Brief regering : Verzamelbrief dierenwelzijn gezelschapsdieren
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1324 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2024
Met deze brief informeer ik de Kamer over de voortgang op een aantal dierenwelzijnsonderwerpen,
moties en toezeggingen. Ook geef ik een appreciatie op de recent uitgebrachte zienswijze
van de RDA «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen. Effecten van (beleid tegen) klimaatverandering
op het welzijn van dieren in de veehouderij». De volgende onderwerpen komen in de
brief aan bod:
Gezelschapsdieren
Honden en katten:
• Trainen van overheidshonden (Kamerstuk 28 286, nr. 1255)
• Onderzoek naar het gedrag van mensen bij het aanschaffen van kortsnuitige honden (Kamerstuk
28 286, nr. 1303)
• Gesprek met de Raad van Beheer over het fokken van kortsnuitige honden en verspreiding
inzichten in Europa (Kamerstuk 28 286, nr. 1256)
• Voortgang op houd- en vertoningsverbod voor gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke
kenmerken (Kamerstuk 28 286, nr. 1288)
• Voortgang op chip- en registratieplicht kat (toezegging Kamerstuk 28 286, nr. 1287)
• Stand van zaken dataverzameling via het Landelijk Honden Dossier (LHD) en de interpretatie
daarvan (TZ202306-026)
Dierentuinen:
• Verbeterafspraken Dolfinarium
• Evaluatie Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19
Overig:
• Voortgang op uitwerking Amendement Wassenberg (Kamerstuk 35 892, nr. 22)
• Toezegging aan het lid Haverkort over concrete verwachtingen en heldere taken voor
dierenambulances (Kamerstuk 28 286, nr. 1289)
• Voortgang op uitvoering van de motie van de leden Beckerman en Wassenberg inzake dierenwelzijn
en zoönoserisico’s op reptielenbeurzen (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 39)
Landbouwhuisdieren
• Plan van aanpak Zorg jonge dieren (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 71)
• Inventarisatie knelpunten zelfslachtende slagers (Kamerstuk 28 286, nr. 1294)
• Appreciatie zienswijze RDA «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen. Effecten van (beleid
tegen) klimaatverandering op het welzijn van dieren in de veehouderij»
Gezelschapsdieren
Honden en katten
Trainen van overheidshonden (Kamerstuk
28 286, nr. 1255)
Zoals toegezegd in de verzamelbrief dierenwelzijn van 14 april 2022, informeer ik
de Kamer over vorderingen met betrekking tot het eventueel in eigen beheer, overheidsbreed
fokken en opleiden van werkhonden voor Defensie en politie. Het trainen van werkhonden
valt onder de Ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid. Defensie en politie
hebben aangegeven dat zij de meerwaarde onderkennen van samenwerking met betrekking
tot werkhonden. Een samenwerking in de vorm van een gezamenlijke trainingsschool voor
overheidshonden is echter nog niet gerealiseerd. Wel hebben er gesprekken tussen Defensie,
politie en Douane plaatsgevonden om tot andere vormen van samenwerking te komen, bijvoorbeeld
over aanschaf en huisvesting van werkhonden. De Minister van Defensie is bezig met
de oprichting van het Defensie Expertise Centrum-Diensthonden (DEC-D) waarmee opleiden,
trainen en certificeren van militaire werkhonden en geleiders binnen Defensie wordt
gecentraliseerd.
De Minister van Justitie en Veiligheid werkt aan de verbetering van verwerving van
politiehonden, waarbij de mogelijkheid wordt onderzocht om te gaan werken met een
Dynamisch Aankoop Systeem (DAS). Dit biedt de mogelijkheid om daarmee extra eisen
te stellen aan leveranciers, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn. Momenteel
worden oudere pups en/of volwassen honden die aantoonbaar geschikt zijn voor politiewerk
op latere leeftijd geselecteerd. Via een DAS kunnen ook pups aangekocht worden, die
vanaf het begin door de politie zelf worden opgeleid.
Ook werken politie en Defensie aan uitfasering van het gebruik van de stroomband bij
overheidshonden. Er bestaat een uitzondering op het verbod van stroomstootapparatuur
voor onder andere de politie en Defensie in de uitvoering van een overheidstaak of
bij het trainen ten behoeve van de uitvoering van deze taken door de betrokken overheidsorganisatie.
Deze uitzondering geldt alleen voor zover het beoogde doel het gebruik rechtvaardigt
en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Hiertoe hebben politie en
Defensie een afwegingskader opgesteld, dat wordt doorlopen voordat stroomstootapparatuur
wordt ingezet.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft mij laten weten dat het gebruik van de
Elektronische Trainingshalsband (ETH) bij politiehonden sinds 2022 sterk is gereduceerd.
De nieuwe richtlijn »aangelijnd werken» in combinatie met de daaruit voortvloeiende
aanpassingen in het certificaat (dat wordt verstrekt aan de geleider-hond combinatie
na keuring), hebben hier een substantiële bijdrage aan geleverd. De verwachting is
dat de politie in de komende jaren het gebruik van de ETH nog verder kan terugdringen
als de honden die initieel zijn getraind met een ETH met pensioen zijn gegaan. In
sommige specifieke operationele inzetten is het nog noodzakelijk een stroomhalsband
te gebruiken om veiligheidsredenen en de specifieke taak. Een alternatief hiervoor
is nog niet beschikbaar.
De Minister van Defensie heeft mij geïnformeerd dat het gebruik van stroomhalsbanden
nog noodzakelijk is bij het werken met zeven Special Operations Forces (SOF) honden,
om veiligheidsredenen en vanwege de zeer specifieke taken die deze honden uitvoeren.
De stroomhalsband wordt ook voor deze SOF-honden uitgefaseerd; toekomstige SOF-honden
worden zonder stroom opgeleid en ingezet. Met het dienstverlaten van de laatste SOF-hond
is daarmee uiterlijk 31 december 2027 de stroomhalsband niet meer in gebruik bij Defensie.
Voor de inzet van alle overige en toekomstige militaire werkhonden geldt dat er geen
stroomhalsbanden worden toegepast: niet bij opleiding, niet bij training en niet bij
inzet.
Onderzoek naar het gedrag van mensen bij het aanschaffen van kortsnuitige honden (Kamerstuk
28 286, nr. 1303)
In de zomer 2023 is onderzoeks- en adviesbureau Inspire to Act begonnen met de uitvoering
van het onderzoek naar de gedragsfactoren die een belangrijke rol spelen bij de aanschaf
en het houden van kortsnuitige honden. Inmiddels zijn het literatuuronderzoek en kwalitatief
onderzoek afgerond. Daarbij is alle informatie die reeds bekend is over het onderwerp
verzameld. Er zijn twee vragenlijsten opgesteld die worden verspreid onder eigenaren
en fokkers van kortsnuitige honden. Het doel van de vragenlijst voor eigenaren is
om inzicht te krijgen in de overwegingen voorafgaand aan en tijdens de aanschaf van
de hond en de ervaring met de hond na aanschaf.
Met de vragenlijst voor de fokkers wil ik meer inzicht krijgen in de beweegredenen
voor het fokken van kortsnuitige honden en de keuzes die hierbij worden gemaakt. Voor
beide doelgroepen wordt ook de rol van de (sociale) omgeving onderzocht. Op basis
van de resultaten en aanbevelingen zal ik kijken wat nodig is om mensen een bewustere
en betere keuze te laten maken bij de aankoop van een hond. Dit sluit aan bij het
voorstel van de Europese Commissie, die het welzijn en traceerbaarheid van honden
en katten wil verbeteren. Een van de belangrijke overwegingen om op Europees niveau
regelgeving voor te stellen, is om verantwoord houderschap te stimuleren (Kamerstuk
22 112, nr. 3860). Ik zal de Kamer in de loop van 2024 informeren over de resultaten van het onderzoek.
Gesprek met de Raad van Beheer over het fokken van kortsnuitige honden en verspreiding
inzichten in Europa (Kamerstuk 28 286, nr. 1256)
Tijdens het commissiedebat dierenwelzijn op 20 april 2022 heeft mijn voorganger toegezegd
een gesprek te voeren met de Raad van Beheer over de schadelijke raskenmerken bij
kortsnuitige honden. Ook heeft hij toegezegd de inzichten ten aanzien van kortsnuitige
honden van de Universiteit Utrecht ook buiten Nederland te delen, zodat er een nieuwe
Europese standaard kan ontstaan.
Op 23 december 2023 heb ik een gesprek gehad met de Raad van Beheer (verder: Raad).
In dit gesprek heb ik aangegeven hoe belangrijk ik het vind dat gezonde en sociale
honden worden gefokt. Ook de Raad heeft aangegeven dat de gezondheid en welzijn van
honden bij hen voorop staat. Ik heb nogmaals benadrukt dat de kenmerken voor het fokken
met kortsnuitige honden, zoals genoemd in de beleidsregel brachycephale honden, leidend
zijn. Dit betekent dat mijn handhavende diensten deze kenmerken gebruiken bij hun
controles. Ook heb ik mij ingezet om de kennis over de schadelijke kenmerken onder
de aandacht te brengen bij andere lidstaten onder andere door verspreiding van de
vertaling van het rapport «Fokken met kortsnuitige honden» (opgesteld door het Expertisecentrum
Genetica Gezelschapsdieren) en gesprekken hierover met Oostenrijk en Finland en recent
met Duitsland. In het EU voorstel «Welfare of dogs and cats and their traceability»
is opgenomen dat fokkers ervoor moeten zorgen dat hun fokbeleid geen nadelige gevolgen
heeft voor het welzijn van honden en katten en hun nakomelingen. Ik vind het belangrijk
dat de gedelegeerde bevoegdheden hiervoor ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk
na het vaststellen van de verordening opgesteld worden om het gewenste effect te bereiken.
Ook wil ik erop aandringen dat voor de kenmerken waarover nu al wetenschappelijk onderbouwd
stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren, katten met vouworen en bepaalde
designer breeds1, op korte termijn gedelegeerde bevoegdheden worden opgesteld. Ik zal mij er hard
voor maken dat dit voorstel niet afgezwakt wordt.
Voortgang op houd- en vertoningsverbod voor gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke
kenmerken (Kamerstuk 28 286, nr. 1288)
In de Kamerbrief Aanpak gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken van
20 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1288) en het commissiedebat dierenwelzijn van 26 januari (Kamerstuk 28 286, nr. 1289) heb ik aangegeven een houd- en vertoningsverbod te willen invoeren voor gezelschapsdieren
met schadelijke uiterlijke kenmerken. Hierbij informeer ik de Kamer over de voortgang
van deze maatregelen.
Een houdverbod kan alleen gelden voor dieren met kenmerken die bij ieder individueel
dier met dat kenmerk leed veroorzaakt én die op iedere leeftijd objectief vast te
stellen zijn. In de verzamelbrief dierenwelzijn gezelschapsdieren van 13 juli 2023
(Kamerstuk 28 286, nr. 1303) gaf ik aan zo snel mogelijk een houdverbod in te voeren voor katten met vouworen.
Van deze katten weten we dat ze permanent lijden door een kraakbeenafwijking, waardoor
ook de vouworen ontstaan. Ik verwacht in het voorjaar van 2024 de internetconsultatie
van het houdverbod van katten met vouworen te starten.
Het vertoningsverbod ziet toe op beelduitingen, zoals reclame en op sociale media,
van dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken die altijd lijden, en op beelduitingen
van dieren die een verhoogd risico hebben op leed. Het invoeren van een vertoningsverbod
is onontgonnen terrein waar nog geen grondslag voor bestaat in de wet. Voor dit verbod
wordt momenteel verkend hoe dit het beste kan worden ingericht, waarbij onder meer
naar ervaringen met reclameverboden op andere beleidsterreinen wordt gekeken. Gedurende
het proces zal ik de Kamer informeren over de relevante ontwikkelingen.
Om bovenstaande te kunnen realiseren moet objectief vastgesteld worden welke uiterlijke
kenmerken lijden veroorzaken bij individuele dieren. Hiervoor moet eerst in kaart
worden gebracht welke potentieel schadelijke kenmerken voorkomen bij honden en katten,
en wat het risico is van elk kenmerk op welzijnsaantasting. Ik heb het Bureau Risicobeoordeling
en Onderzoek van de NVWA gevraagd deze risico-inventarisatie in samenspraak met (inter)nationale
deskundigen uit te voeren. De resultaten van dit onderzoek hoop ik eind dit jaar met
de Kamer te kunnen delen.
Voortgang op chip- en registratieplicht kat (toezegging Kamerstuk 28 286, nr. 1287)
Zoals toegezegd in de verzamelbrief van 19 januari 2023, zal ik een landelijke chip-
en registratieplicht voor katten invoeren. Ik vind het belangrijk om kwijtgeraakte
katten zo snel mogelijk te herenigen met hun houders, voor het welzijn van zowel het
dier als de mens. Het biedt ook de mogelijkheid om houders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid
en zorgplicht en ook worden opvangkosten bespaard door het sneller identificeren van
zwerfkatten zonder houder.
Momenteel werk ik de chip- en registratieplicht uit in een algemene maatregel van
bestuur (AMvB). Dit doe ik samen met een groot aantal partijen uit de sector, zoals
dierenwelzijnsorganisaties, dierenartsen, databanken en vertegenwoordigers van minima
om draagvlak en acceptatie te waarborgen. Ik streef ernaar medio 2024 de AMvB voor
consultatie aan te kunnen bieden.
Stand van zaken dataverzameling via het Landelijk Honden Dossier (LHD) en de interpretatie
daarvan (TZ202306-026)
Zoals toegezegd aan het lid Haverkort tijdens het debat over de Wet aanpak dierenmishandeling
en dierverwaarlozing van 11 mei 2023 informeer ik de Kamer over de stand van zaken
rondom de dataverzameling via het Landelijk Honden Dossier (LHD) en de interpretatie
daarvan. Het LHD is primair bedoeld voor informatie-uitwisseling tussen gemeenten
en politie, om zo tijdig en effectief in te kunnen grijpen en (herhaling van) incidenten
te voorkomen. Het is sinds 2022 mogelijk voor toezichthouders uit deelnemende gemeenten
om incidenten met honden in het LHD te registreren. De eerste gemeente heeft zich
in mei 2022 aangesloten. Door buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) van bijvoorbeeld
Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en gemeenten wordt sinds 2007 al strafrechtelijke
informatie ten aanzien van overtredingen met honden bijgehouden.
Inmiddels maken 56 gemeenten gebruik van het LHD. Twaalf gemeenten hebben aangegeven
geen interesse in deelname te hebben. Met 221 gemeenten is contact gelegd over deelname.
Dit contact loopt via NatuurNetwerk, dat het LHD heeft ontwikkeld. Omdat slechts een
beperkt aantal gemeenten op dit moment deelnemen aan het LHD, is het nog niet zinvol
om de beschikbare gegevens te extrapoleren naar de andere gemeenten en nog niet mogelijk
om eventuele trends en ontwikkelingen te signaleren. Ik roep gemeenten daarom nogmaals
op om zich aan te melden voor het LHD.
Om een beeld te geven van de gegevens die in het LHD worden bijgehouden heb ik als
bijlage een beknopt overzicht van registraties toegevoegd. Ook ben ik voornemens om
een landelijk meldpunt in te richten voor een volledigere registratie van (bijt)incidenten
met honden. Hierover heb ik de Kamer op 18 december 2023 geïnformeerd (Kamerstuk 28 286, nr. 1322).
Dierentuinen
Verbeterafspraken Dolfinarium
In 2022 heb ik aan het lid Wassenberg toegezegd (Aanhangsel Handelingen II 2022/23,
nr. 337) de Kamer periodiek te informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van de verbeteringen
die het Dolfinarium moet doorvoeren. In juli 2023 heeft de Kamer een laatste update
hierover ontvangen (Kamerstuk 28 286, nr. 1303). Het Dolfinarium had destijds aangegeven de afspraken die per direct moesten worden
uitgevoerd te hebben geïmplementeerd. De dierentuin had onder meer haar educatieve
programma aangepast, wat is voorgelegd aan de visitatiecommissie dierentuinen.
De visitatiecommissie heeft haar advies recent afgerond. Het educatieve programma
van het Dolfinarium is drastisch veranderd en de commissie ziet er veel positieve
punten in staan. Desalniettemin geeft de commissie aan dat het programma op een aantal
punten nog niet voldoet aan de huidige normen die aan dierentuinen worden gesteld.
Zo plaatst zij vraagtekens bij de educatieve waarde van enkele publieksinteracties
met de dieren. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft het Dolfinarium
laten weten dat het programma aangepast moet worden voordat dit onderdeel kan worden
van de dierentuinvergunning. Het Dolfinarium heeft hier tot eind februari 2024 de
tijd voor.
De NVWA zal na de wintersluiting van de dierentuin een inspectie uitvoeren bij het
Dolfinarium. Dan wordt bekeken of de afspraken die het Dolfinarium zegt te zijn nagekomen,
ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn.
Evaluatie tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19
In navolging op mijn brief van 16 december 2022 (Kamerstuk 35 420, nr. 516) inzake de Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 kan ik melden dat de
laatste betaling van de derde openstellingsronde van deze regeling in november 2023
heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat gestart kan worden met de beleidsevaluatie,
waarin wordt gekeken of het doel, namelijk borging van het dierenwelzijn, is behaald.
De beleidsevaluatie van de Dierentuinregeling wordt tegelijk uitgevoerd met de beleidsevaluatie
van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers Covid-19. Ik verwacht
de Kamer in het laatste kwartaal van dit jaar te informeren over de resultaten.
Overig
Voortgang op uitwerking Amendement Wassenberg (Kamerstuk 35 892, nr. 22)
Ik leg momenteel de laatste hand aan de uitwerking van het Amendement Wassenberg,
dat voorziet in een instructie om het verbod op het doden van dieren uit te breiden
(Kamerstuk 35 892, nr. 22). Momenteel is in het Besluit houders van dieren bepaald dat honden, katten en ganzen
niet zomaar gedood mogen worden, maar enkel in vijf specifiek aangewezen gevallen.
Gehouden dieren van andere diersoorten mogen door ieder persoon gedood worden, zo
lang diegene zich bij de uitvoering hiervan aan enkele welzijnseisen houdt. Via het
aangenomen amendement van het lid Wassenberg heeft de Kamer de opdracht gegeven om
het verbod op het doden van dieren in ieder geval uit te breiden naar alle gehouden
zoogdiersoorten die op de huis- en hobbydierenlijst worden geplaatst en ganzen. Dit
voorstel past bij mijn beleidsinzet om het beschermingsniveau van gehouden dieren
verder te verhogen.
Het amendement wordt uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Dit
vraagt precisiewerk, zoals ik al heb aangegeven in mijn appreciatie op het voorstel
van het lid Wassenberg tijdens de plenaire behandeling van de «Wet aanpak dierenmishandeling
en dierverwaarlozing» op 11 mei 2023. De uitwerking richt zich met name op gevallen
waarin het mogelijk wenselijk of noodzakelijk is om een dier alsnog te kunnen doden,
denk aan het gebruik van ratten of muizen als voederdieren of thuisslacht van konijnen.
Ik heb hierover gesprekken gevoerd met verschillende dierhouders, waaronder dierentuinen,
dierenwinkels, hobbydierhouders en fokkers. Ook neem ik bij de uitwerking de wensen
en zorgen mee die de Kamer heeft geuit bij de behandeling van het voorstel van het
lid Wassenberg.
Ten slotte is het van groot belang dat de AMvB uitvoerbaar en handhaafbaar is en het
risico op ongewenste neveneffecten, zoals het dumpen van ongewenste dieren, wordt
geminimaliseerd. Daarom zijn de NVWA, de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn
(LID) en politie betrokken bij de uitwerking. Door deze grondige aanpak en de complexiteit
van het onderwerp duurt de uitwerking langer dan de 6 maanden die ik eerder aan de
Kamer heb toegezegd. Desalniettemin zijn inmiddels grote stappen gezet en verwacht
ik dat mijn voorstel voor de uitwerking van het amendement in het voorjaar van dit
jaar gereed is en de internetconsultatie kan beginnen. Met deze internetconsultatie
wordt de concept-AMvB, met daarin de keuzes die gemaakt zijn met betrekking tot de
uitzonderingen op het verbod op het doden van dieren, openbaar.
Toezegging aan het lid Haverkort over concrete verwachtingen en heldere taken voor
dierenambulances (Kamerstuk 28 286, nr. 1289)
In het commissiedebat Dierenwelzijn van 26 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1289) vroeg het lid Haverkort mij om in overleg met betrokken organisaties te komen tot
een kader waarin verwachtingen en taken voor dierenambulances helder zijn. Ik heb
toegezegd om een inventarisatie te starten, om te kijken waar vrijwilligers van de
dierenambulance tegenaan lopen. Zoals toegezegd in de verzamelbrief Dierenwelzijn
van 13 juli 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1303) informeer ik u over de uitkomsten hiervan en de stappen die ik neem.
Begin 2023 hebben wildopvangcentra en dierenambulances zich verenigd in de Spreekbuis
Wildopvang en Dierenambulances. Ik waardeer deze mooie stap die de partijen gezamenlijk
hebben gezet. De Spreekbuis Wildopvang en Dierenambulances hebben een inventarisatie
gemaakt van knelpunten. Deze bespreken we in een regulier overleg en daarbij worden
acties geconcretiseerd die iedere partij in zijn eigen rol, dit jaar kan ondernemen.
Een voorbeeld van deze acties is een opleidingsstrategie voor medewerkers en vrijwilligers
van dierenambulances. Ik deel de behoefte en het nut van een gedegen opleiding voor
deze doelgroep, en bekijk hoe ik ondersteuning kan bieden bij deze ontwikkeling. Daarnaast
heb ik, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 26 april 2023 (Kamerstuk 28807 & 29 683, nr. 287), de dierenambulances ondersteund door samen met de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport 100.000 euro subsidie te verlenen aan dierenhulporganisaties voor
de zorg aan zieke vogels met vogelgriep.
Voortgang op uitvoering van de motie van de leden Beckerman en Wassenberg inzake dierenwelzijn
en zoönoserisico’s op reptielenbeurzen (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 39)
In de verzamelbrief dierenwelzijn van juni 2023 heb ik de Kamer geïnformeerd over
een verdere aanscherping van het toezicht op reptielenbeurzen, naar aanleiding van
de resultaten van het onderzoek naar dierenwelzijn en zoönoserisico’s op reptielenbeurzen
(Kamerstuk 28 286, nr. 1303).
Ik vind het belangrijk dat het welzijn van reptielen die op beurzen worden gehouden
zo goed mogelijk wordt beschermd. Ik werk daarom aan een beleidsregel om de open normen
voor het huisvesten en verzorgen van reptielen tijdens beurzen in te vullen, waarbij
ik de aanbevelingen over de huisvestings- en verzorgingsrichtlijnen van de onderzoekers
als uitgangspunt neem. Ik doe dit in samenwerking met de NVWA, LID en RVO, omdat ik
grote waarde hecht aan de handhaafbaarheid van de gestelde normen. Door deze beleidsregel
wordt dierenwelzijn beter geborgd en krijgen handhavende instanties meer handvatten
om op te treden. Inmiddels heb ik gesprekken gevoerd met dierenwelzijnsorganisaties
en stakeholders uit de reptielensector. Ik streef ernaar om de beleidsregel in januari
2025 in werking te laten treden.
Landbouwhuisdieren
Plan van aanpak Zorg jonge dieren (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 71)
In de brief Dierenwelzijn van 26 mei 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1293) heb ik de Kamer medegedeeld dat het plan van aanpak voor de zorg van jonge dieren,
waarmee ik invulling geef aan de motie Vestering (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 71), in 2023 gereed zou zijn. De uitwerking van een gedegen plan van aanpak blijkt helaas
meer tijd te vergen. De inzet van betrokken partijen is er nu op gericht het plan
van aanpak voor de zorg van jonge dieren in het voorjaar van 2024 met de Kamer te
delen. Wel kan ik de rapportage «Plan van aanpak welzijn geitenbokken», conform de
motie van de leden Futselaar en Grashoff over het welzijn van geitenbokjes (Kamerstuk
28 286, nr. 966) al met de Kamer delen. Deze rapportage bevat de stand van zaken met betrekking tot
de uitvoering van het plan van aanpak met de borging van het uitvalspercentage van
lammeren voor het jaar 2022. U treft deze rapportage aan in de bijlage.
Inventarisatie knelpunten zelfslachtende slagers (Kamerstuk 28 286, nr. 1294)
Tevens wil ik deze brief gebruiken om te voldoen aan mijn toezegging in de verzamelbrief
versterken toezicht op dierenwelzijn van 25 mei 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1294), om uiterlijk in het voorjaar van 2024 de resultaten van de inventarisatie van de
knelpunten die zelfslachtende slagers ervaren met de Kamer te delen. Deze toezegging
heb ik tijdens het commissiedebat NVWA op 31 mei 2023 (Kamerstuk 33 835, nr. 225) naar voren bijgesteld, waardoor ik de voortgang nu al met de Kamer deel.
Genoemde inventarisatie is uitgevoerd naar aanleiding van de zorg van de Vereniging
Zelfslachtende Slagers (VZS) dat het aantal zelfslachtende slagers in Nederland afneemt.
Er zijn op dit moment rond de 80 van deze bedrijven in Nederland en hun aantal is
dalende. Zelfslachtende slagers spelen een belangrijke rol in het slachten van hobbymatig
gehouden dieren en bijzondere huisdierrassen zoals Bonte Bentheimervarkens en Schotse
Hooglander runderen. Deze diercategorieën hebben veelal bijzondere fysieke kenmerken,
zoals lange haren of brede hoorns. Zelfslachtende slagers zijn bij uitstek geschikt
voor het slachten van deze dieren, omdat ze door middel van handwerk maatwerk kunnen
leveren. De betreffende diercategorieën passen niet goed in grootschalige slachthuizen
omdat de slachtlijn van deze grootschalige bedrijven ingericht is op het slachten
van koppels uniforme dieren. Daarnaast vervult deze groep slagers vanwege korte transportafstanden
van dieren een rol in de lokale verwaarding van vee. En de korte afstanden hebben
een positief effect op dierenwelzijn tijdens transport.
De inventarisatie is recent afgerond door de VZS. Dit heeft geresulteerd in een knelpuntenanalyse
die nu eerst besproken wordt in de driehoek, te weten LNV, NVWA en de vleessector.
Middels de analyse is in kaart gebracht welke belemmeringen de zelfslachtende slagers
ervaren. De komende periode worden de belemmeringen nader geduid en worden aan de
hand van deze analyse mogelijkheden voor maatwerk voor deze kleinschalige slachterijen
onderzocht, en waar mogelijk gerealiseerd. Hierbij werken medewerkers van mijn ministerie
samen met de VZS en de NVWA. Voor de zomer van 2024 informeer ik de Kamer nader.
Met deze aanpak en doordat ik, daar waar relevant, aandacht zal houden voor deze kleinschalige
slachthuizen geef ik uitvoering aan de motie van het lid Van Campen die de regering
verzoekt bij alle voorbereidende wet- en regelgeving expliciet aandacht te hebben
voor maatwerkregels voor zelfslachtende slagers (Kamerstuk 28 286, nr. 1251).
Appreciatie zienswijze Raad voor Dieraangelegenheden «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen.
Effecten van (beleid tegen) klimaatverandering op het welzijn van dieren in de veehouderij»
Nederland krijgt steeds meer te maken met warmere zomers en weersextremen, zoals hittegolven,
zware neerslag en langdurige droogte. Op 14 december 2023 heeft de Raad voor Dierenaangelegenheden
(RDA) op eigen initiatief de zienswijze «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen» gepubliceerd.
In de zienswijze onderzoekt de RDA hoe klimaatverandering en het beleid daartegen
het dierenwelzijn beïnvloedt. De RDA concludeert in de zienswijze dat klimaatverandering
negatieve gevolgen heeft voor het dierenwelzijn van productiedieren in de hele keten.
Ook concludeert de RDA dat bij klimaatmitigatiemaatregelen meer en gerichte aandacht
nodig is voor het welzijn van productiedieren. Maatregelen gebaseerd op een integrale
afweging van dierenwelzijn, klimaat en economie, dienen beter te worden onderzocht,
zodat ze ook beschikbaar komen voor toepassing.
De RDA heeft vier oplossingsrichtingen geïdentificeerd:
1. Regie van de Rijksoverheid op het afstemmen van het klimaatbeleid richting andere
overheden en stakeholders
2. Gebruik maken van ervaringen in warmere landen
3. Onderzoek stimuleren naar effecten van klimaatverandering op dierenwelzijn en naar
het beter meetbaar maken van dierenwelzijn
4. In gezamenlijkheid werken aan de veehouderij van de toekomst
Ik steun de inzet van de RDA, en onderstreep het belang om bij klimaatmitigatiemaatregelen
aandacht te hebben voor het welzijn van productiedieren. Momenteel zet ik mij hier
al op verschillende manieren voor in.
In het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPGL) wordt integraal gekeken
naar de verschillende opgaven in het landelijk gebied, waaronder klimaat, om de landbouw
en dus de veehouderij meer toekomstgericht te maken. Bij de beoordeling van de verschillende
gebiedsplannen van de provincies wordt ook gekeken naar dierenwelzijn, zodat de genomen
maatregelen op zijn minst geen negatieve gevolgen hebben op dierenwelzijn en waar
mogelijk zelfs een positieve impuls geven.
Verder wordt bij de beoordeling van projecten in het kader van de innovatiemodule
van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv)
nu ook al rekening gehouden met de effecten van de innovaties van stallen op dierenwelzijn,
om te voorkomen dat deze een negatief effect hebben.
Daarnaast zet ik mij in om partijen voor te bereiden op extreme weersomstandigheden
op basis van protocollen gericht op preventie en, zo nodig, interventie. In het nationaal
plan voor veetransport bij extreme temperaturen en de bijbehorende sectorprotocollen
hebben de NVWA en sectorpartijen bijvoorbeeld afspraken vastgelegd omtrent het transport
van dieren bij extreme omgevingstemperaturen. Dit biedt duidelijkheid over een ieders
rol en verantwoordelijkheid. Ook ondersteun ik, om de risico’s van overstromingen
voor gehouden dieren te beperken, een pilotproject dat is gericht op het evacueren
van melkvee bij hoog water in de veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid en de veiligheidsregio
Utrecht. Het pilotproject betreft een doorontwikkeling van de Veehouderij Evacuatie
Beoordeling (VEB) en heeft als doel de ontwikkeling van een digitaal voorspellingsmodel
voor en door veehouders en veiligheidsregio’s. Dit voorspellingsmodel geeft inzicht
in de mate van kwetsbaarheid van een veehouderij ten opzichte van een overstroming.
Deze verkregen informatie biedt een handelingsperspectief voor alle betrokken partijen,
met betrekking tot het voorbereiden op en evacueren van gehouden dieren. Het pilotproject
en bijbehorende rapport zal naar verwachting in februari afgerond zijn. Daarnaast
werk ik op dit onderwerp nauw samen met de Minister van Justitie en Veiligheid. Zij
heeft u recentelijk geïnformeerd dat bij de realisatie van landelijke crisisplannen
de komende jaren waar nodig dierenwelzijn meegenomen wordt, dan wel verder uitgediept
wordt. Op dit moment geldt dit bijvoorbeeld voor het in ontwikkeling zijnde landelijke
crisisplan natuurbrand, alsook voor het in 2024 te actualiseren kader voor grootschalige
evacuatie van vee.
Specifiek ten aanzien van de klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande hete
zomers werk ik sinds 2021 samen met de NVWA en sectorpartijen aan het plan van aanpak
voor hittestress bij landbouwhuisdieren. Dit plan heeft als doel om hittestress tot
een minimum te beperken in de hele keten. Als onderdeel hiervan stimuleer ik verschillende
projecten en onderzoeken, onder andere gericht op het meetbaar maken van hittestress
bij dieren. Het is voor zowel houders van dieren, toezichthouders en andere betrokkenen
in de keten namelijk van groot belang om hittestress bij dieren te kunnen herkennen.
Dit stelt hen in staat om tijdig passende maatregelen te nemen. In het kader hiervan
is in 2022 bijvoorbeeld een Kennis Op Maat-project gestart voor het ontwikkelen van
een stalkaart voor hittestress bij melkvee. Veehouders kunnen deze stalkaart gebruiken
om hittestress bij de melkkoeien te herkennen aan de hand van koesignalen. Zij kunnen
hierdoor tijdig maatregelen nemen om hittestress zo veel mogelijk te voorkomen. Ook
in de komende periode zal ik mij via het plan van aanpak blijven inzetten voor een
klimaatbestendige veehouderij.
Tot slot wordt in de bredere zin ook gewerkt aan een Dierwaardige Veehouderij, volgens
de zes leidende principes van de RDA, en daarmee aan een veehouderij van de toekomst
(Kamerstuk 28 286, nr. 1321). De integrale rol van klimaatverandering heeft mijn aandacht in deze transitie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit