duurzamere keuzes te maken via hun financieringen.
                  Zo vormen de financiële markten een vliegwiel voor de verduurzaming van de economie.
               
Het klimaatcommitment van de financiële sector speelt hier een belangrijke rol. Met
                  het commitment heeft de financiële sector toegezegd om haar CO2-voetafdruk in kaart
                  te brengen en actieplannen op te stellen om deze terug te dringen. De ministeries
                  van Financiën en voor Klimaat en Energie hebben zich als waarnemers bij het commitment
                  ingezet voor een ambitieuze invulling van het commitment door financiële instellingen.
                  Zo heeft mijn ministerie bijgedragen aan de ontwikkeling van een leidraad voor de
                  invulling van het commitment door de koepelorganisaties van de financiële sector.3 Deze leidraad biedt de ondertekenaars van het klimaatcommitment inzicht in welke
                  elementen in een actieplan thuishoren en hoe de meting van het CO2-gehalte van financieringen
                  en beleggingen er uit zou moeten zien.4 De koepelorganisaties van deelnemers uit de financiële sector hebben de leidraad
                  dit jaar ook geactualiseerd.
               
Inzichten van maatschappelijke organisaties en de wetenschap dragen ook bij aan een
                  ambitieuzere invulling van het klimaatcommitment. Ik vind het daarom goed dat de Commissie
                  Financiële Sector Klimaatcommitment (CFSK) periodiek met maatschappelijke organisaties
                  en de wetenschap in gesprek gaat.
               
Een onderdeel van het klimaatcommitment is de inspanningsverplichting om deel te nemen
                  aan de financiering van de energietransitie. In dit kader is vorig jaar het initiatief
                  genomen om sessies te organiseren tussen beleidsmakers van het Ministerie van Economische
                  Zaken en Klimaat en experts uit de financiële sector over financieringsuitdagingen
                  voor specifieke klimaat- en energievraagstukken. Zo zijn er sessies georganiseerd
                  over de financiering van warmtenetten en groene waterstof. Aan deze sessies namen
                  ook publieke financiële instellingen, zoals BNG en Invest-NL, deel. De komende tijd
                  wordt in samenwerking met Invest-NL verkend of en hoe deze expertsessies een structureel
                  vervolg kunnen krijgen.
               
Het adviesbureau KPMG heeft recent een nieuwe voortgangsrapportage opgeleverd over
                  het meten en rapporteren van de CO2-voetafdruk door de ondertekenaars van het klimaatcommitment.
                  Deze rapportage en het begeleidend schrijven van de koepelorganisaties zijn als bijlage
                  2 en 3 bij deze brief gevoegd. In de voortgangsrapportage kijkt KPMG niet alleen naar
                  het percentage instellingen dat haar CO2-voetafdruk meet en over welk deel van de
                  balans, maar ook naar de totale omvang van deze CO2-voetafdruk. Dit is een belangrijke
                  stap om inzichtelijk te maken of de gefinancierde emissies van de sector ook daadwerkelijk
                  dalen. Over het algemeen laat de voortgangsrapportage zien dat de sector een groot
                  deel van haar CO2-voetafdruk in kaart brengt. Tegelijkertijd is duidelijk dat niet
                  alle instellingen de CO2-voetafdruk van al hun relevante financieringen meet en dat
                  de kwaliteit van de metingen omhoog kan. Daarnaast worden de indirecte CO2-emissies
                  van de bedrijven die de sector financiert (de scope 3 emissies van die bedrijven)
                  nog onvoldoende in kaart gebracht. Deze voortgangsrapportage illustreert dat de ondertekenaars
                  van het commitment goed op weg zijn, maar dat de kwaliteit van de actieplannen en
                  de CO2-rapportages een aandachtspunt blijft.
               
Het klimaatcommitment wordt op dit moment door de CFSK geëvalueerd. Voor de Minister
                  voor Klimaat en Energie en mijzelf staat hierin centraal hoe de ondertekenaars de
                  verduurzaming van de reële economie nog verder kunnen ondersteunen. Hiervoor is het
                  van belang dat financiële instellingen de kwaliteit van de actieplannen verbeteren.
                  Instellingen zouden helder moeten beschrijven hoe zij hun doelstellingen verwachten
                  te realiseren en welke concrete acties zij hiervoor nemen. De CFSK heeft ook maatschappelijke
                  organisaties bij deze evaluatie betrokken. De verwachting is dat de CFSK in het eerste
                  kwartaal van dit jaar de resultaten van de evaluatie presenteert, inclusief suggesties
                  voor de nadere invulling van het klimaatcommitment.
               
De Minister voor Klimaat en Energie en mijn voorganger hebben daarnaast in maart jl.
                  aangekondigd mogelijke klimaatwetgeving voor de financiële sector te verkennen.5 De vraag die in deze verkenning centraal staat is of en zo ja welke wettelijke of
                  alternatieve maatregelen de bijdrage van financiële ondernemingen aan de klimaattransitie
                  kunnen versterken, en zo ja, hoe deze vormgegeven zouden kunnen worden. Hierbij zal
                  ik ook naar rapportages van belanghebbenden kijken, zoals van de Eerlijke Geldwijzer
                  of de klimaatcrisisindex van Milieudefensie.6 Onderdeel van de verkenning is ook de vraag wat de mogelijke effecten zijn van eventuele
                  wettelijke klimaatmaatregelen op het financieringsaanbod voor het MKB. Dit kunnen
                  positieve effecten zijn, bijvoorbeeld duurzame financiering die tegen gunstigere voorwaarden
                  beschikbaar wordt voor ondernemers. Maar dit kunnen ook negatieve effecten zijn, bijvoorbeeld
                  een toename van de administratieve lasten voor onder meer financiële instellingen
                  en daardoor mogelijk een beperking van het financieringsaanbod voor het MKB.
               
De basis van deze verkenning wordt gevormd door een consultatiedocument. Dit document
                  is op 21 december gepubliceerd en staat tot 15 februari open. Na het sluiten van de
                  consultatie zal het volgende kabinet worden geïnformeerd over mogelijke beleidsopties.
               
De verkenning raakt vele aspecten, waaronder de toegang van het MKB tot financiering,
                  het vestigingsklimaat en regelgeving die in de Europese Unie in ontwikkeling is zoals
                  de onderhandelingen over de Richtlijn voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting
                  voor ondernemingen (CSDDD) die de afgelopen maanden plaatsvonden.Dit vraagt om een
                  zorgvuldige afweging en dit vergt tijd. Het is daarom niet gelukt om tegemoet te komen
                  aan het verzoek van uw Kamer om u afgelopen zomer over de resultaten van de verkenning
                  te informeren.
               
In de beleidsagenda wordt daarnaast ook het initiatief aangekondigd om samen met andere
                  landen die koploper zijn best practices te delen op het terrein van verduurzaming van de financiële sector. Ik ben er trots
                  op dat Nederland dit via het co-voorzitterschap van de Coalition of Finance Ministers
                  for Climate Action (CFMCA) heeft kunnen bevorderen. Zo heeft de CFMCA voor het eerst
                  een klimaatactieverklaring uitgegeven namens alle leden van de coalitie.7 Deze verklaring laat zien welke acties de CFMCA-leden het aankomend jaar nemen om
                  bij te dragen aan de aanpak van klimaatverandering en biedt een basis voor het delen
                  van best practices.
               
Tenslotte is er op ingezet dat financiële instellingen structureel aandacht besteden
                  aan brede duurzaamheidsdoelen in hun activiteiten. Zo is ingezet op de opname van
                  de financiële sector in het Global Biodiversity Framework. In dit verdrag is onder andere afgesproken dat overheden maatregelen dienen te nemen
                  om ervoor te zorgen dat financiële instellingen de impact van het verlies van biodiversiteit
                  op hun financieringen en vice versa transparant maken. De Minister voor Natuur en
                  Stikstof zal uw Kamer informeren over hoe Nederland opvolging geeft aan dit verdrag
                  in een nationale biodiversiteitsstrategie.8Daarnaast heeft Nederland zich tijdens de onderhandelingen over de CSDDD ingezet voor
                  de opname van de financiële sector in deze richtlijn. De Minister voor Buitenlandse
                  Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal uw Kamer over de uitkomst van deze onderhandelingen
                  informeren.
               
Ambitie: aan duurzaamheid gerelateerde financiële risico’s worden voldoende beheerst
Financiële instellingen zijn zich steeds beter bewust van de duurzaamheidsrisico’s
                  waar zij zelf mee worden geconfronteerd, maar beheersen deze nog altijd onvoldoende.9 Het afgelopen jaar is er daarom ingezet op de betere integratie van aan duurzaamheid
                  gerelateerde financiële risico’s in de relevante toezichtraamwerken voor financiële
                  instellingen. Zo heeft Nederland zich, in lijn met het BNC-fiche over de wijziging
                  van de richtlijn en verordening kapitaalvereisten, positief uitgesproken over het
                  onderzoek van de Europese Bankenautoriteit (EBA) naar de opname van aan duurzaamheid
                  gerelateerde financiële risico’s in het generieke deel van het kapitaaleisenraamwerk
                  voor banken.10 In het triloogakkoord is het mandaat van de EBA hiervoor nader geconcretiseerd.11 De EBA heeft recent ook een rapport gepubliceerd over de stappen die zij zet om klimaatgerelateerde
                  en sociale risico’s mee te nemen in het generieke deel van het raamwerk.12 Hiermee zet de EBA een belangrijke eerste stap. Ook in de herziening van het toezichtraamwerk
                  voor verzekeraars (Solvency II) heeft Nederland zich ingezet voor de opname van duurzaamheidsrisico’s.13 Mede op initiatief van Nederland bevat het triloogakkoord de verplichting om klimaatrisico’s
                  mee te nemen in de risicoanalyse van verzekeraars.
               
De beheersing van duurzaamheidsrisico’s vraagt daarnaast om de juiste borging op het
                  bestuursniveau van financiële instellingen. Bestuurders moeten voldoende kennis hebben
                  over dit type risico’s, zodat zij die adequaat kunnen integreren in de bedrijfsprocessen
                  van de volledige organisatie. De AFM en DNB hebben in maart 2023 hun beleidsregel
                  geschiktheid aangescherpt waarmee bestuurders over het verandervermogen moeten beschikken
                  dat hiervoor nodig is.14
In de beleidsagenda wordt ook een ingezet voor de betere integratie van duurzaamheidsrisico’s
                  in het toezichtraamwerk voor pensioenfondsen (IORP) en het macroprudentiële raamwerk
                  voor banken aangekondigd. Er is echter nog geen zicht op een herziening van het toezichtraamwerk
                  voor pensioenfondsen (IORP). Daarnaast heeft de Europese Commissie de herziening van
                  het macroprudentiële raamwerk voor banken uitgesteld tot na de Europese verkiezingen
                  in 2024.
               
Daarnaast wordt erop ingezet dat naast klimaatrisico’s ook andere milieurisico’s,
                  zoals risico’s gerelateerd aan biodiversiteitsverlies, beter in kaart worden gebracht.
                  Nederland heeft zich er bijvoorbeeld succesvol voor ingezet dat in de onderhandelingen
                  voor het toezichtraamwerk voor verzekeraars, de Europese Autoriteit voor Verzekeringen
                  en Bedrijfspensioenen (EIOPA) de taak krijgt te onderzoeken hoe biodiversiteit kan
                  worden meegenomen in het prudentiële raamwerk voor verzekeraars. Er is hier ook aandacht
                  voor gevraagd in lopende gesprekken met de toezichthouders, zoals de Europese Centrale
                  Bank (ECB) en DNB.
               
Het Ministerie van Financiën heeft daarnaast in diverse reguliere gesprekken met banken
                  gesproken over de risico’s van bouwen in overstromingsgebied. Uit deze gesprekken
                  kwam naar voren dat banken zich bewust zijn van de mogelijke risico’s, maar zij het
                  lastig vinden om deze risico’s concreet te maken. 15Ik ben daarom tevreden met het werk dat door de werkgroep klimaatadaptatie van het
                  Platform voor Duurzame Financiering wordt uitgevoerd. Deze werkgroep heeft op 22 december
                  jl. haar eerste rapport aangeboden aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.16 In dit rapport geeft de werkgroep een analyse van de gevolgen van klimaatverandering
                  voor de financiële sector en doet zij aanbevelingen om, samen met de overheid, tot
                  gezamenlijke oplossingen te komen die bijdragen aan een klimaatbestendig Nederland.
                  De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn actief bij deze werkgroep betrokken.
                  In 2024 worden de aanbevelingen door werkgroep verder uitgewerkt.
               
Tenslotte is er toegezegd beleidsopties te verkennen voor het bevorderen van de verzekerbaarheid
                  van klimaat gerelateerde schade. Deze verkenning loopt. Samen met de Minister van
                  Infrastructuur en Waterstaat en de verzekeringssector onderzoek ik de noodzaak en
                  wenselijkheid van het verzekeren van overstromingsschade door primaire keringen.17 De sector heeft in deze verkenning aangegeven dat het verzekeren van deze schade
                  niet haalbaar is voor individuele of een collectief van verzekeraars zonder deelname
                  van de overheid. Daarvoor is de schadelast van een overstroming van een primaire kering
                  te groot. Momenteel kan in het geval van een overstroming van een primaire kering
                  worden teruggevallen op de Wet Tegemoetkoming Schade bij Rampen voor compensatie.
                  Het kabinet beziet hoe de afhandeling van deze schade verbeterd kan worden en of een
                  publiek private verzekeringsoplossing hiervoor het meest geschikte middel is.
               
Ambitie 3: rapportagestandaarden bieden inzicht in alle relevante duurzaamheidsfactoren
                        en voorkomen groenwassen.
Het is belangrijk om de kwaliteit en vergelijkbaarheid van duurzaamheidsinformatie
                     te verbeteren. Beleggers zijn er dan zeker van dat zij ook echt investeren in duurzame
                     activiteiten. Ook kunnen belanghebbenden dan beter ondernemingen ter verantwoording
                     roepen op hun duurzaamheidsprestaties. De verdere uitbreiding van de duurzame taxonomie
                     speelt hierin een belangrijke rol. Naast de reeds bestaande criteria voor de doelstellingen
                     rond het voorkomen van klimaatverandering en klimaatadaptatie, zijn in 2023 criteria
                     vastgesteld binnen de overige vier doelstellingen.18 Hierdoor wordt het steeds duidelijker aan welke criteria activiteiten moeten voldoen
                     om als duurzaam gekwalificeerd te kunnen worden.
                  
Nederland heeft daarnaast bij de Europese Commissie gepleit voor de komst van wetgeving
                  voor aanbieders van milieu, maatschappij-, en governance-beoordelingen (hierna: ESG-beoordelingen).
                  Zij beoordelen de duurzaamheidsprestaties en -risico’s van bedrijven. Ook spelen deze
                  aanbieders een belangrijke rol in het verzamelen en standaardiseren van duurzaamheidsinformatie.
                  Met name (institutionele) beleggers maken gebruik van de diensten van ESG-beoordelingsbureaus.
                  De Europese Commissie heeft inmiddels een voorstel gepubliceerd en het kabinet is
                  hier positief over. Het kabinet steunt de brede transparantievereisten die inzicht
                  bieden in de kwaliteit van deze beoordelingen. Ook steunt het kabinet de eisen aan
                  de bedrijfsvoering die de kwaliteit en integriteit van de ESG-beoordelingen verbeteren.
                  19 Het Raadsakkoord is in lijn met de kabinetsinzet. Zo bevat het een voorstel voor
                  een lichter regime voor kleine ESG-beoordelingsbureaus.
               
Daarnaast zet ik mij in voor een ambitieuze invulling van de EU-standaarden voor duurzaamheidsrapportages.
                  In de consultatiereacties bij de invulling van de rapportagestandaarden in het kader
                  van de richtlijn duurzaamheidsrapportering, heeft Nederland zich uitgesproken voor
                  ambitieuze standaarden die effectief zijn en rekening houden met de administratieve
                  lasten voor ondernemingen. Ik betreur dat de Europese Commissie de ambitie heeft verlaagd
                  in de recentelijk geconsulteerde rapportagestandaarden.20 Desondanks zijn deze rapportagestandaarden een belangrijke stap vooruit. Ik werk
                  samen met de Minister voor Rechtsbescherming ook aan een spoedige implementatie van
                  de richtlijn in Nederlandse wetgeving.21 Nederland heeft in de onderhandelingen vastgehouden aan de kabinetsinzet uit het
                  BNC-fiche, wat betekent dat de reikwijdte enkel wordt bepaald aan de hand van de omvang
                  van ondernemingen en niet de voetafdruk.22
Tenslotte is er ingezet op ambitieuze internationale rapportagestandaarden. Nederland
                  heeft zich in de G20 uitgesproken voor het belang van internationale rapportagestandaarden
                  voor duurzaamheid. Daarnaast heeft zij zich binnen de EU ingezet voor aansluiting
                  van de Europese rapportagestandaarden met de internationale standaarden. Dit maakt
                  het in de toekomst mogelijk om de internationale standaarden ook in de EU van toepassing
                  te verklaren, met behoud van het Europese ambitieniveau.
               
Conclusie
Het afgelopen jaar is er in het kader van de beleidsagenda duurzame financiering nationaal,
                  Europees en internationaal ingezet op ambitieuzer beleid. Buiten dit kader heeft het
                  kabinet zich op veel andere manieren ingezet voor een duurzamer Nederland.
               
Op veel van de acties uit de beleidsagenda is voortgang geboekt. Financiële instellingen
                  vormen een steeds groter vliegwiel voor de verduurzaming van de economie. Ook worden
                  aan duurzaamheid gerelateerde financiële risico’s beter beheerst. Daarnaast bieden
                  rapportagestandaarden meer inzicht in relevante duurzaamheidsfactoren en wordt groenwassen
                  aangepakt. We zijn er echter nog niet. De grootste uitdaging voor de verdere ontwikkeling
                  van het duurzame financieringsbeleid is mijns inziens het meer centraal zetten van
                  de daadwerkelijke invloed van de financiële sector op de verduurzaming van de reële
                  economie. Hoe kan de financiële sector burgers en bedrijven stimuleren om hun duurzaamheidsopgaven
                  te realiseren? De keuzes hierover zijn aan een volgend kabinet.
               
De Minister van Financiën,
                  S.P.R.A. van Weyenberg
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën