Brief regering : Voortgang Kabinetsreactie Capaciteitsplan 2024-2027
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 553
                   BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR
               EN WETENSCHAP
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2023
Op 13 juni 2023 ontving uw Kamer de kabinetsreactie op het Capaciteitsplan 2024–2027
                  van het Capaciteitsorgaan zorgopleidingen van 12 januari 2023. Hierin schetsten wij
                  de opvolging van de adviezen van het Capaciteitsorgaan voor de instroom in de medische
                  en de (aanverwante) vervolgopleidingen. Dit is urgent en nodig, want de vraag naar
                  zorg zal in de toekomst toenemen. Daarom benadrukken wij nogmaals dat het belangrijk
                  is dat er voldoende zorgmedewerkers worden opgeleid om aan de toekomstige zorgvraag
                  te kunnen voldoen. We zetten ons in om voldoende opleidingsplekken beschikbaar te
                  stellen.
               
Inhoud van deze brief
Het Capaciteitsorgaan raamt onder andere enkele initiële opleidingen waar een numerus
                     fixus voor geldt. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie van 13 juni jl.1 volgen wij de adviezen van het Capaciteitsorgaan zoveel mogelijk op, mits dat financieel
                     inpasbaar en haalbaar is voor de sector (voldoende belangstelling en toereikende opleidingscapaciteit).
                     Binnen dat uitgangspunt is afgelopen zomer besloten het voorkeursadvies voor een aantal
                     initiële opleidingen volledig op te volgen (Physician Assistant, Verpleegkundig Specialist, Mondzorgkunde) en voor een aantal initiële opleidingen een stap dichterbij het advies van het Capaciteitsorgaan
                     te zetten (Geneeskunde en Tandheelkunde). Dit hangt vooral samen met het grote tekort aan tandartsen en tandheelkundige zorgverleners,
                     een tekort dat in de toekomst alleen maar zal toenemen. Deze brief gaat in op de uitvoering
                     van de voornoemde kabinetsreactie en de consequenties voor de opleidingen Geneeskunde,
                     Tandheelkunde, Physician Assistant (PA), Verpleegkundig Specialist (VS) en Mondzorgkunde2. De stappen die wij nu zetten betreffen de uitvoering van de kabinetsreactie van
                     13 juni jl. en bevatten geen nieuw beleid. Tijdige uitvoering van deze kabinetsreactie
                     – voor het studiejaar 2024–2025 begint – vergt dat de bekostiging voor Geneeskunde
                     wordt bijgesteld in lijn met de kabinetsreactie, omdat hiermee de dekking wordt gevonden
                     voor uitbreiding van de andere in deze brief genoemde opleidingen, en omdat in het
                     kader van budgetneutraliteit de kost voor de baat uit gaat.
                  
Ook geven wij in deze brief duiding aan het onderzoek dat is uitgevoerd door de Commissie
                     Onderzoek Verkorting Opleiding (hierna: de Commissie). Deze Commissie, bestaand uit
                     de opleiders tandheelkunde en de KNMT, heeft op verzoek van de Ministeries van VWS
                     en OCW de werkhypothese onderzocht dat het terugbrengen van de opleidingsduur tandheelkunde
                     van zes naar vijf jaar op een verantwoorde manier mogelijk is. Het verkorten van de
                     opleidingsduur Tandheelkunde is in de kabinetsreactie van 13 juni jl. gekoppeld aan
                     het verhogen van de instroom in deze opleiding tot het minimumadvies van het Capaciteitsorgaan.
                  
Uitvoering beleid kabinetsreactie
Het Capaciteitsorgaan adviseert voor de opleiding Geneeskunde (basisarts) een maximale
                  instroom van 2850 plaatsen per jaar, waar de bekostiging voor deze initiële opleiding
                  momenteel 3050 plaatsen per jaar (inclusief zijinstroom) bedraagt. Voor Tandheelkunde
                  adviseert het Capaciteitsorgaan in het voorkeursadvies 375 plaatsen per jaar, met
                  een minimumadvies van 345 plaatsen per jaar. Op dit moment bedraagt de bekostiging
                  voor deze opleiding 259 plaatsen. Voor de hbo-opleiding Mondzorgkunde is het advies
                  van het Capaciteitsorgaan 353 opleidingsplaatsen (een uitbreiding met 19 plaatsen).
                  Voor PA adviseert het Capaciteitsorgaan een uitbreiding met 36 naar 286 opleidingsplaatsen.
                  Voor VS-GGZ3 een uitbreiding met 68 naar 248 opleidingsplaatsen en voor VS AGZ4 een uitbreiding met 104 naar 474 opleidingsplaatsen.
               
In het kort omvat de uitvoering van het beleid in de kabinetsreactie de volgende stappen:
• Het verkorten van de opleidingsduur Tandheelkunde van zes naar vijf jaar, wat leidt
                           tot een volwaardige BIG registratie na vijf jaar met zelfstandige bevoegdheid om voorbehouden
                           handelingen uit te mogen voeren. Dit levert ruimte voor het verhogen van de instroom
                           in deze initiële opleiding met 50 plaatsen per jaar om zo het tekort aan tandartsen
                           te bestrijden.
                        
• Het aanvullend ophogen van de opleiding Tandheelkunde met 36 plaatsen, tot aan het
                           minimumadvies van het Capaciteitsorgaan van 345 plaatsen per jaar (totaal + 86). Dekking
                           voor deze 36 aanvullende plaatsen per jaar wordt gevonden in een verlaging van de
                           instroom in de opleiding Geneeskunde met 31 plaatsen per jaar.
                        
• Ophoging van de instroom in de opleidingen PA, VS en Mondzorgkunde met respectievelijk
                           36, 172 en 19 plaatsen per jaar. Dekking hiervoor wordt gevonden in een verlaging
                           van de instroom in de opleiding geneeskunde met 35 plaatsen per jaar5.
                        
• Bovenstaande stappen betekenen een totale verlaging van de instroom in de opleiding
                           geneeskunde met 66 plaatsen. Dit is een behoedzame, beperkte verlaging gegeven het
                           advies van het Capaciteitsorgaan, dat spreekt van een «reservoir» aan basisartsen,
                           terwijl doorstroom naar de in de zorg belangrijke tekortberoepen zoals huisartsgeneeskunde
                           achterblijft. Met de verlaging van 66 opleidingsplaatsen voor Geneeskunde wordt beter
                           aangesloten bij het advies van het Capaciteitsorgaan en ligt het aantal opleidingsplaatsen
                           nog steeds ruim boven het advies.
                        
• Voor hbo-opleiding Mondzorgkunde wordt vanaf het studiejaar 2025–2026 stapsgewijs
                           toegewerkt naar het advies van het Capaciteitsorgaan: 353 opleidingsplaatsen (een
                           uitbreiding met 19 plaatsen).
                        
• Voor de geadviseerde verhoging van de instroom bij PA en VS wordt – net als bij Mondzorgkunde
                           – vanaf het studiejaar 2025–2026 gefaseerd (in twee jaar) toegewerkt naar het voorkeursadvies.
                           Voor PA betekent dit een uitbreiding met 36 naar 286 opleidingsplaatsen; voor VS-GGZ
                           een uitbreiding met 68 naar 2486 opleidingsplaatsen en voor VS AGZ een uitbreiding met 104 naar 474 opleidingsplaatsen.
                        
Voor deze opleidingsplaatsen ontvangen de instellingen variabele bekostiging (per
                  student en diploma). De opleidingen Geneeskunde en Tandheelkunde worden bekostigd
                  op basis van het toptarief in het verdeelmodel. Omdat het hier gaat om zeer kostbare
                  opleidingen benutten de betrokken instellingen voor deze opleidingsplaatsen aanvullend
                  middelen uit de vaste voet. Instellingen stellen jaarlijks zelf een numerus fixus
                  (capaciteitsfixus) vast op basis van de beschikbare middelen. Wij hebben de decanen
                  van de geneeskundeopleidingen, in de periode tussen de kabinetsreactie van 13 juni
                  jl. en de wettelijke publicatiedatum voor de numerus fixus van 1 december jl., meermaals
                  verzocht de verdeling van de genoemde verlaging met 66 plaatsen over de acht geneeskundeopleidingen
                  ter hand te nemen. Dat wil zeggen dat zij in onderling overleg tot actuele numeri
                  fixi komen. Zij hebben ervoor gekozen de fixi voor deze opleidingen per 1 december
                  2023 niet aan te passen. Deze keuze vinden wij onverstandig, enerzijds met oog op
                  het advies van het Capaciteitsorgaan dat een verlaging adviseert en anderzijds omdat
                  het advies van het Capaciteitsorgaan aanleiding heeft gegeven om het budget bij te
                  stellen en de instellingen daarom een financieel risico lopen. Voortvloeiend uit hierboven
                  beschreven kabinetsreactie zullen de betrokken instellingen voor in totaal 66 studenten
                  Geneeskunde worden gekort op hun vaste voet7.
               
Onderzoek Commissie Verkorting Opleiding Tandheelkunde
Op verzoek van de Ministeries van VWS en OCW heeft de Commissie in de periode tussen
                  eind september en medio november de volgende hypothese getoetst: «het terugbrengen
                  van de opleidingsduur van zes naar vijf jaar is op een verantwoorde manier mogelijk.»
                  Vooraf is hiertoe een aantal onderzoeksvragen geformuleerd met als doel inzichtelijk
                  te krijgen hoe een vijfjarige opleiding eruit zou kunnen zien, welke elementen er
                  dan verloren zouden gaan ten opzichte van de huidige zesjarige opleiding en welke
                  consequenties dit heeft. Op 15 november 2023 heeft de Commissie haar verslag aangeboden
                  aan de Minister van OCW en de Minister van VWS. De Commissie stelt dat het terugbrengen
                  van de opleidingsduur Tandheelkunde van zes naar vijf jaar niet op een kwalitatief
                  verantwoorde manier mogelijk is. De Commissie stelt dat afgestudeerden van een vijfjarige
                  opleiding niet het competentieniveau zullen bereiken dat aansluit op de professionele
                  standaard, met als gevolg: risico’s voor de kwaliteit, de veiligheid en de kosteneffectiviteit
                  van de zorg. Daarnaast zullen afgestudeerden van een vijfjarige opleiding volgens
                  de Commissie niet voldoen aan het wetenschappelijk niveau dat past bij een academische
                  masteropleiding. Een vergelijking van de duur van de opleiding Tandheelkunde met andere
                  landen van de EU/EER is volgens de Commissie niet te maken, doordat van land tot land
                  wettelijke kaders, scholing en zorgverlening sterk verschillen. De Commissie komt
                  tot de conclusie dat een verkorting van de opleiding Tandheelkunde van zes naar vijf
                  jaar alleen mogelijk is door na het afstuderen een verplicht praktijkervaringsjaar
                  en een aanvullend scholingsprogramma te doorlopen, waarbij de verkorte opleiding basistandartsen
                  aflevert met een BIG-registratie onder voorbehoud.
               
Wij zijn de Commissie zeer erkentelijk voor het verslag dat binnen een kort tijdsbestek
                     is opgeleverd. Wij hebben de analyses uit het verslag meegenomen in het vervolgproces.
                     Onze uitgangspunten bij dit vervolgproces zijn:
                  
− De urgentie om snel meer tandartsen in de praktijk werkzaam te krijgen;
− Voldoen aan de budgettaire kaders zoals hiervoor beschreven;
− Voldoen aan de EU minimumeisen.
Ten aanzien van de EU minimumeisen en in de vergelijking met omringende landen hebben
                  wij een andere opvatting dan de Commissie. Volgens de toepasselijke EU-richtlijn8 is de minimumduur voor de opleiding tandheelkunde vijf jaar. Het EU-recht gaat er
                  dus vanuit dat de afgestudeerde tandarts na vijf jaar zowel theoretisch als praktisch
                  voldoende opgeleid moet kunnen zijn voor een verantwoorde uitoefening van het beroep.
                  Daarbij constateren wij dat een vijfjarige opleiding, ook zonder een zesde praktijkjaar,
                  in verschillende omringende EU-landen voorkomt en dat tandartsen die in het buitenland
                  zijn opgeleid vrijwel gelijk aan de slag kunnen in Nederland, ongeacht het verschil
                  in opleidingsduur.9 Uit het Capaciteitsplan 2024–2027 volgt dat het aantal buitenlands gediplomeerde
                  tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt de laatste jaren toeneemt. Deels neemt de
                  arbeidsmobiliteit binnen de EU-grenzen de afgelopen jaren toe voor tandartsen, deels
                  moeten we ook erkennen dat het feit dat al jaren onder het advies van het Capaciteitsorgaan
                  wordt opgeleid er ook toe leidt dat de vraag naar in het buitenland opgeleide tandartsen
                  groeit. Deze ontwikkeling vraagt ons om enerzijds meer aan te sluiten op de praktijk
                  van een vijfjarige opleiding, zoals we in omringende landen zien, en anderzijds om
                  de ruimte die hiermee ontstaat direct te benutten om het aantal opleidingsplaatsen
                  op de kortst mogelijke termijn uit te breiden. Uitbreiding van de opleidingsplaatsen
                  wordt daarbij gezien als een duurzame oplossing, mede gelet op het gegeven dat buitenlands
                  gediplomeerde tandartsen relatief snel weer vertrekken uit Nederland.10
Praktische ervaring
Een belangrijke vraag die speelt is welke praktische ervaring een beginnende tandarts
                  nodig heeft en wat er nodig is om de opgedane kennis en ervaring verder te beproeven
                  in de praktijk in de breedte van het vakgebied. Uiteraard is en blijft het zo dat
                  na afronding van de opleiding het nodig is de opgedane kennis en expertise meer en
                  meer in de praktijk te gaan toepassen en de nodige «vlieguren» te gaan maken. Het
                  is daarom denkbaar dat het zorgveld zelf organiseert dat startende tandartsen het
                  eerste jaar na de opleiding de ruimte krijgen in de breedte van het vakgebied extra
                  praktijkervaring op te doen. Hier kennen we in het zorgveld ook tal van voorbeelden
                  van, bijvoorbeeld medisch specialisten die na afronding van hun opleiding veelal eerst
                  als ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist) aan de slag gaan.
               
In het overleg met de tandheelkundige opleidingen en de KNMT is een variant voorgesteld
                  waarin de vijfjarige (bekostigde) opleiding wordt gevolgd door een praktijkjaar. Zoals
                  besproken, kunnen zij de aanbeveling van de Commissie om de vijfjarige opleidingsvariant
                  te laten volgen door bijvoorbeeld een zesde praktijkjaar zelf nader uitwerken. Uitgangspunt
                  hierbij is een ongeclausuleerde BIG registratie. Het systeem van de Wet BIG gaat er
                  vanuit dat men na het afronden van een opleiding de kennis en vaardigheden bezit die
                  voor een beginnend beroepsbeoefenaar nodig zijn om op een veilige en verantwoorde
                  manier als beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan. De tandheelkundige opleidingen en
                  de KNMT hebben de voorkeur uitgesproken om de zesjarige opleidingsduur te handhaven.
                  Hoewel dit zoals eerder gemeld niet onze voorkeur heeft zijn we bereid om een budgettair
                  neutraal voorstel van de sector hiertoe in overweging te nemen ter vervanging van
                  het huidige pad naar een vijfjarige opleiding toe. Dit vergt wel dat een voorstel
                  ons bereikt uiterlijk 1 februari 2024.
               
Vervolgstappen
Vanwege de maatschappelijke urgentie zal de budgetwijziging en de wijziging van de
                  Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), waarbij het aantal
                  studiepunten voor Tandheelkunde wordt gewijzigd, in gang worden gezet.
               
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  E.J. Kuipers
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
                  R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
