Brief regering : Fiche: Herziening Verordening Detergentia
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3891
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening Verordening Detergentia
Fiche: Wijziging richtlijn intermodaal vervoer (voorheen gecombineerd vervoer) (Kamerstuk
22 112, nr. 3892)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Herziening Verordening Detergentia
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende detergentia
en oppervlakte-actieve stoffen, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004
b) Datum ontvangst Commissiedocument
28 april 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 217
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2023:217:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2023) 114 en SEC(2023) 170
f) Behandelingstraject Raad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Commissie heeft het bestaande rechtskader voor detergentia1 geëvalueerd en constateert dat dit voor chemische stoffen te complex is. Hierdoor
acht zij vereenvoudiging van de informatieverstrekking aan gebruikers van producten
nodig. Geconstateerd werd verder dat er geen optimaal gebruik wordt gemaakt van innovatieve
instrumenten om productinformatie te communiceren.
Naast de resultaten van de evaluatie zijn er ook andere ontwikkelingen die hebben
bijgedragen aan het besluit om het bestaande rechtskader te herzien, waaronder de
Europese Green Deal2, de geactualiseerde industriestrategie3, de strategie voor duurzame chemische stoffen4, de Mededeling EU Actieplan «Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul»5 en de onlangs aangenomen mededeling van de Commissie over het concurrentievermogen
van de EU op lange termijn6.
Het voorstel betreft een sectorale aanvulling op de regelgeving voor het toelaten
en gebruik van stoffen en producten tot de Europese markt (REACH)7 en het indelen, etiketteren en verpakken van stoffen en producten Verordening (CLP)8.
Met het voorstel beoogt de Commissie de regels voor detergentia te actualiseren en
de handhaving hierop te versterken. Verder beoogt de Commissie rekening te houden
met nieuwe marktontwikkelingen, zoals het gebruik van innovatieve producten (microbiële
reinigingsmiddelen) en duurzame nieuwe praktijken (verkoop via navulverpakkingen).
In het voorstel worden de informatievereisten voor detergentia, die in verschillende
EU-wet- en regelgeving zijn opgenomen, beter op elkaar afgestemd. De Commissie introduceert
daartoe de mogelijkheid vrijwillige digitale etikettering te hanteren en verplicht
producenten tot het beschikbaar stellen van een digitaal productpaspoort voor detergentia
en oppervlakte-actieve stoffen. Met het voorstel worden de huidige regels vereenvoudigd
en toekomstbestendig gemaakt om de gezondheid en het milieu beter te beschermen en
wordt de werking van de Europese interne markt voor detergentia verbeterd. Producten
die niet voldoen aan de regels van het voorstel, mogen niet op de Europese interne
markt worden gebracht.
Het voorstel heeft betrekking op detergentia en oppervlakte-actieve stoffen die als
zodanig in de handel worden gebracht of in detergentia aanwezig zijn. Ter bescherming
van milieu en gezondheid gelden nog steeds strenge eisen ten aanzien van de afbreekbaarheid
van oppervlakte-actieve stoffen en het gehalte aan fosfaten en fosforverbindingen
in consumentenwasmiddelen.
Het voorstel bevat nieuwe eisen waaraan microbiële detergentia dienen te voldoen.
Deze eisen zien onder andere toe op de identificatie van de micro-organismen, verboden
micro-organismen in het eindproduct en gevoeligheid voor de belangrijkste antibioticaklassen.
Het voorstel maakt het mogelijk om in de toekomst het toepassingsgebied uit te breiden
tot de biologische afbreekbaarheid van stoffen en mengsels in detergentia, de digitalisering
van etiketten en, indien nodig, de aanscherping van de veiligheid van micro-organismen
in detergentia.
Het voorstel bevat verder verplichtingen aan marktdeelnemers. De verplichtingen voor
fabrikanten, importeurs en distributeurs worden gestroomlijnd met het Besluit voor
het verhandelen van producten9. Fabrikanten moeten een productpaspoort opstellen en zijn verplicht om zelf de conformiteit
met de Verordening te controleren. Een fabrikant die niet in de EU gevestigd is, moet
een gemachtigde aanwijzen. Een zogenaamd gegevensblad, ten behoeve van door lidstaten
aangewezen gifcentra, is alleen vereist voor niet-gevaarlijke detergentia. Informatie
over gevaarlijke detergentia moet ingevolge de Verordening van 16 december 2008 betreffende
de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP-verordening)10 al worden verstrekt.
Het voorstel bevat regels voor het aanbrengen van de CE-markering op detergentia en
oppervlakte-actieve stoffen na voltooiing van de conformiteitsbeoordeling. Met deze
markering geeft de fabrikant aan dat een product volgens de fabrikant aan alle EU-eisen
voldoet qua veiligheid, gezondheid en milieubescherming. Ook wordt, conform de Verordening
vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten11, een productpaspoort voor detergenten en oppervlakte-actieve stoffen verplicht gesteld.
Dit is van belang voor een gelijk speelveld van een eengemaakte markt. Het productpaspoort
zorgt voor meer transparantie in de waardeketen voor wat betreft de belangrijkste
eigenschappen van detergentia en oppervlakte-actieve stoffen. Daarnaast versterkt
transparantie de mogelijkheid de regels na te leven en niet-naleving tegen te gaan.
De digitalisering van de informatie kan tot een efficiëntiewinst leiden voor markttoezicht
en douaneautoriteiten. Het productpaspoort zal via een gegevensdrager gekoppeld zijn
aan een unieke productidentificatiecode. Het kenmerk van het productpaspoort is gekoppeld
aan een centraal register en IT-systeem dat door de Commissie wordt opgezet. De Douane
heeft toegang tot de informatie in het register.
Er wordt een duidelijker kader gecreëerd voor betere handhaving van de regels. Hoewel
de nationale inspecteurs van markttoezichtautoriteiten verantwoordelijk blijven voor
de uitvoering van productcontroles, zal de Douane met behulp van het nieuwe IT-systeem
van de Commissie alle digitale productpaspoorten aan de buitengrenzen moeten verifiëren.
De verordening betreffende markttoezicht en conformiteit van producten12 blijft van toepassing op detergentia en oppervlakte-actieve stoffen. Naast gedetailleerde
bepalingen inzake markttoezicht op basis van Besluit voor het verhandelen van producten13, wordt markttoezichtautoriteiten de mogelijkheid geboden om op te treden tegen detergenten
en oppervlakte-actieve stoffen die aan de voorschriften voldoen maar die een risico
vormen voor de gezondheid of het milieu. De Commissie krijgt de bevoegdheid om op
te treden als de voorlopige nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.
b) Impact assessment Commissie
Naast het basisscenario (geen actie ondernemen) worden in de effectbeoordeling twee
opties (1a en 1b) onderzocht om probleem 1 (betreffende nieuwe marktontwikkelingen
waar geen rekening mee is gehouden) aan te pakken, en twee opties (2a en 2b) om probleem
2 (gebrek aan efficiënte informatievereisten) aan te pakken.
Optie 1a zorgt ervoor dat voor navulverpakkingen middels een etiket consumenten de
nodige informatie krijgen en dat fabrikanten van detergentia aan dezelfde regels worden
onderworpen. Microbiële reinigingsmiddelen worden onder het toepassingsgebied gebracht
en er komen minimumvereisten voor de etikettering. Optie 1b borduurt hierop voort
door de invoering van digitale etikettering voor navuldetergentia voor te stellen
alsook dat alle etiketteringsinformatie, behalve de doseringsvoorschriften, voor navuldetergentia
via een digitaal etiket verstrekt kan worden. Daarnaast worden in optie 1b in aanvulling
op etiketteringsvereisten voor microbiële reinigingsmiddelen ook andere risicobeheer
voorschriften voorgesteld waaronder bepaalde beperkingen op het gebruik van micro-organismen
en een evaluatieclausule.
Beleidsoptie 2a beschrijft het stroomlijnen van etiketteringsvoorschriften en het
mogelijk maken van digitale etikettering en het afschaffen van gegevensbladen. Optie
2b schaft het gegevensblad alleen af voor gevaarlijke detergentia.
De voorkeursoptie is een combinatie van beleidsoptie 1b en 2b. De Commissie kiest
voor deze combinatie omdat deze opties in vergelijking met de alternatieven het best
scoren op een reeks criteria (doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie en positieve
gevolgen voor de economie, de maatschappij, het milieu en de gezondheid). Deze voorkeursoptie
zal naar verwachting voordelen opleveren in de vorm van lastenvermindering en kostenbesparing
voor het bedrijfsleven en een betere leesbaarheid van de etiketten van detergentia.
Het voorstel zorgt dat het volledig potentieel voor de eengemaakte markt kan worden
benut en het vergemakkelijkt de groene transitie en maakt de weg vrij voor innovatie.
Voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) dat dit marktsegment domineert stelt de Commissie
dat de toegang tot waardeketens en de markt in het algemeen verbeteren. Dit draagt
bij aan de verwezenlijking van de VN-doelstelling voor duurzame ontwikkeling (SDG
9). De voorkeursoptie garandeert een hoger niveau van bescherming van de menselijke
gezondheid, de veiligheid en het milieu en draagt bij aan verwezenlijking van SDG 3
en SDG 12. Voor het bedrijfsleven (groot en klein) verwacht de Commissie een besparing
van meer dan 10 miljoen euro per jaar. Voor het mkb verwacht de Commissie een last
van maximaal 200.000 euro per bedrijf.14 Een lichte stijging van de handhavingskosten voor overheidsinstanties zou kunnen
optreden als gevolg van de verwachte groei van de navulverkoop van detergentia. Daarbij
gaat de Commissie ervan uit dat de juridische duidelijkheid en zekerheid voor microbiële
schoonmaakproducten en navulverkoop, evenals de vereenvoudiging en stroomlijning van
de etiketteringsvereisten de handhavingsactiviteiten van markttoezichtautoriteiten
vergemakkelijken.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet streeft een hoog beschermingsniveau na voor mens en milieu en vindt het
van groot belang dat stoffen, mengsels en voorwerpen, waaronder detergentia, veilig
gebruikt kunnen worden door consumenten en werkers. Het kabinet vindt het daarom belangrijk
dat er duidelijk wordt gecommuniceerd over de gevaren van stoffen, mengsels en voorwerpen
en hun juiste gebruik. Op het terrein van duurzame chemicaliën heeft het kabinet al
veel initiatieven genomen, bijvoorbeeld in de vorm van het beleid om de emissies van
Zeer Zorgwekkende Stoffen te weren uit de leefomgeving. Het belang van Safe-by-Design
als onderdeel van het streven naar stapsgewijze permanente verbetering wordt onderstreept
in het Nationaal Milieubeleidskader15.
Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd om in 2050 een circulaire economie
te hebben.
Deze transitie betekent met betrekking tot verpakkingen onder andere dat onnodige
verpakkingen voorkomen moeten worden, het gebruik van fossiele grondstoffen in verpakkingen
sterk moet worden teruggebracht en dat verpakkingen die in de handel zijn circulair
moeten worden. Diverse beleidsinstrumenten op nationaal niveau dragen bij aan verduurzaming
van de verpakkingsketen, zoals het Besluit beheer verpakkingen, het Besluit kunststofproducten
voor eenmalig gebruik, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) en reductiemaatregelen
voor plastic wegwerpproducten. Met het Nationale Programma Circulaire Economie (NPCE)16 wordt de doelstelling om in 2050 een circulaire economie te hebben geconcretiseerd
door het formuleren van acties die het Rijk zal ondernemen. In het NPCE wordt onder
andere nadruk gelegd op productwetgeving voor de concrete invulling van de transitie
naar een circulaire economie. Europese productwetgeving zoals de Verordening vereisten
inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, waarin ontwerpeisen en informatie
eisen worden gesteld, wordt gezien als een belangrijk instrument om het productaanbod
te verduurzamen. De verduurzaming van de verpakkingenketen speelt hierin een voorname
rol als een van de prioritaire productketens met onder andere een inzet gericht op
hergebruik, recyclebaarheid en recycling en toepassing van recyclaat.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel. Het voorstel brengt diverse verbeteringen met
zich mee, zoals het actualiseren van de regelgeving, waardoor ook rekening kan worden
gehouden met innovatievere producten en duurzame nieuwe praktijken en de overlap tussen
EU-wetgeving wordt verminderd. Het kabinet steunt deze verbeteringen. De baten wegen
ruim op tegen de kosten die met de aanpassingen gepaard gaan. Het voorstel zorgt ervoor
dat de regels van de Unie die specifiek gelden voor detergentia, een aanvulling blijven
op de algemene voorschriften die van toepassing zijn op chemische stoffen die in de
EU in de handel worden gebracht, waaronder met name de CLP-verordening en de REACH-verordening17. De door de Commissie gekozen voorkeursoptie heeft ook de voorkeur van het kabinet.
Het kabinet verwelkomt de mogelijkheid die wordt ingevoerd om het toepassingsgebied
in de toekomst uit te breiden tot de biologische afbreekbaarheid van stoffen en mengsels
in detergentia. Het verminderen van de belasting van het milieu door fosfaat uit wasmiddelen
heeft bijgedragen aan het verlagen van de concentraties fosfaat in het oppervlaktewater,
wat in lijn is met de doelen inzake de goede chemische en ecologische toestand van
oppervlaktewateren (vastgesteld in het kader van de Kaderrichtlijn Water18), en vormt een aanvulling op bestaande EU-regelgeving (waaronder de Richtlijn voor
de behandeling van stedelijk afvalwater19). Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen erop inzetten om fosfaten in wasmiddelen
te verbieden als alternatieven beschikbaar zijn in lijn met de ambitie om te komen
tot een nulverontreiniging. Het kabinet is van mening dat het van belang is om op
EU-niveau de gevaren- en risicobeoordeling van microbiële detergentia goed in te richten,
zodat geen onacceptabel risicovolle producten op de markt komen zonder deugdelijke
toetsing en deze producten veilig kunnen worden gebruikt voor consument en werker.
De REACH- en CLP-verordening zijn op deze detergentia niet van toepassing, omdat micro-organismen
buiten de scope van deze regels vallen. Hierdoor zijn onder andere de reguliere registratie
en gevarenindeling niet van toepassing op microbiële detergentia. Het kabinet zet
in op het uitvoeren van een gevaar- en risicobeoordeling bij het gebruik van micro-organismen
in detergentia, ter bescherming van mens, veiligheid op de werkplek en milieu, en
het borgen van het markttoezicht.
Het kabinet verwelkomt de aandacht voor navulverkoop, daar deze ontwikkeling bijdraagt
aan vermindering van verpakkingsafval. Het kabinet zal zich in de onderhandelingen
inspannen voor goede afstemming tussen deze ontwikkeling en de ontwikkelingen bij
de onderhandelingen over de Cosmetica-verordening en de CLP-verordening, waar navulverkoop
voor een aantal gevarenklassen wordt verboden of, vanwege sterk geconcentreerde mengsels,
strengere eisen moeten worden gesteld aan de etikettering.
Het kabinet is voorstander van het verplicht stellen van een digitaal productpaspoort
voor detergentia en oppervlakte-actieve stoffen. Het kabinet zal erop inzetten dat
de bepalingen over het productpaspoort overeenkomen met de bepalingen hierover in
de Verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten. Dit is
van belang om de samenhang tussen EU-wetgeving te borgen en de lasten voor het bedrijfsleven
te beperken.
Zo is het van groot belang dat tijdens de onderhandelingen helder wordt welk aangiftesysteem
gebruikt moet worden voor detergentia met een productpaspoort. Cruciaal hierbij is
of goederen waarvoor een digitaal paspoort van toepassing is, valt onder de verboden
en beperkingen zoals vastgesteld voor e-commerce. Voor wat betreft de handhaafbaarheid
is het van belang dat de douanetaak helder in het voorstel is omschreven en dat de
terminologie van het voorstel aansluit bij de terminologie van het Douanewetboek van
de Unie en het kader dat wordt gesteld voor toezicht in de markttoezichtverordening20.
Het kabinet hecht eraan dat de voorgestelde maatregelen in lijn zijn met internationale
verplichtingen, waaronder de multilaterale handelsafspraken in de akkoorden van de
Wereldhandelsorganisatie (WTO). De voorgestelde maatregelen (productpaspoort) zijn
van toepassing op producten die op de interne markt geplaatst worden zonder onderscheid
tussen producten uit de EU-lidstaten en geïmporteerde producten uit derde landen,
zoals in lijn is met het non-discriminatiebeginsel. De maatregelen mogen handel niet
meer beperken dan nodig is om de doelstellingen van publieke gezondheid en bescherming
van het milieu te behalen.
Implicaties voor brede welvaart
Met de Motie Van Raan21 is verzocht om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met
welvaart in brede zin. Het kabinet kijkt hierbij naar vier aspecten: kwaliteit van
leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de kosten- en batenverdeling. Ten aanzien van het voorstel worden de effecten
op alle vier de aspecten door het kabinet als positief beoordeeld. De voorgestelde
bepalingen zien op het verbreden van de werkingssfeer door rekening te houden met
innovatieve producten (toepassen van microbiële detergentia), en duurzamere gebruiken
(navulverkoop) en het verbeteren van de efficiëntie voor informatievereisten (verminderen
overlappingen regelgeving etikettering). De vereisten inzake biologische afbreekbaarheid
dragen bij aan de bescherming van mens en milieu, en de kwaliteit van leven. De beperkingen
op het gehalte aan fosfaten en fosforverbindingen dragen bij aan het verminderen van
het gebruik van fosfaat, een kritische grondstof, en de bescherming van het milieu
(vermindering eutrofiëring) en vermindering van de grensoverschrijdende milieubelasting.
Het gebruik van navulverpakkingen zal de hoeveelheid verpakkingsafval verminderen.
Als op EU-niveau de gevaar- en risicobeoordeling van microbiële detergentia goed wordt
ingericht draagt dit bij aan een betere bescherming van gezondheid, veiligheid en
milieu. De kosten die zijn geschetst door de Commissie zullen met name bij de industrie
komen te liggen, terwijl de baten de burger en het milieu ten goede komt.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het krachtenveld in de Raad is nog niet duidelijk op dit moment.
Het Europees Parlement hecht waarde aan de bescherming van de mens en het milieu.
Het onderhavig voorstel is belegd bij het Comité Milieu, Volksgezondheid en Voedselveiligheid
(ENVI) van het Europees Parlement. Daarbij is Manuela Ripa (EVA/Groenen) aangewezen
als rapporteur voor het ENVI-Comité en Maria de Graça Carvalho (EVP) als rapporteur
voor de opinie namens het Comité Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO).22 Martin Hojsik (RENEW) en Maria Arena (S&D) zijn aangewezen als schaduwrapporteur
namens het ENVI-Comité. Catharina Rinzema (VVD) en Malte Gallée (de Groenen) zijn
aangesteld als schaduwrapporteur namens het opinie IMCO-Comité.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid van dit voorstel is positief. Het
voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Artikel 114 VWEU geeft de EU de bevoegdheid
tot het vaststellen van maatregelen op het terrein van de instelling en de werking
van de interne markt. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag, omdat het
voorstel uniforme eisen stelt aan het op de markt brengen van detergentia. Op het
terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en
de lidstaten op grond van artikel 4, tweede lid, onder a, VWEU.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet over de subsidiariteit van dit voorstel is positief. Het
voorstel heeft tot doel om de regels voor de etikettering van detergentia te actualiseren
en de handhaving te versterken zodat alle detergentia en oppervlakte-actieve stoffen
die op de markt van de Unie worden gebracht aan de voorschriften voldoen. De onderwerpen
die in het voorstel worden behandeld hebben een EU-brede dimensie. Dit betreft zowel
de bescherming van gezondheid en milieu, als problemen vanwege de complexiteit van
regelgeving voor chemische stoffen en de etikettering. Het voorstel draagt bij aan
een goed functionerende eengemaakte markt en digitalisering en is volgens het voorstel
van de Commissie in overeenstemming met de prioriteiten en huidige tendensen inzake
«digitaal is de norm»23. De herziening versterkt de harmonisatie van producteisen en het waarborgen van het
vrije verkeer van detergentia. Hierdoor zijn op EU-niveau geharmoniseerde regels wenselijk.
Daarnaast hebben aspecten van de verordening op het gebied van bescherming van de
menselijke gezondheid en het milieu een grensoverschrijdende dimensie. Deze doelstellingen
kunnen niet in die mate door de afzonderlijke lidstaten worden bereikt, en kunnen
beter door de EU worden bereikt. EU-optreden is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit van dit voorstel is positief.
Het voorstel heeft tot doel om de regels voor de etikettering van detergentia te actualiseren
en de handhaving te versterken zodat alle detergentia en oppervlakte-actieve stoffen
die op de markt van de Unie worden gebracht aan de voorschriften voldoen. Het voorgestelde
optreden is geschikt om bij te dragen aan een goed functionerende eengemaakte markt,
omdat een EU-markt voor detergentia alleen gewaarborgd kan blijven door geharmoniseerde
vereisten te herzien op basis van nieuwe ontwikkelingen. Het voorstel gaat daarnaast
niet verder dan noodzakelijk. Het aanpassen van de voorschriften voor het op de markt
brengen van detergentia aan nieuwe marktontwikkelingen en het verbeteren van de efficiëntie
van informatievereisten zal tot een aanzienlijke efficiëntiewinst leiden voor zowel
de markttoezicht- als de douaneautoriteiten, zonder het bedrijfsleven met onevenredige
kosten te belasten.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Op basis van het impact assessment voorziet de Commissie geen consequenties voor de
EU-begroting. Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde middelen gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting
2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
De Commissie geeft in het impact assessment aan dat een geringe verhoging van de handhavingskosten
wordt voorzien vanwege de toevoeging van voorschriften voor de navulverkoop. De Commissie
geeft aan dat in de Impact Assessment voor de CLP-verordening de kosten van een handhavingsactie
worden geschat op 25.000 euro per handhavingsactie per jaar in de EU24. De Commissie verwacht niet dat e specifiek voor navulverpakkingen een handhavingsactie
zal worden georganiseerd. In het algemeen verwacht de Commissie een voordeel vanwege
de vereenvoudigde en digitale etiketten, waardoor handhaving makkelijker wordt (online
informatie is makkelijker te vinden en te doorzoeken).25 Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)
departement(en).
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Voor het bedrijfsleven (groot en klein) verwacht de Commissie een besparing van meer
dan 10 miljoen euro per jaar. Voor de detergentia-industrie in de hele EU wordt in
totaal zo'n € 400.000 aan eenmalige inwerkkosten verwacht als gevolg van de herziene
verordening (4 werkuur per bedrijf à € 25,70 per uur, bij 3.877 bedrijven). Om ervoor
te zorgen dat microbiële detergentia veilig zijn voor gebruik op basis van de gestelde
vereisten voor risicobeheer, brengt dit kosten met zich mee voor fabrikanten van deze
producten (meestal mkb). Deze kosten bedragen naar verwachting maximaal van € 200.000
per bedrijf per jaar. De Commissie stelt dat vanuit de sector is aangegeven dat deze
kosten aanvaardbaar zijn. Het vaststellen van gestandaardiseerde criteria, het verduidelijken
van de vereisten voor microbiële detergentia en de mogelijkheid van navulverkoop zal
de vergroening binnen deze sector vergemakkelijken, terwijl er tegelijkertijd voor
gezorgd wordt dat innovatie niet wordt belemmerd. Voor fabrikanten die er vrijwillig
voor kiezen, kan het aanpassen van de bestaande websites aan digitale etikettering
beperkte kosten met zich meebrengen. Uitgangspunt bij de onderhandelingen die raken
aan regeldruk is een hoog productveiligheidsniveau met inachtneming van een zo laag
mogelijke administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Volgens de Commissie
zijn er geen administratieve kosten voor burgers.26 Het kabinet onderschrijft dit.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel schrapt, in lijn met Besluit verhandelen producten in de EU27, de verplichting voor fabrikanten om in de EU gevestigd te zijn. Voorts wordt de
verplichte betrokkenheid van erkende laboratoria afgeschaft. Fabrikanten van buiten
de EU moeten een gemachtigde aanwijzen in de Unie die namens hen specifieke taken
uitvoert. Ook fabrikanten van buiten de EU de conformiteit van detergentia en oppervlakte-actieve
stoffen moeten beoordelen om te waarborgen dat zij voldoen aan de voorschriften in
de verordening. De duidelijke en geharmoniseerde vereisten zullen volgens de Commissie
bijdragen aan een gelijk speelveld voor producenten en een gezonde concurrentie verzekeren,
en daarmee een positief effect op de concurrentiekracht hebben.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De huidige Verordening over detergentia uit 2004 wordt geeffectueerd door het Besluit
detergentia milieubeheer, de Wet milieubeheer, en de Wet economische delicten. Het
Besluit detergentia milieubeheer is gebaseerd op de Wet milieubeheer.
Voor een juiste effectuering van de verordening zal het Besluit detergentia milieubeheer
moeten worden gewijzigd. Een wijziging van dit besluit zal in het kader van een voorhangprocedure
aan de Kamers worden voorgelegd en zal na de vaststelling niet eerder in werking treden
dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze is geplaatst
(voorhang- en nahangprocedure). De wijziging zal ongeveer twee jaar in beslag nemen.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
In artikel 26 van het voorstel wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om op verschillende
onderwerpen gedelegeerde handelingen vast te stellen.
Het voorstel voorziet in de toekenning van bevoegdheden aan de Commissie om de informatie
die in het productpaspoort moet worden opgenomen aan te passen aan technische, wetenschappelijke
en digitale ontwikkelingen (artikel 26, eerste lid). Ook kent het de Commissie de
bevoegdheid toe om de informatie die moet worden opgeslagen in het register voor duurzame
producten te wijzigen (artikel 26, tweede lid), om te bepalen welke aanvullende informatie
in dat register door de douaneautoriteiten moet worden gecontroleerd (artikel 26,
derde lid), en om een lijst van codes van de gecombineerde nomenclatuur en van productbeschrijvingen
van detergentia en oppervlakte-actieve stoffen als bijlage bij te voegen bij de verordening
(artikel 26, vierde lid). Daarnaast is de Commissie bevoegd bijlagen I tot en met
VII aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang (artikel 26,
vijfde lid), specifiek het vaststellen van criteria voor biologische afbreekbaarheid
(artikel 26, zesde lid) en het aanpassen van de grenswaarde van allergene geurstoffen
(artikel 26, zevende lid). Tot slot dient de Commissie specifieke vereisten voor de
digitale etikettering van detergentia vast te stellen (artikel 26, achtste lid), en
is de Commissie bevoegd de etiketteringsinformatie die marktdeelnemers alleen digitaal
mogen verstrekken aan te passen technische, wetenschappelijke en digitale ontwikkelingen
(artikel 26, negende lid).
Delegatie naar de Commissie in alle bovengenoemde gevallen is mogelijk, omdat de gedelegeerde
handelingen geen essentiële onderdelen van het voorstel regelen. De toekenning van
een delegatiebevoegdheid ligt voor de hand, omdat het gaat om bevoegdheden tot aanvulling
of wijziging van de verordening. Het kabinet is positief over de wenselijkheid van
de bevoegdheidstoekenning op bovengenoemde onderwerpen, omdat die de benodigde snelheid
en flexibiliteit voor aanpassingen aan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
Artikel 27 bakent de gedelegeerde bevoegdheid procedureel af overeenkomstig de afspraken
uit het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 tussen het Europees Parlement,
de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven. De gedelegeerde
bevoegdheid geldt voor onbepaalde tijd, waarbij het Europees Parlement en de Raad
een intrekkingsrecht hebben, een recht van bezwaar hebben, en de Commissie verplicht
is tot het raadplegen van door elke lidstaat aangewezen deskundigen. Het kabinet is
geen voorstander van het toekennen van gedelegeerde bevoegdheden voor onbepaalde tijd
en zal er tijdens de onderhandelingen op inzetten dat de bevoegdheid voor bepaalde
tijd gaat gelden, met stilzwijgende verlenging.
Het voorstel geeft de Commissie daarnaast bevoegdheden om uitvoeringshandelingen vast
te stellen in de artikelen 18, 23 en 24. De Commissie dient de specifieke en technische
voorschriften voor het productpaspoort te bepalen (artikel 18, negende lid). In het
kader van de vrijwaringsprocedure moet de Commissie via een uitvoeringshandeling bepalen
of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is (artikel 23, eerste lid).
Ook bepaalt de Commissie via een uitvoeringshandeling of een nationale maatregel al
dan niet gerechtvaardigd is wanneer de nationale maatregel genomen is op verzoek van
een markttoezichtautoriteit die heeft geconcludeerd dat een conforme detergens of
stof een risico voor de gezondheid en het milieu inhoudt (artikel 24, vierde lid).
De uitvoeringshandelingen regelen geen essentiële onderdelen van het voorstel. De
toekenning van uitvoeringsbevoegdheden is daarmee mogelijk. De keuze voor uitvoeringsbevoegdheden
ligt voor de hand, omdat het gaat om handelingen die ertoe leiden dat de verordening
volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd, en om maatregelen gericht tot een
lidstaat. De toekenning van deze uitvoeringsbevoegdheden is ook wenselijk, omdat hiermee
niet de gewone wetgevingsprocedure hoeft te worden belast, waardoor de benodigde snelheid
voor de uitvoering van de verordening mogelijk wordt gemaakt. Het kabinet kan daarom
instemmen met de toekenning van deze uitvoeringsbevoegdheden.
Artikel 18, negende lid (het bepalen van specifieke en technische voorschriften voor
het productpaspoort), gelezen in samenhang met artikel 28, tweede lid, bepaalt dat
de uitvoeringshandelingen wordt vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure
zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/201128. De keuze voor de onderzoeksprocedure bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen
acht het kabinet geschikt omdat het hier gaat om handelingen van algemene strekking
(zie art. 2, tweede lid, onder a, van Verordening (EU) 182/2011). Voor de uitvoeringshandelingen
van artikelen 23, eerste lid en 24, vierde lid (besluiten over nationale maatregelen)
is geen comitéprocedure vastgesteld, wat erop duidt dat het hier gaat om zelfstandige
uitvoeringshandelingen voor de Commissie, waarbij de lidstaten geen controlerende
rol hebben. De artikelsgewijze toelichting op het voorstel (Hoofdstuk VII) geeft daarvoor
als reden de «bijzondere en technische aard» van deze uitvoeringshandelingen. Het
verlenen van zelfstandige uitvoeringsbevoegdheden is voor Nederland in dit geval niet
acceptabel, omdat de inhoud van de uitvoeringshandelingen gezondheids- of milieurisico’s
betreft. Het kabinet zal er tijdens de onderhandelingen op inzetten dat voor de uitvoeringshandelingen
van artikelen 23, eerste lid en 24, vierde lid, wel een comitéprocedure wordt vastgesteld.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het kabinet zet zich in voor voldoende tijd voor de uitvoering, met name voor ICT-aanpassingen,
en zet in op een haalbare termijn voor wat betreft de inwerkingtreding, voor het kabinet
een essentieel aspect van het voorstel, ook gezien de aanpassingen die moeten gebeuren
voor de uitvoerings- en handhavingsmaatregelen. Hierdoor draagt het kabinet er zorg
voor dat het voorstel handhaafbaar en uitvoerbaar is, zodat markttoezichthouders en
douaneautoriteiten hun taken makkelijker kunnen uitvoeren. De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
zijn namelijk cruciaal voor de effectiviteit van het voorstel.
Op basis van artikel 35 van het voorstel is de herziene Verordening Detergentia van
toepassing 30 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening (waarbij
de verordening in werking treedt op de twintigste dag na publicatie in het Publicatieblad
van de EU). Deze termijn acht het kabinet haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In de artikelen 31 en 32 van het voorstel is voorzien in rapportages van de Commissie
over de toepassing van de gewijzigde Verordening Detergentia. In de rapportages komen
onder meer aan de orde het behalen van de doelstellingen, de effecten op kleine en
middelgrote bedrijven, en de effecten op bedrijven die microbiële detergentia produceren.
Deze rapportages zullen 5 respectievelijk 3 jaar na inwerkingtreding van de Verordening
worden uitgebracht. Het kabinet acht deze evaluatie en de timing ervan wenselijk,
omdat deze periodes voldoende tijd bieden om van de ervaringen met de verordening
te leren.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Toezicht op en handhaving van de gestelde voorschriften op basis van de Verordening
Detergentia wordt uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Daarnaast
zijn ook de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en ambtenaren van de Nederlandse
Arbeidsinspectie (NLA) genoemd in het Besluit aanwijzing VROM-regelgeving29.
Op basis van het voorstel krijgt de Douane een rol in het verifiëren van het productpaspoort
voor detergentia die ten invoer worden aangegeven voor de Europese markt; dit zal
moeten worden ingeregeld. In het kader van uitvoerbaarheid is van belang te zorgen
voor een uitvoerbaar voorstel dat geen onevenredige belasting oplevert voor de Douane.
Dit gezien de reeds bestaande uitdagingen op het gebied van nieuwe Europese wetgeving.
In dit kader is het specifiek relevant te voorkomen dat een opeenstapeling van (kleine)
ICT-aanpassingen (in verschillende voorstellen) toch kunnen leiden tot een te grote
impact. Dit is specifiek relevant in het kader van ICT-aanpassingen. Voor wat betreft
de inrichting van de controles door de Douane op het productpaspoort loopt het voorliggende
voorstel mee in bestaande ICT-initiatieven die volgen uit de Single Window verordening30. In het realiseren van de douanecontroles op het productpaspoort is de Europese Commissie
verantwoordelijk voor de ontwikkeling en bouw van het centraal register en de koppeling
van dit register aan Single Window. De Douane is daarbij verantwoordelijk voor de
koppeling tussen Single Window en de nationale douanesystemen. Vanuit de Single Window
verordening is de Douane reeds verplicht om deze koppeling in te regelen voor gelijksoortige
automatische controles op basis van andere EU-wetgeving. Hierdoor is vooralsnog de
inschatting dat de aanvullende ICT-aanpassingen vanuit voorliggend voorstel voor de
Douane beperkt zijn en daarmee uitvoerbaar.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel heeft geen specifiek effect op ontwikkelingslanden anders dan de effecten
op derde landen in het algemeen zoals aangegeven onder 5d.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken