Brief regering : Diverse onderwerpen met betrekking tot het COVID-19-virus
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2152
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2023
In deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken op een aantal COVID-19
gerelateerde onderwerpen. Het betreft de volgende onderwerpen:
1. Monitoring van COVID-19;
2. Coronadashboard en Mijn Vraag Over Corona;
3. Kennis en onderzoek;
4. Vaccinatie;
5. Handreiking met geleerde lessen rondom medisch kwetsbaren in coronatijd;
6. Uitvoering van diverse moties.
Met deze brief geef ik invulling aan een toezegging en verschillende moties. De toezegging
en de eerste drie moties komen aan de orde in paragraaf 3, de overige drie moties
komen aan de orde in paragraaf 6:
• Toezegging aan de Eerste Kamerleden Recourt en Janssen om ten minste eens in de vijf
jaar een rapportage te maken betreffende de effectiviteit van maatregelen en bevoegdheidsgrondslagen
voor een toekomstige epidemie (EK T03605);
• Motie van de leden Gündogan en Westerveld over een onderzoek naar de effecten van
een één week snellere invoering van het eerste maatregelenpakket (Kamerstuk 25 295, nr. 2009);
• Motie van het lid Westerveld c.s. over een evaluatie van de epidemiologische effecten
van individuele coronamaatregelen (Kamerstuk 25 295, nr. 2087);
• Motie van het lid Agema c.s. over de coronamaatregelen afzonderlijk evalueren op hun
effectiviteit (Kamerstuk 25 295, nr. 2082);
• Motie van de leden Drost en Van den Berg over de adviezen om thuis te blijven bij
klachten veel actiever uitdragen (Kamerstuk 25 295, nr. 2066);
• Motie van het lid Omtzigt over de resultaten van de publieke consultatie over het
Europese coronatoegangsbewijs zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen (Kamerstuk
21 501-31, nr. 659);
• Motie van de leden Bikker en Van den Berg over op tijd definiëren wat onder het begrip
«noodzaak» wordt verstaan (Kamerstuk 22 112, nr. 3330).
1. Monitoring van COVID-19
De afgelopen maanden is via de rioolwatersurveillance en Infectieradar een stijgende
trend in de verspreiding van het virus te zien. Ook is een stijgende trend in het
aantal COVID-patiënten op de kliniekafdeling en IC van de ziekenhuizen de laatste
maanden waarneembaar. Het virus is niet weg en daarom blijft monitoring belangrijk
om zicht op de situatie te houden. Daarom zetten we instrumenten als rioolwatersurveillance
en Infectieradar in om de circulatie van het virus te volgen. Uit onder meer de rioolwatersurveillance
kunnen we ook de rondgaande virusvarianten monitoren. Ook data uit de ziekenhuizen
blijven belangrijk om een goed beeld te krijgen van het aantal mensen dat ernstig
ziek wordt van COVID-19.
De epidemiologische verwachting geeft nu ruimte om de frequentie van monitoring te
verlagen. En om de werkzaamheden in te bedden in een pandemisch paraat landschap ten
behoeve van infectieziektebestrijding. Indien nodig kan de frequentie weer worden
opgeschaald.
Het aantal rioolwatermonsters wordt vanaf 1 januari 2024 terug gebracht naar gemiddeld
1,4 keer per week. Nu is dat nog twee keer per week. Hierbij wordt een selectie van
strategisch gekozen rioolwaterzuiveringsinstallaties tweemaal per week bemonsterd
en de rest één keer per week.
Ik blijf investeren in het monitoren van de ziekenhuisopnames in zowel kliniek en
IC gerelateerd aan COVID-19, conform het 146e Outbreak Management Team (OMT) advies.
Zo heb ik het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de opdracht gegeven
om samen met de ziekenhuizen een pilot uit te voeren omtrent gegevensuitwisseling
waarin het aantal ziekenhuisopnames in zowel kliniek en IC gerelateerd aan COVID-19
en andere ernstige acute luchtweginfecties (SARI) structureel kan worden bijgehouden.
Verder blijf ik de naleving van geldende adviezen over het virus volgen. Sinds 2020
wordt deze monitoring door de RIVM Gedragsunit (GU) gedaan naast verdiepend onderzoek
en gedragswetenschappelijk advisering ten behoeve van beleid en communicatie. Ik heb
de RIVM GU opdracht gegeven voor het continueren, in een afgeslankte vorm, van deze
taken.
2. Coronadashboard en Mijn Vraag Over Corona
De communicatie over COVID-19 blijft ook met het rustige epidemiologische beeld belangrijk.
De wijze waarop moet aansluiten bij de huidige situatie en de behoefte vanuit de bevolking.
Daarom zijn er verschillende ontwikkelingen te melden over het Coronadashboard en
de website Mijn Vraag Over Corona.
Coronadashboard
In mijn brief van 16 juni 2023 aan uw Kamer gaf ik aan dat ik u dit najaar informeer
over de toekomst van het Coronadashboard1. Het Coronadashboard is opgezet om op een laagdrempelige manier – in eerste instantie
via dagelijkse updates, inmiddels eens per week – een breed publiek te informeren
over de actuele epidemiologische situatie. Een dergelijk dashboard was van grote toegevoegde
waarde tijdens de crisisperiode. Nu het epidemiologisch beeld al geruime tijd stabiel
is, voegt de website nog maar weinig toe aan de informatievoorziening over COVID-19
op de RIVM-website. Dit is ook terug te zien in de afname van het aantal bezoekers
van het Coronadashboard. Daarnaast zijn enkele datastromen die bij uitstek geschikt
zijn voor het tonen op een dashboard, zoals testdata, niet meer beschikbaar. Daarom
heb ik besloten om per april 2024, aan het einde van het luchtwegseizoen waarin luchtwegvirussen
zoals ook COVID-19 meer rondgaan, te stoppen met het Coronadashboard. Hoewel de website
offline gaat, blijf ik investeren in het op peil houden van de noodzakelijke datastromen
ten behoeve van monitoring door het RIVM.
Het stoppen van het Coronadashboard maakt de RIVM-website weer de primaire bron voor
de informatievoorziening over de epidemiologische situatie van COVID-19, zoals dit
ook voor andere (infectie)ziektes het geval is. Het RIVM blijft de informatievoorziening
over COVID-19 voortzetten.
Mijn Vraag Over Corona
Het meer centraliseren van informatie is ook toegepast middels de website MijnVraagOverCorona.nl
(MVOC). MVOC is de afgelopen periode doorontwikkeld. De website is een verwezenlijking
van het zelfzorgportaal zoals toegezegd in de kamerbrief over de lange termijnstrategie
van april 20222, en brengt informatie van verschillende bronnen samen. Hierdoor staat alle actuele
informatie van GGD’en en het RIVM op één plek.
Er wordt continu geanticipeerd op gebruikersfeedback en bezoekersgedrag om veel gestelde
vragen vanuit de burger laagdrempelig zichtbaar te maken en te beantwoorden. Vragen
van burgers over reisadvies, (zelf-)testen, post-COVID en de coronaprik worden op
de website beantwoord. Sinds de start van de najaarsronde van de coronavaccinatie
zijn de bezoekersaantallen gestegen naar ongeveer 25.000 bezoekers per dag en 75.000
paginaweergaven. Dat komt neer op ruim 800.000 bezoekers in één maand. Nederlanders zijn met name op zoek naar informatie over of zij
in aanmerking komen voor de coronavaccinatie, priklocaties, prikken zonder afspraak,
en het wel of niet ontvangen van een uitnodigingsbrief.
Gedurende de lopende vaccinatiecampagne blijft de centrale infomatiefunctie van MVOC
van meerwaarde voor zowel het algemene publiek als voor de samenwerkingspartners die
bij de totstandkoming betrokken waren. Momenteel onderzoek ik of en zo ja op welke
manier, het platform een plek zou moeten krijgen in (de communicatie over) de infectieziektenbestrijding
in bredere zin. Ik verwacht hier in het eerste kwartaal van 2024 een besluit over
te kunnen nemen en zal uw Kamer hierover informeren.
3. Kennis en onderzoek
Kennisprioritering
De coronacrisis heeft een zeer grote impact gehad op de samenleving. Ik vind het daarom
van groot belang om lessen te kunnen trekken uit deze crisis. Zoals aangekondigd in
mijn brief van 25 april 20233 heb ik een kennisprioritering COVID-19 uitgewerkt. Deze kennisprioritering heeft
als doel om een brug te slaan tussen kennislacunes op het gebied van COVID-19 en de
bredere infectieziektebestrijding. Het proces heeft geresulteerd in 10 prioriteiten,
waarvan het merendeel gaat over onderzoek naar effecten van maatregelen, post-COVID,
modellering en gedragskennis. Deze sluiten voor een groot deel aan bij eerdere evaluaties,
bijvoorbeeld de aanbevelingen over effectiviteit van maatregelen in het tweede deelrapport
van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en de aangenomen moties rondom het thema
effectiviteit van maatregelen van de Kamerleden Gündogan, Westerveld en Agema4,
5,
6.
Op basis van de kennisprioriteiten heb ik, naast alle reeds lopende opdrachten, additionele
opdrachten verstrekt aan verschillende kennisinstellingen om onderzoek te doen. Concreet:
• Het RIVM doet additioneel onderzoek naar de effecten van maatregelen, mede in internationale
context. Resultaten van dit onderzoek worden in het voorjaar van 2024 verwacht. Daarnaast
zullen zij een verdere uitwerking verzorgen van de mogelijkheden en onmogelijkheden
met betrekking tot het vaststellen van effectiviteit van maatregelen en minimaal eens
in de vijf jaar rapporteren over de laatste inzichten in de effectiviteit van maatregelen.
Deze periodieke rapportage kan gebruikt worden om te bepalen of het noodzakelijk is
om een aanvullende bevoegdheidsgrondslag in de Wpg op te nemen.
• ZonMw voert in de periode 2024–2026 een meerjarig onderzoeksprogramma uit waarin onderzoek
gedaan wordt naar effecten van maatregelen. Resultaten uit eerdere opdrachten aan
ZonMw, RIVM en de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
(TNO) met betrekking tot effecten van maatregelen worden gebruikt als input voor dit
meerjarige programma.
• De RIVM Gedragsunit geeft in samenwerking met kennispartners invulling aan de geïdentificeerde
kennishiaten uit de categorie gedrag. Het gaat hierbij om onderzoek rondom 1) effecten
van maatregelen en adviezen op gedrag en naleving, 2) effecten van communicatie op
gedrag en draagvlak voor maatregelen en 3) maatwerk voor moeilijk te bereiken doelgroepen.
Resultaten uit dit onderzoek worden in het voorjaar van 2024 verwacht.
• Het RIVM ontwikkelt in 2023 een dataset waarin data van de rioolwatersurveillance
volgens de FAIR principes7 gekoppeld wordt aan data van partners zoals het Waterschapshuis (HWH), Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI).
Hiermee worden de rioolwatermetingen gekoppeld aan relevante databronnen. Dit leidt
tot betere samenwerking tussen partners en meer en betere validering van de rioolwatersurveillancemetingen.
• TNO voert een onderzoeksprogramma uit waarbij zij zich richten op 1) epidemiologische
en (micro) biologische inzichten met betrekking tot post-COVID, 2) modellering ten
behoeve van voorspelling van ziekenhuis en ic-opname én een optimale diagnose strategie,
3) een internationale vergelijking gericht op effecten van maatregelen op de gezondheid
van werkenden en 4) gedragsonderzoek gericht op het bereiken van kwetsbare groepen.
Dit gedragsonderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met en als aanvulling op de
RIVM Gedragsunit. Resultaten uit dit programma worden uiterlijk in december 2024 verwacht.
• Het CBS voert in 2023 onderzoek uit naar vaccinatiegedrag in relatie tot o.a. religie
en vertrouwen.
Deze additionele opdrachten sluiten grotendeels aan bij eerdere trajecten en leiden
tot een betere kennispositie, actieve samenwerking tussen wetenschappers en de paraatheid
voor toekomstige pandemieën. De resultaten van deze trajecten worden in de periode
2024–2026 verwacht. Ik zal uw Kamer uiteraard informeren over de uitkomsten van deze
onderzoekstrajecten. Met deze opdrachten beschouw ik de moties van de Kamerleden Gündogan,
Westerveld en Agema8,
9, 10 als afgedaan, evenals de toezegging rondom effectiviteit van maatregelen aan de Eerste
Kamerleden Recourt en Janssen.
RIVM publicatie gezondheidseconomie
De coronapandemie en de bestrijding daarvan hebben grote gevolgen gehad voor de samenleving
en economie in Nederland. Het RIVM heeft als onderdeel van het COVID-19 onderzoeksprogramma
de gevolgen hiervan geanalyseerd op verschillende domeinen. Het rapport bevat een
groot aantal evaluaties vanuit gezondheidseconomisch perspectief.11 Zo is er een brug geslagen tussen economische- en ziektemodelleringen en zijn scenario’s
van strengere en minder strenge maatregelen vergeleken. Ook heeft het RIVM onderzoek
gedaan naar zowel de interactie tussen pandemie en economie als naar de impact van
het virus op verschillende bevolkingsgroepen.
Er staan veel belangrijke conclusies in het rapport. Twee hiervan wil ik specifiek
hier benoemen. Zo concludeert het RIVM dat extreme maatregelen in het aanpakken van
het coronavirus – zoals een zero-covid beleid of een «laat het virus z’n gang gaan»
beleid – zowel voor de volksgezondheid als voor de economie schadelijk zijn. Het is,
volgens het RIVM, belangrijk om een juiste balans te vinden tussen timing, «strengheid»
en duur van de maatregelen.
Een andere belangrijke bevinding is dat bestaande sociaaleconomische verschillen tijdens
de coronacrisis groter zijn geworden. Mensen met een lager inkomen hadden een grotere
kans om aan COVID-19 te overlijden en lagen vaker in het ziekenhuis en op de IC. Daarnaast
blijkt dat zij minder snel uitgestelde zorg konden «inhalen» dan mensen met hogere
inkomens. Dit zijn uiteraard belangrijke inzichten.
De bevindingen uit dit rapport sluiten grotendeels aan bij eerdere evaluaties en de
vervolgacties die daarop reeds lopen, zoals de trajecten rondom effecten van maatregelen
en de instelling van het Maatschappelijk Impact Team.
Daarnaast heb ik ZonMw gevraagd om in het meerjarige deelprogrogramma «effecten van
maatregelen» dat in de voorgaande paragraaf is beschreven, ook vervolg te geven aan
dit traject van het RIVM.
Eindrapportage metaonderzoek veerkracht
In de kabinetsreactie op het verslag van de tijdelijke werkgroep «Sociale Impact Coronacrisis» is in oktober 2020 toegezegd de sociale impact van corona te volgen en duiden12. In dit traject zijn de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW),
Justitie en Veiligheid (JenV) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) almede verschillende
kennispartners betrokken. In dit kader heeft TNO een metaonderzoek uitgevoerd naar
individuele en collectieve veerkracht van de samenleving.13
Het onderzoek concludeert onder andere dat bestaansonzekerheid en stress de veerkracht
beperken. Terwijl participatie, waarbij mensen succeservaringen opdoen en zich gesteund
voelen door de gemeenschap, mensen juist veerkrachtiger maakt. Het vergroten van mogelijkheden
in de buurt om elkaar te ontmoeten, te ondersteunen en de wijk op te bouwen zorgt
voor meer maatschappelijke participatie. Het sociaal netwerk speelt hierin een sleutelrol.
Het investeren in veerkracht voor mensen in kwetsbare omstandigheden is van groot
belang. Denk hierbij aan het versterken van de financiële zekerheid en kansengelijkheid.
Mensen die (langdurig) in armoede en schulden verkeren ervaren een grotere druk op
de mentale en fysieke gezondheid. De aanpak geldzorgen, armoede en schulden van de
Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP), richt zich op deze
prangende vraagstukken.14 Ook wordt gewerkt aan herziening van de Participatiewet via drie sporen, waarmee
wordt beoogd dat mensen beter worden ondersteund als het gaat om inkomen en participatie.
De Minister voor APP en Minister van SZW investeren € 48,5 miljoen in de preventie
van armoede en schulden, begeleiding naar werk en participatie en aanpak van veerkracht
en weerbaarheid in de 20 stedelijke focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid (NPLV).
Update oversterfteonderzoek
In de regeling van werkzaamheden van 6 december jl. heeft het lid Omtzigt verzocht
om een update van de voortgang van diverse onderzoeken door ZonMW op het onderwerp
oversterfte, een toelichting op hoe ook oversterfte in 2022 is onderzocht en een update
van oversterfte tot nu toe (kenmerk 2023Z19751). Hierbij informeer ik uw Kamer over het oversterfteonderzoek en daarmee geef ik
tevens invulling aan het verzoek uit de regeling van werkzaamheden.
1. Update onderzoeken ZonMW
In de Kamerbrief van 9 februari jl.15 heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over het oversterfteonderzoek. Ik gaf toen aan
dat resultaten van de onderzoeken uit het onderzoeksprogramma van ZonMw eind 2023
worden verwacht. De eerste resultaten zijn onlangs openbaar beschikbaar gekomen op
de website van ZonMw16. De komende periode zal de website worden bijgewerkt zodra onderzoeken zijn afgerond.
Hier kunt u dus altijd de meest recente informatie vinden. Wanneer alle 20 onderzoeken
gepubliceerd zijn, zal ik uw Kamer informeren over de onderzoeksresultaten. Daarnaast
zal ik zodra deze onderzoeken gepubliceerd zijn en de begeleidingscommissie haar advies
heeft geformuleerd besluiten of aanvullend onderzoek via ZonMW naar oversterfte in
2022 nodig is. Naar verwachting is dit in mei 2024.
2. Onderzoek naar oversterfte in 2022 door CBS en RIVM
Met de reguliere monitoring op sterfte en de doodsoorzaken vanuit het CBS houd ik
zicht op de oversterfte. De meest recente publicaties en statistieken van het CBS
laten zien dat er in 2022 opnieuw periodes van oversterfte zijn geweest17. Om een goed beeld te krijgen van de oorzaken van oversterfte in deze periodes heb
ik het CBS en het RIVM opdracht gegeven om onderzoek naar oversterfte te doen in 2022,
door het eerdere onderzoek naar oversterfte in 2020–202118 te herhalen met gegevens over 2022. Het rapport is op 11 december gepubliceerd op
de websites van het CBS en het RIVM.
Het RIVM concludeert in haar rapport dat na iedere dosis COVID-19 vaccinatie in 2022
de kans op overlijden aan COVID-19 lager was voor de gevaccineerde populatie dan voor
het deel van de populatie zonder de betreffende vaccinatie en dat dit verschil kleiner
wordt naarmate het tijdsverschil na de vaccinatie groter wordt. De overlijdenskans
aan primaire doodsoorzaken buiten COVID-19 was op populatieniveau niet hoger in de
periode van 8 weken na een vaccinatie, ongeacht welke dosis. Deze resultaten zijn
vergelijkbaar met analyses over het jaar 2021 en met internationale literatuur.19
Het CBS concludeert in haar rapport, waarbij de situatie is weergegeven tot eind 2022,
dat de relatie tussen oversterfte en COVID-19 in de loop van de coronapandemie steeds
minder sterk werd20. Het aantal mensen dat sterft aan COVID-19 is steeds meer afgenomen. Daarnaast heeft
het CBS gekeken naar sterfte aan COVID-19 in relatie tot de vaccinatiestatus. Vaccinatie
wordt geassocieerd met een lagere kans op overlijden aan COVID-19. De eerdere bevindingen
van het RIVM betreft vaccineffectiviteit worden hiermee onderstreept, namelijk dat
gevaccineerd zijn duidt op een beschermend effect. Dit is in lijn met de wetenschappelijke
literatuur: door vaccinatie daalt de kans op sterfte aan COVID-19. Daarnaast werd
er geen correlatie gevonden tussen de vaccinatiestatus en overige doodsoorzaken.
3. Actuele cijfers oversterfte op basis van CBS statistieken
De laatste cijfers vanuit het CBS laten zien dat er in het derde kwartaal van 2023
37.600 mensen zijn overleden21. Dit is zo’n 5% meer dan de verwachte sterfte. In iedere leeftijdsgroep was de sterfte
hoger dan verwacht. De sterfte bij mensen die zorg ontvingen in het kader van de Wet
Langdure Zorg (Wlz), zoals bewoners van verpleeghuizen en gehandicaptenzorginstellingen,
was zo’n 11% hoger dan verwacht. Bij mensen jonger dan 65 jaar was de sterfte in het
derde kwartaal zo’n 3% meer dan verwacht. Oversterfte in 2023 tot nu toe is lager
dan in 2020, 2021 en 2022 maar nog steeds hoger dan in de periode daarvoor. Voor verdere
toelichting van oversterftecijfers verwijs ik u naar de CBS website en de bijgevoegde
factsheet «de COVID-19 pandemie».
4. Monitoring van oversterfte in 2024 in reguliere landschap ingebed
Volledigheidshalve laat ik u weten dat het CBS heeft laten weten dat zij eind 2023
stopt met het de wekelijkse COVID-19-sterftemonitor22. Dit model is speciaal voor de coronapandemie ontwikkeld. Het CBS geeft aan dat zij
teruggaat naar de manier waarop het CBS vóór het uitbreken van de COVID-19-pandemie
in 2020 het aantal overlijdens en de oversterfte publiceerde. De sterftemonitor van
het RIVM23 wordt, net als voor de pandemie, weer de belangrijkste bron voor het meten en in
de gaten houden van mogelijke oversterfte per week in Nederland. De COVID-19-sterftemonitor van het CBS was daarop tijdens de pandemie
een belangrijke aanvulling voor het monitoren van de sterfte en de impact van het
virus in Nederland. Kort na het uitbreken van de COVID-19-pandemie in 2020 was er
in de maatschappij grote behoefte de mogelijke impact van het nieuwe virus op de sterfte
in kaart te brengen. Die noodzaak is niet langer aanwezig; één sterftemonitor volstaat.
Eerder, in april 2023, was de publicatiefrequentie al verlaagd. Vanaf januari 2024
stopt het CBS helemaal met het berekenen van de mogelijke oversterfte op weekbasis.
Met de reguliere Sterftestatistiek en Doodsoorzakenstatistiek blijft het CBS zowel
het aantal overledenen als de ontwikkelingen in de doodsoorzaken voortdurend monitoren.
Daarbij geeft het CBS aan dat omdat COVID-19 in de endemische fase is beland en COVID-19
als directe doodsoorzaak een minimaal aandeel van de sterfte is geworden, een beschrijving
over een langere periode een vollediger statistisch beeld geeft van de sterfteontwikkeling
dan een wekelijkse monitor.
Zoals hierboven aangegeven blijft de oversterfte gemonitord via de Sterftemonitor
van het RIVM. Hiernaast monitort EuroMOMO24 de sterfte. EuroMOMO is een Europese sterftemonitor gericht op het opsporen en meten
van oversterfte als gevolg van seizoensgriep, pandemieën en andere bedreigingen voor
de volksgezondheid.
Ik blijf oversterfte dan ook nauwlettend in de gaten houden – ook in relatie tot bredere
publieke gezondheid.
4. Vaccinatie
Stand van zaken najaarsronde en vaccinatie in 2024
Naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad van 28 juni 2023 is op 2 oktober
jl. gestart met een nieuwe vaccinatieronde tegen COVID-19 voor specifieke doelgroepen,
waaronder mensen van 60 jaar en ouder, volwassenen die jaarlijks een uitnodiging voor
de griepprik ontvangen en zorgmedewerkers. Daarnaast kunnen mensen die niet tot de
gespecificeerde doelgroepen behoren op individuele basis, op advies van een behandelend
arts of vanwege een kwetsbaar gezinslid, zich laten vaccineren. In deze vaccinatieronde
wordt gebruikgemaakt van vaccins die zijn aangepast aan de XBB.1.5-omikronvariant
van het coronavirus.
Tot en met zondag 10 december 2023 zijn circa 2,5 miljoen coronaprikken gezet en heeft
46,1% van alle 60-plussers een vaccinatie gehaald. De COVID-19-vaccinatie beschermt
deze mensen tegen ernstige ziekte door het coronavirus. Dit blijkt uit de meest recente
publicatie van het RIVM van 30 november jl.25 over ziekenhuisopnames na een coronaprik. Een onderzoek naar de gegevens van 1.563
ziekenhuisopnames van COVID-19-patiënten tussen 9 oktober 2023 en 20 november 2023,
laat zien dat mensen die dit najaar een coronaprik hebben gehaald een 77% lager risico
op ziekenhuisopname door COVID-19 hadden dan personen die deze coronaprik (nog) niet
hadden gehaald. Voor opname op de intensive care (IC) was dit risico 84% lager.
Het blijft nog tot en met 22 december 2023 mogelijk om een coronavaccinatie te halen
voor mensen in de aangewezen doelgroepen. Na 1 januari 2024 blijft een capaciteit
en infrastructuur in stand van gemiddeld 1.000 prikken per week voor zwangeren, patiënten(categorieën)
in de medische hoogrisicogroep voor wie een korter interval tussen vaccinaties geïndiceerd
is, en voor mensen die op individuele basis door een behandelend arts worden doorverwezen.
Communicatie-inzet
Ik zet gerichte communicatie in om de doelgroepen te informeren over de coronaprik,
zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken om zich wel of niet te laten vaccineren.
Met massamediale inzet van publiekscommunicatie bij aanvang om de najaarsronde aan
te kondigen én aan het einde om doelgroepen erop te wijzen dat zij tot en met 22 december
bij de GGD terecht kunnen voor de coronaprik.
Voor de publiekscommunicatie wordt onder andere gebruikgemaakt van de onderzoeksresultaten
van de Gedragsunit van het RIVM (zie ook paragraaf 3. Kennis en onderzoek) en is er
extra aandacht voor specifieke doelgroepen door middel van communicatie die in taal,
toon en vorm bij hen past. Ook verwijs ik in de communicatie over de coronaprik naar
de algemene adviezen om luchtweginfecties zoals COVID-19 te voorkomen. Onder andere
om de bewustwording te vergroten over het beschermen van mensen met een kwetsbare
gezondheid en om de samenleving te informeren over het risico op langdurige klachten
na een coronabesmetting (post-COVID). Zoals u in paragraaf 6.1 kunt lezen, geef ik
mede hiermee invulling aan de motie van de leden Drost en Van den Berg26 over de adviezen om thuis te blijven bij klachten veel actiever uitdragen.
MijnVraagOverCorona.nl is het centrale platform voor publieksinformatie over corona
en de coronaprik. Daar is actuele informatie in verschillende talen te vinden die
aansluit bij de vragen en behoeften die leven in de samenleving. Aanvullend daarop
zet ik sociale media in en informeer ik het algemene publiek via landelijke nieuwsmedia
met behulp van persberichten en via advertenties in landelijke en regionale bladen
en huis-aan-huisbladen.
Naast de belangrijke inzet van GGD’en om, in het kader van hun voorlichtings-taak,
de doelgroepen te bereiken, doe ik ook een beroep op (zorg)intermediairs. Voor hen
is er een online toolkit. Onder andere seniorenorganisaties, cliënten- en patiëntenorganisaties,
zorgkoepels, gemeenten, maatschappelijke organisaties, ambassadeurs, sleutelfiguren
en lokale contactpersonen kunnen gebruik maken van de communicatiemiddelen die in
de toolkit staan om hun achterban te informeren. Via een nieuwsbrief worden zij hiervan
op de hoogte gebracht.
Daarnaast is er een samenwerking met het Netwerk Patiënteninformatie. Onder coördinatie
van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft dit netwerk in opdracht
van VWS een animatie gemaakt voor wachtkamerschermen bij huisartsen en apotheken,
een infographic en een bijsluiter van het coronavaccin in eenvoudige taal.
Voor specifieke doelgroepen, zoals laaggeletterden en anderstaligen, is er in vijf
talen een gesproken, eenvoudige uitleg op corona.steffie.nl, een visuele praatplaat
en wordt voorlichting gegeven door sleutelpersonen binnen migrantennetwerken in samenwerking
met Inclusia. Voorbeelden hiervan zijn bijdragen aan Hindoestaanse, Caribische, Somalische
en Turkse radioprogramma’s, tekstuele en gesproken informatie in onder andere het
Arabisch via WhatsApp-groepen en ontbijtbijeenkomsten in buurthuizen voor Arabisch-sprekende
vrouwen. Ook is er een algemene voorlichtingsfolder en een folder specifiek voor zwangeren
in vijf talen verspreid via huisartsen, apotheken, buurthuizen en bibliotheken, een
flyer via anderstalige winkels en online advertenties op websites en sociale media
kanalen die door biculturele doelgroepen worden gebruikt. Hiermee wordt onder andere
invulling gegeven aan het advies van de Gezondheidsraad om extra aandacht te geven
aan specifieke doelgroepen om gezondheidsverschillen zoveel mogelijk te vorkomen.
De kennis die in coronatijd is opgedaan over doelgroepen die niet goed worden bereikt
met reguliere massacommunicatie, is in samenwerking met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid (NCTV) gedeeld in de «Handreiking risico- en crisiscommunicatie specifieke
doelgroepen»27.
Vaccinportefeuille en voorraad
Het aangepaste eiwitvaccin Nuvaxovid XBB.1.5 van producent Novavax heeft op 31 oktober
2023 een positief advies gekregen van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en is
vervolgens geautoriseerd door de Europese Commissie. Dit XBB.1.5-eiwitvaccin kan gegeven
worden vanaf 12 jaar en is beschikbaar voor personen die geen mRNA-vaccin willen of
kunnen krijgen. Vanaf 13 december kunnen mensen van 12 jaar en ouder uit de doelgroepen,
die nog geen coronaprik hebben gehad dit najaar, bij de GGD terecht voor de coronaprik
met het Novavax-vaccin.
Doordat in de huidige najaarsronde wordt gevaccineerd met XBB.1.5-vaccins, is de voorraad aan bivalente BA.4/5-vaccins overtollig geworden.
Gezien het feit dat er geen landen zijn die behoefte hebben aan een donatie van deze
vaccins en het op korte termijn verstrijken van de houdbaarheidsdatum voor donatie
zijn alle, circa 6,3 miljoen, BA.4/5-vaccins afgevoerd. Het afvoeren van geëxpireerde en overtollige coronavaccins
verloopt volgens het reguliere voorraadbeheer. Naar verwachting is er geen surplus
aan XBB.1.5-vaccins beschikbaar voor donatie aan andere landen.
Gedoogsituatie gebruik conventionele naalden
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 25 april jl.28, heeft de Minister van SZW op 22 december 2022 besloten de gedoogsituatie bij het
toedienen van COVID-19-vaccins met conventionele naalden (dat wil zeggen, naalden
zonder een ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme) tijdelijk te verlengen.
Het gebruik van conventionele naalden werd bij volwassen en kinderen vanaf 12 jaar
tot en met 31 maart 2023 en bij kinderen jonger dan 12 jaar tot en met 31 december
2023 verlengd, omdat het niet mogelijk was om de kleine vaccindoses van respectievelijk
0,3 ml en 0,2 ml nauwkeurig op te trekken en toe te dienen met een naald met veiligheidssysteem.
Intussen is er een naald met veiligheidssysteem beschikbaar gekomen waarmee een dosis
van 0,3 ml kan worden geborgd. Voor kinderen van 5 tot 12 jaar was de dosering van
het COVID-19-vaccin eerder 0,2 ml. Inmiddels is de dosering voor deze doelgroep 0,3
ml. Door deze wijziging is het mogelijk deze doelgroep te vaccineren met een naald
met een veiligheidssysteem.
De dosering van het COVID-19-vaccin dat nu in gebruik is voor kinderen van 6 maanden
t/m 4 jaar is nog altijd 0,2 ml. Dit kan alleen geborgd worden door inzet van een
spuit-naaldcombinatie met een conventionele naald. Uit de huidige stand van de wetenschap
en de professionele dienstverlening volgt dus dat voor deze groep niet met een spuit-naaldcombinatie
met ingebouwd veiligheidssysteem gevaccineerd kan worden. GGD’en hebben daarom in
hun risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) het risico van het gebruik van naalden
benoemd en in het bijbehorende plan van aanpak aangegeven welke maatregelen genomen
worden ter bescherming van de werknemer. De doelgroep van kinderen met een medisch
hoog risico is dermate klein, namelijk een paar tientallen kinderen per jaar, dat
het opnemen van maatregelen in de RI&E van de GGD’en om het risico op prikaccidenten
zo klein mogelijk te maken ter bescherming van de werknemer toereikend is en een formele
gedoogconstructie niet meer nodig is. In de tussentijd wordt voor het toedienen van
het kleine volume van 0,2 ml gezocht naar toedieningsmaterialen met een ingebouwd
veiligheidssysteem. Bij beschikbaarheid zal de naald met ingebouwd veiligheidssysteem
worden ingezet.
Hiermee is het niet nodig om de gedoogsituatie voor het gebruik van conventionele
naalden nogmaals te verlengen en vervalt deze per 31 december 2023 voor alle leeftijdsgroepen.
5. Handreiking met geleerde lessen rondom medisch kwetsbaren in coronatijd
Bij een volgende pandemie is het belangrijk de geleerde lessen uit de coronapandemie
toe te passen. Daarom heeft het Ministerie van VWS voor de zomer samen met vertegenwoordigers
van cliënten- en patiëntenorganisaties een bijeenkomst georganiseerd om ervaringen
en inzichten rondom COVID-19 voor mensen met een kwetsbare gezondheid en mensen met
een lichamelijke en/of verstandelijke beperking op te halen. De belangrijkste lessen
zijn opgenomen in een handreiking. Deze handreiking kan beleidsmakers, communicatieadviseurs,
bestuurders en anderen helpen om bij een volgende pandemie rekening te houden met
de groep mensen met een kwetsbare gezondheid, mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke
beperking, mantelzorgers en PGB-zorgverleners en PGB-budgethouders, en hen te betrekken
bij de keuzes die dan voorliggen. De handreiking vindt u als bijlage bij deze brief.
6. Moties
6.1 Motie van de leden Drost en Van den Berg over de adviezen om thuis te blijven
bij klachten veel actiever uitdragen
In de motie van 15 juni 2023 verzoeken de leden Drost en van de Berg om de adviezen
om thuis te blijven bij klachten veel actiever uit te dragen29. Op Rijksoverheid.nl en op MijnVraagOverCorona.nl staat de publieksinformatie over
de algemene hygiëne adviezen ter voorkoming van luchtweginfecties zoals corona en
het risico op langdurige klachten (post-COVID) na een coronabesmetting. Het advies
om thuis te blijven bij klachten is hier een onderdeel van. Ook via de website van
het RIVM is deze informatie beschikbaar. Daarnaast brengen we, in samenwerking met
het RIVM en mede naar aanleiding van de motie, de algemene hygiëne adviezen onder
de publieke aandacht in de communicatie over de najaarsronde van de coronaprik. Onder
andere via sociale media, in advertenties in landelijke-, regionale- en huis-aan-huisbladen
en in informatiefolders in verschillende talen die via huisartsen, apothekers, buurthuizen,
bibliotheken en (zorg)intermediairs worden verspreid. Daarnaast hebben we een artikel
van het RIVM met adviezen om de verspreiding van luchtweginfecties te voorkomen toegevoegd
aan de digitale toolkit waarin alle communicatiemiddelen beschikbaar worden gesteld
voor derden. Dit artikel is tevens onder de aandacht gebracht van verschillende departementen
zodat zij het kunnen gebruiken om hun sectoren te informeren. Hiermee beschouw ik
deze motie als afgedaan.
6.2 Motie van het lid Omtzigt over de resultaten van de publieke consultatie over
het Europese coronatoegangsbewijs zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen
Op 24 maart 2022 heeft uw Kamer mij met de motie van het lid Omtzigt30 verzocht om de resultaten van de publieke consultatie over het voorstel tot verlenging
van de Digitaal Coronacertificaat (DCC)-verordening (EU 2021/953) aan uw Kamer te
doen toekomen. Met excuses voor de verlate reactie deel ik u mede dat de Europese
Commissie geen formeel verslag heeft opgesteld van de publieke consultatie, die liep
van 3 februari tot 8 april 2022. Wel is de ontvangen feedback te raadplegen via de
website van de Commissie31. De verordening is op 1 juli jl. verlopen. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
6.3 Motie van de leden Bikker en Van den Berg over op tijd definiëren wat onder het
begrip «noodzaak» wordt verstaan
Er is mij met de motie van de leden Bikker (CU) en Van den Berg (CDA)32 van 10 maart 2022 verzocht om uw Kamer te informeren over de weging van de noodzaak
en de proportionaliteit van het DCC, om te bezien of de verordening kan worden ingetrokken
of moet worden voortgezet. Over mijn besluit om de uitgifte van het DCC per 1 juli
2023 te beëindigen en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen heb ik uw Kamer
op 12 juni jl.33 geïnformeerd. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
In de eerstvolgende brief over COVID-19 gerelateerde onderwerpen informeer ik uw Kamer
over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering en afronding van de goederen-exit-strategie
van de noodvoorraad beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen over het jaar 2023.
Daarnaast informeer ik u in december met een separate brief over de voortgang rond
post-COVID en de stand van zaken ten aanzien van verschillende moties en toezeggingen
die over dat onderwerp zijn ingediend.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport